Plan: | Buitengebied Noord-Oost |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0200.bp1044-vas2 |
Het landschap is het resultaat van een voortdurende wisselwerking tussen de ondergrond, de waterhuishouding, flora en fauna en menselijke ingrepen in de loop der eeuwen. De ondergrond was in eerste instantie bepalend voor de opbouw van het landschap. Later drukte de mens steeds meer zijn stempel op het landschap.
De beschrijving en de analyse in deze paragraaf is als volgt onderverdeeld:
- de ondergrond;
- cultuurhistorie, archeologie;
- het huidige landschap.
Het plangebied bevindt zich in het overgangsgebied tussen de stuwwal van de oostelijke Veluwe aan de westzijde en het IJsselgebied aan de oostzijde. Het stuwwalcomplex van de Veluwe is ontstaan gedurende de voorlaatste ijstijd. In de tijden daarna waren met name de rivieren en het smeltwater verantwoordelijk voor de afzettingen; het smeltwater veroorzaakte grindige puinwaaiers, die zich aan de mondingen van de grote droogdalsystemen bevinden. In het plangebied komen ook dekzandruggen voor, die in de laatste ijstijd zijn ontstaan. Op enkele plekken is in deze periode ook veen gevormd. De dekzandruggen komen op veel plaatsen aan het oppervlak en is in langgerekte vlakke ruggen afgezet. Ze zijn vaak nog duidelijk in het terrein herkenbaar en liggen meestal westzuidwest-oostnoordoost. In de laaggelegen gebieden tussen de dekzandruggen is in het Holoceen veen gevormd. Door de IJssel is lokaal klei afgezet.
In geomorfologische opzicht beslaat het plangebied de overgangszone tussen de daluitspoelingswaaiers aan de westzijde en het IJsseldal aan de Oostzijde. Het grootste gedeelte van het reliëf wordt bepaald door de licht glooiende daluitspoelingsvlakte; hier en daar zijn ook dekzandruggen zichtbaar. Daarnaast komen afvoerloze laagten voor waarin zich lokaal veen bevindt (gebaseerd op: Rapportage van het Landschaps-ecologisch onderzoek in het gebied Beemte-Broekland-Woudhuis, gemeente Apeldoorn, december 1994).
Bodem
In het plangebied komen diverse bodemsubgroepen voor. Het betreft verschillende veengronden, verschillende eerdgronden, verschillende podzolgronden en vaaggronden.
Uitgangspunt voor het bestemmingsplan
Daar waar noodzakelijk wordt ter bescherming van bijzondere waarden een aanlegvergunning opgenomen in dit bestemmingsplan.
In het plangebied liggen diverse monumenten. Dit betreft onder andere enkele woonhuizen en panden op het landgoed 't Woudhuis. Voorbeelden zijn de boerderijen aan de Beemterweg 70, Broeklanderweg 21, het Woldhuis 13, 24 en 26 en Woudhuizerweg 64. Verder is op het landgoed 't Woudhuis onder andere de boswachterswoning, het landhuis 't Woldhuis en landhuis het Spikker aangewezen als monument (Bron: Cultuurhstorische analyse Apeldoorn Noord-Oost).
Bepaalde panden in het plangebied zijn aangewezen als karakteristiek bouwwerk. Dit is neergelegd in het rapport Ruimtelijke en cultuurhistorische waardering van de karakteristieke bebouwing in het bestemmingsplangebied 'Buitengebied Noordoost', Apeldoorn.
Karakteristieke panden zijn vanwege hun aanzienlijke cultuurhistorische en ruimtelijke waarde belangrijk om te behouden. Ze komen vooral vanwege aantasting op detailniveau niet in aanmerking voor de status van beschermd monument.
Uit het onderzoek komen de gebouwen met de volgende adressen naar voren als zijnde van een dermate hoge waarde (Hoge totaalwaarde) dat ze in aanmerking komen voor de aanduiding 'cultuurhistorische bouwwerken':
Op basis van de Cultuurhistorische beleidskaart (Nota I-cultuur, gemeente Apeldoorn) geldt in delen van het plangebied een hoge attentiewaarde. Hier is bij ruimtelijke ontwikkelingen cultuurhistorisch onderzoek verplicht. Centraal staat het streven naar behoud, herstel en versterking van cultuurhistorische waarden. Voor het overgrote deel van het plangebied geldt een gemiddelde attentiewaarde. Bij ruimtelijke ontwikkelingen is cultuurhistorisch bureauonderzoek verplicht. Afhankelijk van de resultaten kan volledig onderzoek worden verplicht. Centraal staat het streven naar behoud, herstel en versterking van cultuurhistorische waarden.
