direct naar inhoud van TOELICHTING
Plan: Holtenbroek, Bachlaan en omgeving
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0193.BP14027-0004

TOELICHTING

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding

Woningbouwvereniging SWZ heeft het voornemen om de strook waarop portiekflats stonden aan de Bachlaan tussen de Klooienberglaan, Beethovenlaan en de Porporastraat opnieuw in te richten. De flats voldeden niet meer aan de woonwensen die de corporatie tegenwoordig stelt. De strook zal een nieuwe invulling krijgen met een mix van appartementen en grondgebonden woningen. De percelen zijn gelegen binnen het bestemmingsplan Holtenbroek en hebben hierin de bestemming Woondoeleinden meergezinshuizen. De bouw van grondgebonden woningen is hiermee in strijd. Gelet hierop dient het bestemmingsplan te worden herzien. Het doel van het bestemmingsplan is de herontwikkeling van de Bachlaan en omgeving in Holtenbroek tot een aantrekkelijk en karakteristiek stedelijk woongebied mogelijk te maken. Dit plan geldt na inwerkingtreding als nieuw toetsingskader en treedt voor het betreffende plangebied in de plaats van het op dit moment geldende bestemmingsplan.

1.2 Plangebied

Het plangebied wordt globaal begrensd door de Bachlaan, de Klooienberglaan, Beethovenlaan en de Porporastraat.

1.3 Geldend bestemmingsplan

Het plangebied valt in het bestemmingsplan 'Holtenbroek'. Dit bestemmingsplan is door de gemeenteraad vastgesteld op 14 juni 2010 (besluitnummer EC1004-0044). Op 9 september 2010 is het bestemmingsplan in werking getreden.

Hoofdstuk 2 Beleidskader

2.1 Ruimtelijk beleid

2.1.1 Rijksbeleid

Structuurvisie Ruimte en Infrastructuur

Op 30 december 2011 is het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) van kracht geworden. Het Barro heeft als doel om vanuit een concreet nationaal belang een goede ruimtelijke ordening te bevorderen. Onderwerpen waarvoor het rijk ruimte vraagt zijn de mainportontwikkeling van Rotterdam, bescherming van de waterveiligheid in het kustfundament en in en rond de grote rivieren, bescherming en behoud van de Waddenzee en enkele werelderfgoederen, zoals de Beemster, de Nieuwe Hollandse Waterlinie en de Stelling van Amsterdam en de uitoefening van defensietaken.

Op 1 oktober 2012 is aan het Barro een aantal onderwerpen toegevoegd. Het gaat om de eerder aangekondigde onderwerpen Ecologische hoofdstructuur, elektriciteitsvoorziening, toekomstige uitbreiding hoofd(spoor)wegennet, veiligheid rond rijksvaarwegen, verstedelijking in het IJsselmeer, bescherming van primaire waterkeringen buiten het kustfundament en toekomstige rivierverruiming van de Maastakken. Aan artikel 3.6.1 van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) is op 1 oktober 2012 de ladder voor duurzame verstedelijking (SER-ladder) toegevoegd. Dit artikel bepaalt dat de toelichting bij een bestemmingsplan dat een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk maakt, een verantwoording dient te bevatten dat de voorgenomen stedelijke ontwikkeling voorziet in een actuele regionale behoefte.

Het kabinet heeft de keuze voor deze onderwerpen gemaakt in de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR). Deze structuurvisie bundelt het nationale ruimtelijke en infrastructuurbeleid in 13 nationale belangen. Met de uitbreiding van het Barro en het Bro is de juridische verankering van de SVIR nagenoeg compleet.

De visie van het kabinet op de ruimtelijke ontwikkeling van Nederland staat beschreven in de Nota Ruimte. In deze nota is het ruimtelijk beleid tot 2020 vastgelegd met een doorkijk tot 2030. De nota heeft een strategisch karakter en richt zich op de hoofdlijnen van het beleid.

Het hoofddoel van het nationaal ruimtelijk beleid kan worden samengevat als: ruimte scheppen voor de verschillende ruimtevragende functies. Gelet op de beperkte ruimte in Nederland dient dit efficiënt en duurzaam te geschieden. Het kabinet heeft gekozen voor een dynamisch en op ontwikkeling gericht ruimtelijk beleid, met als uitgangspunt 'decentraal waar dat kan, centraal waar dit moet'.

De Nota Ruimte bevat geen beleid dat rechtstreeks doorwerkt naar ontwikkelingen binnen het plangebied.

2.1.1.1 Ladder voor duurzame verstedelijking

Aan artikel 3.6.1 van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) is op 1 oktober 2012 de ladder voor duurzame verstedelijking toegevoegd. Dit artikel bepaalt dat in een bestemmingsplan dat een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk maakt:

  • a. er wordt beschreven dat de voorgenomen stedelijke ontwikkeling voorziet in een actuele regionale behoefte;
  • b. indien uit de beschrijving, bedoeld in onderdeel a, blijkt dat sprake is van een actuele regionale behoefte, wordt beschreven in hoeverre in die behoefte binnen het bestaand stedelijk gebied van de betreffende regio kan worden voorzien door benutting van beschikbare gronden door herstructurering, transformatie of anderszins, en;
  • c. indien uit de beschrijving, bedoeld in onderdeel b, blijkt dat de stedelijke ontwikkeling niet binnen het bestaand stedelijk gebied van de betreffende regio kan plaatsvinden, wordt beschreven in hoeverre wordt voorzien in die behoefte op locaties die, gebruikmakend van verschillende middelen van vervoer, passend ontsloten zijn of als zodanig worden ontwikkeld.

Voor het bestemmingsplan Holtenbroek, Bachlaan en omgeving worden de treden van de ladder als volgt doorlopen.

Onderzoek en conclusie

Bij a.

De woningen voorzien in een actuele regionale behoefte. De onderbouwing hiervan is opgenomen in de woonvisie. Zie 2.7 Volkshuisvestingsbeleid. Voor een nadere toelichting worden verwezen naar hoofdstuk 3.6 van de plantoelichting .

Bij b.

Er wordt door middel van herstructurering gebruik gemaakt van reeds beschikbare ruimte binnen het bestaand stedelijk gebied, want de ontwikkeling is beoogd op de bestaande locatie van het plangebied. De gemeente Zwolle zet in op een aantrekkelijk en karakteristiek stedelijk woongebied.

Bij c.

De beoogde ontwikkeling wordt gerealiseerd in bestaand stedelijk gebied, daarom behoeft deze stap niet verder te worden uitgewerkt.

Er wordt geconcludeerd dat de beoogde ontwikkeling voldoet aan de uitgangspunten van de SER-ladder.

2.1.2 Provinciaal beleid

Omgevingsvisie en Omgevingsverordening provincie Overijssel

De provincie Overijssel heeft op 1 juli 2009 de Omgevingsvisie en de Omgevingsverordening vastgesteld. Hierin is het ruimtelijk beleid van de provincie vastgelegd. In het beleid van de provincie staan de zorg voor ruimtelijke kwaliteit en duurzaamheid centraal. Deze elementen zijn derhalve binnen de hele omgevingsvisie terug te vinden.

