direct naar inhoud van TOELICHTING
Plan: Kamperpoort, Hoogstraat 28
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0193.BP19011-0004

TOELICHTING

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Samenvatting

Dit bestemmingsplan maakt de realisatie van woningen (meergezinshuizen) mogelijk op de locatie Hoogstraat 28.

1.2 Aanleiding

In januari 2004 heeft de gemeenteraad van Zwolle besloten een hernieuwde start te maken van de herstructurering van de wijk Kamperpoort. Sindsdien is er op tal van plekken binnen Kamperpoort gewerkt aan herstructurering. Zo ook voor de locatie Hoogstraat 28 heeft een partij een herontwikkelingsplan opgesteld. Het plan omvat de realisatie van 12 appartementen en 8 inpandige parkeerplekken. Deze ontwikkeling is in strijd met het geldende bestemmingsplan, omdat het perceel met de bestemmingen 'Gemengd - 1' en 'Verkeer - Erftoegangsweg' is opgenomen en binnen het bouwvlak van de bestemming 'Gemengd - 1' woonbebouwing met een maximale hoogte van 9 meter mag worden opgericht. Door het wijzigen van de bestemmingen in 'Wonen - Meergezinshuisen' maakt dit bestemmingsplan de realisatie van de appartementen mogelijk.

1.3 Plangebied

afbeelding "i_NL.IMRO.0193.BP19011-0004_0001.png"

figuur 1.1 plangebied

Het plangebied geadresseerd aan de Hoogstraat 28, wordt begrensd door Hoogstraat 32 aan de westzijde, Nachtegaalstraat aan de noordzijde, het Zijltje aan de oostzijde en de Hoogstraat aan de zuidzijde in de wijk Kamperpoort.

Het perceel is kadastraal bekend onder: ZLE, sectie E, nummer 4064, 4825, 4826.

1.4 Geldende bestemmingsplannen

Bestemmingsplan 'Kamperpoort'

Vastgesteld door de raad op 13 mei 2013, in werking getreden op 4 juli 2013.

De locatie Hoogstraat 28 heeft in dit bestemmingsplan de bestemmingen 'Gemengd - 1', 'Verkeer - Erftoegangsweg' en de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie'.

Bestemmingsplan 'Zwolle, parapluplan parkeren'

Vastgesteld door de raad op 3 juli 2017, in werking getreden op 24 augustus 2017.

Hoofdstuk 2 Beleidskader

2.1 Inleiding

2.2 Ruimtelijk beleid

2.2.1 Rijksbeleid

Structuurvisie Ruimte en Infrastructuur

Op 13 maart 2012 is de Structuurvisie Ruimte en Infrastructuur (hierna: SVIR) vastgesteld. Daarmee is het nieuwe ruimtelijke en mobiliteitsbeleid zoals uiteengezet in de SVIR van kracht geworden. De SVIR geeft de ambitie aan voor Nederland in 2040. Die ambitie is vertaald in doelen voor de middellange termijn tot 2028.

Uitgangspunt van de SVIR is decentraal wat kan, centraal wat moet. Bij het bepalen van wat centraal moet, zijn slechts 13 rijksbelangen omschreven. Een rijksverantwoordelijkheid is slechts dan aan de orde, als:

  • een onderwerp nationale baten en/of lasten heeft en de doorzettingsmacht van provincies en gemeenten overstijgt, of;
  • over een onderwerp internationale verplichtingen of afspraken zijn aangegaan, of;
  • het een onderwerp betreft dat provincie- of landsgrensoverschrijdend is en ofwel een hoog afwentelingsrisico kent ofwel in beheer bij het Rijk is.

Conclusie

Er is bij het plan geen sprake van rijksbelangen en dus niet in strijd is met het rijksbeleid.

2.2.1.1 Ladder voor duurzame verstedelijking

Artikel 3.1.6, lid 2 van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro), zoals die geldt vanaf 1 juli 2017, bevat de verplichting om in de toelichting bij een bestemmingsplan dat een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk maakt, een beschrijving te geven van de behoefte aan die ontwikkeling. Daarnaast, indien het bestemmingsplan die ontwikkeling mogelijk maakt buiten het bestaand stedelijk gebied, gemotiveerd wordt waarom niet binnen het bestaand stedelijk gebied in die behoefte kan worden voorzien.

In artikel 1.1.1 van het Bro is omschreven wat verstaan moet worden onder een stedelijke ontwikkeling. Namelijk een nieuwe ontwikkeling van bijvoorbeeld een woningbouwlocatie.

Het plan telt 12 woningen en is daarmee te beschouwen als een ruimtelijke ontwikkeling. Het plan vindt plaats binnen bestaand stedelijk gebied zodat de tweede trede van de ladder niet aan de orde is. In paragraaf 2.7 (Woonbeleid) vindt de onderbouwing plaats van de behoefte aan dit plan en wordt ook ingegaan of er voor dit plan regionale afstemming nodig is.

2.2.2 Provinciaal beleid

Omgevingsvisie en Omgevingsverordening provincie Overijssel

De Omgevingsvisie Overijssel van 1 mei 2017 geeft de provinciale visie op de fysieke leefomgeving van Overijssel weer. Hierin worden onderwerpen als ruimtelijke ordening, milieu, water, verkeer en vervoer, ondergrond en natuur in samenhang voor een duurzame ontwikkeling van de leefomgeving. De Omgevingsvisie is onder andere een structuurvisie onder de Wet ruimtelijke ordening. De Omgevingsvisie is op 12 april 2017 vastgesteld en op 1 mei 2017 in werking getreden.

Om te bepalen of een initiatief bijdraagt aan de visie wordt het Uitvoeringsmodel Omgevingsvisie Overijssel gebruikt. In het uitvoeringsmodel staan de stappen of, waar en hoe centraal. Of een initiatief mogelijk is, wordt onder andere bepaald door provinciale generieke beleidskeuzes, de ontwikkelingsperspectieven geven richting aan waar wat ontwikkeld kan worden en de gebiedskenmerken spelen een belangrijke rol bij de vraag hoe een initiatief ingepast kan worden. De sturingsfilosofie van de provincie is als volgt samen te vatten: als sprake is van een bepaalde ontwikkeling, dan moet eerst worden nagegaan, aan de hand van de generieke beleidsuitgangspunten die in de Omgevingsvisie zijn opgenomen, of er behoefte is aan de ontwikkeling. Indien dat zo is, moet worden nagegaan of de gekozen plek geschikt is voor het aldaar doorvoeren van de ontwikkeling.

Om antwoord te kunnen geven op die laatste vraag dient de ontwikkelingsperspectievenkaart bekeken te worden. Wanneer uit die kaart blijkt dat een ontwikkeling, zoals gepland, niet in strijd is met deze kaart, kan verder worden bezien hoe de ontwikkeling vormgegeven moet worden. Hierbij heeft de provincie gekozen voor een vierlagenbenadering, in welke benadering vier kaarten/lagen worden onderscheiden. Dit zijn de natuurlijke laag, de laag van het agrarische cultuurlandschap, de stedelijke laag en de laag van de beleving. Samen met de catalogus gebiedskenmerken kan worden geconstrueerd welke kenmerken per laag van belang zijn om rekening mee te houden bij de planvorming.

Voor het plangebied wordt hieronder deze bovengenoemde punten beschreven.

"7.1.3 Concentratiebeleid

Het concentratiebeleid van de provincie Overijssel houdt in dat stedelijke ontwikkelingen (wonen, werken en voorzieningen) zoveel mogelijk geconcentreerd worden in de stedelijke netwerken Twente (Enschede, Hengelo, Almelo, Oldenzaal en Borne), Zwolle-Kampen en Deventer Stedendriehoek. Daar mag gebouwd worden voor de (boven)regionale behoefte. De kernen Hardenberg en Steenwijk kunnen bouwen voor de regionale behoefte mits dit past binnen de regionale programmering. In de onderbouwing van nieuwe initiatieven geeft de gemeente inzicht in de wijze waarop daarmee wordt voorzien in de behoefte van deze gemeente."

"7.1.4 (Boven)regionale afstemming

De verplichting tot (boven)regionale afstemming is erop gericht om gemeenten gezamenlijk verantwoordelijkheid te laten nemen voor de regionale programmering van woningbouw, werklocaties en stedelijke voorzieningen. Ook wanneer een gemeente alleen voorziet in haar eigen (lokale) behoefte is onderlinge afstemming gewenst, omdat het aanbod in een gemeente aan woningen, werklocaties en voorzieningen onderdeel uitmaakt van een regionale markt. Wij zien het als onze taak om ervoor te zorgen dat het proces van regionale afstemming zodanig vorm krijgt dat daardoor vraag en aanbod per regio in balans is of wordt gebracht. In de onderbouwing van nieuwe initiatieven geeft de gemeente inzicht in de wijze waarop invulling is gegeven aan de (boven)regionale afstemming."

"8 Ontwikkelingsperspectieven (waar)

8.2.1.2 Woon- en werklocaties binnen de stedelijke netwerk

Rond de binnensteden liggen de diverse woon- en werklocaties, elk met hun eigen woon-, werk- of mixmilieu. Herstructurering en transformatie moeten deze vitaal en aantrekkelijk houden en de diversiteit aan milieus versterken. Herstructurering en transformatie bieden kansen om te anticiperen op klimaatverandering (bijvoorbeeld door ruimte voor groen, natuur of water te reserveren). Van belang is de stedelijke ontwikkeling altijd af te stemmen op de kenmerken van het watersysteem, bijvoorbeeld door in laaggelegen gebieden bij bouw- en evacuatieplannen rekening te houden met risico's op overstroming of wateroverlast. Herstructurering en transformatie kunnen ook bijdragen aan de energietransitie (door het nemen van energie-efficiënte maatregelen en/of het opwekken van duurzame energie door bijvoorbeeld het aanwezige dakoppervlak te benutten)".

Gebiedskenmerken

Het plangebied is onderdeel van de stedelijke omgeving van Zwolle. Het maakt deel uit van het gebied, dat is aangemerkt als '.historische centra binnensteden'

In de omgevingsvisie wordt voor deze gebieden de volgende ontwikkelingsrichting aangegeven:

Richting

Als ontwikkelingen plaats vinden in historische centra, binnensteden en landstadjes, dan dragen deze bij aan behoud en versterking de mix van functies, het historisch gegroeide patroon van wegen en openbare ruimten en de leefbaarheid. Grote bouwopgaven, zoals bij herstructurering, inbreiding of intensivering van woon-, werk-, en voorzieningen milieus worden ingepast met respect voor de historie, het individuele karakter van de bebouwing en de leefbaarheid, in relatie tot de problematiek van verkeer en parkeren.

Ambitie 

Vitale stads- en dorpscentra met een gevarieerd functioneel en ruimtelijk beeld. Eigen karakter van het centrum wordt opgezocht en versterkt. Het patroon van straten, pleinen en andere openbare ruimten wordt in stand gehouden en waar mogelijk versterkt of hersteld.

Conclusie

Gezien de bovenstaande ontwikkelingsperspectieven en gebiedskenmerken voldoet de ontwikkeling in het plangebied aan het provinciaal ruimtelijk beleid.

2.2.3 Gemeentelijk beleid
2.2.3.1 Structuurplan Zwolle 2020

Het structuurplan dat op 16 juni 2008 door de raad is vastgesteld geeft de gemeentelijke visie op de gewenste sociale, economische en ruimtelijke structuur in 2020 weer. Het Structuurplan verwoordt niet alleen een kwantitatieve opgave, maar heel nadrukkelijk ook een kwalitatieve opgave. De visie is onderverdeeld in programma's voor de verschillende beleidsterreinen. De globale visies op de toekomstige sociale, economische en ruimtelijke structuur zijn uitgewerkt tot de kern van het structuurplan: de plankaart met een beschrijving in hoofdlijnen van de meest gewenste ontwikkelingen voor de komende vijftien jaar. De plankaart geeft zo een integraal beeld van de beoogde functies van stad en ommeland tot 2020.

Centrum stedelijk gebied

De locatie van Hoogstraat 28, in de wijk Kamperpoort is op de kaart van het Structuurplan aangemerkt als 'Centrumstedelijk gebied', 'Hoofdcentrum' en 'Inbreiding op A locatie'. Het centrumstedelijk gebied heeft een 'stedelijk' woonmilieu dat wordt omschreven als een gevarieerd woongebied met de nadruk op compacte voor- en naoorlogse woonmilieus (bruto dichtheid 30-50 woningen per hectare). Voor de Kamperpoort is onder meer aangegeven dat deze wijk moet worden gerevitaliseerd, zodat het voorzieningenniveau wordt vergroot en de woningvoorraad gevarieerder wordt. Op de locatie van Hoogstraat 28 worden 12 appartementen gebouwd in de koopsector. Hoewel het plan daarmee niet in hoge mate bijdraagt aan variatie van de woningvoorraad (meer grondgebonden woningen), sluit het plan voldoende aan bij de ambities (inbreiden en stedelijk woonmilieu) van de structuurvisie. Het plan past daarmee binnen het structuurplan.

Conclusie

Het plan is in overeenstemming met het gemeentelijke structuurplan.

2.2.3.2 Omgevingsvisie

Naast het vigerende structuurplan Zwolle 2020, wordt gewerkt aan het opstellen van een omgevingsvisie ter voorbereiding op de komst van de Omgevingswet.

De raad heeft inmiddels ingestemd met deel 1 van de omgevingsvisie “Mijn Zwolle van morgen”. Deel 1 geeft op hoofdlijnen richting aan de ontwikkeling van de fysieke leefomgeving in de toekomst, maar dient in een opvolgend document, omgevingsvisie deel 2, nader te worden uitgewerkt. Dan kunnen ook keuzes gemaakt worden op gebiedsniveau. Dat betekent dat het Structuurplan 2020 zijn status als structuurvisie, zoals bedoeld onder de huidige Wet ruimtelijke ordening, voor het grootste deel behoudt. Het document kan pas vervallen, nadat de volledige omgevingsvisie (deel 2) zal zijn vastgesteld.

Deze ontwikkeling past binnen de hoofdlijnen en ambities uit de omgevingsvisie deel 1.

2.2.3.3 Woonvisie

Het Woonbeleid anno 2019 is meer gericht op een veel sterker groei dan was voorzien, een toenemernde trek naar de grote steden, overloop van de Randstad. De Pilot Status die Zwolle heeft in het kader van BZK en Provinciaal beleid om versneld woningen toe te voegen. In oktober 2019 heeft de raad de Ontwikkelstrategie Wonen vastgesteld als aanpassing en uitvoering van de Woonvisie 2017.

Deze ontwikkeling past binnen de hoofdlijnen en ambities uit de woonvisie.

Conclusie

Het plan is in overeenstemming met het woonbeleid.

2.2.3.4 Welstandsnota

Algemeen

De welstandsnota is op 7 juni 2004 door de gemeenteraad vastgesteld. Het doel van de Welstandsnota is het bieden van een toetsingskader voor de ruimtelijke kwaliteit van de stad.

Gebiedsgericht welstandsbeleid

De oudere wijken van de stad zijn : Assendorp, Kamperpoort en Diezerpoort. De bebouwing is ontstaan langs de uitvalswegen van het historische centrum naar Deventer (Assendorp), Kampen (Kamperpoort) en Meppel (Diezerpoort), op de relatief hoog gelegen dekzandruggen. De wijken worden gekenmerkt door een historische, geleidelijke groei langs oude ontginningslinten. De oude ontginningslinten zijn duidelijke herkenbaar: de bebouwing is gesitueerd op de gehele kavelbreedte en volgt de rooilijn. Hierdoor zijn er ruimtelijk aaneengesloten wanden langs de straat met een duidelijke percellering, smalle straatprofielen en een duidelijke scheiding tussen privé en openbaar (geen voortuinen). De wijken worden deels begrensd door de netwerken van spoor, water en hoofdontsluitingswegen, die gesitueerd zijn op de aansluiting met de oorspronkelijk lager gelegen gebieden. Onder invloed van de dynamiek van deze netwerken hebben langs deze randen grootschalige ingrepen plaatsgevonden welke de historische structuur deels hebben aangetast. In deze wijken is de bebouwing voor een belangrijk deel geënt op de historische structuur. Latere inbreidingen vallen vaak op doordat ze van de oorspronkelijke verkaveling afwijken en het profiel/rooilijn van de straat niet volgen. De bebouwing is overwegend in één of twee bouwlagen uitgevoerd, de noklijn van de kap is meestal evenwijdig aan de straatrichting. De gevels hebben architectonische details zoals metselwerk accenten, glas-in-loodramen en wisselend kleurgebruik. Bijzonder kapvormen, zoals mansardekap, schilddak en zadeldak vormen accenten in het straatbeeld.

In de Kamperpoort is de oorspronkelijke stedenbouwkundige structuur grotendeels verdwenen door een aantal grootschalige ingrepen, waaronder de bouw van de IJsselhallen en veel recente nieuwbouw. In de nabije toekomst staat meer nieuwbouw op stapel. De oude uitvalsweg naar Kampen, de Hoogstraat, met de aaneenschakeling van individuele panden en de monumentale panden langs de Willemskade, zijn de belangrijkste overgebleven karakteristieken. Door de dynamiek van de grootschalige ingrepen is er een grote diversiteit aan functies in het gebied aanwezig.

Beleidskeuzes

Waardering

De oudere wijken worden in hoge mate gewaardeerd als stedelijk woongebied met historische structuren en bouwstijlen en een diversiteit aan functies. De kleinschalige stedelijke structuur, de aaneengesloten rooilijnen, de architectonische details, de directe relatie van de bebouwing met de openbare ruimte en de (historische) relatie met de binnenstad zijn de belangrijkste kenmerken.

