direct naar inhoud van Artikel 20 Kantoor
Plan: Kern Aalten 2011
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0197.BP00016-OH01

Artikel 20 Kantoor

20.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Kantoor' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. kantoren;
  • b. bedrijven, met dien verstande dat:
    • 1. bedrijven uitsluitend zijn toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf tot en met categorie 2';
    • 2. uitsluitend bedrijven uit categorie 1 of 2 van de als bijlage opgenomen Staat van Bedrijfsactiviteiten zijn toegestaan;
  • c. een bedrijfswoning, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning';

met bijbehorende voorzieningen, zoals erven, terreinen, beplanting, parkeervoorzieningen en voorzieningen voor de waterhuishouding.

20.2 Bouwregels
20.2.1 Toegestane bebouwing

Op de in lid 20.1 bedoelde gronden mogen uitsluitend de volgende bouwwerken worden gebouwd:

  • a. hoofdgebouwen ten dienste van de in de bestemmingsomschrijving genoemde functies;
  • b. bedrijfswoningen;
  • c. bij de bedrijfswoning behorende bijbehorende bouwwerken;
  • d. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
20.2.2 Hoofdgebouwen

Voor het bouwen van de in lid 20.2.1 sub a en b genoemde hoofdgebouwen gelden de volgende bepalingen:

  • a. hoofdgebouwen mogen uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd;
  • b. een bedrijfswoning is uitsluitend toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning';
  • c. de goothoogte en/ of bouwhoogte mogen niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding 'maximale goot- en bouwhoogte (m)' of 'maximale bouwhoogte (m)' is aangegeven;
  • d. de inhoud van de bedrijfswoning mag ten hoogste 750 m³ bedragen.
20.2.3 Bijbehorende bouwwerken bij bedrijfswoningen

Voor het bouwen van de in lid 20.2.1 sub c genoemde bijbehorende bouwwerken gelden de volgende bepalingen:

  • a. bijbehorende bouwwerken bij een bedrijfswoning zijn uitsluitend toegestaan binnen het bouwvlak;
  • b. de gezamenlijke oppervlakte van bijbehorende bouwwerken mag niet meer dan 100 m² bedragen;
  • c. de goothoogte van aan de bedrijfswoning gebouwde bijbehorende bouwwerken mag niet meer dan de hoogte van de vloer van de tweede bouwlaag van het hoofdgebouw plus 0,30 m bedragen;
  • d. de bouwhoogte van aan de bedrijfswoning gebouwde bijbehorende bouwwerken mag maximaal 6 m bedragen;
  • e. de goothoogte van vrijstaande bijbehorende bouwwerken mag maximaal 3 m bedragen;
  • f. de bouwhoogte van vrijstaande bijbehorende bouwwerken mag maximaal 5 m bedragen.
20.2.4 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van de in lid 20.2.1 sub d genoemde bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:

  • a. de hoogte van erf- en terreinafscheidingen vóór de naar de weg gekeerde gevels c.q. het verlengde daarvan mag niet meer dan 1 m bedragen;
  • b. de hoogte van erf- en terreinafscheidingen achter de naar de weg gekeerde gevels c.q. het verlengde daarvan mag niet meer dan 2 m bedragen mits deze op minimaal 1 m achter de naar de weg gekeerde gevel(s) van het hoofdgebouw of het verlengde daarvan worden gebouwd;
  • c. de hoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer dan 3 m bedragen;
  • d. in afwijking van het bepaalde onder c mag de hoogte van speelvoorzieningen niet meer dan 4 m bedragen en mag de hoogte van vlaggenmasten niet meer dan 6 m bedragen.
20.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:

  • a. een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;
  • b. een goede woonsituatie;
  • c. de verkeersveiligheid;
  • d. de sociale veiligheid;
  • e. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
20.4 Afwijken van de gebruiksregels
20.4.1 Toestaan vergelijkbare bedrijven

Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het gestelde in 20.1 voor de vestiging van een bedrijf dat niet onder de genoemde categorieën valt, of voor de wijziging of aanpassing van een bedrijf dat daardoor niet meer onder de genoemde categorieën valt, indien en voor zover het betreffende bedrijf, in vergelijking tot bedrijven die wel mogelijk zouden zijn, niet in meerdere mate een blijvende onevenredige afbreuk doet aan het woon- en leefmilieu.