De sturingsfilosofie van de provincie is als volgt samen te vatten: als sprake is van een bepaalde ontwikkeling, dan moet eerst worden nagegaan, aan de hand van de generieke beleidsuitgangspunten die in de omgevingsvisie zijn opgenomen, of er behoefte is aan de ontwikkeling. Indien dat zo is, moet worden nagegaan of de gekozen plek geschikt is voor het aldaar doorvoeren van de ontwikkeling.

Om antwoord te kunnen geven op die laatste vraag dient de ontwikkelingsperspectievenkaart bekeken te worden. Wanneer uit die kaart blijkt dat een ontwikkeling, zoals gepland, niet in strijd is met deze kaart, kan verder worden bezien hoe de ontwikkeling vormgegeven moet worden. Hierbij heeft de provincie gekozen voor een vierlagenbenadering, in welke benadering vier kaarten/lagen worden onderscheiden. Dit zijn de natuurlijke laag, de laag van het agrarische cultuurlandschap, de stedelijke laag en de lust- en leisurelaag. Samen met de catalogus gebiedskenmerken kan worden geconstrueerd welke kenmerken per laag van belang zijn om rekening mee te houden bij de planvorming.

Ontwikkelingsperspectief

Uit de kaart Ontwikkelingsperspectieven blijkt dat de locatie in het gebied ligt dat is aangemerkt voor 'veelzijdige leefmilieus, breed spectrum woon-, werk- en mixmilieus' met de subcategorie 'woonwijk' en de beleidsaanduiding 'beekdal'. In de gebieden aangemerkt als 'woonwijk' is ruimte voor herstructurering, inbreiding en transformatie naar diverse woon- werk- en gemengde stadsmilieus.

Gebiedskenmerken

Op de Gebiedskenmerken kaarten blijkt dat de natuurlijke laag van het plangebied aangemerkt dient te worden als 'dekzandvlakte'. Het agrarische cultuurlandschap wordt aangeduid als 'bebouwing' en de stedelijke laag als 'bebouwing: woonwijken 1955 - nu'. De vierde laag, de lust en leisurelaag is niet aangeduid.

Conclusie

Gezien de bovenstaande ontwikkelingsperspectieven en gebiedskenmerken valt de herontwikkeling van de in het generieke beleid van de provincie

2.1.3 Gemeentelijk beleid

Structuurplan Zwolle 2020

De gemeenteraad van Zwolle heeft op 16 juni 2008 ingestemd met het Structuurplan Zwolle 2020. Met het Structuurplan Zwolle 2020 geeft de gemeente richting aan de noodzakelijke groei van woningbouw en bedrijvenlocaties. Daarmee wordt de positie van Zwolle als regionale centrumstad versterkt en komen er kaders waarbinnen de stad zich de komende jaren kan ontwikkelen. Toekomstvisie en draagvlak moeten zorgen voor een evenwichtige groei van Zwolle met behoud van groen, leefbaarheid, bereikbaarheid en duurzaamheid. De globale visies op de toekomstige sociale, economische en ruimtelijke structuur zijn uitgewerkt tot de kern van het structuurplan: de plankaart met een beschrijving in hoofdlijnen van de meest gewenste ontwikkelingen voor de komende vijftien jaar. De plankaart geeft zo een integraal beeld van de beoogde functies van stad en ommeland tot 2020.

In het Structuurplan wordt het plangebied aangemerkt als 'woongebied'.

In het Structuurplan is het volgende opgenomen over Holtenbroek:

'Met de herstructurering wordt het eenzijdige karakter van de buurt doorbroken. Ruim 450 woningen worden gesloopt, hiervoor komen ongeveer 350 woningen terug. Daarnaast worden nog eens 285 woningen toegevoegd: een mix van koop- en huurwoningen. Er komt een woonzorgcomplex en er worden studenteneenheden gebouwd. Het winkelcentrum wordt geheel vernieuwd. Het gaat om een groenstedelijk woonmilieu, waarbij veel aandacht wordt besteed aan de openbare ruimte'.

Conclusie

Het plan is in overeenstemming met het gemeentelijke structuurplan.

‘Quickscan herontwikkeling Bachlaan Holtenbroek’

De uitgangspunten en randvoorwaarden van de herontwikkeling zijn door de gemeente opgenomen in de “Quickscan herontwikkeling Bachlaan Holtenbroek” (11 november 2013).

Stedenbouwkundig plan Bachlaan

Vervolgens is een stedenbouwkundig plan opgesteld. In dit programma zijn de randvoorwaarden voor de herontwikkeling van de Bachlaan nader uitgewerkt en vastgelegd. Bijlage 2 Stedenbouwkundig plan Bachlaan.

Welstandsnota

Algemeen

De welstandsnota is op 11 maart 2013 door de gemeenteraad vastgesteld. Het doel van de Welstandsnota is het bieden van een toetsingskader voor de ruimtelijke kwaliteit van de stad. De nota kent twee belangrijke gebruikers. Voor de overheid biedt de nota een toetsingskader voor ingediende bouwinitiatieven. Voor de burger biedt de welstandsnota vooraf het kader en de randvoorwaarden voor de ontwikkeling van nieuwe bouwinitiatieven.

De welstandstoets wordt uitgevoerd op basis van relatieve criteria. Eigen aan het gebruik van 'relatieve' criteria is dat zij niet uitkomen op één resultaat, maar dat zij meerdere uitkomsten mogelijk maken.

Relatieve criteria vragen dus om nadere oordeelsvorming, bijvoorbeeld de bepaling dat kleurgebruik van een bijgebouw hetzelfde karakter moet hebben als dat van het hoofdgebouw. Om een goede kwaliteit van de ontwerpresultaten te bevorderen, kunnen er aanvullende richtlijnen worden geformuleerd.

Het bestemmingsplan is altijd kaderstellend voor de welstandstoetsing. Wat in het bestemmingsplan is toegelaten of is voorgeschreven aan bouwhoogte, bouwvolume, functie enzovoorts, kan door het welstandsbeleid niet worden ingeperkt. Soms gaan bestemmingsplannen verder en worden ook regels gegeven voor bijvoorbeeld plaatsing in de rooilijn of voor kappen en dakkapellen. Dan is er sprake van enige overlap met welstand.

Door het relatieve karakter van de welstandscriteria ontstaat er geen strijdigheid met eventuele bestemmingsplaneisen. Bij de herziening van bestemmingsplannen, zoals dit plan voor de Bachlaan, is de aansluiting met de welstandsnota een belangrijk aandachtspunt..

Gebiedsgericht welstandsbeleid

Voor de buurt Holtenbroek is in de Welstandsnota beschrijving nummer 4 'Holtenbroek' van toepassing. Hieronder zijn van de beleidskeuzes die hier in het kader van welstand gemaakt zijn samengevat.

