Plan: | Bestemmingsplan Deventerstraat - Laan van Zevenhuizen |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0200.bp1017-onh1 |
Op grond van artikel 3.1.6 van het Besluit ruimtelijke ordening (verder: Bro) moet de gemeente in de toelichting op het bestemmingsplan een beschrijving opnemen van de wijze waarop de milieukwaliteitseisen bij het plan zijn betrokken. Daarbij moet rekening gehouden worden met de geldende wet- en regelgeving en met de vastgestelde (boven)gemeentelijke beleidskaders. Bovendien is een bestemmingsplan vaak een belangrijk middel voor afstemming tussen de milieuaspecten en ruimtelijke ordening.
In dit hoofdstuk worden de resultaten van het onderzoek naar de milieukundige uitvoerbaarheid beschreven. Het betreft de thema's bodem, milieuzonering, geluid, luchtkwaliteit en externe veiligheid.
Onderzocht moet worden of de bodem verontreinigd is en wat voor gevolgen een eventuele bodemverontreiniging heeft voor de uitvoerbaarheid van het plan. Een nieuwe bestemming mag pas worden opgenomen als is aangetoond dat de bodem geschikt (of geschikt te maken) is voor de nieuwe of aangepaste bestemming. Wanneer (een deel van) de bodem in het plangebied verontreinigd is moet worden aangetoond dat het bestemmingsplan, rekening houdend met de kosten van sanering, financieel uitvoerbaar is. Bodemonderzoeken mogen niet meer dan 5 jaar oud zijn.
Indien er sprake is van bouwactiviteiten is ook in het kader van de bouwvergunning onderzoek naar de kwaliteit van de bodem nodig. In de praktijk worden deze onderzoeken vaak gecombineerd.
Onderzoeksresultaten bodem
De bodem ter plaatse is gesaneerd. Dit was nodig vanwege de aanwezigheid van een aanzienlijke bodemverontreiniging. Met behulp van graafwerkzaamheden is de vaste verontreiniging tussen juni 2006 en mei 2007 verwijderd. Ten aanzien van de mobiele verontreiniging (grondwater) heeft voorts in-situ bemaling plaatsgevonden. Een en ander is geëvalueerd in bijgevoegde evaluatie bodemrapport Amefa-terrein. Ter plaatse is de bodemkwaliteit van dien aard dat woningbouw mogelijk is.
Zowel de ruimtelijke ordening als het milieubeleid stellen zich ten doel een goede kwaliteit van het leefmilieu te handhaven en te bevorderen. Dit gebeurt onder andere door milieuzonering. Onder milieuzonering verstaan we het aanbrengen van een voldoende ruimtelijke scheiding tussen milieubelastende bedrijven of inrichtingen enerzijds en milieugevoelige functies als wonen en recreëren anderzijds. De ruimtelijke scheiding bestaat doorgaans uit het aanhouden van een bepaalde afstand tussen milieubelastende en milieugevoelige functies. Die onderlinge afstand moet groter zijn naarmate de milieubelastende functie het milieu sterker belast. Milieuzonering heeft twee doelen:
Voor het bepalen van de aan te houden afstanden gebruikt de gemeente Apeldoorn de VNG-uitgave "Bedrijven en Milieuzonering" uit 2007. Deze uitgave bevat een lijst, waarin voor een hele reeks van milieubelastende activiteiten (naar SBI-code gerangschikt) richtafstanden zijn gegeven ten opzichte van milieugevoelige functies. De lijst geeft richtafstanden voor de ruimtelijk relevante milieuaspecten geur, stof, geluid en gevaar. De grootste van de vier richtafstanden is bepalend voor de indeling van een milieubelastende activiteit in een milieucategorie en daarmee ook voor de uiteindelijke richtafstand. De richtafstandenlijst gaat uit van gemiddeld moderne bedrijven. Indien bekend is welke activiteiten concreet zullen worden uitgeoefend, kan gemotiveerd worden uitgegaan van de daadwerkelijk te verwachten milieubelasting, in plaats van de richtafstanden. De afstanden worden gemeten tussen enerzijds de grens van de bestemming die de milieubelastende functie(s) toelaat en anderzijds de uiterste situering van de gevel van een milieugevoelige functie die op grond van het bestemmingsplan mogelijk is.