Dynamiek

Op het niveau van de woning vinden vaak kleine uitbreidingen en veranderingen plaats om de bebouwing aan te passen aan de hedendaagse wooneisen. Op het niveau van de straat vinden plaatselijk nieuwe invullingen plaats ten gevolge van functieverandering. De nabijheid van het centrum zorgt vooral langs de oude uitvalswegen voor dynamiek.

Beleid

Het niveau van de welstandstoetsing is hoog.

Het beleid is gericht op het behouden en herstellen van de cultuurhistorische karakteristieken van de ruimtelijke structuur, de openbare ruimte en de bebouwing. Voor de in het bestemmingsplan aangeduide cultuurhistorische waardevolle bebouwing geldt dat er geen architectonische vormen en details verloren mogen gaan. De bebouwing op de locatie is niet aangeduid als cultuurhistorisch waardevol. De oorspronkelijke accenten in het straatbeeld, de bijzondere architectonische details, diverse kapvormen, de hoekoplossingen en de relatie met het openbare gebied vormen een uitgangspunt en de inspiratie bij het ontwerpen.

Conclusie

Het plan is in overeenstemming met de welstandsnota

2.3 Archeologisch en cultuurhistorisch beleid

Archeologisch beleid

Het archeologisch beleid is gebaseerd op de Wet op de archeologische monumentenzorg. Deze wet is per 1 september 2007 in werking getreden. Deze wet voorzag in een nieuwe regeling voor de archeologie in de Monumentenwet 1988.

Als uitwerking van deze wet heeft de gemeenteraad op 18 augustus 2008 besloten het archeologiebeleid gemeente Zwolle vast te stellen. Het beleid is uitgewerkt aan de hand van een viertal kernbegrippen: kenbaarheid, verankering, betaling en kwaliteit. Centraal thema daarbij is dat de archeologische waarden waar nodig worden beschermd, zonder dat er meer maatschappelijke lasten in het leven worden geroepen dan noodzakelijk zijn. Het archeologiebeleid Zwolle bevat onder andere de Archeologische Waarderingskaart Zwolle (welke gebieden hebben een hoge archeologische waarde), kaders wanneer en hoe archeologisch waardevolle gebieden in het bestemmingsplan worden bestemd met een dubbelbestemming en de Lokale Onderzoeksagenda Archeologie Zwolle (archeologische onderzoeksthema's).

Cultuurhistorisch beleid

Het Zwolse beleid zoals verwoord in de vastgestelde beleidsnota voor het Zwols monumenten- en archeologiebeleid (Dynamiek van Oud & Nieuw, 2000) is gericht op de instandhouding van historisch waardevolle objecten, complexen, openbare ruimte en stedenbouwkundige en landschappelijke structuren.

Op grond van de Monumentenwet 1988 en de Erfgoedverordening Zwolle 2010 is het verboden zonder of in afwijking van een vergunning een beschermd (rijks- of gemeentelijk) monument af te breken, te verstoren, te verplaatsen of in enig opzicht te wijzigingen. Ook is het verboden een beschermd monument te herstellen, te gebruiken of te laten gebruiken op een wijze, waardoor het wordt ontsierd of in gevaar gebracht.

Op 1 juli 2015 is artikel 3.1.6, vijfde lid, onderdeel a, van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) gewijzigd. Daarmee dienen cultuurhistorische waarden uitdrukkelijk te worden meegewogen bij het vaststellen van bestemmingsplannen. Dit betekent dat gemeenten een analyse moeten verrichten van de cultuurhistorische waarden in een bestemmingsplangebied en daar conclusies aan verbinden die in een bestemmingsplan verankerd worden. De gemeente Zwolle heeft als onderdeel van de hele inventarisatie van haar grondgebied voor dit plangebied inventarisaties van cultuurhistorische waarden laten uitvoeren.

Dit bestemmingsplan houdt er rekening mee dat de directe omgeving van monumenten en cultuurhistorisch waardevolle panden niet onevenredig wordt verstoord.

De bebouwing Hoogstraat 28 is niet aangewezen tot beschermd monument en heeft geen cultuurhisorische waarden.

Conclusie

Het plan is in overeenstemming met het cultuurhistorisch beleid en wijkt af van het archeologisch beleid, maar is gerechtvaardigd omdat direct na de sloop van de bebouwing, archeologisch onderzoek wordt verricht.

2.4 Verkeersbeleid

Mobiliteitsvisie

Het Zwolse mobiliteitsbeleid vloeit voort uit het rijks – en provinciaal beleid en is verwoord in de Mobiliteitsvisie. De Mobiliteitsvisie is door de gemeenteraad vastgesteld op 2 februari 2009 en in 2014 geactualiseerd in het Actieprogramma Mobiliteit 2014-2017.

Uit de Mobiliteitsvisie komt naar voren dat de verdere groei van de mobiliteit niet opgevangen kan worden door de mobiliteitsvraag te faciliteren met nieuwe infrastructuur. Zwolle heeft een gunstige positie qua ontwikkeling. In de na te streven doelen op het gebied van duurzaamheid, milieu, bereikbaarheid, economische groei, leefbaarheid en dergelijke, is het daarom noodzakelijk om prioriteiten te stellen. Zwolle wil de kwaliteiten als bereikbare en gezonde stad vasthouden door, naast de noodzakelijke uitbreiding van de infrastructuur, de samenleving te mobiliseren om de groeiende vraag naar mobiliteit om te buigen in een duurzame richting.

Parkeerbeleid

De Regeling Parkeernormen 2016 is het toetsingskader voor parkeren in het geval van vastgoedontwikkelingen, bestemmingsplannen en aanvragen van een omgevingsvergunning in de gemeente Zwolle. Het beleid van de Gemeente Zwolle is dat de parkeeropgave van een bouwplan of een ontwikkeling primair op eigen terrein van het bouwplan of de ontwikkeling gerealiseerd moet worden. De parkeeropgave wordt bepaald aan de hand van de parkeerkencijfers en aanwezigheidspercentages van het CROW waarbij het midden van de bandbreedte wordt gehanteerd. Daarnaast biedt het “Stroomschema protocol Parkeren” aanknopingspunten om af te kunnen wijken van de CROW-normering.

Conclusie

Het plan is in overeenstemming met het verkeers- en parkeerbeleid.

2.5 Natuurbeleid

2.5.1 Wet natuurbescherming

De Wet natuurbescherming voorziet sinds 1 januari 2017 in de bescherming van natuurgebieden, soorten flora en fauna en houtopstanden. De bescherming van soorten en gebieden is op Europees niveau geregeld via de Habitatrichtlijn en de Vogelrichtlijn en via de Wet natuurbescherming in de Nederlandse wetgeving verankerd. Om de bescherming van soorten en habitats te waarborgen hebben alle EU-lidstaten specifieke natuurgebieden aangewezen, de zogenaamde Natura 2000-gebieden. In Nederland zijn op grond van het aanwezig zijn van beschermde soorten en habitats, ruim 160 Natura 2000-gebieden aangewezen. Met het oog op bescherming van de soorten en habitats waarvoor deze gebieden zijn aangewezen, zijn er per gebied instandhoudingsdoelen geformuleerd.

Naast de bescherming van Natura 2000-gebieden is ook de bescherming van soorten flora en fauna geregeld via de Wet natuurbescherming. Binnen de soortenbescherming van de Wet natuurbescherming wordt onderscheid gemaakt in soorten van de Europese Vogelrichtlijn (Artikel 3.1), overige strikt beschermde soorten van de Europese Habitatrichtlijn en de Verdragen van Bern en Bonn (Artikel 3.5) en de nationaal beschermde soorten (Artikel 3.10). Daarnaast biedt de Wet natuurbescherming de provincies ruimte om specifiek invulling aan de wet te geven met betrekking tot de bescherming van soorten en/of (onder voorwaarden) vrijstellen van een beschermde status.

Nadelige effecten van projecten of initiatieven op genoemde instandhoudingsdoelen van Natura 2000-gebieden en/of beschermde soorten flora en fauna dienen zoveel mogelijk voorkomen of beperkt te worden. Indien na een zorgvuldige afweging blijkt dat er sprake is van negatieve gevolgen op een Natura 2000-gebied en/of (een) soort(en), dan is hiervoor een vergunning benodigd van het bevoegd gezag (over het algemeen de provincies).

2.5.2 Natuurnetwerk Nerderland (NNN)

Naast de Natura 2000-gebieden, die via de Wet natuurbescherming bescherming genieten, bestaat in Nederland ook het Natuurnetwerk Nederland (NNN), voorheen bekend als de Ecologische Hoofdstructuur (EHS). Dit is het Nederlandse netwerk van bestaande en nieuw aan te leggen natuurgebieden. Met het netwerk beoogt men natuurgebieden beter met elkaar en met het omringende agrarisch gebied te verbinden.

Het ruimtelijk beleid voor het NNN is gericht op 'behoud, herstel en ontwikkeling van de wezenlijke kenmerken en waarden van het NNN' waarbij tevens zoveel mogelijk rekening wordt gehouden met de andere belangen die in het gebied aanwezig zijn. De kernkwaliteiten binnen het NNN zijn natuurkwaliteit, landschappelijke kwaliteiten en beleving van rust. Bescherming van het NNN vindt plaats vanuit de provinciale Verordening Ruimte (inclusief de omgevingsplannen) en de landelijke Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte. Voor het NNN geldt de verplichting tot instandhouding van de wezenlijke kenmerken en waarden van het gebied. In de verordening is het "nee, tenzij"-regime vast gelegd. Dit betekent dat (nieuwe) plannen, projecten of handelingen niet zijn toegestaan indien zij de wezenlijke kenmerken of waarden van het gebied significant aantasten.

In sommige provincies heeft het NNN-beleid externe werking en in sommige provincies niet. Als het NNN-beleid in een provincie externe werking heeft, betekent dit dat het beleid ook voor initiatieven rondom het natuurgebied geldt, die invloed hebben op het natuurgebied. Als het NNN-beleid geen externe werking heeft, is dit beleid alleen van toepassing op activiteiten die worden verricht binnen het netwerk. Voor Overijssel geldt dat het NNN-beleid geen externe werking heeft.

In paragraaf 3.5.1 wordt nader ingegaan op de relatie met de Wet Natuurbescherming en de NNN.

Conclusie:

Het plan is niet strijdig met het natuurbeleid.

2.6 Groenbeleid

Groenbeleidsplan en Structuurplan 2020

Het Groenbeleidsplan, vastgesteld door de gemeenteraad op 30 maart 1998, geeft aan dat de hoofdgroenstructuur stevig genoeg moet zijn om duurzaam in stand te worden gehouden. Het groen zal meerdere functies vervullen, zal natuurwaarden in zich bergen en duidelijk herkenbaar zijn in de stad. Het netwerk van groene dragers in het Structuurplan 2020 is grotendeels afgeleid van het Groenbeleidsplan en aangevuld met nieuw structuurgroen dat voor de periode tot 2020 op het programma staat. Buurtgroen staat niet zelfstandig op de plankaart van het Structuurplan. Wel vormt het een onlosmakelijk onderdeel van de ruimtelijke opzet en inrichting van woon- en werkmilieus.

Bomenverordening en Groene Kaart

Voor de bomen geldt de in 2013 vastgestelde Bomenverordening.

Voor het vellen van een boom binnen de op de Groene Kaart weergegeven groenstructuren (Hoofdgroenstructuur, Wijkgroenstructuur, Groenvoorzienend boomgebied en Hoogstedelijk boomgebied), zoals die staan aangegeven op de Groene Kaart, is een (kap)omgevingsvergunning nodig voor bomen met een omtrek groter dan 30 cm, die staat op een perceel van 400 m² en groter. Onder vellen valt ook het rooien, het verplanten en het verrichten van handelingen die de dood, ernstige beschadiging of ontsiering van een houtopstand als gevolg kunnen hebben.

Bomen die, vanwege ouderdom, omvang, soort of andere redenen bijzonder zijn, staan op de Groene Kaart aangegeven als bijzondere boom. Voor deze bomen geldt dat ze in principe niet gekapt mogen worden, tenzij daarvoor een uitzonderlijke reden is. Dit verbod geldt voor alle bijzondere bomen, ongeacht de locatie op de Groene Kaart, de stamomvang van de boom en de perceelsgrootte van het perceel waarop de bijzondere boom staat. Het basisprincipe is dat bij kap van bomen herplant plaats vindt; voor iedere gekapte boom een nieuwe boom. Wanneer er geen mogelijkheden zijn voor (voldoende) herplant, moet financiële compensatie plaatsvinden.

Conclusie

Het plan is in overeenstemming met het groenbeleid.

2.7 Waterbeleid

Europees en nationaal beleid

Duurzaam schoon oppervlaktewater en bescherming van het drinkwater voor de toekomst. Dat zijn heel in het kort de belangrijkste doelstellingen van de Europese Kaderrichtlijn Water (KRW) en het Waterbeheer 21e eeuw (WB21), die voortaan samengaan via het Nationaal Bestuursakkoord Water.

Europese Kaderrichtlijn Water

De Kaderrichtlijn Water moet ervoor zorgen dat de kwaliteit van het oppervlakte- en grondwater op orde komt. Het oppervlaktewater moet voldoen aan normen voor bepaalde chemische stoffen (waaronder de zogeheten prioritaire (gevaarlijke) stoffen). Worden die normen gehaald, dan spreken we van 'een goede chemische toestand'. Daarnaast moet het oppervlaktewater goed zijn voor een gevarieerde planten- en dierenwereld. Is dat het geval, dan heet dat “een goede ecologische toestand”. Hieronder valt ook een groot aantal andere chemische stoffen dan de hierboven al genoemde prioritaire (gevaarlijke) stoffen.

Voor het grondwater gelden aparte normen voor chemische stoffen. Daarnaast moet de grondwatervoorraad stabiel zijn en mogen bijvoorbeeld natuurgebieden niet verdrogen door een te lage grondwaterstand (goede kwantitatieve toestand).

In de geldende Europese richtlijnen en de EU richtlijn Prioritaire Stoffen staat precies omschreven wat een goede chemische toestand voor oppervlaktewater is. De ecologische doelstellingen stellen de lidstaten onderling vast in zogeheten (internationale) stroomgebiedbeheersplannen. Voor verschillende typen wateren gelden verschillende ecologische doelstellingen. In een plas leven bijvoorbeeld andere planten- en dierensoorten dan in kustwater. Daarom verschillen de ecologische doelen per watertype. De chemische normen zijn bij ieder water ongeveer hetzelfde, met uitzondering van de nutriënten. Daarvoor geldt weer wel een benadering die per watertype kan verschillen.

Van 2010 tot 2015 is de eerste tranche uitgevoerd. De tweede tranche maatregelen loopt van 2016 tot 2021.

Waterbeheer 21e eeuw

Waterbeheer 21e eeuw anticipeert op toekomstige ontwikkelingen zoals klimaatverandering, bodemdaling en zeespiegelstijging. Deze ontwikkelingen stellen strengere eisen aan het waterbeheer. In WB21 wordt uitgegaan van twee principes (tritsen) voor duurzame waterkwantiteit- en duurzaam waterkwaliteitsbeheer:

  • vasthouden, bergen en vertraagd afvoeren;
  • schoonhouden, scheiden en zuiveren.

Bij 'vasthouden, bergen en afvoeren' wordt regenwater zoveel als mogelijk bovenstrooms vastgehouden in de bodem en het oppervlaktewater. Wanneer er toch een wateroverschot ontstaat wordt het water eerst tijdelijk geborgen in bergingsgebieden en dan pas afgevoerd. Bij 'schoonhouden, scheiden en zuiveren' gaat het om een voorkeursvolgorde waarbij de voorkeur uitgaat naar het voorkomen van verontreiniging (schoonhouden). Als toch verontreiniging ontstaat, moeten schoon en vuil water zoveel mogelijk worden gescheiden. Ten slotte wordt het verontreinigde water zo goed mogelijk gezuiverd.

Deltawet

Het doel van de Deltawet, aangenomen op 28 juni 2011, is ons land nu en in de toekomst beschermen tegen hoogwater en de zoetwatervoorziening op orde houden.

De afgelopen eeuw is de zeespiegel gestegen, de bodem gedaald en het is warmer geworden. Dat zet door, blijkt uit de cijfers van het KNMI. Hevigere weersomstandigheden, zoals meer regen en periodes van droogte, zijn zaken om rekening mee te houden. Het Deltaprogramma is er om de huidige veiligheid op orde te krijgen en ervoor te zorgen dat ons land is voorbereid op de toekomst. En om daarbij de juiste maatregelen te nemen voor een veilig en aantrekkelijk Nederland met voldoende zoetwater. Deze zaken worden opgepakt door het hoogwaterbeschermingsprogramma (HWBP) Stadsdijken Zwolle. In het Deltaprogramma werken het Rijk, provincies, gemeenten en waterschappen samen met maatschappelijke organisaties, bedrijfsleven en kennisinstituten. Dit gebeurt onder regie van de Deltacommissaris, waarvan de staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu de coördinerende bewindspersoon is.

Naast de lopende programma's, zoals Ruimte voor de Rivier, Maaswerken, Zwakke Schakels Kust en HWBP, staan in het Deltaprogramma vijf deltabeslissingen centraal. Deze beslissingen gaan over de normen van onze belangrijkste dijken en andere waterkeringen en de strategieën voor onze waterveiligheid, over de beschikbaarheid en verdeling van zoetwater, over het peil van het IJsselmeer, over de manier waarop gebieden veilig kunnen blijven zonder aan economische waarde in te boeten en over hoe bij het bouwen van buurten en wijken rekening kan worden gehouden met water. In 2014 zijn de deltabeslissingen in de Tweede Kamer besproken.

Provinciaal beleid
Provincie Overijssel heeft haar beleid vastgelegd in een omgevingsvisie en de omgevingsverordening. Op 12 april 2017 zijn de Omgevingsvisie en de Omgevingsverordening vastgesteld. Naast het vastleggen van het ruimtelijk beleid van de provincie heeft de Omgevingsvisie tevens de status van Regionaal Waterplan onder de Waterwet en het Milieubeleidsplan onder de Wet milieubeheer.