Beleidskeuzes

waardering

De functionele opzet van deze wederopbouwwijk wordt vooral gewaardeerd vanwege het ruime en groene karakter van het openbare gebied. De verbeteringen van zowel de openbare ruimte als de woningen in de afgelopen jaren hebben gezorgd voor een aantrekkelijke wijk, dichtbij het centrum en het buitengebied.

dynamiek

In delen van Holtenbroek zijn de wijkopzet en de woningtypologieën aangepast aan de hedendaagse woonwensen. Daarbij is een nieuw beeld ontstaan, aansluitend op de oorspronkelijke opzet. Voor de komende jaren is de wijk in een rustiger vaarwater.

beleid

  • Het niveau van de welstandstoetsing is regulier.
  • Respecteren en versterken van de doorgaande openbare groengebieden en parkstroken.
  • Respecteren van de geometrische opzet van de kwadranten met hoog- en laagbouw en de ruimtelijke compositie van de bebouwing en de groengebieden.
  • Versterken van de verscheidenheid aan woonvormen en het individuele karakter van de woningen.
  • Er is ruimte voor individuele aanpassingen binnen de collectieve woonvormen, met behoud van de ruimtelijke compositie.
  • Respecteren van architectonische details als stijgpunten, entrees en balkons bij renovatie en vernieuwing. Bijzondere aandacht voor het verbeteren van grote, dichte gevelvlakken.

Overige voor welstand relevante beleidsstukken:

  • bestemmingsplan;
  • reclamebeleid.

Welstandscriteria

Plaatsing

  • Bij nieuwbouw zijn de perceellering, positie en oriëntatie van de bebouwing in de directe omgeving richtinggevend.
  • Bestaande verspringingen in de rooilijn zijn richtinggevend.
  • Waar zijgevels zich oriënteren op de openbare ruimte moet dat in de architectuur tot uiting komen.
  • De entreezijde van de woning is herkenbaar vormgegeven.

Massa en vorm

  • De bestaande schaal van de bebouwing in de omgeving is het uitgangspunt bij het uitbreiden of vervangen van de bebouwing.
  • In het bouwwerk moet samenhang bestaan tussen de samenstellende delen van dat bouwwerk.
  • Massa en vorm reageren op de belendende bebouwing.
  • Bijbehorende bouwwerken zijn ondergeschikt aan de hoofdmassa.

Gevels

  • Bij verbouw en renovatie is de oorspronkelijke gevelopbouw het uitgangspunt.
  • Bij nieuwbouw zijn de stijlkenmerken, het materiaal en het kleurgebruik van bebouwing in de omgeving het uitgangspunt.
  • Er is eenheid in de architectuur van de gehele gevel.

Detaillering, kleur en materiaal

  • Bij verbouw of renovatie krijgt de detaillering eenzelfde mate van aandacht als bij de bestaande architectuur.
  • Bij verbouw of renovatie is het oorspronkelijke kleurgebruik uitgangspunt.
  • Bij nieuwbouw is het oorspronkelijke kleurgebruik in de omgeving uitgangspunt.
  • Bij verbouw of renovatie is het oorspronkelijke materiaalgebruik uitgangspunt.

Erfafscheidingen

Gebouwde erfafscheidingen respecteren de relatie met de openbare ruimte.

2.2 Archeologisch en cultuurhistorisch beleid

Archeologisch beleid

Het archeologisch beleid is gebaseerd op de Archeologiewet. Gebieden die volgens de archeologische waarderingskaart een vondstkans hebben van 50% of meer krijgen de dubbelbestemming 'Archeologisch waardevol gebied'. In dit geval dient de aanvrager van een omgevingsvergunning voor bepaalde ingrepen in de bodem in het belang van de archeologische monumentenzorg een rapport te overleggen waarin de archeologische waarde van het terrein dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord naar het oordeel van burgemeester en wethouders in voldoende mate is vastgesteld. Aan een reguliere omgevingsvergunning kunnen in dit verband regels worden verbonden.

Gronden met een vondstkans van 50% of meer zijn niet aanwezig in het plangebied, zodat de dubbelbestemming niet hoeft te worden opgenomen.

Conclusie

Het plan is in overeenstemming met het archeologisch beleid.

2.3 Verkeersbeleid

Mobiliteitsvisie

Het op dit moment vigerende Zwolse mobiliteitsbeleid vloeit voort uit het rijks – en provinciaal beleid en is verwoord in de Mobiliteitsvisie. De Mobiliteitsvisie is door de gemeenteraad vastgesteld op 2 februari 2009.

Uit de Mobiliteitsvisie komt naar voren dat de verdere groei van de mobiliteit niet opgevangen kan worden door de mobiliteitsvraag te faciliteren met nieuwe infrastructuur. Zwolle heeft een gunstige positie qua ontwikkeling. In de na te streven doelen op het gebied van duurzaamheid, milieu, bereikbaarheid, economische groei, leefbaarheid en dergelijke is het daarom noodzakelijk om prioriteiten te stellen. De hoofddoelstelling voor het Mobiliteitsbeleid van de Gemeente Zwolle luidt daarom als volgt:

De kwaliteiten van Zwolle als bereikbare en gezonde stad vasthouden door, naast de noodzakelijke uitbreiding van de infrastructuur, de samenleving te mobiliseren om de groeiende vraag naar mobiliteit om te buigen in een duurzame richting.

Op een lager schaalniveau geldt voor het plangebied dat de erftoegangswegen moeten worden uitgevoerd als verblijfsgebied (30 km-gebied; volgens de principes van Duurzaam Veilig).

Conclusie

Het plan is in overeenstemming met het verkeersbeleid.

2.4 Groenbeleid

Groenbeleidsplan en Structuurplan

De Raad heeft met het vaststellen van het gemeentelijke Groenbeleidsplan (1998) de Stedelijke Hoofdgroenstructuur aangewezen, welke bestaat uit een samenspel van groen- en waterelementen die tezamen een betekenis hebben voor de stad als geheel. Deze groenstructuur moet stevig genoeg zijn om duurzaam in stand te worden gehouden en zal meerdere functies vervullen, zal natuurwaarden in zich bergen en duidelijk herkenbaar zijn in de stad.

In het Structuurplan 2020 (2008) wordt dit beleid overgenomen door aan het Stedelijk Hoofdgroenstructuur de kwalificatie Structuurgroen te geven. Groene structuren en voorzieningen op wijkniveau worden in het Groenbeleidsplan gerekend tot het Wijkgroen en in het Structuurplan 2020 tot het Buurtgroen.

Bomenverordening

Het gemeentelijk beleid rond bomen is vastgelegd in de Bomenverordening (2013). Voor het vellen van een boom met een omtrek groter dan 30 cm, die staat op een perceel van 400 m2 en groter, is een (kap)vergunning nodig als deze boom zich bevindt binnen de groengebieden die op de Groene Kaart staan aangegeven. De Stedelijke Hoofdgroenstructuur is één van deze gebieden. Onder vellen valt ook het rooien, het verplanten en het verrichten van handelingen die de dood, ernstige beschadiging of ontsiering van een houtopstand ten gevolge kunnen hebben. Een ernstige beschadiging kan bijvoorbeeld optreden wanneer de wortels aangetast worden. Daarbij geldt als vuistregel dat de ruimte die bovengronds wordt ingenomen door de kroon, ondergronds wordt ingenomen door het wortelgestel. Daarom is het niet alleen ongewenst dat er gebouwd wordt binnen de projectie van de kroon op de grond, maar ook dat daar bijvoorbeeld verharding wordt aangebracht, wordt afgegraven of opgehoogd.