Cultuurhistorische ontwikkeling van het plangebied
Vanaf de veertiende eeuw kon het natte terrein zijn overtollige water beter kwijt en werd het aantrekkelijker voor ontginning. Dit kwam door bedijking van de IJssel, het vast- c.q. rechtleggen van de Grift en het graven van vier weteringen.
Na 1550 ontstond in het gebied ten oosten van Apeldoorn over de aanwezige grillig, oostwest verlopende zandruggen een slingerend wegenpatroon. Boeren vestigden zich verspreid in het gebied op deze hogere plekken waar de bodem en grondwaterstand het meest gunstig bleken voor landbouw. Op de hoge gronden rondom de boerderijen lagen bouwlandjes, afgewisseld met kleine hakhoutbosjes (geriefhout) en singels. Daarbuiten, op de lagere gronden, werden waar mogelijk de heidevelden omgevormd tot gras- en hooiland.
Rond 1748 is circa tweederde van de grondoppervlakte binnen het plangebied ontgonnen. Dwars door het gebied lopen de doorgaande routes vanuit Apeldoorn naar Deventer en Zutphen. De meest natte terreinen, de broekgebieden, zijn het laatst ontgonnen. Ten noorden en oosten van Beemte zijn, afwaterend op de Nieuwe Wetering, twee relatief grote ontginningsblokken aangelegd. Door rechtlijnigheid, een regelmatige geometrische verkaveling, onderscheiden deze eenheden zich duidelijk van de omliggende onregelmatige verkaveling op de hogere gronden. De ontginningsblokken zijn opgebouwd uit een korte stroken- en/of blokverkaveling, waarbij qua verkavelingsrichting een duidelijk onderscheid bestaat tussen de beide complexen.
Omstreeks het midden van de achttiende eeuw bestond het zuidelijkste deel van het plangebied nog uit onontgonnen moerassige bossen en natte heidevelden. Middenin in het veld staat dan één vrijstaand bouwwerk aangegeven met daarbij de naamsvermelding 'Woudhuis'. Verondersteld wordt dat het 'eenzame' gebouw de voorloper is van het landhuis 'Het Spikker' dat thans op deze plaats staat. Ten zuidoosten hiervan grenst een aanzienlijk groter bezit. Dit min of meer vierkante complex, bestaande uit een uitgebreide laanstructuur, bossen, landerijen, diverse boerderijen en in het centrum het hoofdhuis of -boerderij werd door aangeduid met 'Het Woudhuis'. Ten zuiden van de Zutphensestraat staat zelfs een derde huis met de gelijkluidende naam 'Het Woudhuis', als middelpunt van eveneens een fors ontginningscomplex. In 1832 werd dit aangeduid als 'Het Groote Woudhuis'. Eind negentiende eeuw werd op een nog onontgonnen stuk land het nieuwe landhuis 'Het Woldhuis' gesticht.
De lokale paden en wegen binnen het gebied zijn qua aantal en ligging sinds het midden van de negentiende eeuw nagenoeg ongewijzigd gebleven.
Gedurende de eerste helft van de twintigste eeuw zijn nagenoeg alle bospartijen in het noorden van het gebied verdwenen. Binnen het gebied resteert sindsdien alleen het bosgebied in de Woudhuizen. Een andere trend die is ingezet betreft de toename van het aantal (burger-)woningen. Vooral de belangrijkere ontsluitingswegen Broeklanderweg, Beemterweg, Drostendijk, Terwoldseweg en langs het Apeldoorns kanaal bleken aantrekkelijke vestigingsplaatsen. De bebouwing in de buurtschap Beemte, waar oorspronkelijk enkele boerderijen verspreid rond de enk stonden, verdubbelde met de toevoeging van woonhuizen, een nieuw kerkgebouw en een school. Deze tendens zette ook na 1950 door.
Cultuurhistorisch waardevol aan het landgoed is de ouderdom, zeldzaamheid en gaafheid van de gebouwen, wegen en waterlopen, tuin- en landschapselementen en de perceelsgrenzen. De lanen en houtwallen zijn eveneens waardevol. De opgave voor landgoed 't Woudhuis is het behoud en herstel van het landgoed en ontwikkeling van recreatie Inzet van beleid is het behoud van het onderscheid tussen de verschillende landgoederen. Van belang is verder het benadrukken van de binding met de Grote Wetering.