Waterschapsbeleid
Het algemene beleid van Waterschap Drents Overijsselse Delta is verwoord in het Waterbeheerplan 2016-2021, de beleidsnota Leven met Water in Stedelijk Gebied, de Strategische Nota Rioleringsbeleid 2007, Visie Beheer en Onderhoud 2050 en het Beleidskader Recreatief Medegebruik. Het beleid van het waterschap sluit nauw aan bij de uitgangspunten van WB21. In 2007 is de nota "Leven met Water in stedelijk gebied" vastgesteld. Deze nota beschrijft de voor het waterschap gewenste situatie in bestaand en nieuw stedelijk gebied. Om deze situatie te bereiken heeft het waterschap in 2015 het beheer en onderhoud van deze wateren overgenomen van de gemeente Zwolle. Op watergangen van Waterschap Drents Overijsselse Delta is de keur van toepassing. In de keur is aangegeven wat wel en niet mag bij watergangen, waterkeringen en kernzones. Bijvoorbeeld regels voor bouwwerken op of langs watergangen.

Gemeentelijk beleid
Gemeente Zwolle heeft in de Wateragenda (2015) uitgangspunten vastgelegd om vorm te geven aan de opgaven rondom water en (aanpassen aan het) klimaat. Gemeente Zwolle heeft haar beleid ten aanzien van hemelwaterinfiltratie vastgelegd in de gemeentelijke bouwverordening. Verder zijn in het Gemeentelijk Rioleringsplan 2016-2020 ontwerprichtlijnen en beleidskeuzes beschreven waaraan voldaan moet worden.

Onlangs is de Zwolse adaptatiestrategie (ZAS) gelanceerd. Deze strategie is een vervolg op Zwolle stroomt! Het doel van de ZAS is de stad aan te passen aan het nieuwe klimaat. De strategie helpt de gemeente, inwoners, bedrijven, winkels, scholen en zorginstellingen om er samen voor te zorgen dat Zwolle in 2050 klimaatbestendig is. En nog veel groener, gezonder en economisch aantrekkelijker.

Conclusie

Het plan is in overeenstemming met het waterbeleid.

2.8 Woonbeleid

In paragraaf 2.2.1.1.1. is aangegeven het plan van 12 woningen te beschouwen is als een ruimtelijke ontwikkeling. Hierna wordt de onderbouwing gegeven van de behoefte van dit plan.

Behoefte binnen het ruimtelijk verzorgingsgebied en afstemming

Kort gezegd is de 'behoefte' het saldo van de aantoonbare vraag  naar de voorgenomen ontwikkeling (de komende tien jaar, zijnde de looptijd van het bestemmingsplan) verminderd met het aanbod in planologische besluiten, ook als het feitelijk nog niet is gerealiseerd (harde plancapaciteit).

De provincie Overijssel heeft eind 2014 een regionale woonvisie West Overijssel vastgesteld. Ter uitvoering hiervan is in 2015 het Regionale Woonprogrammering (RWP West-Overijssel, 7 december 2015) opgesteld. Het doel hiervan is om tot een betere balans van vraag en aanbod op de woningmarkt te komen, kwantitatief en kwalitatief, waarbij iedere gemeente bouwt voor de lokale behoefte. In dit document - RWP West-Overijssel (Regionale Woon Programmering) - zijn afspraken gemaakt over woonregio's en nadere afspraken over aantallen woningen en afstemming met de regio. De gemeenten en de provincie hebben op 27 januari 2016 de samenwerkingsovereenkomst getekend. Het RWP West-Overijssel wordt tweejaarlijks geactualiseerd. In 2017 zijn de regionale woonafspraken op basis van nieuwe huishoudprognoses geactualiseerd en in mei 2017 bestuurlijk vastgesteld.

De gemeenten in West-Overijssel hebben de hoofdafspraak gemaakt dat iedere gemeente maximaal 100% van de eigen vraag naar woningen als harde plancapaciteit beschikbaar maakt. Dat is in lijn met de Ladder voor duurzame verstedelijking en de visie van provincie.

Voor Zwolle is de woningbehoefte in de periode 2017-2027 circa 5500 - 6000 woningen. De harde plancapaciteit (inclusief de gebieden met uitwerkingsplicht) is opnieuw geïnventariseerd en komt voor Zwolle uit op ruim 70% van de behoefte (peildatum 1 januari 2017). Daarmee is er een resterende actuele behoefte van 30% wat neerkomt op circa 1500-2000 woningen. Dit biedt voldoende ruimte voor verdere ontwikkeling van de stad door inbreidings- en transformatieplannen en de afbouw van Stadshagen.

Gelet hierop is er voldoende kwantitatieve ruimte voor de realisatie van dit initiatief.

Procedure regionale afstemming

Zoals aangegeven werken gemeenten in Overijssel met dezelfde uitgangspunten om overprogrammering te voorkomen. Binnen de RWP is de afspraak gemaakt maximaal 100% van de gemeentelijke vraag naar woningen beschikbaar te maken in harde plannen. Door te programmeren voor de eigen behoefte zorgen gemeenten ervoor dat er geen overaanbod in harde plannen ontstaat op de (regionale) woningmarkt. Hierdoor gaat er in principe geen extra aanzuigende werking uit naar huishoudens van andere gemeenten. Daarbij zijn migratiecijfers verwerkt in de huishoudensprognose en daarmee ook de regionale behoefte. In de samenwerkingsovereenkomst hebben de provincie en de gemeenten in West Overijssel opgenomen dat ten behoefte van zuinig en zorgvuldig ruimtegebruik en de regionale onderbouwing en afstemming voor de ladder van duurzame verstedelijking gemeenten en provincie afspraken maken over programmeren. Deze zijn verder uitgewerkt in rapport RWP.

De afspraken over de regionale afstemming zijn de volgende:

  • Gemeenten stemmen woningbouwplannen vanaf 25* woningen binnen bestaand stedelijk gebied af met gemeenten in de subregio. Er is sprake van een regionaal afgestemd plan zodra melding is gemaakt en mogelijkheid is geboden mee te denken over het woonplan.
  • Gemeenten stemmen woningbouwplannen vanaf 25* woningen buiten bestaand stedelijk gebied af met gemeenten in de subregio en andere planrelevante gemeenten.
  • Er is sprake van een regionaal afgestemd plan, zodra de meerderheid van de subregio en planrelevante gemeenten hebben ingestemd.

*Voor woningbouwplannen van de gemeenten Deventer en Zwolle ligt de ondergrens hoger. In deze gemeenten worden woningbouwplannen vanaf 50 woningen regionaal afgestemd.

Het plan telt minder dan 50 woningen en op basis van het RWP hoeft geen regionale afstemming plaats te vinden. Het plan is passend binnen de Ladder en programmering in de regio.

Woonvisie

De Woonvisie Ruimte voor Wonen 2017 is vastgesteld door de raad op 8 mei 2017 en geldt als onderlegger voor de Omgevingsvisie. De Woonvisie bevat vier ambities: sterke groeistad, moderne woonstad, solidaire leefstad en duurzame deltastad. Zwolle groeit hard en staat voor de grote uitdaging veel nieuwe woningen toe te voegen. Binnen die groeiopgave wil Zwolle zorgen voor vernieuwende en particuliere woonconcepten en voldoende betaalbare woningen zodat Zwolle een inclusieve stad blijft. De groei van het aantal huishoudens in Zwolle (en daarmee dito de behoefte aan nieuwe woningen) bestaat voor een belangrijke deel uit de groei van een- en tweepersoons huishoudens. Op 14 april 2019 heeft de raad Ontwikkelstrategie Wonen 2019-2024 vastgesteld als actualisatie en uitvoeringsprogramma van de Woonvisie 2017.

In de Woonvisie en Ontwikkelstrategie zijn kaders vastgelegd voor de woningbouw in Zwolle:

  • Het programma voor een project groter dan 30 woningen bestaat in beginsel uit 30% sociale huur en goedkope koop (< € 225.000), 40% middeldure (€ 225.000 – € 325.000) en 30% dure woningen (+ € 325.000), tenzij initiatiefnemer, corporatie en gemeente eens worden dat een andere verdeling beter is voor de wijk of het gebied waar het project deel van uitmaakt.
  • 60% van de nieuwbouwopgave van Zwolle vindt plaats binnen bestaand stedelijk gebied (inbreiding), 40% vindt plaats op een uitleglocatie (uitbreiding).
  • De nadruk ligt op het toevoegen van betaalbare huur- en koopwoningen voor huishoudens met een inkomen tot de huurtoeslaggrens (€ 38.050, peildatum 1 januari 2019) en voor de lage middeninkomens (huishoudinkomen tussen € 38.050 tot € 42.436, peildatum 1 januari 2019).
  • Bijzondere aandacht ook voor de groei van een- en tweepersoons huishoudens en de groeiende behoefte aan stedelijk wonen. Die ontwikkeling onderbouwt de kwalitatieve behoefte aan kleinere woningen/ appartementen binnen bestaand stedelijk gebied.

In de Ontwikkelstrategie is als actualisatie op de Woonvisie de behoefte voor de periode 2019-2024 opgehoogd van 1.000 woningen per jaar. De Woonvisie gaat uit van 600 woningen per jaar tot 2027 en daarna 400 woningen per jaar. Zwolle groeit op dit moment zo hard dat in het perspectief van een groeiende behoefte aan stedelijk wonen, een programma van 600 woningen per jaar ver beneden de marktvraag ligt.

Het ministerie van BZK, de provincie Overijssel en de gemeente Zwolle hebben op 7 maart 2019 de overeenkomst “Pilot woningbouw Zwolle” ondertekend waarin voor de jaren 2019 en 2020 is vastgelegd dat voor woningbouwplannen binnen bestaand stedelijk gebied in Zwolle de behoefteprognoses die gehanteerd worden binnen de woonafspraken West Overijssel worden losgelaten. Voor de provincie Overijssel betekent dit een lichte planologische toetsing op bestemmingsplannen met woningbouw.

Als we voor het bepalen van de behoefte aan woningbouw in Zwolle de Ontwikkelstrategie Wonen 2019-2024 en de Woonvisie 2017-2027 combineren, zou de behoefte aan nieuwe woningen voor de periode 2019 tot 2029 uitkomen op 7.600 woningen. Op dit moment bereidt de provincie nieuwe regionale woonafspraken voor die in de loop van 2020 moeten worden vastgesteld.

De harde plancapaciteit in Zwolle bedraagt (peildatum 1 oktober 2019) nog ongeveer 3.750 woningen. Dat betekent dat voor dit plan voldoende ruimte bestaat.

Conclusie

Het plan is in overeenstemming met het woonbeleid en voldoet hiermee aan de Ladder voor duurzame verstedelijking.

2.9 Coffeeshopbeleid

Het Zwolse coffeeshopbeleid gaat, onder andere, uit van de handhaving van maximaal 5 te gedogen coffeeshops in Zwolle.

Conclusie:

Het plan is in overeenstemming met het Coffeeshopbeleid

2.10 Prostitutiebeleid

Het Zwolse prostitutiebeleid gaat uit van een maximaal stelsel. Het maximum aantal seksinrichtingen is daarbij gesteld op 10 (inclusief escortbedrijven). Deze mogen zich alleen bevinden in het zogenaamde vestigingsgebied. Dit gebied bestaat uit het gebied binnen de stadsgrachten, enige uitvalswegen (Willemskade, Harm Smeengekade, Pannekoekendijk, Schuttevaerkade, Zamenhofsingel, Diezerkade, Thomas à Kempisstraat tot de hoek Vechtstraat, Groot Wezenland, Assendorperstraat tot Molenweg), alsmede het gebied buiten de bebouwde kom.

Conclusie:

Het plan is in overeenstemming met het Prostitutiebeleid.

2.11 Milieubeleid

De gemeenteraad heeft in 2005 de milieuvisie 'Milieu op scherp' vastgesteld. De milieuvisie geeft de richting aan van het Zwolse milieubeleid. In de milieuvisie worden ambities en doelstellingen geformuleerd en worden prioriteiten gesteld in de ontwikkeling en uitvoering van het Zwolse milieubeleid. In de milieuvisie is de strategie geformuleerd die Zwolle wil hanteren om te komen tot een effectief en efficiënt milieubeleid. Er worden parallelle sporen gevolgd en gebiedsgericht ambities geformuleerd. Per sector (geluid, bodem, externe veiligheid, luchtkwaliteit enzovoort) wordt beleid geformuleerd. Op dit moment (anno 2019) is voor de sectoren energie, klimaatadaptatie, bodem, grondwater, geluid, afval, luchtkwaliteit en externe veiligheid beleid vastgesteld. Veelal is dit beleid gebiedsgericht uitgewerkt. Door middel van gebiedsgerichte aanpak wordt het sectorale milieubeleid per zone geïntegreerd. Het principe is dat binnen het grondgebied van Zwolle diverse gebiedstypen worden onderscheiden op basis van ruimtelijke kenmerken en functies. Vervolgens wordt vastgesteld welke milieukwaliteit nagestreefd wordt bij een dergelijk gebiedstype. Uiteindelijk zal dit referentie milieukwaliteitsprofiel de basis vormen voor de uitwerking van het milieubeleid in een specifiek gebied. Voor het plangebied worden de verschillende milieuthema's hierna kort beschreven.

Bedrijvigheid en Inwaartse zonering

Zowel de ruimtelijke ordening als het milieubeleid stellen zich ten doel een goede kwaliteit van het leefmilieu te handhaven en te bevorderen. Dit gebeurd onder andere door milieuzonering. Onder milieuzonering verstaan we enerzijds het aanbrengen van een voldoende ruimtelijke scheiding tussen milieubelastende bedrijven of inrichtingen en gevoelige bestemmingen zoals woningen. Anderzijds worden milieugevoelige functies zoals wonen en recreëren beoordeeld. De ruimtelijke scheiding bestaat doorgaans uit het aanhouden van een bepaalde afstand tussen milieubelastende en milieugevoelige functies. De onderlinge afstand moet groter zijn naarmate de milieubelastende functie het milieu sterker belast.

Milieuzonering heeft drie doelen:

  • Het voorkomen of zoveel mogelijk beperken van hinder en gevaar bij woningen en andere gevoelige functies;
  • Het bieden van voldoende zekerheid aan bedrijven dat zij hun activiteit duurzaam onder aanvaardbare voorwaarden kunnen uitvoeren.

Zwolle hanteert bij de uitwerking van het bovenstaande principe de veel gebruikte VNG-handreiking “Bedrijven en Milieuzonering”(2009). Hierin zijn richtafstanden aangegeven die aangehouden kunnen worden tussen bedrijven (bijv. cafés) c.q. voorzieningen en woningen.

Geluid

In de milieuvisie “Milieu op scherp” wordt de ambitie voor geluid als volgt omschreven. Zwolle is een dynamische stad met geluidniveaus die passen binnen de wettelijke grenswaarden. Er zijn alleen geluiden die passen bij de functie van een gebied en ook de geluidbelasting binnen het gebied is gerelateerd aan de functie van het gebied. Dit is vastgelegd in de 'Handreiking gebiedsgericht werken aan milieu gemeente Zwolle'. Een belangrijke doelstelling is het verminderen van geluidshinder in bestaande woningen en voorkomen van geluidshinder bij renovatie en nieuwbouw. Een belangrijke maatregel om deze doelstelling te bereiken is het toepassen van stillere wegdeksoorten. Een andere maatregel is het meenemen van de geluidsdoelstellingen bij de ruimtelijke planontwikkeling.

In de door de gemeenteraad vastgestelde 'Handreiking gebiedsgericht werken aan milieu gemeente Zwolle' (juli 2007) en in de beleidsregel 'Hogere waarden Wet geluidhinder' (februari 2007) worden de ambities en de grenswaarden (dit is de maximale waarde waarvoor nog hogere grenswaarden worden vastgesteld) per gebiedstype genoemd. Bij de beoordeling van een plan komt het onderzoeken van varianten nadrukkelijk aan bod en wordt gekeken naar mogelijkheden bij aanpak bij de bron (o.a. stillere wegdeksoorten), in het overdrachtsgebied (scherm of wal) en als laatste een hogere grenswaarde waarbij weer specifiek wordt gekeken naar maatregelen binnen het plan waardoor er ondanks een hogere milieubelasting toch een goed woon- en leefklimaat ontstaat.

Het plangebied behoort tot het gebiedstype 'Centrum stedelijk '. In het gemeentelijke beleid is de basiskwaliteit van 53 dB verkeerslawaai voor het gebied opgenomen. In het kader van de Wet geluidhinder (Wgh) is de eventuele hogere grenswaarde maximaal 63 dB wegverkeerslawaai.

Gebiedstype       Ambitie       Voorkeurs-grenswaarde
Wgh      
Grenswaarde       Maximale ontheffingswaarde Wgh      
Centrum stedelijk       53 dB       48 dB binnenstedelijke wegen

48 dB buitenstedelijke wegen (A28)    
63 dB binnenstedelijke wegen

53 dB buitenstedelijke wegen (A28)    
63 dB binnenstedelijke wegen

53 dB buitenstedelijke wegen (A28)    

Indien uit het akoestisch onderzoek blijkt dat kan worden voldaan aan de grenswaarde en indien aan één of meer van de volgende criteria wordt voldaan:

  • door de gekozen situering of bouwvorm gaan de woningen een doelmatige akoestisch afschermende functie vervullen voor andere woningen of voor andere geluidsgevoelige objecten, of:
  • de woningen zijn ter plaatse noodzakelijk om redenen van grond- of bedrijfsgebondenheid, of;
  • door de gekozen situering vullen de woningen een open plaats tussen aanwezige bebouwing op, of;
  • de woningen worden ter plaatse gesitueerd als vervanging van bestaande bebouwing;

kan een hogere grenswaarde worden verleend.