Hoe gevoelig een gebied is voor milieubelastende activiteiten is mede afhankelijk van het omgevingstype. De richtafstanden van de richtafstandenlijst gelden ten opzichte van het omgevingstype rustige woonwijk. Een rustige woonwijk is ingericht volgens het principe van de functiescheiding: afgezien van wijkgebonden voorzieningen komen vrijwel geen andere functies voor; langs de randen is weining verstoring door verkeer. Vergelijkbaar met de rustige woonwijk zijn rustig buitengebied, stiltegebied en natuurgebied. Daarvoor gelden dan ook dezelfde richtafstanden. Wanneer sprake is van omgevingstype gemengd gebied kunnen de richtafstanden tussen milieubelastende functies en richtafstanden met één afstandsstap verlaagd worden, zonder dat dit ten koste gaat van het woon- en leefklimaat. Een gemengd gebied is een gebied met een variatie aan functies; direct naast woningen komen andere functies voor zoals winkels, horeca en kleine bedrijven. Gebieden die direct langs de hoofdinfrastructuur liggen behoren ook tot het omgevingstype gemengd gebied. Gezien de aanwezige functiemenging of de ligging nabij drukke wegen kent het gemengd gebied al een hogere milieubelasting. Dat rechtvaardigt het verlagen van de richtafstanden met één stap. De richtafstand van 30 meter voor een bedrijf in milieucategorie 2 kan dan bijvoorbeeld worden verkleind tot 10 meter en de richtafstand van 100 meter voor een bedrijf in milieucategorie 3.2 kan verlaagd worden tot 50 meter. Uitzondering op het verlagen van de richtafstanden vormt het aspect gevaar: de richtafstand voor dat milieuaspect wordt niet verlaagd.
De tabel geeft de relatie tussen milieucategorie, richtafstanden en omgevingstype weer.
milieucategorie | richtafstand tot omgevingstype rustige woonwijk | richtafstand tot omgevingstype gemengd gebied |
1 | 10 m | 0 m |
2 | 30 m | 10 m |
3.1 | 50 m | 30 m |
3.2 | 100 m | 50 m |
4.1 | 200 m | 100 m |
4.2 | 300 m | 200 m |
5.1 | 500 m | 300 m |
5.2 | 700 m | 500 m |
5.3 | 1.000 m | 700 m |
6 | 1.500 m | 1.000 m |
Het systeem van richtafstanden gaat uit van het principe van scheiding van functies: de richtafstandenlijst geeft richtafstanden tussen bedrijfslocatie en omgevingstype rustige woonwijk respectievelijk gemengd gebied. Binnen gebieden met functiemenging zijn er milieubelastende en milieugevoelige functies die op korte afstand van elkaar zijn of worden gesitueerd. Bij gebieden met functiemenging kan gedacht worden aan stads- en wijkcentra, horecaconcentratiegebieden en woongebieden met kleinschalige c.q. ambachtelijke bedrijvigheid. Het kan gaan om bestaande gebieden met functiemenging en om gebieden waar bewust functiemenging wordt nagestreefd, bijvoorbeeld om een grotere levendigheid tot stand te brengen.
De richtafstandenlijst is voor gebieden met functiemenging niet toepasbaar. Voor deze gebieden bevat de VNG-uitgave een "Staat van Bedrijfsactiviteiten voor gebieden met functiemenging". Daarin zijn alle milieubelastende activiteiten opgenomen die in principe in een gebied met functiemenging kunnen worden toegelaten. De milieubelastende activiteiten zijn ingedeeld in categorie A, B of C. Categorie A bestaat uit activiteiten die zodanig weinig milieubelastend voor hun omgeving zijn, dat deze in gebieden met functiemenging aanpandig aan woningen kunnen worden uitgevoerd. De eisen uit het Bouwbesluit voor scheiding van wonen en bedrijven zijn hiervoor voldoende. Het gaat hier om activiteiten die in de richtafstandenlijst in milieucategorie 1 zijn ingedeeld. Categorie B staat voor activiteiten die in gemengd gebied kunnen worden uitgeoefend, maar een zodanige milieubelasting voor hun omgeving hebben dat ze bouwkundig afgescheiden van woningen en andere gevoelige functies plaats dienen te vinden. Dit zijn activiteiten die in de richtafstandenlijst een richtafstand van maximaal 10 meter voor milieuaspect gevaar, maximaal 30 meter voor aspecten stof en geur en maximaal 50 meter voor aspect geluid hebben en een index voor verkeer van maximaal 1G en 2P. Categorie C bestaat uit de activiteiten uit categorie B die vanwege hun verkeersaantrekkende werking op een goede ontsluiting op de hoofdinfrastructuur zijn aangewezen. Hier gaat het om activiteiten met dezelfde richtafstanden als bij categorie B en een index voor verkeer van maximaal 2G en 3P.