Nieuwe ontwikkelingen wat betreft combinaties met ecologie en recreatie zijn vanuit historisch perspectief goed mogelijk, wanneer de herkenbaarheid en leesbaarheid van het historische landschap intact blijven (Cultuurhistorische waardebepaling Landgoederen De Woudhuizen te Apeldoorn, SB4, december 2008).
Uitgangspunten voor het bestemmingsplan
Bij het opstellen en uitvoeren van ruimtelijke plannen wordt rekening gehouden met zowel de bekende als de te verwachten archeologische waarden. De gemeente Apeldoorn heeft de beleidskaart archeologie vastgesteld. Op deze kaart zijn de verwachtingswaarden weergegeven, evenals gegevens over bijvoorbeeld aanwezigheid van essen. Afhankelijk van de afzonderlijke trefkansen is bepaald welk beleid van toepassing is bij bodemingrepen.
Kaart op basis van beleidskaart archeologie gemeente Apeldoorn
Wettelijk beschermde archeologische monumenten (op grond van de Monumentenwet 1988) komen in het plangebied niet voor Dit zijn terreinen van zeer hoge archeologische waarde, wel ligt er een archeologisch monument op het terrein van het landgoed 't Woudhuis.
Terreinen met te beschermen archeologische waarden dienen in het bestemmingsplan te worden gekoppeld aan een beschermingsregeling die erin voorziet dat de waarden in acht worden genomen.
Uitgangspunt voor het bestemmingsplan
Het plangebied ligt tussen de Veluwe en de stuwwalrand en het IJsselgebied.
Het buitengebied Noord-Oost is in te delen in vier verschillende cultuurhistorische landschapstypen. Deze landschapstypen zijn:
1. Het (historische) landgoederenlandschap
Het gebied tussen de spoorlijn Apeldoorn-Deventer en de A1 kenmerkt zich door grote hoeveelheden aangeplant bos. Doordat deze bossen afgewisseld worden met open bouw- en graslanden heerst hier een aangename afwisseling van besloten en openheid van het landschap. Doordat er in dit gebied (historische) buitenplaatsen liggen en daardoor vele bomenlanen aangelegd zijn, heeft het gebied een monumentaal karakter. Door schaalvergroting is de overgang van het landgoederenlandschap naar het kampenlandschap verdwenen. Landschappelijke elementen, zoals bospercelen en houtwallen, zijn sterk in verval geraakt of geheel verdwenen. Het historische landgoederenlandschap is daardoor een zelfstandig, vrijliggend gebied geworden. Het is wenselijk deze overgang van het landgoederenlandschap naar het kampenlandschap weer vorm te geven. Dat houdt in, dat er in dit gebied aandacht geschonken moet worden voor extra aanplant van opgaand groen, zoals bomenlanen, houtwallen en bospercelen.
Grootschalige agrarische bedrijvigheid komt hier niet voor. Echter door de toenemende maat van bebouwingskavels en de verschraling van landschappelijke elementen (met name ten noorden van het historische landgoederenlandschap) dreigt de bebouwing beeldbepalend te worden. Het is belangrijk om bij een toenemende maat van bebouwingskavels ook landschappelijke structuren te realiseren waardoor de bebouwing beter opgevangen wordt.
Door toevoegen van landschappelijke structuren kan gewerkt worden aan landschapsherstel en de overgang van landgoederenlandschap naar kampenlandschap geleidelijker plaatsvinden.
2. Het kampenlandschap
Het Kampenlandschap is onder meer te vinden rontom de Beemterweg en de Deventerstraat. De onregelmatig gevormde kleine bouwlanden zijn karakteristiek voor dit landschap. Kenmerkend is het onregelmatige patroon van erven, bouwland en wei- en hooilanden met sterk gedefinieerde perceelsafscheidingen van opgaand groen. Het opgaande groen, in de vorm van houtwallen, hagen en singels doet dienst als veekering. Binnen dit patroon van lineaire beplantingselementen lagen ook bosvakjes (geriefhout). Door deze sterke landschappelijke structuur had de bebouwing een ondergeschikte beeldbepalendheid. Tegenwoordig zijn echter veel van deze landschappelijke elementen verloren gegaan, waardoor de bebouwing ogenschijnlijk vrij in het landschap ligt. De karakteristieke kleinschaligheid staat hier dan ook onder druk.