Hogere grenswaarden worden slechts vastgesteld indien de toepassing van maatregelen (gericht op het terugbrengen van de verwachte geluidsbelasting op de gevel van de betrokken woningen of andere geluidsgevoelige bestemmingen tot de daarvoor geldende voorkeursgrenswaarde) onvoldoende doeltreffend zal zijn of overwegende bezwaren ontmoeten van stedenbouwkundige, verkeers- of vervoerskundige, landschappelijke of financiële aard.

Luchtkwaliteit

Het Luchtkwaliteitsplan gemeente Zwolle 2007-2011 beschrijft de luchtkwaliteit situatie in Zwolle, de opgave, de ambitie en de aanpak om de vastgestelde doelen te bereiken. Zwolle wil, binnen de beïnvloedingssfeer van de gemeente, een significante bijdrage leveren aan de verbetering van de luchtkwaliteit.

Daartoe zijn de volgende doelen geformuleerd:

  • voldoen aan wet- en regelgeving;
  • anticiperen op de toekomst;
  • knelpunten in de toekomst moeten voorkomen worden. Dit betekent dat de luchtkwaliteit in het planvormingsproces van ruimtelijke plannen en verkeersplannen wordt meegenomen;
  • beleid ten aanzien van luchtkwaliteit inbedden in bestaand gemeentelijk beleid. De gemeente streeft ernaar dat het aspect door gaat werken in het verkeers- en vervoersbeleid, het ruimtelijke ordeningsbeleid en het beleid van vergunningen en handhaving.

Externe veiligheid

De beleidsvisie externe veiligheid is op 6 maart 2007 vastgesteld door de gemeenteraad. De gemeente streeft ernaar voor haar gehele grondgebied te voldoen aan de basisveiligheid.

Dit betekent dat:

  • Overal voldaan wordt aan de normen voor plaatsgebonden risico;
  • Gebiedsgerichte invulling wordt gegeven aan groepsrisicobeleid met een gebiedsgericht kader externe veiligheid;
  • Veiligheidsdoelstellingen passen bij de typering van het gebied dat wordt ontwikkeld;
  • Zoveel mogelijk geanticipeerd wordt op de landelijke beleidsontwikkeling die een ongunstige invloed kunnen hebben op de veiligheidssituatie in Zwolle met als doel het bewaken van een optimaal veiligheidsniveau.

Op 20 januari 2009 heeft het college van B & W het gebiedsgericht beleidskader externe veiligheid vastgesteld. Het gaat om een ruimtelijke uitwerking van het externe veiligheidsbeleid dat aansluit op het gebiedsgerichte milieubeleid. Op basis van kenmerken (fysieke omgeving, hulpverleningsniveau en zelfredzaamheid) die bij een bepaald gebiedstype horen is een beleidsstandpunt bepaald ten aanzien van een mogelijke toename van het groepsrisico. Tevens is op basis van dezelfde kenmerken van een gebiedstype bepaald of er plaats is voor nieuwe risicobronnen. Een afwijkend gebiedstype vormen de stroomzones. Stroomzones zijn gebieden rondom infrastructuur (spoorlijnen, wegen en waterwegen) waarover gevaarlijke stoffen worden vervoerd. Voor stroomzones is een apart beleidskader geformuleerd.

Het plangebied behoort tot het gebiedstype 'Centrumstedelijk' en ligt net buiten het gebiedstype stroomzone. De locatie ligt op ruim 600 meter van het spoor (station) en op meer dan 400 meter van de A28, ofwel op basis van het gemeentelijke externe veiligheidsbeleid ligt het gebied in zone 4 (300-1500- m.) van zowel het spoor en de A28 waarover gevaarlijke stoffen worden vervoerd.

Voor het gebiedstype 'Centrumstedelijk' geldt dat de risicoruimte zeer beperkt is vanwege de zeer hoge personendichtheid, de slechte bereikbaarheid voor hulpdiensten en de lage organisatiegraad (met het oog op preparatie op calamiteiten met gevaarlijke stoffen). Voor dit gebiedstype geldt een 'stand still-beleid' voor het groepsrisico, met andere woorden een overschrijding van de oriëntatiewaarde en een toename van het groepsrisico als gevolg van interne gebiedsontwikkelingen is niet toegestaan.

Duurzaamheid (KEC: klimaatadaptatie, energietransitie en circulariteit)

De gemeente Zwolle heeft in 2011 een visie op duurzaamheid aangenomen, waarin een omschrijving van het begrip duurzaamheid wordt gegeven: voor Zwolle betekent duurzaamheid een langdurige balans tussen people, planet en profit. Hierbij gelden de volgende uitgangspunten voor beleids- en gebiedsontwikkelingen. Duurzaamheid als leidend principe; beslissingen worden genomen op basis van duurzaamheid.

Duurzaamheid is van en voor de stad; niet opgelegd maar gedragen door de stad, omdat het de stad dient. Benutting van lokale bronnen. Transitie en innovatie: deze zijn nodig voor het realiseren van de voorgaande principes.

Klimaatadaptatie, energietransitie en circulariteit zijn belangrijke pijlers in het coalitieakkoord en in de Zwolse omgevingsvisie. Het college heeft genoemde thema's benoemd als speerpunten voor de toekomstige stad Zwolle waarin het prettige wonen, werken en recreëren is. Zwolle wil koploper zijn in het praktisch maken van het energieakkoord en het Deltaplan Ruimtelijke Adaptatie en ziet klimaatadaptatie en energietransitie als kans om te innoveren en als verdienmodel.

Klimaatadaptatie (aanpassing) gaat over het verminderen van de kwetsbaarheid voor klimaatverandering (zowel fysiek als mentaal = acceptatie) en het profiteren van de kansen die een veranderend klimaat biedt. Belangrijk is om schade door (weers)extremen te voorkomen en de woon-werkomgeving zodanig in te richten dat mensen zo min mogelijk last hebben van extreme weersomstandigheden. Kenmerken van een veranderd klimaat zijn bijvoorbeeld extreme regenbuien, overstromingskansen en langdurige droogte en hitte. Voorbeelden van uitwerking zijn een groene inrichting/gevel, waterdoorlatende verharding, beperkte zoninval in de zomer, maar ook een regenafvoer met een noodoverlaat zodat er bij een hoosbui geen regenwater het gebouw instroomt of het gebouw zodanig inrichten dat water in het gebouw niet tot schade leidt. Rekening houden met een veranderd klimaat levert tevens wooncomfort op. Denk bijvoorbeeld aan slapen of werken in (te) warme ruimten wat onprettig is en bij langdurig aanhoudende hitte zelfs negatieve effecten heeft op de gezondheid. Door bij het ontwerp hier rekening mee te houden kunnen gebouwen en openbare ruimte robuust, gezond en comfortabel worden ingericht én voorbereid zijn op extremen. Ten aanzien van water is het beleid verder uitgewerkt in de paragraaf over waterbeleid.

Wat betreft energie, heeft de gemeenteraad op 17 juli 2017 haar ambities ten aanzien van de energietransitie vastgelegd. Zwolle wil uiterlijk in 2050 energieneutraal zijn en heeft eveneens voor 2025 tussendoelen vastgelegd. In 2025 wil Zwolle de hoeveelheid CO2-uitstoot ten opzichte van 1990 gereduceerd hebben met 25% en wordt 25 % van de totale energievraag op duurzame wijze opgewekt. Tevens is Zwolle voornemens deze energietransitie in te zetten als katalysator voor economische en sociale meerwaarde.Om deze doelstelling te bereiken zal gestreefd moeten worden naar energie neutrale nieuwbouw, waarbij geen gebruik meer wordt gemaakt van fossiele brandstoffen, zoals aardgas voor ruimteverwarming. In 2010 heeft het college van B&W al besloten om in Stadshagen II geen gasinfrastructuur meer aan te leggen. Inmiddels is dit vanuit de landelijk overheid nu ook de standaard geworden bij de nieuwbouw van woningen.

Bodem

Op 1 juli 2008 is het Besluit bodemkwaliteit in werking getreden. In dat kader heeft de gemeente Zwolle op 9 december 2008 een bodemfunctieklassenkaart vastgesteld, waarop voor de hele gemeente wordt aangegeven welke functie de bodem heeft of welke functie in de toekomst wordt nagestreefd. De functieklassenindeling is gebaseerd op het gebiedsgericht milieubeleid van de gemeente. De volgende functies worden onderscheiden: wonen, industrie, water, buitendijksgebied, landbouw/natuur en hoofdwegen. Het plangebied “Kamperpoort, Hoogstraat 28” valt binnen het functieklassengebied wonen.

Met de invoering van het Besluit bodemkwaliteit zijn de kwaliteitsklassen landbouw/natuur, wonen en industrie ingevoerd. Op 24 augustus 2015 heeft de gemeente de bodemkwaliteitskaart vastgesteld gebaseerd op de kwaliteitsklassen van het Besluit bodemkwaliteit. Het plangebied valt binnen de bodemfunctie wonen, dat de kwaliteitsklasse 'industrie' heeft.

Volgens het gemeentelijke Bodembeleidsplan (van kracht per 11 januari 2010) mag de bodemkwaliteitskaart als kwaliteitsbewijs worden gebruikt bij het herontwikkelen van een locatie. Een onderzoek is dan niet nodig. Eventueel vrijkomende grond mag volgens het bodembeleid binnen de gemeente worden hergebruikt met de bodemkwaliteitskaart als kwaliteitsbewijs. Voorwaarde hiervoor is dat de bodem niet verdacht is van verontreiniging op basis van het huidige of historische gebruik, en er geen (al dan niet gesaneerd) geval van bodemverontreiniging bekend is.

Indien er aanwijzingen zijn dat de bodemkwaliteit niet geschikt is voor de functie, kan een bodemonderzoek nodig zijn om te bepalen of de locatie gesaneerd dient te worden. In principe worden verontreinigingen in de bovengrond functiegericht gesaneerd.

Het bodembeleidsplan (2010) kent in overeenstemming met het gemeentelijk milieubeleid een gebiedsgerichte benadering. In het plan wordt onderscheid gemaakt tussen de bovengrond en de ondergrond.

Ondergrond

In juni 2007 heeft de gemeenteraad van Zwolle ingestemd met de Visie op de Ondergrond en besloten de volgende vijf basisprincipes vast te stellen en te gaan toepassen in projecten:

  • Werken met ondergrondse bestemmingen / functies
  • Structureel en georganiseerd gebruik maken van WKO (warmte- / koudeopslag) en WKO koppelen aan grondwatersanering en waterwinning en peilbeheer
  • Bodemsanering gebiedsgericht benaderen
  • Natuur, recreatie, agrarische activiteiten, waterwinning en bescherming van kwalitatief hoogwaardig grondwater met elkaar te combineren in één gebied
  • Structureel en georganiseerd afstemmen van vraag en aanbod van (grond)water, koude en warmte.

Deze vijf basisprincipes vormen ook het vertrekpunt voor de beleidsmatige invulling voor het omgaan met de ondergrond. Het bodembeleidsplan levert een bijdrage aan de implementatie van de basisprincipes door:

  • Het kader te geven voor gebiedsgericht benadering van de bodemsanering
  • De doelstelling voor sanering te koppelen aan de beoogde functies in de ondergrond
  • De mogelijkheid te creëren om de aanpak van bodemverontreiniging integraal af te wegen tegen en af te stemmen met koude-warmte opslag, peilbeheer en/of grondwaterwinning.

Conclusie

Het plan is in overeenstemming met het milieubeleid.

Hoofdstuk 3 Planbeschrijving

In dit hoofdstuk wordt de bestaande ruimtelijke en functionele structuur van het plangebied omschreven en een beschrijving gegeven van de uitgangspunten die gehanteerd zijn bij het maken van dit bestemmingsplan.

3.1 Stedenbouw

Inleiding

De ontwikkeling van de Hoogstraat 28 is een particulier initiatief van de eigenaar. Gezien de huidige situatie is het een goed vooruitzicht voor de wijk dat deze locatie ontwikkeld wordt.

Uitgangspunten

In de Kamperpoort vindt al sinds 2004 een herstructurering plaats. Het kader voor deze ontwikkeling is het stedenbouwkundig ontwikkelperspectief Kamperpoort van februari 2007. Het ontwikkelingsperspectief voor de Kamperpoort is dat van een eigentijdse stadswijk met ongeveer 1.500 inwoners in allerlei soorten en maten. Een wijk met een eigen uniek karakter, waar oude en nieuwe bewoners op een plezierige manier kunnen wonen en werken, geënt op de ontstaansgeschiedenis van ambacht en kleine industrie.

Voor de locatie Hoogstraat 28 wordt uitgegaan van volledige sloop van de bestaande bebouwing en nieuwbouw van woningen.

3.1.1 Huidige situatie

Plangebied

De locatie “Hoogstraat 28” ligt ingeklemd tussen parkeerterrein “het Zijltje” aan de oostzijde, de Nachtegaalstraat en de Hoogstraat aan de respectievelijk noord- en zuidzijde en bebouwing aan de westzijde. Aan de Hoogstraat staan overwegend individuele panden in de rooilijn geplaatst. De Nachtegaalstraat is vanouds een achterkant met schuren, maar transformeert naar een voorkant met woningen. Het Zijltje functioneert als openbare parkeerplaats met een aantal bomen waaronder een monumentale Kastanje. Ook bevindt zich daar een trafostation. Aan de overzijde van de Nachtegaalstraat is de nieuwbouw rond het Katwolderplein in aanbouw. Vanuit het Katwolderplein loopt een zogenaamde 'scharrelroute' via het Zijltje verder door de wijk.

Historische context

De Hoogstraat was de oude dijk naar Kampen, een belangrijke route tussen Zwolle en Kampen. Langs de route werden al in de middeleeuwen kleine bedrijfjes gevestigd. De plint langs de Hoogstraat bood ook later toen de bebouwing met name richting de stad verdichtte, ruimte voor kleinschalige bedrijvigheid. De Hoogstraat stond vroeger in directe relatie tot het historische centrum van Zwolle. Ter plaatse van het Zijltje stond voorheen een schoolgebouw. De aanwezige kastanjeboom boom stond destijds op het schoolplein van de school.

3.1.2 Uitgangspunt bestemmingsplan

Ruimtelijke samenhang

Het plan sluit aan op de karakteristiek van het historische lint van de Hoogstraat. Het gaat om individuele panden die aan elkaar geschakeld zijn. Er is sprake van enige schaalvergroting ten opzichte van het lint, maar dit verhoudt zich tot de maat van het Zijltje en tot de naastgelegen ontwikkelingen (Katwolderplein, Kop van Hoog). Bovendien ligt de hoek Nachtegaalstraat/Zijltje op een zichtlijn, wat een accent in de hoogte rechtvaardigt. Om een heldere pleinwand te realiseren is de kavel Hoogstraat 28 iets vergroot. Om de bijzonderheid van het Zijltje te benadrukken is in de architectuur aandacht besteed aan bijzondere detailleringen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0193.BP19011-0004_0002.png"

Impressie zuid/oost gevels

afbeelding "i_NL.IMRO.0193.BP19011-0004_0003.png"

Impressie noord/oost gevels

afbeelding "i_NL.IMRO.0193.BP19011-0004_0004.png"

afbeelding "i_NL.IMRO.0193.BP19011-0004_0005.png"

afbeelding "i_NL.IMRO.0193.BP19011-0004_0006.png"

Bouwvolume

De nieuwe woningen ogen als vier individuele panden. Aan de Hoogstraat wordt aangesloten op de bestaande bebouwing (2 lagen met kap), vervolgens neemt het volume toe aan het Zijltje richting de hoek met de Nachtegaalstraat (4 bouwlagen, 14m bouwhoogte). Daarmee sluit de bouwmassa aan op de bestaande en geplande bouwvolumes in de directe omgeving.

De woningen volgen de huidige rooilijn. Aan de Nachtegaalstraat wordt de voormalige achterkantsituatie getransformeerd naar een voorkantsituatie. Samen met de andere gevels krijgt het nieuwe bouwblok daarmee een alzijdige uitstraling. De bebouwing aan het Zijltje geeft de nieuwe pleinruimte een wand. De inrichting van het pleintje met de monumentale boom wordt een van de groene pocketparkjes in de wijk, verbonden door de scharrelroute. Daar waar sprake is van een dichte gevel in verband met inpandige parkeerplaatsen, komt een plantenbak aan de gevel zodat er gevelbeplanting kan groeien.

Inpassing parkeren

Het parkeren vindt binnen in het gesloten bouwblok plaats, middels een mechanisch systeem. Op de begane grond is veel ruimte aanwezig voor inpandig fietsparkeren.

3.2 Archeologie

3.2.1 Huidige situatie

In 2000 heeft het college van burgemeester en wethouders opdracht gegeven om een archeologische waarderingskaart te maken van het gemeentelijk grondgebied. Met behulp van deze kaart, die in september 2003 in gebruik is genomen, kunnen tijdig maatregelen worden genomen bij planologische procedures. Het is een onontbeerlijk instrument om actief beleid op te baseren, waardevolle gebieden aan te wijzen en bouwplannen in een vroegtijdig stadium te toetsen. De kaart heeft een fijnmazig karakter. Het archeologisch potentieel van de verschillende gebieden in de gemeente Zwolle is in de volgende percentages uitgedrukt:

  • 0% archeologisch leeg, geheel verstoord of reeds opgegraven,
  • 10% archeologische waarde onbekend; proefonderzoek wordt aanbevolen,
  • 50% archeologisch waardevol; een opgraving is noodzakelijk en de vondstkans is 1:2,
  • 100% archeologische toplocatie; indien bescherming niet kan, is een opgraving altijd noodzakelijk, de vondstkans is uiteraard 100%.