Bijzondere bomen
Bomen die vanwege ouderdom, omvang, soort of andere redenen bijzonder zijn, staan geregistreerd als bijzondere boom. Voor deze bomen geldt dat ze in principe niet gekapt mogen worden, tenzij daarvoor een uitzonderlijke reden is. Voor een kapvergunning is een aparte, zwaardere procedure vereist.

Kapvergunning met compensatie
Het basisprincipe is dat bij kap van bomen herplant plaats vindt; voor iedere gekapte boom een nieuwe boom. Wanneer bij functiewijziging er absoluut geen mogelijkheden zijn voor (voldoende) herplant, moet er financiële compensatie plaatsvinden. De waarde van de bomen wordt daarbij bepaald volgens de actuele methode van de Nederlandse Vereniging van Beëdigde Taxateurs van Bomen. Dit geld wordt gebruikt om in de stad bomen kwantitatief of kwalitatief te verbeteren.

Bij functiewijziging van een gebied dient in het vroegste stadium geïnventariseerd te worden welke bomen en groenstructuur gehandhaafd dient te blijven en of er Bijzondere Bomen staan. Alleen op basis van een goede doorwrochte groeninventarisatie en een verantwoorde afweging kan een kapvergunning worden aangevraagd en worden verleend. Er kan van compensatie worden afgeweken als daar vanuit de groenfunctie redenen voor aan te voeren zijn, namelijk omdat de resterende boombeplanting door de kap meer ruimte krijgt om zich tot volwassen boom te kunnen ontwikkelen of omdat de herplant niet gewenst is vanwege natuurwetenschappelijk belang, cultuurhistorische aspecten van het groen, landschappelijke kwaliteiten en/of recreatief gebruik

Groenbeleidsplan en Structuurplan 2020

Het Groenbeleidsplan, vastgesteld door de gemeenteraad op 30 maart 1998, geeft aan dat de hoofdgroenstructuur stevig genoeg moet zijn om duurzaam in stand te worden gehouden. Het groen zal meerdere functies vervullen, zal natuurwaarden in zich bergen en duidelijk herkenbaar zijn in de stad. Het netwerk van groene dragers in het Structuurplan 2020 is grotendeels afgeleid van het Groenbeleidsplan en aangevuld met nieuw structuurgroen dat voor de periode tot 2020 op het programma staat. Buurtgroen staat niet zelfstandig op de plankaart van het Structuurplan. Wel vormt het een onlosmakelijk onderdeel van de ruimtelijke opzet en inrichting van woon- en werkmilieus.

Bomenverordening

Voor de bomen geldt de in 2005 vastgestelde Bomenverordening. In de bomenverordening zijn criteria, weigeringsgronden en voorschriften opgenomen over het (compenseren van het) kappen van bomen. Het basisprincipe is dat bij kap van bomen herplant plaats vindt; voor iedere gekapte boom een nieuwe boom.

Voor het vellen van een boom met een omtrek groter dan 30 cm, die staat op een perceel van 400 m² en groter, is een (kap)vergunning nodig. Onder vellen valt ook het rooien, het verplanten en het verrichten van handelingen die de dood, ernstige beschadiging of ontsiering van een houtopstand als gevolg kunnen hebben. Een ernstige beschadiging kan bijvoorbeeld optreden wanneer de wortels aangetast worden. Daarbij geldt als vuistregel dat de ruimte die bovengronds wordt ingenomen door de kroon, ondergronds wordt ingenomen door het wortelgestel. Daarom is het niet alleen ongewenst dat er gebouwd wordt binnen de projectie van de kroon op de grond, maar ook dat daar bijvoorbeeld verharding wordt aangebracht, wordt afgegraven of opgehoogd. Bomen die, vanwege ouderdom, omvang, soort of andere redenen bijzonder zijn, staan geregistreerd als bijzondere boom. Voor deze bomen geldt dat ze in principe niet gekapt mogen worden, tenzij daarvoor een uitzonderlijke reden is. Voor een kapvergunning is een aparte procedure vereist. Aan de vergunning kunnen voorwaarden worden verbonden, waaronder aanwijzingen voor herplant.

Conclusie

Het plan is in overeenstemming met het groenbeleid.

2.5 Natuurbeleid

Nationaal beleid

Flora- en faunawet

De Flora- en Faunawet regelt de bescherming van soorten planten en dieren die in hun voortbestaan worden bedreigd. Naast soorten uit de Vogel- en Habitatrichtlijn zijn dat ook soorten uit een nationale lijst. Daarnaast regelt de Flora- en Faunawet de zorgplicht, die stelt dat dieren niet onnodig mogen worden gedood, verwond of verstoord.

Niet iedere soort is onder de Flora- en Faunawet even zwaar beschermd. Dit is terug te vinden in de verschillen categorieën die in de wet worden genoemd: Tabel 1, 2, 3 en Vogels. In het kader van een ruimtelijke ingreep zoals de herontwikkeling van ziekenhuisterrein De Wezenlanden geldt ten aanzien van de verbodsbepalingen voor Tabel 1 - soorten een ontheffing. Door met een goedgekeurde gedragscode te werken geldt er een vrijstelling voor Tabel 2 - soorten ten aanzien van de ontheffingsplicht. Bij activiteiten die te kwalificeren zijn als ruimtelijke ontwikkelingen, geldt voor tabel 3 - soorten geen vrijstelling, ook niet op basis van een gedragscode. Hiervoor is een ontheffing nodig.

Ontheffingaanvragen voor soorten uit Tabel 1 en 2 worden getoetst aan het criterium 'doet geen afbreuk aan gunstige staat van instandhouding van de soort' (de zogenaamde lichte toets). Ontheffingaanvragen voor soorten uit Tabel 3 krijgen te maken met de 'uitgebreide toets'. Dit houdt in dat wordt getoetst op drie criteria, te weten 1) er is sprake van een in of bij de wet genoemd belang, 2) er is geen alternatief en 3) doet geen afbreuk aan gunstige staat van instandhouding van de soort. Aan alle criteria moet worden voldaan.

2.6 Waterbeleid

Europees en nationaal beleid

Duurzaam schoon oppervlaktewater en bescherming van het drinkwater voor de toekomst. Dat zijn heel in het kort de belangrijkste doelstellingen van de Europese Kaderrichtlijn Water (KRW) en het Waterbeheer 21e eeuw (WB21), die voortaan samengaan via het Nationaal Bestuursakkoord Water.

Europese Kaderrichtlijn Water

De KRW moet ervoor zorgen dat de kwaliteit van het oppervlakte- en grondwater in 2015 op orde is. In dat jaar moet het oppervlaktewater voldoen aan normen voor bepaalde chemische stoffen (waaronder de zogeheten prioritaire gevaarlijke stoffen). Worden die normen gehaald, dan spreken we van 'een goede chemische toestand'. Daarnaast moet het oppervlaktewater goed zijn voor een gevarieerde planten- en dierenwereld. Is dat het geval, dan heet dat 'een goede ecologische toestand'. Voor het grondwater gelden aparte normen voor chemische stoffen. Daarnaast moet de grondwatervoorraad stabiel zijn en mogen bijvoorbeeld natuurgebieden niet verdrogen door een te lage grondwaterstand. Dit heet 'een goede kwantitatieve toestand'.