3. Het broekontginningenlandschap
Ten noorden en ten zuiden van de Beemterweg zijn, afwaterend op de Nieuwe Wetering relatief grote ontginningsblokken aangelegd. Door hun rechtlijnige, geometrische patroon onderscheiden deze eenheden zich duidelijk van de omliggende onregelmatige blokverkaveling van het kampenlandschap.
De ontginningsblokken zijn opgebouwd uit stroken- en blokverkavelingen en zijn haaks op de weteringen georiënteerd. De bebouwing is oorspronkelijk agrarische van aard, met op een dekzandrug (kampenlandschap) concentratie van woonbebouwing en aanvullende functies in de kern van 'De Beemte.'
De Beemterweg scheidt de twee broekontginningsgebieden van elkaar. Deze twee gebieden zijn echter wat betreft verschijningsvorm ook verschillend. Ten noorden van de Beemterweg speelt de openheid een belangrijke rol in de beleving van het landschap, terwijl ten zuiden van de Beemterweg een kleinschaliger karakter heerst. De smalle diepe percelen, aangezet met elzensingels benadrukken de kleinschaligheid. Terwijl ten noorden van de Beemterweg beplantingen vooral beperkt blijven tot laanbeplantingen en de weidsheid van het gebied kenmerkend is.
4. De hooilanden
Een relatief klein deel van het plangebied valt binnen het landschapstype 'hooilanden.' Dit betreft het gebied ten zuiden van de A1 Dit gebied wordt gekenmerkt door zijn natte karakter.
De wetering 'Groote Leigraaf' is prominent aanwezig en het grondwaterpeil staat hier zeer hoog. Daardoor zijn de gronden amper geschikt voor laten begrazen door vee en wordt het uitsluitend gebruikt om te maaien (hooiland).
De erven zijn aan een lint gelegen en hebben een vrij besloten karakter (door aanplant van erfafscheidingen en groen op de erven). Dit geeft een aangenaam contrast met de openheid van het (natte) landschap.
Watergangen
De weteringen zijn vanaf de veertiende eeuw gegraven, zij zorgen voor de afwatering van de lage gronden tussen de stuwwalflank en de IJssel. Het Apeldoorns kanaal is in de negentiende eeuw gegraven. De bruggen en brugwachterswoningen zijn in één stijl ontworpen. Het kanaal wordt omgeven door monumentale beplanting en vormt zo een verbinding tussen de stad en het buitengebied.
Gebruik
Het grootste deel van het gebied is in agrarisch gebruik. Hiervan is het overgrote deel in gebruik als grasland. Maïsakkers komen zowel in grote als in relatief kleine oppervlakten voor, met duidelijke concentraties op de wat hogere gronden (omgeving Broeklanderweg, Drostendijk en Deventerstraat).
Een enkele maal worden akkers met andere gewassen aangetroffen, zoals aardappels en voederbieten. Ook liggen er enkele kwekerijen. Rondom het landgoed 't Woudhuis overheerst bos. Nabij de viaducten over de A50 liggen enkele landschappelijke beplantingen en verder liggen er in het gebied enkele oude houtwallen. De agrarische bedrijfsgebouwen liggen verspreid door het gebied met een lichte concentratie op en rond de hogere gronden, zoals langs de Deventerstraat, Broeklanderweg en Drostendijk .
Groen en recreatieve verbindingen
Groene zwaartepunten in het agrarische gebied worden gevormd door het Weteringse Broek, de groene wiggen en het landgoed 't Woudhuis. Het Weteringse Broek zal zich in de komende jaren moeten ontwikkelen als groot groengebied, een combinatie van water, landbouwgebied, bos en recreatieve voorzieningen en recreatieve routes. In de omgeving van het landgoed 't Woudhuis wordt gestreefd naar uitbreiding van de typische landgoedstructuur van boselementen, open ruimtes en lanen. Het landgoed 't Woudhuis zal minder geïsoleerd komen te liggen. De snelwegen vormen na ontwikkeling van recreatieve verbindingen geen barrière meer (Bron: De Groene Mal van Apeldoorn).
Ontwikkelingen
Opgaven
Afbeelding Visie Weteringsebroek
Voor het landgoed 't Woudhuis wordt gestreefd naar uitbreiding van de landgoedstructuur, waardoor de recreatieve mogelijkheden aan de oostzijde van de stad worden uitgebreid.
In het Weteringse Broek worden grote natuureenheden ontwikkeld, zoals moerasbossen en zuiveringsmoerassen op de lage en natte delen. Tussen de nieuwe natuurgebieden blijven landbouwgronden gehandhaafd.
Uitgangspunten voor het bestemmingsplan