Dit deel van Kamperpoort is op de Archeologische Waarderingskaart Zwolle aangegeven met een archeologische waarde van 100 %. Archeologisch onderzoek is dan ook noodzakelijk.

Beschrijving van het gebied

De Hoogstraat vormt al vanaf de Middeleeuwen een belangrijke handelsweg naar Hasselt en Kampen. Veel van de oude handelswegen uit de Middeleeuwen liggen op een natuurlijke dekzandrug. De naam Hoogstraat vormt een duidelijke verwijzing naar de ligging. De Hoogstraat heeft dienst gedaan als stouwe. Een stouwe had als functie om de daarbinnen liggende gronden te verbeteren door te trachten het water binnen het gebied te houden en te geleiden. Uit eerder uitgevierd onderzoek in 2009 en 2018 is duidelijk geworden dat de oudste bewoning aan de Hoogstraat teruggaat tot in ieder geval de 15de eeuw. Verder kwam naar voren dat de verbinding Musschenhage (tegenwoordige Nachtegaalstraat)/Achterom ouder is dan de Hoogstraat zelf. De Hoogstraat is kunstmatig als dijk of kade aangelegd.

Het perceel Hoogstraat 28 ligt tegenover de voormalige biscuitfabriek en is waarschijnlijk al vanaf de 15de eeuw bebouwd. Vanaf 1896 is op de locatie een smederij gevestigd. Deze smederij was eigendom van J. van der Bend. De familie Van der Bend heeft het pand tot in de jaren 50 van de vorige eeuw betrokken. In 1957 heeft het pand een verbouwing ondergaan en heeft het de voorgevel gekregen die het tegenwoordig bezit. Het pand was toen al geen eigendom meer van de familie Van der Bend. In het adresboek van 1961 wordt meubelmaker H.J. Zweers als bewoner vermeld.

Naast het pand Hoogstraat 28 is in 1871 een school voor lager onderwijs gebouwd. Op deze plek stonden voorheen kleine huisjes. De school, ook wel Tusschenschool of armenschool genoemd, had het schoolplein aan de kant van de Hoogstraat. Bij de school hoorde ook een conciergewoning. De school is in de wijk Kamperpoort bekend geworden als de Zijltjesschool en is in 1974 gesloopt. Een zijmuur van de school is nog steeds aanwezig. Ook de kastanjeboom die op het schoolplein stond is nog bewaard gebleven. Het Zijltje is door de sloop veranderd in een brede doorgang.

Bij werkzaamheden voor kabels en leidingen zijn fundamenten van de school en delen van een kelder waargenomen.

Het gebied is tegenwoordig ingericht met gebouwen die gebruikt worden voor opslag. Een deel van deze gebouwen zal uit de 19de of begin 20de eeuw dateren.

Het archeologisch onderzoek heeft als doel om de totale bewoningsgeschiedenis van de locatie te achterhalen en in kaart te brengen. Het gaat hierbij zowel om de natuurlijke bodemopbouw als de sporen van menselijke activiteiten en bewoning op deze plek.

3.2.2 Uitgangspunt bestemmingsplan

Vanwege de archeologische waarden van 100 % wordt in het bestemmingsplan voor het hele plangebied de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie' opgenomen. Wel wordt aansluitend aan de sloop van de bebouwing in opdracht van de ontwikkelaar archeologisch onderzoek uitgevoerd.

3.3 Cultuurhistorie

3.3.1 Huidige situatie

Voor het plangebied zijn inventarisaties van cultuurhistorische waarden uitgevoerd door Monumenten Advies Bureau uit Nijmegen. Het betreft Kamperpoort update cultuurhistorische analyse Projectgebied Kamperpoort gemeente Zwolle.(Juni 2011) De cultuurhistorische analyse dient als input voor het bestemmingsplan. Met name is onderzoek verricht naar de cultuurhistorisch waardevolle bebouwing, maar ook andere aspecten zoals de historisch-ruimtelijke structuren zijn geanalyseerd en gewaardeerd.

De Hoogstraat is de spil in de van oorsprong laatmiddeleeuwse voorstadsontwikkeling, de kronkelende uitvalsweg over de winterdijk richting Frankhuis en Kampen. Aan weerszijden van de het lint bevinden zich relicten van eeuwenoude verkavelingstructuren. De bebouwing kwam perceelsgewijs tot stand en heeft van oudsher gecombineerde functies: wonen, werken, winkels. De historische gelaagdheid is zichtbaar in de bebouwing, die in uiteenlopende tijdsperioden tot stand kwam en in enkele gevallen zeer oude sporen bevat.

Karakteristiek is de gedifferentieerde en aaneengesloten bebouwing aan de Hoogstraat die doorgaans niet meer dan twee lagen en een kap telt en een smalle percellering heeft.

3.3.2 Uitgangspunt bestemmingsplan

In het plangebied liggen geen objecten met cultuurhistorische waarde. Met het bouwplan is enerzijds aansluiting gezocht bij de hoge bebouwing aan de Nachtegaalstraat en anderzijds bij de historische karakteristiek van de bebouwing aan de Hoogstraat. Daarmee zijn de cultuurhistorische waarden voldoende geborgd. Een beschermende regeling voor de cultuurhistorische waarden is niet nodig.

3.4 Verkeer

3.4.1 Huidige situatie

In de huidige situatie bevindt zich in het gebied bebouwing in slechte staat wat voorheen in gebruik was voor wonen. In de nieuwe situatie komen er 12 appartementen.

Verkeersstructuur

De Pannenkoekendijk is onderdeel van de parkeerring van Zwolle, waar een maximale snelheid van 50 km/u geldt. De Hoogstraat, het Zijltje en de Nachtegaalstraat, liggen binnen het 30 km/u gebied van de Kamperpoort, waarbij de voorrang op de kruispunten gelijkwaardig is. Daar waar de Hoogstraat en de Nachtegaalstraat aansluiten op de Pannenkoekendijk is de voorrang geregeld door middel van haaientanden en verkeerslichten. Op de kruising met de Nachtegaalstraat is een uitritconstructie gerealiseerd..

In verband met de beperkte ruimte in het profiel, geldt voor de Hoogstraat éénrichtingsverkeer voor het autoverkeer. De rijrichting is daarbij vanuit de Kamperpoort richting de Pannenkoekendijk. Op de Nachtegaalstraat geldt tweerichtingsverkeer. Op de kruising Nachtegaalstraat met de Pannenkoekendijk kan het verkeer vanuit noordelijk richting, op de Pannenkoekendijk alleen rechtsaf de wijk in en rechtsaf de wijk uit. Verkeer dat vanaf de zuidzijde van de Pannenkoekendijk komt, kan via de Lijnbaan en de Rieteweg de locatie bereiken. Vanaf de noordzijde is het gebied daarnaast ook bereikbaar via de Meeuwenlaan.

Openbaar vervoer

Het plangebied is zeer goed ontsloten door openbaar vervoer. Tegenover het plangebied liggen aan de Pannenkoekendijk bushaltes waar een groot aantal stadsbussen en streekbussen stopt.

Fiets

De Pannenkoekendijk is een hoofdfietsroute. Deze is vormgegeven als een tweerichting fietspad aan de zijde van de Kamperpoort.

Parkeren

De Kamperpoort is één van de schilwijken rondom het centrum. Het is een gebied met een hoge parkeerdruk en daarom is hier een parkeerregime ingesteld, in de vorm van gefiscaliseerd parkeren.

Parkeren vindt op straat plaats of in parkeerkoffers. Daarnaast kent een deel van de nieuwe ontwikkelingen in het gebied parkeren op eigen terrein.

3.4.2 Uitgangspunt bestemmingsplan

Verkeersstructuur

De inrit naar de parkeerplaatsen in de inpandige parkeergarage ligt aan de Nachtegaalstraat. De verkeersstructuur in/om het plangebied blijft als gevolg van het project ongewijzigd.

Parkeren

Het bouwplan dient te voldoen aan het protocol parkeernormen. Hierin is onder meer vastgelegd hoe om te gaan met de parkeereisen. Voor het voorliggende gebied wordt gerekend met de parkeerkencijfers van het CROW (CROW 381) “Huur, appartement midden/goedkoop” met een bandbreedte van 0,7 – 1,5 parkeerplaats per woning. ( Sterk stedelijk/schilcentrum). Het protocol schrijft voor dat gerekend wordt met het gemiddelde van de bandbreedte. In het voorliggende geval 1,1 parkeerplaats per woning. Van deze 1,1 parkeerplaats is 0,3 parkeerplaats benodigd voor bezoekers. Dat laat 0,8 parkeerplaats per woning voor bewoners.

In het plan worden 12 appartementen gerealiseerd, van 43 tot 49 m2. Op eigen terrein komt inpandig een automatische parkeergarage met 8 parkeerplaatsen.

Dat betekent dat het plan niet voldoet aan de parkeereis vastgelegd in onderdeel 2 van het “Stroomschema protocol Parkeren”. Deze schrijft voor dat de parkeeropgave volledig op eigen terrein wordt opgelost.

Het plan kan geen aanspraak maken op de openbare ruimte. De parkeerruimte op straat in de Kamperpoort is namelijk schaars en de mogelijkheid om extra parkeervergunningen uit te geven is daarom niet aanwezig.

De ontwikkeling wordt door de gemeente als zeer gewenst beschouwd. De locatie is een markante en zichtbare locatie waarbij kwalitatieve uitstraling naar alle zijden gewenst is. De kavel is klein, evenals de omvang van het plan. Meer parkeerplaatsen realiseren op eigen terrein in een (financieel) haalbare vorm, levert niet de gewenste stedenbouwkundige kwaliteit op voor Kamperpoort. De mechanische parkeervoorziening die de ontwikkelaar voorstaat brengt de verschillende gemeentelijke eisen op deze locatie samen. Vanuit stedenbouwkundig oogpunt bezien is afwijking van de parkeernormen gerechtvaardigd.

De mechanische parkeervoorziening is in overeenstemming met onderdeel 4 van het Stroomschema. Voor het betreffende bouwplan is dan de 'Nulvergunningen-optie plus abonnementen' van toepassing. Dit betekent dat alle bezoekers van de bewoners gebruik mogen maken van de betaald parkeerplaatsen (op straat of in de Katwolderpleingarage) en de bewoners die geen vaste parkeerplek hebben in de inpandige parkeergaragen, in aanmerking komen voor een abonnement in de Katwolderplein garage. Uit het parkeeronderzoek 2019 volgt dat de bezettingsgraad van de openbare straatparkeerplaatsen varieert van 45% (op een werkdagmiddag) tot 72% (werkdag nacht). Het bouwplan voegt maximaal 12 x 0,3 x 80% bezoekersparkeren toe aan de openbare ruimte op een werkdagavond. De bezettingsgraad zou daarmee maximaal toenemen tot 73% op de grens van de werkdagavond en -nacht. Om die reden is afwijking voor het bezoekers parkeren toegestaan.

3.5 Natuur

3.5.1 Uitgangspunt bestemmingsplan en resultaten Natuurtoets

Het planvoornemen voor sloop en vervangende nieuwbouw van een woning aan de Hoogstraat 28 te Zwolle is op 7 mei 2019 door Natuurbank Overijssel door middel van een quickscan natuurwaardenonderzoek getoetst aan de vigerende natuurwetgeving. Het onderzoek heeft zicht zowel op de soortenbescherming als de gebiedsbescherming (Natura 2000 en NNN) gericht. Resultaten van het uitgevoerde onderzoek zijn weergegeven in rapport 1907 van Natuurbank Overijssel.

3.5.1.1 Gebiedsbescherming (Natura 2000 en NNN)

Het plangebied is niet gelegen binnen een Natura 2000-gebied. De dichtstbijzijnde Natura 2000-gebieden betreffen de “Uiterwaarden Zwarte Water en Vecht” en "Rijntakken Uiterwaarden IJssel. De locatie ligt op een afstand van ruim 2,3 kilometer van deze gebieden. Gezien de afstand van het plangebied tot aan deze Natura 2000-gebieden, de aard en omvang van de ontwikkeling en de invulling van het tussengelegen gebied, wordt geconcludeerd dat er geen aantasting plaatsvindt op de instandhoudingsdoelstellingen van de Natura 2000-gebieden, mogelijk met uitzondering van het onderdeel stikstof. In de Natuurtoets wordt geadviseerd om met het rekenprogramma AERIUS de stikstofdepositie in de omringende Natura 2000-gebieden in beeld te brengen voor de huidige en de beoogde situatie. Het plangebied ligt op minimaal 1,6 kilometer afstand van gronden die tot het Natuurwerk Nederland (NNN) behoren. Gezien de afstand van het plangebied tot het NNN, de invulling van het tussenliggende gebied en de aard en omvang van de ingreep wordt geconcludeerd dat er geen aantasting plaatsvindt van de wezenlijke kenmerken en waarden van het NNN. Bovendien kent de bescherming van het Natuurnetwerk Nederland in de provincie Overijssel geen externe werking In het kader van de Wet Natuurbescherming is het plangebied onderzocht op het voorkomen van beschermde planten en dieren en de potentiële aanwezigheid van deze soorten (geschiktheid van het gebied voor de desbetreffende soorten).

Beschermde plantensoorten zijn niet aangetroffen in het plangebied en geschikte groeiplaatsen hiervoor ontbreken.

De sloop van de oude bebouwing zal niet leiden tot verlies van verblijf- of nestplaatsen van beschermde soorten en daarom is het aanvragen van een ontheffing Wet Natuurbescherming niet aan de orde.

Conclusie

Er worden geen negatieve effecten op de Natura 2000-gebieden en op het NNN verwacht. In het kader van de Wet Natuurbescherming is nader onderzoek of het aanvragen van ontheffing niet noodzakelijk. De Wet natuurbescherming en de Omgevingsverordening Overijssel vormen geen belemmering voor uitvoering van de woningbouw.

3.5.1.2 Soortbescherming

Op grond van het uitgevoerde veldonderzoek wordt geconstateerd dat de voorgenomen activiteiten niet tot wettelijke consequenties in het kader van de soortbescherming leiden, op voorwaarde dat er rekening wordt gehouden met het vogelbroedseizoen. Nesten, rustplaatsen en eieren van alle inheemse vogels genieten bescherming onder de Wet natuurbescherming. Dit betekent dat er op het moment van de sloop van de huidige bebouwing aan de Hoogstraat 28 geen broedende vogels aanwezig mogen zijn. Bij twijfel over de aanwezigheid van broedende vogels dient door een ter zake kundig ecoloog een broedvogelinspectie te worden uitgevoerd. Daarnaast dient te allen tijde de algemene zorgplicht van de Wet natuurbescherming (Artikel 1.11) in acht te worden genomen. Deze voorziet in een algemene verplichting voor een ieder om voldoende zorg te dragen voor alle in het wild levende dieren en planten en hun directe leefomgeving. Concreet betekent dit dat een ieder die weet of redelijkerwijs kan vermoeden dat door zijn handelen of nalaten nadelige gevolgen kunnen worden veroorzaakt voor in het wild levende dieren en planten, deze handelingen zoveel mogelijk achterwege laat of maatregelen neemt om deze gevolgen te voorkomen dan wel te beperken.

3.5.1.3 Natuurinclusief bouwen

De nieuwbouw aan de Hoogstraat 28 biedt diverse kansen voor 'natuurinclusief bouwen'. De biodiversiteit staat wereldwijd onder druk. Het verlies aan biodiversiteit wordt geweten aan een complexe combinatie van factoren, waaronder verstedelijking. Aan de andere kant biedt het gevarieerde stedelijke landschap met gerichte beschermingsmaatregelen kansen aan een groot aantal soorten. Bij nieuwbouw kan door het plaatsen van voorzieningen op eenvoudige wijze (financieel en bouwtechnisch) een waardevolle bijdrage worden geleverd aan de duurzame instandhouding van de lokale biodiversiteit. Informatie over natuurinclusief bouwen is te vinden op https://www.checklistgroenbouwen.nl.

In dit project wordt met het oog op insecten, beplanting in de gevel van de parkeergarage en het groendak boven de hoofdentree aangebracht. Verder worden (inbouw)kasten voor huismussen, gierzwaluwen en vleermuizen gecreërd.

 

3.6 Water

3.6.1 Huidige situatie
3.6.1.1 Waterstructuur

Op 200 m ten oosten van het plangebied, aan de andere kant van de Pannenkoekendijk, bevindt zich de stadsgracht van Zwolle. Deze watergang wordt beheerd door het Waterschap Overijsselse Delta.

De Pannenkoekendijk is een regionale waterkering. Het plangebied ligt voor een klein deel in beschermingszone B van de waterkering.Hier geldt het mildste keurregime van het waterschap.In de Keur van het waterschap zijn bepalingen opgenomen t.a.v. het in stand houden van het waterkerend vermogen van de waterkeringen. Eigenaren en gebruikers van een woning, bedrijf of perceel grond nabij een waterkering zijn verplicht om zich aan de Keur te houden. De Keur behoudt te allen tijde zijn zelfstandige werking.

afbeelding "i_NL.IMRO.0193.BP19011-0004_0007.png"

Figuur 1: Tracé regionale waterkering (bron: WDODelta)

3.6.1.2 Riolering

In de Kamperpoort ligt een gemengd riool en een regenwaterinfiltratieriool voor het openbaar gebied. Deze worden gehandhaafd. Ten opzichte van de huidige situatie neemt de hoeveelheid afvalwater toe. Er is geen sprake van overbelasting van de capaciteit van het rioleringsstelsel en de zuiveringstechnische werken (rioolwaterzuiveringsinstallatie, transportleidingen en rioolgemalen). Het rioolstelsel in de wijk is dusdanig robuust dat de nieuwe woningen aan de Hoogstraat kunnen worden aangesloten op het bestaande stelsel.