Hiernaast gelden ten aanzien van bedrijven die onder de werkingssfeer van de Wet milieubeheer vallen, deze Wet en haar uitvoeringsbesluiten als toetsingskader voor de toegestane bedrijfshinder.
Onderzoeksresultaten milieuzonering
Bij het onderzoek wordt de feitelijke invloed meegenomen op basis van de bestaande situatie. Er wordt echter ook gekeken naar de potentiële invloed op basis van de theoretische bestemming als deze afwijkt van de feitelijke.
Voor de planlocatie is een milieuzoneringsonderzoek (Aanvullende informatie omtrent ruimtelijke aspecten van de ontwikkeling van het Amefa-terrein te Apeldoorn' , kenmerk N002-4615698ARB-ihu-V01-NL) uitgevoerd door Tauw bv. Uit dit onderzoek en het aanvullende onderzoek van de afdeling Milieu van de gemeente Apeldoorn, projectnummer 25136 d.d. maart 2009, blijkt dat de omliggende bedrijvigheid geen belemmering vormt voor de gewenste woningbouw op het voormalige Amefa-terrein.
Laan van Zevenhuizen 396, Firezone tankstation
Op circa 27 meter van de grens van de planlocatie is een onbemand tankstation zonder LPG gelegen. De gewenste woningen zijn buiten de voor dit tankstation geldende 30-meter zone geprojecteerd. Derhalve vormt dit tankstation geen belemmering voor de gewenste ontwikkelingen op de planlocatie.
Deventerstraat 329, Duursma Motoren B.V.
Het bedrijf Duursma Motoren BV aan de Deventerstraat 329 te Apeldoorn is op zeer korte afstand van het plangebied gelegen. In samenwerking met het bedrijf is door Tauw bv een akoestisch onderzoek (kenmerk R001-4615698-HDI-pws-NL, d.d. 16 februari 2009) uitgevoerd waarin is bepaald of de gewenste nieuwbouw belemmerend werkt voor de huidige bedrijfsvoering van Duursma en of ter hoogte van de gewenste woningen een goed leefklimaat kan worden gegarandeerd. Uit het akoestische onderzoek blijkt dat de gewenste woningen niet belemmerend werken voor de bedrijfsvoering van Duursma en de huidige geluidbelasting van Duursma de ontwikkeling van woningbouw op het Amefa-terrein niet in de weg staat.
Uit MpM (het informatiesysteem van de afdeling Milieu) blijkt dat een bedrijf ontbreekt in de lijst van deze notitie, namelijk de Koninklijke Scherpschutters van de Veluwe aan de Laan van Zevenhuizen 399. Uitgaande van de VNG-uitgave 'Bedrijven en milieuzonering' heeft deze inrichting de volgende richtafstanden ten opzichte van een woonwijk in de stad:
Milieu-categorie | SBI-code | Omschrijving | Geur | Stof | Geluid | Veiligheid |
4.1 | 9262.1 | Schietinrichtingen: binnenbanen: geweer- en pistoolbanen | 0 | 0 | 200 -1 stap* 100 |
10 |
* gecorrigeerd naar omgevingstype: woonwijk in de stad (gemengd gebied) |
Schietvereniging
Uit de vigerende revisievergunning (2007) van de schietvereniging blijkt dat voor geluid middels een akoestisch onderzoek is aangetoond dat op de dichtstbijzijnde woning aan de Deventerstraat 371 wordt voldaan aan de geluidnormen. Deze woning is op korte afstand gelegen van de schietbaan. Verder wordt in de considerans (kenmerk 19438) het volgende vermeld: “De voornaamste geluidsbronnen binnen de inrichting zijn de vervoersbewegingen en het geluid dat wordt veroorzaakt door de technische installaties. De geluidemissie tengevolge van de schietbanen, welke binnen het bebouwde deel van de inrichting zijn gelegen, is geheel verwaarloosbaar”. De afstand tot de planlocatie is ruim 80 meter. Tussen de schietvereniging en de planlocatie is daarnaast de drukke rondweg Laan van Zevenhuizen gelegen. Voor de planlocatie vormt de schietvereniging dan ook geen belemmering.