Waterbeheer 21e eeuw

WB21 anticipeert op toekomstige ontwikkelingen zoals klimaatverandering, bodemdaling en zeespiegelstijging. Deze ontwikkelingen stellen strengere eisen aan het waterbeheer. In WB21 wordt uitgegaan van twee principes (tritsen) voor duurzame waterkwantiteit- en duurzaam waterkwaliteitsbeheer:

  • vasthouden, bergen en vertraagd afvoeren;
  • schoonhouden, scheiden en zuiveren.

Bij 'vasthouden, bergen en afvoeren' wordt regenwater zoveel als mogelijk bovenstrooms vastgehouden in de bodem en het oppervlaktewater. Wanneer er toch een wateroverschot ontstaat wordt het water eerst tijdelijk geborgen in bergingsgebieden en dan pas afgevoerd. Bij 'schoonhouden, scheiden en zuiveren' gaat het om een voorkeursvolgorde waarbij de voorkeur uitgaat naar het voorkomen van verontreiniging (schoonhouden). Als toch verontreiniging ontstaat, moeten schoon en vuil water zoveel mogelijk worden gescheiden. Ten slotte wordt het verontreinigde water zo goed mogelijk gezuiverd.

Deltawet

Het doel van de Deltawet, aangenomen op 28 juni 2011, is ons land nu en in de toekomst beschermen tegen hoog water en de zoetwatervoorziening op orde houden.

De afgelopen eeuw is de zeespiegel gestegen, de bodem gedaald en het is warmer geworden. Dat zet door, blijkt uit de cijfers van het KNMI. Hevigere weersomstandigheden, zoals meer regen en periodes van droogte, zijn zaken om rekening mee te houden. Het Deltaprogramma is er om ons land voor te bereiden op de toekomst. En om daarbij de juiste maatregelen te nemen voor een veilig en aantrekkelijk Nederland met voldoende zoetwater. In het Deltaprogramma werken het rijk, provincies, gemeenten en waterschappen samen met maatschappelijke organisaties, bedrijfsleven en kennisinstituten. Dit gebeurt onder regie van de Deltacommissaris. De staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu is de coördinerend bewindspersoon voor het Deltaprogramma.

Naast de lopende programma's, zoals Ruimte voor de Rivier, Maaswerken, Zwakke Schakels Kust en Hoogwaterbeschermingsprogramma, staan in het Deltaprogramma vijf deltabeslissingen centraal. Voor 2015 worden die voorgelegd aan het kabinet. Deze beslissingen gaan over:

  • de normen van onze belangrijkste dijken en andere waterkeringen en de strategieën voor onze waterveiligheid;
  • de beschikbaarheid en verdeling van zoetwater;
  • het peil van het IJsselmeer;
  • de manier waarop gebieden veilig kunnen blijven zonder aan economische waarde in te boeten en;
  • hoe bij het bouwen van buurten en wijken rekening kan worden gehouden met water.

Provinciaal beleid
De Provincie Overijssel heeft haar beleid vastgelegd in een Omgevingsvisie en een Omgevingsverordening. De Omgevingsvisie heeft tevens de status van Regionaal Waterplan onder de nieuwe Waterwet, de status van Provinciaal Waterhuishoudingsplan onder de Wet op de waterhuishouding tot de inwerkingtreding van de Waterwet en de status van Milieubeleidsplan onder de Wet milieubeheer.

Waterschapsbeleid
Het beleid van het waterschap Groot Salland staat beschreven in het Waterbeheerplan 2010-2015, de beleidsnota Leven met Water in Stedelijk Gebied, Strategische Nota Rioleringsbeleid 2007, Visie Beheer en Onderhoud 2050 en het Beleidskader Recreatief Medegebruik. Daarnaast is de keur van het waterschap Groot Salland een belangrijk regelstellend instrument waarmee in ruimtelijke plannen rekening moet worden gehouden. De genoemde beleidsdocumenten liggen ter inzage op het hoofdkantoor van het waterschap Groot Salland. Ook zijn deze te raadplegen op de internetsite: www.wgs.nl. Op gemeentelijk niveau is het in overleg met het waterschap opgestelde gemeentelijk Waterplan en het (verbreed) gemeentelijk Rioleringsplan (GRP) van belang.

Gemeentelijk beleid
De gemeente Zwolle heeft haar waterbeleid in 2008 vastgelegd in het Stedelijke Waterplan. Hierin zijn de ambities met betrekking tot de beleving en de kwaliteit van water beschreven. De gemeente Zwolle heeft haar beleid ten aanzien van hemelwaterinfiltratie vastgelegd in de gemeentelijke bouwverordening. Verder zijn in het gemeentelijk rioleringsplan ontwerprichtlijnen en beleidskeuzes beschreven waaraan voldaan moet worden.

Conclusie

Het plan is in overeenstemming met het waterbeleid.

2.7 Volkshuisvestingsbeleid

Woonvisie 2005-2020 en Woonagenda 2013-2017

Het gemeentelijk volkshuisvestingsbeleid, waaronder de woningbouw, is vastgelegd in de Woonvisie 2005-2020 (vastgesteld raad april 2005). De Woonvisie 2005-2020 geeft de gemeentelijke koers voor de woningbouw in de komende jaren weer. Naast blijvende aandacht voor het realiseren van productieaantallen (bouwopgave) ligt de ambitie in een versterking van de woonmilieudifferentiatie waarbij wordt ingespeeld op de woonwensen vanuit de leefstijlprofielen.

Vanaf medio 2008, dus na de vaststelling van de Woonvisie, is de woningmarkt echter sterk teruggevallen als gevolg van de financiële en economische crisis. De wereld om ons heen is sindsdien ingrijpend gewijzigd, dit geldt ook voor de woningbouw. De raad heeft in december 2012 ingestemd met de gedachte dat het beleid minder programmerend moet zijn, en meer faciliterend. Tevens is besloten de verwachtingen omtrent de woningproductie in de komende vijf jaar te halveren tot gemiddeld 400 woningen per jaar, waarvan de helft op locaties in bestaand stedelijke gebied. Voor de jaren na 2017 zou van een iets hogere productie mogen worden uitgegaan.

Deze nieuwe inzichten zijn uitgewerkt in de Woonagenda 2013-2017 (vastgesteld raad juni 2013). In de Woonagenda is onder meer vastgelegd dat voor ontwikkelaars op woningbouwlocaties in beginsel programmatische vrijheid bestaat, maar dat de plannen worden beoordeeld op basis van de 'kleurenwaaier'. De kleurenwaaier heeft als toekomstbeeld: toevoeging sociale huurwoningen, geen grootschalige clustering van koopwoningen met matige kwaliteit, toevoeging van de vrije sector huurwoningen, toevoeging ruime en goede middeldure koopwoningen, realiseren bijzondere architectuur en/of woonmilieus, realiseren functiemenging, realiseren pauzewoningen.

Conclusie

Het plan is in overeenstemming met het volkshuisvestingsbeleid.

2.8 Economisch beleid

Beroep- en aan huis

Beroep aan huis wordt toegestaan.

Conclusie

Het plan is in overeenstemming met het economisch beleid.

