direct naar inhoud van 4.3 Natuurwaarden
Plan: Bestemmingsplan Deventerstraat - Laan van Zevenhuizen
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0200.bp1017-onh1

4.3 Natuurwaarden

4.3.1 Algemeen

Op 1 april 2002 is de Flora- en faunawet in werking getreden met daarin (voor wat betreft de soortenbescherming) de Europese richtlijnen, de Habitatrichtlijn en de Vogelrichtlijn, verwerkt.

Dit heeft tot gevolg dat vooraf de gevolgen van het nieuwe bestemmingsplan voor de eventueel aanwezige ecologische waarden moeten worden getoetst. Daarbij dient in de eerste plaats nagegaan te worden hoeverre de betreffende locatie in (de nabijheid van) een Speciale Beschermingszone ligt dan wel op een andere wijze sprake is van een planologische bescherming (bijvoorbeeld EHS-gebieden).

De Vogelrichtlijn is gericht op het in beschermen van de in het wild levende vogelsoorten en op de instandhouding van de gebieden die het leefmilieu voor deze soorten vormen. De Habitatrichtlijn is gericht op het instandhouden van (half)natuurlijke gebieden (habitats) en de bescherming van wilde flora en fauna. Beide richtlijnen zijn inmiddels geïmplementeerd in de gewijzigde Natuurbeschermingswet die per 1 oktober 2005 inwerking is getreden. De soorten beschermingsregeling van de Vogel- en Habitatrichtlijn is volledig geïmplementeerd in de Flora- en faunawet.

4.3.2 Gebiedsbescherming

In het kader van de Europese richtlijnen zijn in Nederland Speciale beschermingszones aangewezen die een hoge wettelijke bescherming kennen.

Het plangebied ligt niet in of direct nabij een Speciale beschermingszone die in het kader van de Vogel- en/of Habitatrichtlijn aangewezen is. Ook is in en direct nabij het plangebied geen natuurreservaat en/of een natuurgebied in het kader van de Ecologische Hoofdstructuur aanwezig.

De mogelijkheden die in het bestemmingsplan worden geboden, zullen derhalve geen (negatieve) invloed hebben op de ecologische waarden van de aangewezen Speciale Beschermingszones in het kader van de Vogel- en Habitatrichtlijn dan wel de overige natuurgebieden met een beschermde status.

4.3.3 Soortenbescherming

Op grond van de Flora- en faunawet gelden onder andere algemene verboden tot het verwijderen van beschermde plantensoorten van hun groeiplaats, het beschadigen, vernielen, wegnemen of verstoren van voortplantings- of vaste rustplaatsen of verblijfplaatsen van beschermde diersoorten of het opzettelijk verontrusten van een beschermde diersoort.

In algemene zin geldt dat voor activiteiten, die in bestemmingsplannen mogelijk worden gemaakt en die een bedreiging kunnen vormen voor deze beschermde soorten, ontheffing bij het Ministerie van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij (LNV) orden aangevraagd. Vooral wanneer er soorten voorkomen uit de zogenaamde "strenge" categorie (Bijlage 4 van de Habitatrichtlijn en de bedreigde soorten van de diverse Rode Lijsten), kan dit een belemmering vormen voor het plan. Dit is het geval wanneer de mogelijkheden in het bestemmingsplan significant nadelige effecten kunnen hebben voor de gunstige instandhouding van deze soorten. Voor algemeen voorkomende soorten heeft het Rijk via een Algemene maatregel van Bestuur (AmvB) een algemene ontheffing verleend.

Ter bepaling van de natuurwaarden op/nabij de locatie is een natuurtoets uitgevoerd ). Hieruit komt naar voren dat in het plangebied algemeen voorkomende soorten zijn aangetroffen waarvoor de AMvB geldt.

Daarnaast is de gewone Dwergvleermuis vastgesteld nabij de begroeiing langs de watergang die parallel aan de Laan van Zevenhuizen ligt. Door verwijdering van bomen en struiken langs deze watergang wordt het foerageergebied van deze soort beïnvloed. Een (indirect) negatief effect op vleermuiskolonies als gevolg van het verlies aan foerageerbiotoop wordt echter niet verwacht, zodat een ontheffing van deze beschermde soort achterwege kan blijven.

Tot slot dient met de planning van de werkzaamheden in het plangebied rekening te worden gehouden met de mogelijke aanwezigheid van beschermde soorten. Hiertoe dient het bouwrijp maken te geschieden buiten de winterslaap- en voortplantingsperiode van amfibieën en kleine zoogdieren.

Ook zal er voor gewaakt moeten worden dat verstorende werkzaamheden buiten het broedseizoen plaatsvinden.