De hemelwaterafvoer (HWA) van daken en terrassen moet zoveel mogelijk binnen het plangebied worden geborgen (infiltreren). Voor de opvang van het hemelwater worden In de kruipruimte van de bebouwing infiltratiekratten geplaatst waarmee een statische berging gecreëerd wordt van 20 mm per vierkante meter afvoerend verhard oppervlak. De afvoer van overtollig hemelwater uit het plangebied mag, ongeacht de toegepaste methode, niet tot wateroverlast leiden op aangrenzende percelen. Speciale aandacht wordt besteed aan duurzaam bouwen en een duurzaam gebruik van de openbare ruimte om een goede kwaliteit van het afgekoppelde hemelwater te garanderen.

3.6.1.3 Ontwateringsdiepte

In het plangebied wordt een ontwateringsdiepte van minimaal 0,7 m gehanteerd om grondwateroverlast te voorkomen. De ontwateringsdiepte is de afstand tussen de gemiddelde hoogste grondwaterstand (GHG) en het maaiveld. Bij het bouwen zonder kruipruimte kan worden volstaan met een geringere ontwateringsdiepte.

3.6.2 Uitgangspunt bestemmingsplan

Wateroverlast

Om wateroverlast en schade in gebouwen te voorkomen, wordt geadviseerd om een vloerpeil van minimaal 20 cm boven het niveau van de openbare weg te hanteren. Ook aan lager, beneden het maaiveld, gelegen ruimtes (kelders, ventilatieschachten) moet aandacht worden besteed om wateroverlast te voorkomen (bv. toepassing van waterdichte materialen of drempels).

Overstromingsrisico

Het plangebied is gelegen in dijkring 53, 'Salland'. Deze dijkring wordt ontsloten door de Vecht aan de noordzijde, de IJssel aan de westzijde, het Zwolle-IJsselkanaal en Zwarte Water aan de noordwestzijde en aan de oostzijde door hooggelegen gronden. Deze dijkring heeft in extreme situaties een risico op een overstroming. Voor bestemmingsplannen in gebieden waar een kans op overstroming vanuit het primaire watersysteem bestaat, is een overstromingsrisicoparagraaf vereist.

Risico-inventarisatie

Dijktrajecten die een gebied tegen overstromingen beschermen, kennen een overstromingskans. Voor de primaire dijktrajecten die het plangebied beschermen geldt een overstromingskans van 1 op 10.000 per jaar. De overstromingskans wordt in de Waterwet toegelicht als: “kans op verlies van waterkerend vermogen van een dijktraject, waardoor het door het dijktraject beschermde gebied zodanig overstroomt, dat dit leidt tot dodelijke slachtoffers of substantiële economische schade”.

Met behulp van de risicokaart wordt de maximale waterdiepte in het plangebied tijdens een overstroming geschat tussen de 0,8 tot 2 meter (figuur 2). De mogelijke waterdiepte kan daarmee worden aangeduid als redelijk diep. De tijd tot overstroming is afhankelijk van de locatie waar de waterkering faalt. In figuur 3 is de tijd tot overstroming van het plangebied bij een dijkdoorbraak van de IJsseldijk bij de IJsselcentrale weergegeven. Dit is snel, namelijk 6 tot 24 uur.

afbeelding "i_NL.IMRO.0193.BP19011-0004_0008.png"

Figuur 2: Maximale waterdiepte bij een overstroming (bron: risicokaart.nl)

afbeelding "i_NL.IMRO.0193.BP19011-0004_0009.png"

Figuur 3: Tijd tot overstroming na dijkdoorbraak t.h.v. IJsselcentrale (bron: Provincie Overijssel)

Maatregelen

Bij de ontwikkeling van het plangebied dient rekening te worden gehouden met mogelijke overstroming(en). Het betreft hierbij ook bewustwording dat bouwen in risicovolle gebieden bepaalde risico's met zich meebrengt en dat hier adequaat mee omgesprongen dient te worden. Wat betreft maatregelen kan worden gedacht aan: aanvullend ophogen (voor zover mogelijk) van het plangebied, voldoende hoog aanbrengen vloerpeil, verhoogde drempels, zodanige inrichting gebouw dat bij eventuele overstroming schade zoveel mogelijk wordt beperkt (denk aan materiaalgebruik en minder gevoelige ruimten op de begane grond), aansluiting van het plangebied op dichtstbijzijnde weg waardoor bereikbaarheid gewaarborgd blijft en opstellen van een evacuatieplan. Meer informatie is o.a. te vinden op de website www.onswater.nl.

Watertoets

De watertoets is uitgevoerd. Het plan heeft geen invloed op de waterhuishouding. Er is geen sprake van (grond)wateroverlast in de omgeving van het plan. Er is geen waterschapsbelang.

3.7 Wonen

3.7.1 Huidige situatie

De aanwezige bebouwing staat leeg. Voorheen was het in gebruik voor wonen.

3.7.2 Uitgangspunt bestemmingsplan

De bestaande bebouwing op de locatie wordt gesloopt om de realisatie van maximaal 12 koopappartementen mogelijk te maken.

De doelgroep voor deze appartementen zijn één- en tweeperoonshuishoudens.

3.8 Milieu

In deze paragraaf wordt ingegaan op de milieuaspecten die van belang zijn bij het toekennen van bestemmingen. Tevens komt de ligging van kabels, leidingen en straalpaden aan bod.

3.8.1 Geluid

Spoorweglawaai

De ontwikkellocatie is gelegen in de nabijheid van de spoorlijnen Zwolle-Kampen, Zwolle-Amersfoort en de Hanzelijn. Op basis van de geluidsproductieplafonds geldt voor deze spoorlijnen een onderzoeksgebied langs weerszijden van respectievelijk 100, 200 en 200 meter. De ontwikkellocatie bevindt zich op een afstand van 470 meter (Kamperlijn) resp. 600 meter van de spoorlijnen en het emplacement en ligt daarmee buiten het aandachtsgebied waarbinnen akoestisch onderzoek noodzakelijk is. Het aspect railverkeerslawaai is daarmee niet relevant.

Industrielawaai

Het plangebied buiten (geluid)gezoneerde bedrijventerrein (Voorst, Wärtsilä complex Spoorzone/ Hanzeland).

De afstand van het plangebied ten opzichte van de ligging van de 260 meter verderop gelegen IJsselhallen is dermate groot, dat geen rekening gehouden hoeft te worden met industrielawaai.

Wegverkeer

Voor de locatie is een geluidsonderzoek (Akoestisch onderzoek Hoogstraat 28, het geluidBuro d.d. 15 november 2019) opgesteld. De locatie ligt binnen de geluidszone van Rijksweg A28 en diverse gemeentelijke wegen, alsook binnen de invloedssfeer van omliggende 30 km/u-wegen. De geluidsbelastingen ten gevolge van het verkeer op deze wegen zijn bepaald. Daarna is gekeken wat de gevolgen zijn voor het ontwikkelen vhet appartementencomplex op de ontwikkellocatie. Hierbij zijn de berekende geluidsbelastingen getoetst aan de 'Beleidsregel Hogere waarden Wet geluidhinder' die sinds 2 april 2007 in de gemeente Zwolle van kracht is.

Uit de berekeningen naar het geluid vanwege het verkeer op Rijksweg A28 blijkt, dat er op de 2e en 3e verdieping overschrijdingen zijn van de voorkeursgrenswaarde van 48 dB. De hoogst berekenende geluidbelasting bedraagt 51 dB. De maximale ontheffingswaarde van 53 dB wordt niet overschreden.

Uit de berekeningen blijkt verder dat het verkeer op de Pannenkoekendijk er voor zorgt dat op 6 rekenpunten op de gevel van het te bouwen appartementencomplex een overschrijding is van de voorkeursgrenswaarde van 48 dB. De rekenpunten zijn gelegen op de noordoostgevel (1e, 2e en 3e verdieping) en vijf op de zuid-oostgevel (op de 2e en 3e verdieping). De geluidbelasting van de Pannenkoekendijk bedraagt ten hoogste 51 dB. Voor alle toetspunten voldoet de maximale geluidbelasting aan de maximale ontheffingswaarde van 68 dB.

Ook blijven de waarden binnen de gebiedsambitie voor gebiedstype Centrumstedelijk van maximaal 53 dB voor de A28. Voor het geluid van de Pannenkoekendijk voldoet de geluidbelasting aan de grenswaarde voor het gebiedstype centrum stedelijk (63 dB). Dit is tevens de maximale ontheffingswaarde voor binnenstedelijke wegen.

Hogere grenswaarden worden slechts dan vastgesteld indien de toepassing van maatregelen, gericht op het terugbrengen van de verwachte geluidsbelasting van de gevel van de betrokken woningen of andere geluidsgevoelige bestemmingen tot de daarvoor geldende voorkeursgrenswaarde, onvoldoende doeltreffend zal zijn, dan wel overwegende bezwaren ontmoet van stedenbouwkundige, verkeers- of vervoerskundige, landschappelijke of financiële aard.

Eventuele bronmaatregelen zijn niet mogelijk.

Op de A28 is geluidsarm asfalt toegepast en is de snelheid gereduceerd. Verder zijn hier al geluidsschermen aanwezig. Aanvullende bron- en overdrachtsmaatregelen zijn niet mogelijk.

Op de Pannenkoekendijk is bij de reconstructie enkele jaren geleden, vanuit beheerstechnische overweging, geen geluidsarm asfalt toegepast. Een reductie van de snelheid is vanuit doorstroming vooralsnog niet gewenst.

Maatregelen in het overdrachtsgebied worden niet toegepast. Bij de situering van de woningen wordt rekening gehouden met de huidige bebouwingslijnen en de onderlinge afscherming van het geluid. Verdergaande maatregelen zoals het aanbrengen van (transparante) geluidschermen aan de zijde van weg stuiten op stedenbouwkundige bezwaren. Er is vanwege bovenstaande redenen geen verder onderzoek uitgevoerd naar maatregelen om de geluidsbelastingen terug te brengen tot de voorkeursgrenswaarde van 48 dB.

Ook wordt voldaan aan het criterium “vervangende nieuwbouw waarbij een open plaats wordt opgevuld”. De geluidsbelasting ten gevolge van de omliggende wegen met een snelheidsregime van 30 km/u is berekend op een niveau van 54 dB (waarde is incl aftrek), gerekend op de zuidwestgevel van het wooncomplex.

Hogere waarden procedure

Vanwege het verkeer op Rijksweg A28 en de Pannenkoekendijk zijn hogere grenswaarden - variërend van 50 (A28) tot 51 dB noodzakelijk om de woningen in de ontwikkellocatie te kunnen realiseren.

afbeelding "i_NL.IMRO.0193.BP19011-0004_0010.png"

Cumulatie geluidbelasting

Cumulatie hoeft volgens de bepalingen van de Wet geluidhinder enkel plaats te vinden voor bronnen waarvoor de voorkeursgrenswaarde wordt overschreden. In dit geval betreft de overschrijding alleen Rijksweg A28 en de Pannenkoekendijk. In verband met de beoordeling van de aanvaardbaarheid van de geluidsniveaus is de geluidsbelasting van alle betrokken wegen en evt andere bronnen, zoals spoorwegen beschouwd. De gecumuleerde geluidsbelasting – uitgedrukt als geluidsbelasting vanwege wegverkeer of industrielawaai bedraagt maximaal 59 dB(A). Dit komt neer op een GES-score van 4. GES staat voor Gezondheids Effect Screening. Met een GES-score van 4 is er sprake van een matig woonklimaat. Bij dergelijke geluidbelastingen is de geluidwering van de gevel een belangrijk aandachtspunt. Door een voldoende hoge geluidwering van de gevel te realiseren is een goed woon- en leefklimaat in de nieuwe woonbestemmingen te realiseren.

Op basis van het volgens het Bouwbesluit 2012 vereiste binnenniveau van 33 dB en een gecumuleerde geluidbelasting van 59 dB, is een karakteristieke geluidwering van 26 dB benodigd. Om dit te realiseren dient rekening te worden gehouden met aanvullende gevelweringsmaatregelen ten opzichte van de in het Bouwbesluit gestelde minimale gevelweringseis van 20 dB. Bij de bouw van het wooncomplex wordt hiermee rekening gehouden.

3.8.2 Bedrijvigheid (Wet milieubeheer)

Met het inpassen van dit woningbouwplan komt de oorspronkelijke bestemming 'Gemengd - 1' te vervallen en krijgt de locatie de functie wonen. Dit heeft geen beperkende invloed op omliggende functies. Verder kent de directe omgeving een beperkt aantal functies naast die passend zijn bij een gemengd gebied. De hierbij horende richtafstanden leveren geen beperkingen op.

Aangezien in het pand Hoogstraat 32 een buurtcafé (Arda) is gevestigd, is in een aparte bijlage onderbouwd waarom kan worden volstaan met toetsing aan de VNG brochure bedrijven en milieuzonering en akoestisch onderzoek kan uitblijven. Het woningbouwplan vormt geen belemmering voor het café (bijlage: notitie 'Akoestische onderbouwing nieuw te bouwen appartementencomplex t.o.v. bestaande horecagelegenheid', het geluidBuro d.d. 25 oktober 2019).

Direct naast het plangebied is een trafo station aanwezig van netbeheerder Enexis. Er is onderzoek gedaan naar de invloed van het trafostation (bijlage: notitie Geluidbelasting vanwege een transformatorkast, geluidBuro d.d. 24 september 2019) waarbij nagegaan is of er sprake is van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat aan de hand van de benadering via de richtwaarden stappenplan van de VNG brochure bedrijven en milieuzonering.

Voor het omgevingstype van de Hoogstraat 28 conform de definitie van de VNG-publicatie is uitgegaan van een rustige woonwijk. Voor de beoordeling wordt in eerste instantie uitgegaan van stap 2a. Het is reëel uit te gaan van een richtwaarde van 45 dB(A) (etmaalwaarde) voor het langtijdgemiddelde beoordelingsniveaus (LAr,LT). De beoordeling van maximaal optredende geluidniveaus wordt gedaan omdat de maximale geluidniveaus aanleiding kunnen zijn voor het optreden van schrik- en ontwaakreacties. De richtwaarde voor de maximale geluidniveaus bedraagt conform stap 2a, 65 dB(A) (etmaalwaarde).

Om zicht te krijgen op optredende geluidniveaus zijn er geluidmetingen verricht. Tijdens de metingen van de representatieve bedrijfssituatie op 9 september 2019 vóór 7:00 uur (nachtperiode) bleek dat het achtergrondniveau van het omgevingsgeluid veel hoger was dan het geluid van de transformatorkast. Als gevolg hiervan is geconcludeerd dat de transformatorkast akoestisch geen relevante bijdrage heeft op de gevels van de nieuw te bouwen appartementen.

De kans dat er hinder optreedt vanwege de transformatorkast ter plaatse van de gevels van de nieuw te realiseren woningen is verwaarloosbaar.

3.8.3 Luchtkwaliteit

Besluit gevoelige bestemmingen

In het plan worden 12 appartementen gerealiseerd. Woningen vallen niet onder de definitie 'gevoelige bestemming' op grond van het Besluit gevoelige bestemmingen. Daarnaast liggen de woningen niet binnen een afstand van 300 meter tot een rijksweg of 50 meter tot een provinciale weg. Derhalve is een nader detailonderzoek naar de luchtkwaliteit ter plaatste van de woningen niet noodzakelijk.

NIBM

In de Regeling NIBM is voor diverse categorieën aangegeven bij welke omvang van een initiatief de 3%-grens bereikt is. Voor de categorie woningbouw is de omvang tot waar geen toetsing nodig is, gesteld op 1.500 woningen (Regeling NIBM bijlage 3B). Aangezien het woningbouwproject 12 wooneenheden omvat, is het plan per definitie NIBM en hoeft geen verdere toetsing plaats te vinden. Een nader detailonderzoek naar de luchtkwaliteit als gevolg van het plan is niet noodzakelijk.

3.8.4 Geur

Het plangebied is gelegen in stedelijk gebied en niet gelegen binnen de invloedsfeer van nabijgelegen bedrijven met geurhinder. Geurhinder wordt niet verwacht

3.8.5 Bodemkwaliteit

Er is bodemonderzoek verricht (bijlage: rapport “Verkennend en aanvullend bodemonderzoek in combinatie met een verkennend asbestonderzoek op de locatie aan de Hoogstraat 28 te Zwolle, Hunneman Milieu – Advies, rapportnummer: 190623/am/sh, d.d. 23-08-2019). Dit rapport is beoordeeld vanwege de aanvraag van de omgevingsvergunning activiteit bouwen. De locatie beslaat ca. 170 m² waarvan ca. 90 m² bebouwd is. In het verleden was een smederij gevestigd op de locatie.

Tijdens het onderzoek zijn sterke verontreinigingen in de bovengrond aangetoond met zware metalen. De locatie is gelegen in het deelgebied 'Oude Stadskernen'. Binnen dit gebied is de grond diffuus verontreinigd met o.a. zware metalen en PAK (plangebied ligt hierbinnen). Hierom kan het naderonderzoek naar aard en omvang van de aangetroffen verontreiniging achterwege blijven. De verontreiniging dient te worden gesaneerd. Hiervoor dient een BUS-melding te worden gedaan.

Op basis van art. 6.2c (Wabo) treedt de vergunning activiteit bouwen niet eerder in werking dan nadat de melding voornemen saneren ( art. 39, 2de lid van de Wet bodembescherming (Wbb)) is gedaan en de in het artikel gestelde termijn is verstreken. Na sanering dient een saneringsevaluatie te worden ingediend, afhankelijk van het saneringsresultaat worden mogelijk gebruiksbeperkingen vastgesteld en geregistreerd bij het kadaster door het bevoegd gezag Wbb.

Conclusie

voor de bestemmingsplanprocedure is op basis van het bodemonderzoek geen noodzaak om nader onderzoek te doen. Wel dient er voor de start van de bouwwerkzaamheden sanering plaats te vinden.