Overige bedrijvigheid
Uit het onderzoek blijkt dat 2 bedrijven een mogelijke belemmering zouden kunnen vormen. Het betreft de percelen Deventerstraat 337 en 339. Uit het uitgevoerde veldonderzoek blijkt dit niet het geval te zijn, in de huidige situatie vinden er namelijk geen activiteiten plaats op het buitenterrein. Ter aanvulling hierop blijkt uit raadpleging van het ter plaatse geldende bestemmingsplan dat op beide percelen een woonbestemming zit, zonder verdere aanduiding voor bedrijvigheid (aan huis). Dit houdt in dat er alleen woningen op deze percelen zijn toegestaan en dat eventuele bedrijfsmatige activiteiten niet zijn toegestaan.
Op basis van de Wet geluidhinder (Wgh) zijn er drie geluidsbronnen waarmee bij de vaststelling van bestemmingsplannen en het verlenen van vrijstellingen op grond van artikel 19 WRO rekening gehouden dient te worden: wegverkeers-, railverkeers- en industrielawaai. Het plangebied is gelegen binnen de invloedsfeer van verkeerswegen. Derhalve wordt wegverkeerslawaai beschouwd.
Wegverkeerslawaai
Algemeen
Artikel 76a Wgh verplicht ertoe om bij het verlenen van een vrijstelling op grond van artikel 19 WRO die betrekking heeft op gronden binnen een geluidzone terzake van de geluidsbelasting van de gevel van geprojecteerde geluidsgevoelige bestemmingen (zoals woningen) de grenswaarden uit de Wgh in acht te nemen. Bij het voorbereiden van zo'n vrijstellingsbesluit moet akoestisch onderzoek worden gedaan naar die geluidsbelasting.
Op grond van artikel 74 Wgh heeft iedere weg van rechtswege een geluidzone, met uitzondering van:
De breedte van de zone is afhankelijk van het aantal rijstroken en van de ligging van de weg in binnen- of buitenstedelijk gebied.
De betreffende wegen zijn de Laan van Zevenhuizen en de Deventerstraat. Voor deze wegen doen zich geen van de genoemde uitzonderingen voor zodat ze van rechtswege een geluidzone hebben. Deze binnenstedelijke wegen hebben een geluidzone van 200 meter. Ook de Lavendelstraat is bekeken in kader van een goede ruimtelijke ordening. Dit is een 30 km/u weg, en derhalve niet gezoneerd in kader van de Wet geluidhinder.
Voor de geprojecteerde woningbouw ter plaatse dient akoestisch onderzoek naar de geluidsbelasting plaats te vinden. De voorkeursgrenswaarde bedraagt 48 dB. Indien de geluidsbelasting niet hoger is dan de maximale grenswaarde van 63 dB (Lden, inclusief aftrek ex artikel 110g Wgh) kunnen burgemeester en wethouders een hogere waarde vaststellen. De voorwaarde die de gemeente Apeldoorn hieraan stelt is dat er een onheffingsgrond aanwezig is. De ontheffingscriteria zijn vastgelegd in de gemeentelijke beleidsregel voor de voorkeurswaarden en de ten hoogste toelaatbare geluidsbelasting.