2.9 Milieubeleid

Algemeen beleid

De gemeenteraad heeft in 2005 de milieuvisie 'Milieu op scherp' vastgesteld. De milieuvisie geeft de richting aan van het Zwolse milieubeleid. In de milieuvisie worden ambities en doelstellingen geformuleerd en worden prioriteiten gesteld in de ontwikkeling en uitvoering van het Zwolse milieubeleid.
In de milieuvisie is de strategie geformuleerd die Zwolle wil hanteren om te komen tot een effectief en efficiënt milieubeleid. Er worden parallelle sporen gevolgd.

  • Per sector (geluid, bodem, externe veiligheid, luchtkwaliteit enzovoort) wordt beleid geformuleerd. Op dit moment is voor de sectoren energie, duurzaam bouwen, bodem, grondwater, geluid, afval en externe veiligheid beleid vastgesteld.
  • Zwolle heeft daarnaast gebiedsgericht milieubeleid ontwikkeld. Door middel van een gebiedsgerichte aanpak wordt het sectorale milieubeleid per gebied geïntegreerd. Het principe is dat binnen het grondgebied van Zwolle diverse gebiedstypen worden onderscheiden op basis van ruimtelijke kenmerken en functies. Vervolgens wordt vastgesteld welke milieukwaliteit nagestreefd wordt bij een dergelijk gebiedstype. Uiteindelijk zal dit referentie milieukwaliteitsprofiel de basis vormen voor de uitwerking van het milieubeleid in een specifiek gebied.

Het gebiedsgerichte milieubeleid is voor de aspecten geluid en externe veiligheid vastgesteld.

Het beleid voor de aspecten geluid, externe veiligheid en luchtkwaliteit wordt hierna kort beschreven.

Geluid

In de milieuvisie 'Milieu op scherp' wordt de ambitie voor geluid als volgt omschreven.
Zwolle is een dynamische stad met geluidsniveaus die passen binnen de wettelijke grenswaarden. Er zijn alleen geluiden die passen bij de functie van een gebied. Een belangrijke doelstelling is het verminderen van geluidshinder in bestaande woningen en voorkomen van geluidshinder bij renovatie en nieuwbouw. Een belangrijke maatregel om deze doelstelling te bereiken is het toepassen van stillere wegdeksoorten. Een andere maatregel is het meenemen van de geluidsdoelstellingen bij de ruimtelijke planontwikkeling.

In de door de gemeenteraad vastgestelde 'Handreiking gebiedsgericht werken aan milieu gemeente Zwolle' (juli 2007) en in de beleidsregel 'Hogere waarden Wet geluidhinder' (februari 2007) worden de begrippen ambitieniveau en grenswaarde (dit is de basiskwaliteit, die de gemeente voor een bepaald gebied nastreeft; indien de basiskwaliteit niet wordt bereikt, dan dient akoestische compensatie te worden verkregen) geïntroduceerd. Ambitieniveau en grenswaarde verschillen per gebiedstype. Naast het ambitieniveau en de grenswaarde blijven de voorkeursgrenswaarde en de hoogste toelaatbare waarde uit de Wet geluidhinder gehanteerd.

Het plangebied behoort tot het gebiedstype 'Groen stedelijk'.

Gebiedstype   Ambitieniveau   Voorkeursgrens
Waarde (Wgh)  
Grenswaarde   Hoogst toelaatbare waarde (Wgh)  
Groen stedelijk   43 dB   48 dB   53 dB   63 dB  

Luchtkwaliteit

Het luchtkwaliteitsplan gemeente Zwolle 2007-2011 beschrijft de luchtkwaliteitssituatie in Zwolle, de opgave, de ambitie en de aanpak om de vastgestelde doelen te bereiken.
Zwolle wil binnen de beïnvloedingssfeer van de gemeente, een significante bijdrage leveren aan de verbetering van de luchtkwaliteit. Om dat te bereiken zijn de volgende doelen geformuleerd:

  • voldoen aan wet- en regelgeving;
  • anticiperen op de toekomst;
    Knelpunten in de toekomst moeten voorkomen worden. Dit betekent dat de luchtkwaliteit in het planvormingsproces van ruimtelijke plannen en verkeersplannen wordt meegenomen;
  • beleid ten aanzien van luchtkwaliteit inbedden in bestaand gemeentelijk beleid
    De gemeente streeft ernaar dat het aspect door gaat werken in het verkeers- en vervoersbeleid, het ruimtelijke ordeningsbeleid en het beleid van vergunningen en handhaving.

Externe veiligheid

De beleidsvisie externe veiligheid is in maart 2007 vastgesteld door de gemeenteraad. In de visie wordt ernaar gestreefd voor haar gehele grondgebied te voldoen aan de basisveiligheid.

Dit betekent dat:

  • Overal voldaan wordt aan de normen voor plaatsgebonden risico.
  • Een gebiedsgerichte invulling wordt gegeven aan groepsrisicobeleid met een gebiedsgericht kader voor externe veiligheid.
  • Veiligheidsdoelstellingen passend bij de typering van het gebied worden ontwikkeld.
  • Zoveel mogelijk geanticipeerd wordt op de landelijke beleidsontwikkeling die een ongunstige invloed kan hebben op de veiligheidssituatie in Zwolle met als doel het bewaken van een optimaal veiligheidsniveau.

In januari 2009 hebben burgemeester en wethouders het gebiedsgerichte beleidskader externe veiligheid vastgesteld. Het gaat om een ruimtelijke uitwerking van het externe veiligheidsbeleid dat aansluit op het gebiedsgerichte milieubeleid. Op basis van kenmerken (fysieke omgeving, hulpverleningsniveau en zelfredzaamheid) die bij een bepaald gebiedstype horen is een beleidsstandpunt bepaald ten aanzien van een mogelijke toename van het groepsrisico.

Tevens is op basis van dezelfde kenmerken van een gebiedstype bepaald of er plaats is voor nieuwe risicobronnen.

Hetplangebied behoort tot het gebiedstype 'Groen stedelijk'. Voor dit gebiedstype geldt een stand still beleid waarbij een overschrijding van de oriëntatiewaarde en een toename van het groepsrisico als gevolg van interne gebiedsontwikkelingen niet is toegestaan. Er is geen plek voor nieuwe risicovolle activiteiten. Een uitzondering wordt gemaakt voor kleine risicovolle activiteiten waarvan de PR 10-6 contour binnen de inrichtingsgrens blijft en die geen noemenswaardige invloed op het groepsrisico hebben.

Visie op de ondergrond

Zwolle wil de evenwichtige groei en duurzame ontwikkeling van de stad voortzetten en goed regelen. Als eerste gemeente in Nederland voegt Zwolle een extra dimensie toe bij het nadenken over een optimale inrichting en gebruik van haar ruimte: de ondergrondse dimensie.
De gemeenteraad heeft hiervoor in oktober 2007 de visie op de ondergrond vastgesteld en besloten de basisprincipes uit deze visie toe te passen in projecten.
Belangrijke uitgangspunten zijn het structureel en georganiseerd toepassen van warmte- koude-opslag (WKO), het koppelen van WKO's met grondwatersanering en het werken met ondergrondse bestemmingen en functies.
Aanpak volgens de visie versterkt een duurzame ontwikkeling, zorgt voor energiebesparing en CO2 reductie, leidt door de koppeling van functies tot kostenvoordeel en kan hierdoor de stedelijke ontwikkeling een enorme impuls geven.