3.8.6 Stikstof / verzuring

Natura 2000-gebieden zijn gevoelig voor verzuring. Het plan is gelegen op een afstand van 2300 meter van het meest nabijgelegen natura 2000-gebied (Uiterwaarden IJssel). De verwachting is dat de nieuwe situatie geen significante verslechtering geeft op de natura 2000-gebieden .

Met behulp van het AERIUS Calculator is zowel voor de ontwikkelfase als de gebruiksfase berekend wat de invloed van het plan is op het natura 2000-gebied (bijlage: 'Stikstofberekening Hoogstraat 28 Zwolle in het kader van Wet natuurbescherming', door bureau Natuurbank Overijssel d.d. 6-10-2019). Hieruit blijkt dat de depositie van het plan levert geen significante negatieve bijdrage (< 0,00 mol/ha/jr.).

Conclusie

Als gevolg van het de sloop van de bestaande bebouwing, het bouwen van 12 appartementen en het bewonen van de appartementen, is er geen sprake van een toename van depositie NOx (of NH3) in Natura2000-gebied.

De voorgenomen activiteiten leiden niet tot wettelijke consequenties. Er hoeft geen Wet natuurbeheervergunning aangevraagd te worden.

3.8.7 Externe veiligheid

In de omgeving van het plangebied is alleen de A28 als transportas relevant. De buisleiding van de Gasunie (aan westzijde A28) ligt op meer dan 500 meter afstand (het invloedsgebied van deze regionale transportleiding is 140 meter). Het dichtstbijzijnde BEVI bedrijf (LPG tankstation Rieteweg) ligt op ruim 500 meter, eveneens ruim buiten het invloedsgebied (150 meter). De locatie ligt op circa 480 meter van het spoor “Kamperlijntje” (echter worden hierover geen gevaarlijke stoffen vervoerd), en ruim 600 meter van de spoorlijnen nabij de Westerlaan gelegen en daarmee is het plangebied ruim buiten het invloedsgebied van 150 meter gelegen.

Rijksweg A28

Door bureau Save is in 2011 ten behoeve van een ander project in de wijk Kamperpoort onderzoek gedaan naar de invloed van de A28 op het plangebied (Toetsing aan de externe veiligheid vanwege het vervoer van gevaarlijke stoffen over de A28. Save, projectnr. 242642 110714 - DJ95, 02 15 augustus 2011). Kort samengevat wordt hierin het volgende geconstateerd.

De rand van het plangebied ligt op ca. 500 meter van de Rijksweg A28. Over de A28 vindt transport van gevaarlijke stoffen plaats. In het besluit externe veiligheid transportroutes zijn normen voor het plaatsgebonden risico (PR) en groepsrisico (GR) opgenomen.

Het basisnet geeft voor het vervoer van gevaarlijke stoffen gebruiksruimtes aan. Deze gebruiksruimtes worden uitgedrukt in maximale risico's (Veiligheidszones). Het rijk stelt langs alle hoofdvaarwegen en rijkswegen een maximale ligging van de PR10-6 contour vast. Binnen deze contour mogen geen kwetsbare functies aanwezig zijn. Beperkt kwetsbare functies worden bij voorkeur uitgesloten.De veiligheidszone van de A28 ter hoogte van het plangebied bedraagt 13 meter gemeten vanaf het midden van de weg ( Regeling basisnet). De veiligheidszone komt daarmee niet buiten het asfalt van de A28. Het plangebied valt ver buiten de veiligheidszone van de A28.

Groepsrisico rijksweg A28

Het groepsrisico ligt naar verwachting zowel in de huidige als in de toekomstige situatie onder de oriëntatiewaarde. Het woningbouwplan voegt met de beoogde 12 nieuwe appartementen een beperkt aantal woningen toe aan de wijk Kamerpoort. Dit zal leiden tot een geringe toename van het aantal personen in de wijk. De nieuwe appartementen zijn gebouwd voor zelfredzame zelfstandige personen

Toets aan het gebiedsgericht beleidskader externe veiligheid

Ten aanzien van de verantwoordingsopgave geldt dat deze toeneemt naarmate de afstand tot de A28 kleiner wordt en het aantal relevante (stoffen)scenario's groter wordt. Het plangebied ligt in zone 4 (300-1500 meter). Voor deze zone is alleen het potentiële effect van een calamiteit met toxisch gas relevant.

Als het gaat om effectieve maatregelen wordt in het gemeentelijk beleidskader voor zone 4 aan het volgende gedacht:

  • 1. Maatregelen om de vluchttijd en –mogelijkheden te vergroten;
  • 2. Direct centraal afgrendelen van het luchtventilatiesysteem of andere maatregelen om schuilmogelijkheden in geval van een toxisch gas te vergroten;
  • 3. Aandacht voor risicocommunicatie (wat te doen in geval van een calamiteit).

Verdere invulling van deze maatregelen in het bouwplan worden door de initiatiefnemer ter goedkeuring met de Veiligheidsregio besproken.

3.8.8 Besluit milieu-effectrapportage (m.e.r.)

De milieueffectrapportage is een wettelijk instrument dat onder meer toegepast kan worden bij bestemmingsplanherzieningen, afhankelijk van de ruimtelijke ontwikkeling en de hierbij horende milieugevolgen. Dit om het milieu een volwaardige plaats in de integrale afweging van een initiatief te geven. Met een milieueffectrapportage wordt inzicht verkregen in de omvang van de milieueffecten bij realisatie van het initiatief en kan hiermee rekening gehouden worden door bijvoorbeeld aanpassingen aan het plan.

Een bestemmingsplan kan op drie manieren met het uitvoeren van een milieueffectrapportage in aanraking komen:

  • 4. Op basis van artikel 7.2a, lid 1 Wm (als wettelijk plan);

Er ontstaat een m.e.r.-plicht wanneer er een passende beoordeling op basis van art. 2.8, lid 1 Wet natuurbescherming nodig is.

  • 5. Op basis van Besluit milieueffectrapportage (bestemmingsplan in kolom 3);

Er ontstaat een m.e.r.-plicht voor die activiteiten en gevallen uit de onderdelen C en D van de bijlage van dit besluit waar het bestemmingsplan genoemd is in kolom 3 (plannen).

  • 6. Op basis van Besluit milieueffectrapportage (bestemmingsplan in kolom 4);

Er ontstaat een m.e.r.-(beoordelings)plicht voor die activiteiten en gevallen uit de onderdelen C en D van de bijlage van dit besluit waar het bestemmingsplan genoemd is in kolom 4 (besluiten).

In het Besluit m.e.r. neemt het bestemmingsplan een bijzondere positie in, want het kan namelijk tegelijkertijd opgenomen zijn in zowel kolom 3 als in kolom 4 van het Besluit m.e.r.. Of het bestemmingsplan in deze gevallen voldoet aan de definitie van het plan uit kolom 3 of aan de definitie van het besluit uit kolom 4 is afhankelijk van de wijze waarop de activiteit in het bestemmingsplan wordt bestemd. Als voor de activiteit eerst één of meerdere uitwerkings- of wijzigingsplannen moeten worden vastgesteld dan is sprake van 'kaderstellend voor' en voldoet het bestemmingsplan aan de definitie van het plan. Is de activiteit geheel of gedeeltelijk als eindbestemming opgenomen voldoet het aan de definitie van het besluit.

Een belangrijk element in het Besluit m.e.r. is het (in feite) indicatief maken van de gevalsdefinities (de drempelwaarden in kolom 2 in de D-lijst). Dit betekent dat het bevoegd gezag meer moet doen dan onder de oude regelgeving. Kon vroeger worden volstaan met de mededeling in het besluit dat de omvang van de activiteit onder de drempelwaarde lag en dus geen m.e.r. (beoordeling) noodzakelijk was, onder de nu geldende regeling moet een motivering worden gegeven. Voor deze motivering wordt de term vormvrije m.e.r. beoordeling gehanteerd.

Beoordeling

Het dichtstbijzijnde Natura 2000-gebied is gelegen op circa 2,3 kilometer afstand van het plangebied (uiterwaarden IJssel: Rijntakken). Gezien de aard en omvang van de ontwikkeling in relatie tot de ruime afstand tot Natura 2000-gebied wordt geconcludeerd dat geen sprake zal zijn van een aantasting van de instandhoudingsdoelstellingen van een Natura-2000 gebied. De resultaten van de berekening met Aerius calculator bevestigen dit (stikstofdepositie is < 0,00 mol/ha/j). Een passende beoordeling op basis van artikel 2.8 lid 1 van de Wet natuurbescherming is in het kader van deze ruimtelijke onderbouwing dan ook niet noodzakelijk. Daarom is geen sprake van een m.e.r.-plicht op basis van artikel 7.2a van de Wet milieubeheer.

Drempelwaarden Besluit m.e.r

Voor wat betreft het gehele plangebied wordt voorzien in directe eindbestemmingen waardoor het voldoet aan de definitie van een 'besluit' als bedoeld in het Besluit m.e.r. Dit betekent dat dit bestemmingsplan m.e.r.-(beoordelings)plichtig is indien activiteiten mogelijk worden gemaakt die genoemd worden in onderdeel C of D van het Besluit m.e.r. en de daarin opgenomen drempel-waarden overschrijden.

Bij het initiatief Hoogstraat 28 is geen sprake van activiteiten die op grond van onderdeel C van het Besluit milieueffectrapportage m.e.r.-plichtig zijn. Wel is sprake van een activiteit die is opgenomen in onderdeel D van het Besluit m.e.r., namelijk: 'de aanleg, wijziging of uitbreiding van een stedelijk ontwikkelingsproject met inbegrip van de bouw van winkelcentra of parkeerterreinen'.

Aangezien in dit geval er sprake van is, wordt getoetst of sprake is van m.e.r-beoordelingsplicht.

Van een m.e.r.-beoordelingsplicht is sprake indien de activiteiten de volgende drempelwaarden uit onderdeel D overschrijden:

1. een oppervlakte van 100 hectare of meer,

2. een aaneengesloten gebied en 2000 of meer woningen omvat, of

3. een bedrijfsvloeroppervlakte van 200.000 m² of meer.

Dit plan overschrijdt niet de drempelwaarden uit de D-lijst. Er is geen sprake van een m.e.r.-beoordelingsplichtige activiteit. Echter, zoals ook hiervoor is aangegeven, dient ook wanneer ontwikkelingen onder drempelwaarden blijven, het bevoegd gezag zich er van te vergewissen of activiteiten geen aanzienlijke milieugevolgen kunnen hebben.

In onderdeel D 11.2 wordt onder een stedelijke ontwikkeling het volgende verstaan: 'De aanleg, wijziging of uitbreiding van een stedelijk ontwikkelingsproject met inbegrip van de bouw van winkelcentra of parkeerterreinen'.

De m.e.r.- plicht geldt bij projecten van een oppervlakte van 100 hectare of meer, een aaneengesloten gebied en 2000 of meer woningen, of een bedrijfsvloeroppervlakte van 200.000 m² of meer.

In de nota van toelichting op het Besluit m.e.r. wordt het begrip 'stedelijk ontwikkelingsproject' geduid. Hier wordt het volgende over gezegd: “Bij een stedelijk ontwikkelingsproject kan het gaan om bouwprojecten als woningen, parkeerterreinen, bioscopen, theaters, sportcentra, kantoorgebouwen en dergelijke of een combinatie daarvan. Wat stedelijke ontwikkeling inhoudt kan van regio tot regio verschillen. Van belang hierbij is of er per saldo aanzienlijke negatieve gevolgen voor het milieu kunnen zijn. Indien bijvoorbeeld een woonwijk wordt afgebroken en er komt een nieuwe voor in de plaats, zal dit in de regel per saldo geen of weinig milieugevolgen hebben. Bij een uitbreiding zal er eerder sprake kunnen zijn van aanzienlijke gevolgen.”

Uit voorgaande volgt dat de realisatie van een appartementencomplex met 12 wooneenheden en een inpandige parkeergarage in algemene zin niet te kwalificeren is als stedelijk ontwikkelingsproject in de zin van het Besluit m.e.r. Er is namelijk geen sprake van aanzienlijke gevolgen voor het milieu (zie ook paragraaf 3.5) en er is geen sprake van een toename aan bebouwd oppervlakte aangezien er al bebouwing aanwezig was op de locatie.

Het initiatief is niet m.e.r.-plichtig en er zijn geen nadelige milieugevolgen te verwachten bij realisatie van het plan.

 

3.9 Duurzaamheid

Bij de realisatie van de appartementen en parkeergarage wordt voor het thema duurzaamheid op de volgende deelgebieden invulling gegeven:

  • Installaties: het (aard)gasloze gebouw zal voorzien worden van hoogwaardige isolatie en energiezuinige installaties. Deze installaties zijn speciaal ontwikkeld voor compacte woningen zoals in deze ontwikkeling en werken daardoor zeer efficiënt. Het gebouw is zoveel als (esthetisch) mogelijk voorzien van platte daken om plaatsing van een maximaal aantal zonnepanelen mogelijk te maken.
  • Materialisering & Detaillering: binnen de ontwikkeling worden waar mogelijk lokale en/of duurzame materialen toegepast. Gevelopeningen en (overkapte) balkons zorgen voor veel variatiemogelijkheden in natuurlijk ventileren, waardoor het koelen en verwarmen van de appartementen beperkt wordt. Algemene ruimtes zijn onverwarmd en daglicht treed diep het gebouw binnen, waarmee energieverbruik voor verwarmen en verlichten geminimaliseerd wordt.
  • Hemelwaterafvoer: voor een duurzame opvang van hemelwater worden in de kruipruimte de benodigde infiltratiekratten ondergebracht.
  • Natuur: binnen een versteende omgeving worden in de ontwikkeling nadrukkelijk natuurlijke accenten aangebracht. Voorbeelden hiervan zijn de gevel van de parkeergarage welke van beplanting is voorzien en het stuk groendak boven de hoofdentree. Ook het opnemen van nestkasten in de gevel ten behoeve van vleermuizen is een natuurlijk accent.

3.10 Afval

In de gemeente Zwolle wordt het huishoudelijk afval op verschillende manieren ingezameld. In de eerste plaats wordt groente-, fruit, en tuinafval (gft-afval), oud papier (OPK) en PMD (plastic, metaal, drankenkartons) gescheiden bij de huishoudens opgehaald. Hiervoor worden bij laagbouwwoningen een drietal minicontainers afgegeven. GFT wordt elke 14 dagen ingezameld. Oud papier en PMD 1 keer per vier weken. Bij hoogbouw zal per situatie moeten worden gekeken welke oplossing het beste is (maatwerk). Restafval wordt ingezameld met ondergrondse restafvalcontainers op buurtniveau. De locaties zijn meestal gelegen bij de uitgang van de buurt. Per 100 aansluitingen wordt één ondergrondse restafvalcontainer geplaatst. Voor fracties als glas en textiel worden op wijkniveau ondergrondse verzamelcontainers geplaatst, meestal in de directe omgeving van winkels. Hiervoor dient wel rekening te worden gehouden in het planontwerp (ruimtelijke inpassing en budget). Overigens worden de textielcontainers betaald door de textielinzamelaar.

Bij nieuwbouwlocaties leidt het afvalstoffenbeleid tot de volgende wensen vanuit :

Laagbouw

  • ruimtelijke inpassing van een drietal minicontainers op het terrein van de woning;
  • in de buurt moet ruimte zijn om de containers dusdanig neer te zetten dat ze zijn te ledigen met een zijlader.

Hoogbouw

  • maatwerk.

3.11 Kabels, leidingen en straalpaden

Het plangebied is niet gelegen binnen enige aandachtsgebieden van kabels, leidingen of straalpaden.

Hoofdstuk 4 Juridische aspecten

Hoofdstuk 4 Juridische aspecten

4.1 Inleiding

Dit bestemmingsplan is gemaakt conform het 'Handboek bestemmingsplannen Zwolle' versie 21. Dit handboek is gebaseerd op de Standaard Vergelijkbare BestemmingsPlannen SVBP2012, zoals vastgelegd in de Regeling standaarden ruimtelijke ordening 2012.
De regels zijn binnen de systematiek van de SVBP2012 aangepast aan de Zwolse situatie en uitgebreid met extra standaardbestemmingen, waaraan in Zwolle behoefte is. De regels van Kamperpoort, Hoogstraat 28 zijn voor zover nodig op hun beurt weer aangepast aan specifieke situaties in het plangebied van het bestemmingsplan Kamperpoort, Hoogstraat 28.

De regels van het bestemmingsplan bestaan uit de volgende hoofdstukken:

Hoofdstuk 1 Inleidende regels :

De inleidende regels zijn van algemene aard en bestaan uit de volgende regels:

Artikel 1 Begrippen;

Artikel 2 Wijze van meten.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels :

Toelichting op de regels voor de enkelbestemmingen:

Het gehele plangebied is onderverdeeld in enkelbestemmingen. Dit in tegenstelling tot een bestemming die andere bestemmingen als dubbelbestemming overlapt. De dubbelbestemmingen behoeven niet in het gehele plangebied voor te komen.

Een enkelbestemming kan in het plangebied op één plaats, maar ook op meerdere plaatsen voorkomen. De bij deze bestemmingen behorende regels zijn per bestemming in een apart artikel ondergebracht.

Alle regels die op een bepaalde bestemming van toepassing zijn, worden zoveel mogelijk in de bestemmingsregels zelf geregeld. Op deze wijze wordt bij de digitale versie van het plan bij het aanklikken op adres of bestemmingsvlak zo veel mogelijk informatie gegeven zonder dat er verder doorgeklikt behoeft te worden.

De opbouw van een bestemmingsregel is als volgt:

  • 1. Bestemmingsomschrijving;
  • 2. Bouwregels;
  • 3. Nadere eisen;
  • 4. Afwijken van de bouwregels;
  • 5. Specifieke gebruiksregels;
  • 6. Afwijken van de gebruiksregels;
  • 7. Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden;
  • 8. Wijzigingsbevoegdheid.