Onderzoeksresultaten
In de rapportage d.d. 16 februari 2009, opgesteld door TAUW (kenmerk R002-4615698HDI-srb-V03-NL), is de geluidsbelasting ten gevolge van Laan van Zevenhuizen, de Deventerstraat en de Lavendelstraat berekend. Hieruit blijkt dat de voorkeursgrenswaarde ten gevolge van verkeerslawaai van de Laan van Zevenhuizen en de Deventerstraat op de gevel van enkele woningen wordt overschreden. De maximale grenswaarde wordt niet overschreden. Bronmaatregelen en/of overdrachtsmaatregelen om de geluidsbelasting te reduceren tot de voorkeursgrenswaarde stuiten op stedenbouwkundige en financiële bezwaren. De bouw van deze woningen is derhalve alleen mogelijk na vaststelling van hogere waarden. Het ontheffingscriterium waarop in de aanvraag beroep gedaan kan worden is vervanging bestaande bebouwing en/of opvullen open plaats tussen bestaande bebouwing. Voor de woningen waar de geluidbelasting hoger dan 53 dB is, dient in principe tenminste één geluidgevoelige ruimte aan de geluidsluwe gevel te worden gesitueerd. Bij de bouwaanvraag dient door middel van een gevelisolatietekening te worden aangetoond dat aan de normen voor het binnenniveau wordt voldaan.
De eisen voor de kwaliteit van de buitenlucht zijn sinds november 2007 vastgelegd in de Wet milieubeheer (in titel 5.2 Luchtkwaliteitseisen). De Wet milieubeheer kent grenswaarden en voor enkele stoffen ook plandrempels. Bij overschrijding van de plandrempel moet een plan worden opgesteld ter verbetering van de luchtkwaliteit. De plandrempel ligt boven het niveau van de grenswaarde en wordt jaarlijks aangescherpt tot de grenswaarde. In 2010 zijn de plandrempels gelijk aan de grenswaarden. De wet heeft tot doel het beschermen van mens en milieu tegen de negatieve effecten van luchtverontreiniging, onder andere als gevolg van het verkeer.
Indien het uitoefenen van bevoegdheden zoals het vaststellen van bestemmingsplannen en het verlenen van vrijstellingen op grond van artikel 19 WRO gevolgen kan hebben voor de luchtkwaliteit, kunnen bestuursorganen die bevoegdheden uitoefenen wanneer aannemelijk is gemaakt dat:
Bij ministeriële regeling (de Regeling Niet in betekenende mate bijdragen) zijn categorieën van gevallen aangewezen, waarin (o.a.) het vaststellen van een bestemmingsplan c.q. het verlenen van een vrijstelling in ieder geval niet in betekenende mate bijdraagt aan de luchtverontreiniging. Wanneer een ontwikkeling valt onder de categorieën van gevallen is het niet nodig luchtkwaliteitsonderzoek uit te voeren. De categorieën van gevallen zijn:
Wanneer een voorgenomen ontwikkeling niet onder de categorieën van gevallen valt, kan het bestuursorgaan op andere wijze aannemelijk maken dat de ontwikkeling niet in betekenende mate bijdraagt aan de concentratie van stoffen waarvoor grenswaarden gelden.
Onderzoeksresultaten luchtkwaliteit
Het betreffende plan valt onder de regeling “Niet In Betekende Mate” en is derhalve vrijgesteld van luchtkwaliteit onderzoek. Uit het luchtkwaliteitonderzoek uitgevoerd door TAUW (d.d. 3 november 2008; kenmerk N001-4615698XMA-pws-V01-NL), blijkt dat de grenswaarden uit de Wet luchtkwaliteit niet worden overschreden. De ontwikkeling is inpasbaar vanuit het oogpunt van luchtkwaliteit.
Algemeen
Het beleid voor externe veiligheid is gericht op het verminderen en beheersen van risico's van zware ongevallen met gevaarlijke stoffen in inrichtingen en tijdens het transport ervan. Op basis van de criteria zoals onder andere gesteld in het Besluit externe veiligheid inrichtingen worden bedrijven en activiteiten geselecteerd die een risico van zware ongevallen met zich mee (kunnen) brengen. Daarbij gaat het vooral om de grote chemische bedrijven. Ook kleinere bedrijven als LPG-tankstations, opslagen van bestrijdingsmiddelen, buisleidingen, transportactiviteiten en luchtverkeer zijn als potentiële gevarenbron aangemerkt.