Voor het Centrumgebied heeft de gemeente een gebiedsbeheerplan opgesteld. Het plangebied valt niet binnen het Centrumgebied.

Duurzaam bouwen

In januari 2007 heeft de gemeenteraad de Beleidsvisie Duurzaam Bouwen vastgesteld. Het beleid is van toepassing op gebouwen en grond.-, weg- en waterbouw en is erop gericht dat overal een minimaal niveau voor duurzaamheid bereikt moeten worden. Duurzaam bouwen heeft betrekking op de thema's energie, materialen, afval, water, gezondheid en woonkwaliteit. Het minimaal te bereiken niveau van kwaliteit- en duurzaamheidsprestaties komt overeen met de toepassing van de vaste, kosten neutrale maatregelen uit het Nationaal Pakket Duurzame (Utiliteits)bouw (maatregelen, die altijd technisch goed toepasbaar zijn en in de regel kostenneutraal zijn).

Klimaatbeleid

Het gemeentelijk klimaatbeleid heeft betrekking op de periode 2004-2008. Naast energiebesparing is het beleid gericht op duurzame opwekking van energie. Dit impliceert dat bij het opstellen van stedenbouwkundige plannen ten behoeve van stadsontwikkelingsprojecten (nieuwbouw, herstructurering, enzovoort) rekening moet worden gehouden met de toepassing van passieve en actieve zonne-energie (zongericht bouwen) en het benutten van omgevings- en restwarmte, bijvoorbeeld koude-warmte opslag in de bodem.

Conclusie

Het plan is in overeenstemming met het milieubeleid.

Hoofdstuk 3 Planbeschrijving

In dit hoofdstuk wordt de bestaande ruimtelijke en functionele structuur van het plangebied omschreven. Daarnaast wordt een beschrijving gegeven van de uitgangspunten die gehanteerd zijn bij het maken van dit bestemmingsplan.

3.1 Stedenbouw

3.1.1 Huidige situatie

De locatie Bachlaan ligt in het noordwestelijk deel van Holtenbroek. Holtenbroek is een grote naoorlogse uitbreidingswijk, ontworpen en gebouwd vanaf 1956. Kenmerkend voor de wijk is de duidelijke ruimtelijke scheiding tussen de verschillende functies wonen, werken, voorzieningen, verkeer en recreatie. Dit is in lijn met de CIAM-gedachte die ten grondslag ligt aan het oorspronkelijke wijkontwerp. Licht, lucht en ruimte waren daarbij belangrijke thema's . Holtenbroek is verdeeld in vier woonkwadranten, gescheiden door een groen assenkruis. In dit assenkruis zijn de wijkvoorzieningen gesitueerd. In het centrum van het Assenkruis bevindt zich het winkelcentrum Holtenbroek aan het Bachplein.

De Bachlaan valt in het quadrant van Holtenbroek 2 deze bestaat uit middelhoogbouw van 4/5 bouwlagen met en zonder kap en hoogbouw van 12 bouwlagen langs de groene zones. Het midden gedeelte van dit kwadrant bestaat uit grondgebonden woningen. In de zuidoosthoek van de wijk, even ten oosten van de ontwikkellocatie ligt Winkelcentrum Holtenbroek. Uit de concept inventarisatie wederopbouwarchitectuur volgt dat de bebouwing qua architectuur een lage waardering heeft. De stedenbouwkundige opzet is echter wel hoog gewaardeerd.

Binnen het woongebied waren er verschillende zones met ieder een eigen stedenbouwkundige invulling en een eigen plek in het grotere geheel. De locatie Bachlaan is zo'n zone. De zelfstandigheid van deze zone was afleesbaar door de eenduidige opzet van de bebouwing, die afweek van de directe omgeving: een ritmische schakeling van 9 gelijkaardige woongebouwen tot een groot, samenhangend ensemble. De woonstraten hebben een asymmetrische opzet. De architectuur weerspiegelt het tijdsbeeld: traditioneel, baksteen, beton. De inmiddels gesloopte bebouwing bestond uit 5 vijflaagse woongebouwen haaks op de Bachlaan met daartussen 4 vierlaagse woongebouwen langs de Bachlaan. Door deze configuratie werden grote open ruimten aan de Porporastraat gevormd, die autovrij waren en een groen karakter hadden. Alle woningen waren appartementen, ontsloten door galerijen. De architectuur van alle gebouwen was gelijk. De gevels waren opgetrokken uit baksteen en beton.

3.1.2 Uitgangspunt bestemmingsplan

Het stedenbouwkundig plan met beeldkwaliteitsplan dient als onderlegger voor het bestemmingsplan en als ruimtelijk kader voor de uitwerking en aanbesteding van deelprojecten.

In lijn met het welstandsbeleid is continuïteit in sfeer en beeld van de omgeving uitgangspunt voor de architectuur van de bebouwing en de inrichting van de buitenruimte. Voor de herontwikkeling van de locatie Bachlaan is de referentie Holtenbroek 2, het gebied ten noorden van de Porporastraat. Het nieuwe woonprogramma met privé tuinen en parkeren op eigen terrein leidt tot een ander grondgebruik als in de oude situatie. In ruimtelijk opzicht is er daarom gezocht naar continuiteit met de oorspronkeljike opzet. De nieuwe ontwikkeling moet verschijnen als een herkenbare eenheid, een samenhangend ensemble met een eigen ritme en sfeer.

In het nieuwe plan is de stempelstructuur door het gekozen ritme in massa duidelijk zichtbaar. De hoofdopzet bestaat uit vier appartementengebouwen met telkens rijenwoningen daartussen. De vierlaagse appartementen staan op regelmatige afstand van elkaar en geven ritme aan de verkaveling. Dit ritme wordt versterkt doordat de rooilijn van de rijwoningen terug liggen ten opzichte van de appartementengebouwen. Door te kiezen voor deze opzet ontstaat een ensemble dat past binnen de stedenbouwkundige opzet van Holtenbroek 2 en zorgvuldig is ingepast in de bestaande omgeving.

Binnen de stempelstructuur is er een duidelijk onderscheidt tussen de formelere Bachlaan en de Porporastraat. De Bachlaan is de entree tot de wijk. Doordat de appartementengebouwen zich oriënteren op de Bachlaan ontstaat een monumentaal beeld dat recht doet aan de plek. Aan de zijde van de Porporastraat is het beeld veel informeler en ontstaan twee groene ruimtes die als kinderspeelplaats of zitplek kunnen worden aangelegd. Deze ruimtes herinneren aan de oude groene plekken en hebben tevens een meerwaarde voor de bestaande woonwijk.

Het nieuwe plan wordt doorsnede door een viertal, waarvan 1 autovrije brede, groene routes die de wijk verbinden met het groene assenkruis. Deze dwarsverbindingen vergroten de doorwaadbaarheid van het gebied en verbinden de nieuwe bebouwing met de bestaande omgeving. Eén van de routes is een autovrije fietsroute naar de scholen en de binnenstad. De anderen worden gebruikt als parkeerzone. Het overige parkeren wordt deels opgelost aan de achterzijde van de woning. Hierdoor wordt de straat ontlast en kan het kenmerkende straatprofiel van de wederopbouw behouden blijven.