Per bestemmingsonderdeel wordt hierna een korte toelichting wordt gegeven.

  • 1. Bestemmingsomschrijving:

In de bestemmingsomschrijving wordt een nadere omschrijving gegeven van de aan de gronden toegekende functie(s). De hoofdfunctie wordt als eerste genoemd. Indien van toepassing, worden ook aan de hoofdfunctie ondergeschikte functies mogelijk gemaakt. De ondergeschiktheid wordt aangegeven door de zin 'met daaraan ondergeschikt'. De ondergeschikte functies staan ten dienste van de hoofdfunctie in de bestemming. De bestemmingsomschrijving is niet alleen functioneel maar bevat ook inrichtingsaspecten.

  • 2. Bouwregels:

In de bouwregels worden voor alle bouwwerken de van toepassing zijnde bebouwingsregels geregeld.

Bij woningen wordt een onderscheid gemaakt tussen 'hoofdgebouwen', 'bijbehorende bouwwerken' en 'bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zonder dak'. Een 'bijbehorend bouwwerk' is een uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd gebouw, of ander bouwwerk, met een dak'. Deze definitie is gelijk aan de definitie in het Besluit omgevingsrecht (Bor).

Voor de andere functies geldt dat er meestal geen sprake is van 'bijbehorende bouwwerken'. Bij deze functies wordt dan alleen gebruik gemaakt van de begrippen 'gebouwen' en 'bouwwerken, geen gebouwen zijnde'.

De maatvoering waaraan een (hoofd)gebouw, bijbehorend bouwwerk c.q. bouwwerk, geen gebouw zijnde, dient te voldoen wordt in deze regel opgenomen. De maximum goothoogte en maximum bouwhoogte worden in meters weergegeven, de dakhelling in graden.

De hoogte van de gebouwen wordt op de kaart aangegeven, indien er geen uniforme hoogteregels voor de gehele bestemming van toepassing zijn. Dit wordt in de verbeelding op papier van het plan gedaan door middel van een symbool in de vorm van een rondje verdeeld in een matrix met 2 of 3 vlakken. Linksboven staat bijvoorbeeld de maximum goothoogte in meters vermeld, rechtsboven de maximum bouwhoogte in meters en onderaan staat zo nodig het maximum bebouwingspercentage aangegeven. Het symbool is gekoppeld aan het bouwvlak, of indien er geen bouwvlak aanwezig is, aan het bestemmingsvlak.

  • 3. Nadere eisen:

Op grond van artikel 3.6, eerste lid onder d, van de Wet ruimtelijke ordening (Wro) kan in het bestemmingsplan worden bepaald dat door burgemeester en wethouders nadere eisen kunnen worden gesteld. Het betreft hier nadere eisen ten behoeve van bepaalde doorgaans kwalitatief omschreven criteria, zoals stedenbouwkundig beeld, woonsituatie, en verkeersveiligheid. De nadere eisenregeling biedt de mogelijkheid om in concrete situaties in het kader van het verlenen van een omgevingsvergunning sturend op te treden door het stellen van nadere eisen. De criteria zijn in de bepaling van nadere eisen zelf opgenomen.

De procedure voor het stellen van nadere eisen is in deze bestemmingsregels omschreven in Hoofdstuk 3 Algemene regels Artikel 9 Algemene procedureregels.

4. afwijken van de bouwregels:

Op grond van artikel 3.6, eerste lid onder c, van de Wro kan in het bestemmingsplan worden bepaald dat bij een omgevingsvergunning van het bestemmingsplan kan worden afgeweken. In deze bepaling wordt een opsomming gegeven van de bouwregels waarvan kan worden afgeweken. Een afwijkingsmogelijkheid van de bouwregels wordt alleen opgenomen, indien dit noodzakelijk wordt geacht in verband met het gewenste beleid en het een afwijking of verduidelijking betreft van de algemene afwijkingsregels. De criteria zijn in de afwijkingsregel zelf opgenomen.

De procedure voor het afwijken van de bouwregels is omschreven in de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo).

  • 4. Specifieke gebruiksregels:

In artikel 2.1, eerste lid onder c, van de Wabo wordt aangegeven dat het verboden is zonder omgevingsvergunning gronden en bouwwerken te gebruiken in strijd met het bestemmingsplan. Ter verduidelijking worden in een aantal bestemmingen in de specifieke gebruiksregels specifieke vormen van gebruik met name uitgesloten. Dit zijn gebruiksvormen, waarvan het op voorhand gewenst is aan te geven dat deze in ieder geval niet zijn toegestaan.

  • 5. Afwijken van de gebruiksregels:

Bij specifieke gebruiksregels wordt in een aantal bestemmingen een daarop gerichte afwijkingsbevoegdheid opgenomen. Bij zo'n specifieke afwijkingsbevoegdheid zijn ook hier de criteria opgenomen. Ook deze afwijkingsbevoegdheid is gebaseerd op artikel 3.6, eerste lid onder c, van de Wro

De procedure voor het afwijken van de gebruiksregels is omschreven in de Wabo.

  • 6. Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden:

Door het opnemen van de eis voor een omgevingsvergunning overeenkomstig artikel 2.1, eerste lid onder b, van de Wabo, kunnen specifieke inrichtingsactiviteiten aan een omgevingsvergunning worden verbonden. Het betreft het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden. Het bouwen wordt niet aangemerkt als zo'n inrichtingsactiviteit. De eis voor een dergelijke omgevingsvergunning wordt opgenomen om extra bescherming aan een specifieke waarde van de bestemming te bieden, zoals de landschappelijke of cultuurhistorische waarde. De eis voor deze omgevingsvergunning wordt met de criteria voor vergunningverlening in de bestemmingsregel opgenomen.

Dit betekent dat in die gevallen dat er gebouwd wordt, er niet ook nog een vergunning nodig is voor het uitvoeren van een werk, tenzij de (bouw)aanvraag ook ziet op het uitvoeren van werken (bijvoorbeeld het inrichten van een terrein met parkeerplaatsen).

  • 7. Wijzigingsbevoegdheid:

Het gaat hier om een specifieke op een bepaalde bestemming gerichte wijzigingsbevoegdheid als bedoel in artikel 3.6, eerste lid onder a, van de Wro. Hierin wordt aan burgemeester en wethouders de bevoegdheid gegeven om de betreffende bestemming op de aangegeven punten te wijzigen.

Op het toepassen van de wijzigingsbevoegdheid is de Uniforme openbare voorbereidingsprocedure (Uov) van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) van toepassing.

Toelichting op de regels voor dubbelbestemmingen:

Een dubbelbestemming wordt opgenomen in een bestemmingsplan wanneer er sprake is van twee functies die onafhankelijk van elkaar op dezelfde plaats voorkomen. Het opnemen van een dubbelbestemming zorgt met het oog op een specifiek belang voor bescherming van het betreffende gebied.

Deze bestemmingen liggen als het ware over de reguliere (enkel)bestemmingen heen. De bestemmingsomschrijving van de dubbelbestemming geeft aan dat de gronden, naast de andere aan die gronden gegeven (enkel)bestemmingen, mede voor deze dubbelbestemming zijn bestemd. De opbouw van een dubbelbestemmingregel is dezelfde als die van een (enkel)bestemmingsregel, maar alleen die regels worden ter aanvulling opgenomen die noodzakelijk zijn. De regels in de dubbelbestemming geven de verhouding van de enkelbestemming ten opzicht van de dubbelbestemming aan.

Het betreft in dit plan:

;

Artikel 4 Waarde - Archeologie;

Deze bestemmingen liggen als het ware over de reguliere (enkel)bestemmingen heen. De bestemmingsomschrijving van de dubbelbestemming geeft aan dat de gronden, naast de andere aan die gronden gegeven (enkel)bestemmingen, mede voor deze dubbelbestemming zijn bestemd.

De opbouw van een dubbelbestemmingregel is dezelfde als die van een (enkel)bestemmingsregel, maar alleen die regels worden ter aanvulling opgenomen die noodzakelijk zijn. De regels in de dubbelbestemming geven de verhouding van de enkelbestemming ten opzicht van de dubbelbestemming aan.

Hoofdstuk 3 Algemene regels :

In de algemene regels zijn de volgende regels in onderstaande volgorde opgenomen:

Artikel 5 Anti-dubbeltelregel;

;

Artikel 7 Algemene afwijkingsregels;

Artikel 8 Algemene wijzigingsregels;

Artikel 9 Algemene procedureregels.

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels :

In dit laatste hoofdstuk komen de overgangsregels en de slotbepaling aan de orde.

4.2 Inleidende regels

Artikel 1 Begrippen

Hierin worden de in de regels gebruikte begrippen gedefinieerd. Ze zijn alfabetisch gerangschikt met uitzondering van de begrippen plan en bestemmingplan die als eerste zijn genoemd.

Het doel van deze regels is om misverstanden of verschillen in interpretatie te voorkomen. Dit als aanvulling op de gevallen waarbij het woordenboek van Van Dale geen uitsluitsel geeft.

Artikel 2 Wijze van meten

Dit is de handleiding voor de manier van meten van diverse in het plan bepaalde maten.

4.3 Bestemmingsregels

Hierna wordt - voor zover nog nodig - een toelichting op een aantal artikelen van de bestemmingsregels gegeven:

Artikel 3 Wonen - Meergezinshuis

Deze bestemming is bedoeld voor meergezinshuizen. Dit zijn flats en andere gebouwen met meerdere naast en/of boven elkaar gelegen woningen, welke in tegenstelling tot het eengezinshuis qua uiterlijke verschijningsvorm als een eenheid beschouwd kunnen worden. De definitie van eengezinshuis en meergezinshuis is opgenomen in de begrippen. Voor deze bestemming gelden de zelfde uitgangspunten en regels als voor de bestemming Wonen.

Bijgebouwenregeling:

De regels voor bijbehorende bouwwerken wijken af van de regeling voor de eengezinshuizen. Per afzonderlijke gestapelde woning mag buiten het bouwvlak 25 m² worden gebouwd. Daarnaast mag er een onbeperkte oppervlakte worden gebouwd ten behoeve van algemene voorzieningen voor het meergezinshuis. Dit voorzover het bestemmingsvlak dit toelaat.

Beroep aan huis:

Volgens vaste jurisprudentie moet binnen een woonbestemming ook een aan huis verbonden beroep worden toegelaten. Uit de jurisprudentie kan als enige ruimtelijk relevant criterium worden afgeleid het hebben van 'een ruimtelijke uitwerking of uitstraling, die in overeenstemming is met de woonfunctie van het betrokken perceel'.

Er is in dit plan een regeling opgenomen voor het gebruik van een deel van een woning voor een aan huis verbonden beroep, zoals in de gemeente Zwolle bij deze bestemming gebruikelijk is. De beperking van het ruimtebeslag van de woning met inbegrip van de bijgebouwen tot 30% van het vloeroppervlak van de woning (met een absoluut maximum van 50 m²) dient om het verlies of de bovenmatige aantasting van de woonfunctie of van het woonkarakter tegen te gaan. Op deze wijze wordt tevens voorkomen dat de verkeersaantrekkende werking te groot zal worden.

Het verhuren of anderszins beschikbaar stellen van woonruimte aan derden voor de uitoefening van een beroep of bedrijf, hoe gering ook van omvang, is zonder meer als strijdig met de woonbestemming aan te merken.

In de begrippen is een definitie opgenomen over wat onder een aan huis verbonden beroep moet worden verstaan. Het gaat om een dienstverlenend beroep. De definitie van beroep aan huis is gelijk aan de landelijk gehanteerde standaarddefinitie. Indien er personeel in dienst wordt genomen kan er eerder sprake zijn van een ruimtelijke uitwerking of uitstraling die niet met de woonfunctie in overeenstemming is.

Artikel 4 Waarde - Archeologie

Uitgangspunten voor deze dubbelbestemming zijn:

  • De gebieden die volgens de gemeentelijke archeologische waarderingskaart een grote vondstkans hebben (50% of meer) zijn mede bestemd tot archeologisch waardevol gebied (zie kaart ....).
  • Bij de regeling voor de dubbelbestemming is nauwe aansluiting gezocht bij de Wet op de archeologische monumentenzorg.
  • Bij verstoringen in de bodem met een grotere diepte dan 0,5 meter en een grotere oppervlakte dan 100 m² zijn specifieke bouwregels en een omgevingsgunningenstelsel conform de regeling uit de Wet op de archeologische monumentenzorg van toepassing.

Deze dubbelbestemming omvat het hele plangebied.

4.4 Algemene regels

Artikel 5 Anti-dubbeltelregel

De anti-dubbeltelregel moet op grond van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) worden opgenomen om bijvoorbeeld te voorkomen dat, wanneer volgens een bestemmingsplan bepaalde gebouwen en bouwwerken niet meer dan een bepaald deel van een perceel mogen beslaan, het opengebleven terrein niet nog eens meetelt bij het toestaan van een ander gebouw of bouwwerk, waaraan een soortgelijke eis wordt gesteld.

Bij een omgevingsvergunning kan hiervan worden afgeweken, indien anderszins in voldoende ruimte kan worden voorzien. Ten slotte kan bij een omgevingsvergunning worden afgeweken in bijzondere omstandigheden, onder andere op basis van criteria van de “Regeling Parkeernormen 2016”.

Artikel 7 Algemene afwijkingsregels

In deze regels is als eerste de op grond van vaste jurisprudentie vereiste algemene afwijking in de vorm van de zogenaamde 'toverformule' opgenomen. Bij een omgevingsvergunning moet van het gebruiksverbod worden afgeweken, indien strikte toepassing zou leiden tot een beperking van het meest doelmatige gebruik, welke niet door dringende redenen wordt gerechtvaardigd.

Daarnaast wordt in deze regels de bevoegdheid gegeven om bij een omgevingsvergunning af te wijken van bepaalde in het bestemmingsplan geregelde onderwerpen. Hierbij gaat het om afwijkingsregels die gelden voor alle bestemmingen in het plan. Deze regels zijn niet van toepassing, indien en voor zover er specifieke in de bestemming zelf geregelde afwijkingsregels van toepassing zijn.

Ten slotte zijn de criteria voor de toepassing van deze afwijkingsregels hier opgenomen.

Artikel 8 Algemene wijzigingsregels

Deze regel maakt het mogelijk de bestemmingen ''Wonen - Meergezinshuis' onder in deze regel omschreven voorwaarden zodanig te wijzigen dat de situering en de vorm van de in het plan aangegeven bouwvlakken met bijbehorende tuinen, erven, wegen en groenvoorzieningen worden gewijzigd dan wel nieuwe bouwvlakken met bijbehorende tuinen, erven, wegen en groenvoorzieningen worden aangegeven.

Artikel 9 Algemene procedureregels

Hierin wordt de standaardprocedure bij Zwolse bestemmingsplannen voor de voorbereiding van een besluit tot het stellen van een nadere eis beschreven.

4.5 Overgangs- en slotregels

Artikel 11 Overgangsrecht

Het overgangsrecht is vastgelegd in de vorm zoals in het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) is voorgeschreven.

Tevens is een hardheidsclausule opgenomen in de vorm van persoonsgebonden overgangsrecht op de wijze zoals door de regering bij de totstandkoming van het Bro werd aanbevolen.

Artikel 12 Slotregel

Als laatste wordt de slotregel opgenomen. Deze regel bevat zowel de aanhalingstitel van het plan, de aanhalingstitel van de regels van het plan als de vaststellingsregel van het plan.

4.6 Handboek

Dit bestemmingsplan is vervaardigd conform de richtlijnen van het 'Handboek bestemmingsplannen Zwolle' versie 21.

Hoofdstuk 5 Uitvoerbaarheid

5.1 Economische uitvoerbaarheid

De ontwikkeling en de uitvoering van het plan komen voor rekening van de ontwikkelaar. De gemeente heeft met de ontwikkelaar van de gronden in het plangebied een anterieure overeenkomst gesloten, waarin is vastgelegd dat de kosten voor het bestemmingsplan ten laste komen van de ontwikkelaar. Evenals de mogelijke planschade als gevolg van nieuwbouw.

5.2 Maatschappelijke uitvoerbaarheid

5.2.1 Overleg met de buurt

Op 20 juni 2019 vond op de ontwikkellocatie een inloopbijeenkomst plaats, waarbij de initiatiefnemer en de gemeente het bouwplan en de bestemmingsplanprocedure hebben toegelicht. Tussen de 30 en 40 belangstellenden zijn geweest. Hun reacties waren overwegend positief over het plan. Wel werden er kritische opmerkingen gemaakt over de overlast van de bouwactiviteiten in de wijk.

5.2.2 Uitkomsten overleg

Het voorontwerpplan is in het kader van het als bedoel in artikel 3.1.1. Besluit ruimtelijke ordening toegestuurd naar instanties en organisaties met het verzoek schriftelijk te reageren.

Het plan is toegezonden naar de volgende instanties en organisatie:

  • provincie Overijssel;
  • Waterschap Drents Overijsselse Delta;
  • Veiligheidsregio IJsselland;
  • Enexis.

Provincie Overijssel, het Waterschap Drents Overijsselse Delta en Enexis hebben aangegeven dat het voorontwerp geen aanleiding geeft voor het maken van opmerkingen.

De Veiligheidsregio adviseert om:

  • de woningen te laten voorzien van afsluitbare mechanische ventilatie, zodat de bewoners bij een incident met toxische stoffen veilig in de woningen kunnen schuilen;
  • de toekomstige bewoners te informeren over de risico's vanuit de omgeving en wat zij bij een incident zelf kunnen doen.

Reactie gemeente:

De maatregelen zijn benoemd in de toelichting van het bestemmingsplan en heeft daarom geen effect op de inhoud van het bestemmingsplan.