Besluit externe veiligheid inrichtingen
Voor bepaalde risicovolle bedrijven geldt het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi). Hierin zijn de risiconormen voor externe veiligheid met betrekking tot bedrijven met gevaarlijke stoffen wettelijk vastgelegd. Het Bevi heeft tot doel zowel individuele burgers als groepen burgers een minimum beschermingsniveau te bieden tegen een ongeval met gevaarlijke stoffen. Om dit doel te bereiken verplicht het Bevi gemeenten en provincies bij besluitvorming in het kader van de Wet milieubeheer en de Wet op de ruimtelijke ordening afstand aan te houden tussen gevoelige objecten (zoals woningen) en risicovolle bedrijven. Het Bevi regelt hoe gemeenten moeten omgaan met risico's voor mensen buiten een bedrijf als gevolg van de aanwezigheid van gevaarlijke stoffen in een bedrijf. Daartoe legt het Bevi het plaatsgebonden risico vast en geeft het een oriëntatiewaarde en een verantwoordingsplicht voor het groepsrisico.
Het plaatsgebonden risico is de kans dat een persoon die zich gedurende een jaar onafgebroken onbeschermd op een bepaalde plaats bevindt, overlijdt als gevolg van een ongeval met gevaarlijke stoffen. Dit risico wordt per bedrijf vastgelegd in contouren. Er geldt een contour waarbinnen deze kans 10-6 (één op 1.000.000) bedraagt.
Het groepsrisico is een berekening van de kans dat een groep personen binnen een bepaald gebied overlijdt tengevolge van een ongeval met gevaarlijke stoffen. De oriëntatiewaarde geeft hierbij de indicatie van een aanvaardbaar groepsrisico. Indien een ontwikkeling is gepland in de nabijheid van een Bevi-bedrijf geldt een verantwoordingsplicht voor de gemeente voor het toelaten van gevoelige functies.
Onderzoeksresultaten
In het kader van externe veiligheid is door Tauw bv een notitie opgesteld 'Externe Veiligheid ontwikkeling Amefa-terrein Apeldoorn' d.d. 18 februari 2009 (kenmerk N003-4615698RTG-srb-V01-NL). In de nabijheid van de planlocatie bevinden zich geen bedrijven die vallen onder de werkingssfeer van het Bevi. Het Bevi vormt geen belemmering voor de gewenste woningen op het voormalige Amefa-terrein.
Buisleidingen
In de nabijheid van de planlocatie bevinden zich geen buisleidingen voor het transport van gevaarlijke stoffen.
Transport gevaarlijke stoffen
Over de Laan van Zevenhuizen vindt (beperkt) transport van gevaarlijke stoffen plaats. In de notitie 'Externe Veiligheid ontwikkeling Amefa-terrein Apeldoorn' d.d. 18 februari 2009 (kenmerk N003-4615698RTG-srb-V01-NL) wordt gerekend met 43 transporten van LPG per jaar over de Laan van Zevenhuizen. Dit is echter gebaseerd op oude gegevens. Het betreffende tankstation aan de Anklaarseweg verkoopt geen LPG meer, waardoor de transporten dus niet meer plaatsvinden.
Het plaatsgebonden risico ten gevolge van het transport van diesel en benzine over de Laan van Zevenhuizen is niet aanwezig. Het groepsrisico ten gevolge van het transport van diesel en benzine door de bebouwde kom is in een worst-case situatie in kaart gebracht (Notitie risicoberekeningen benzine en diesel, Projectbureau Externe Veiligheid Regio Stedendriehoek, d.d. maart 2009). Hieruit blijkt dat ten gevolge van het transport van deze stoffen geen groepsrisico aanwezig is. Het transport van gevaarlijke stoffen over de Laan van Zevenhuizen vormt derhalve geen belemmering voor de gewenste woningen op het voormalige Amefa-terrein.
Elektromagnetische straling
In de nabijheid van de planlocatie bevinden zich geen hoogspanningslijnen en zendmasten.