Voor de herkenbaarheid van het ensemble moet er samenhang zijn architectuur. De Bachlaan, Klooienberglaan en Beethovenlaan ieder hun eigen woonsfeer om toch een eenheid te creëren is er voor gekozen om per lange lijn de kapvorm en hoogte aan de voorzijde gelijk te laten zijn. De goothoogte en bouwhoogte zijn aan de Bachlaan vastgelegd om een stevige wand te kunnen vormen richting het park. De kaphelling is vastgelegd om een beeld in architectuur te creëren die herkenbaar is voor Holtenbroek 2. Doordat deze alleen vastgelegd is per lange lijn kan de kapvorm (helling) van de Porporastraat anders zijn dan aan de Bachlaan.

Alle buitenkanten zijn voorkanten. Woning toegangen liggen aan de buitenkant. Galerijen liggen aan de binnenkant. Daar waar kopgevels grenzen aan openbare ruimte wordt aandacht besteed aan de detaillering van de gevel en de erfafscheiding ter plaatse. Dit omdat deze direct invloed hebben op het beeld in de openbare ruimte. De erfafscheiding moet circa 1.80 hoog zijn en wordt in die gevallen mee ontworpen met de woning. Dit geld ook voor waar de begane grond van de appartementengebouwen grenst aan openbaar gebied. Deze worden behandeld als voorgevel en hebben een open karakter. Dit om de leefbaarheid en sociale veiligheid op straat te vergroten.

3.2 Verkeer

3.2.1 Huidige situatie

De Bachlaan is onderdeel van de busroute van en naar Stadshagen. De Bachlaan is ook onderdeel van het hoofdfietsroutenetwerk van de gemeente. Het kilometerregime is 30 km/u. Aan de zuidzijde van de Bachlaan zijn meerdere scholen aanwezig, die op gezette tijden haal en breng verkeer genereren.

3.2.2 Uitgangspunt bestemmingsplan

Structuur

De verkeersstructuur wordt in de nieuwe situatie niet gewijzigd. De Bachlaan blijft de belangrijkste ontsluitingsweg. De parkeerterreinen bij de nieuwe woningen worden ontsloten vanaf de Bachlaan, daarbij wordt de voorrang geregeld door middel van een uitritconstructie.

Voetgangers en fietsers kunnen gebruik maken van meerdere doorgangen in het gebied. Daarbij is één verbinding gerealiseerd die autovrij is. Deze verbinding sluit aan op de reeds aanwezige langzaam verkeer route tussen de scholen.

In de Porporastraat worden verkeersremmende maatregelen getroffen, zodat sluipverkeer en hard rijden in deze straat worden ontmoedigd.

Parkeren

Het parkeren moet voldoet aan het algemene parkeerbeleid van de gemeente Zwolle. Naast parkeren op eigen terrein zijn ook rondom het plangebied langsparkeerplaatsen voorzien. Aan de zijde van de Bachlaan kunnen deze dubbel gebruikt worden voor het haal/breng verkeer van de aanwezige scholen.

3.3 Groen

3.3.1 Huidige situatie

Op de 'Groene Kaart' (bomenbeleid gemeente Zwolle) is het projectgebied aangeven als gebied dat geen direct onderdeel uitmaakt van de hoofdgroenstructuur maar is wel gemarkeerd als interessant groengebied dat in eigendom is van een corporatie. De bomen langs de Bachlaan maken wel onderdeel uit van de hoofdgroenstructuur. Op deze Groene Kaart is de boomstructuur van de Bachlaan zelfs aangegeven als gemeentelijke bomen die door de raad aangewezen zijn als 'bijzondere boom'.

In het plangebied zelf zijn ook een aantal bomen aangemerkt als bijzondere boom. Deze bomen staan aan de noordzijde van het projectgebied aan de Porporastraat. Het gaat om twee zilverlindes en een valse acacia. In onderstaande tekening zijn de bijzondere bomen in gemeente eigendom aangegeven in rood. Verder zijn er op de groene kaart binnen het projectgebied nog twee bomen aangewezen als bijzonder die eigendom zijn van de corporatie (oranje). Het gaat daarbij om een valse acacia (2) (plantjaar 1960) en een zilverlinde (1) (plantjaar 1960).

afbeelding "i_NL.IMRO.0193.BP14027-0004_0001.jpg"

3.3.2 Uitgangspunten bestemmingsplan

De bestaande boomstructuur langs de randen zal bij een nieuwe ontwikkeling zoveel mogelijk worden ingepast.

Langs de noordzijde van de Bachlaan en ter plaatse van de plantsoenen wordt een nieuwe boomstructuur aangebracht. Beeldbepalend voor de Bachlaan is de bestaande monumentale bomenrij aan de zuidzijde en het ritme van de nieuwe bebouwing aan de noordzijde. Bij de rijwoningen komen (groene) voortuinen. Ter plaatse van de inritten naar de parkeerplaatsen en wegen wordt telkens een nieuwe boom geplant. Die het ritme van de stempelstructuur benadrukt. De aanwezige bijzondere bomen gaan onderdeel uitmaken van de stedenbouwkundige structuur.

3.4 Natuur

3.4.1 Fauna

Op verzoek van Woningstichting SWZ heeft EcoGroen Advies BV een quickscan natuurtoets en vleermuizenonderzoek uitgevoerd.( 24 september 2012). Deze natuurtoets was noodzakelijk ten behoeve van de sloop van enkele flatcomplexen aan de Bachlaan in Zwolle.

Als gevolg van de sloop van de flatcomplexen aan de Bachlaan verdwijnen een kraamkolonie en diverse paar- en zomerverblijfplaatsen van Gewone dwergvleermuis. Hiervoor is een ontheffing in het kader van de Flora- en faunawet aangevraagd.

Op 27 juni 2013 is door de staatssecretaris van Economische Zaken op grond van artikel 11 van de Flora -en faunawet een ontheffing verleend.

De flats zijn inmiddels gesloopt. Aan de ontheffing zijn onder andere de volgende voorschriften verbonden voor de nieuwbouw:

  • De nieuwbouw in het plangebied wordt geschikt gemaakt voor bewoning door Gewone dwergvleermuis. Hierbij worden de spouwmuren in de nieuwbouw toegankelijk gemaakt voor de soort. Dit kan door het realiseren van open stootvoegen (van minimaal 1,5 centimeter breed) op minimaal een halve meter onder de bovenrand van een gebouw (om warmteverlies en tocht te voorkomen) of door openingen uit te sparen onder daklijsten.
  • Alle nieuwbouw in het plangebied wordt geschikt gemaakt voor Gewone dwergvleermuis
  • In de spouw wordt plaatvormig isolatiemateriaal toegepast, waardoor er een luchtspouw van circa 4 centimeter aanwezig blijft. Het isolatiemateriaal wordt geschikt gemaakt voor vleermuizen om aan te hangen (dit kan bijvoorbeeld door kippengaas te spannen over het isolatiemateriaal of door horizontale latjes aan te brengen op regelmatige afstanden van elkaar). Het gebruik van steen- of glaswol dient voorkomen te worden omdat dit een irriterende werking heeft op de vacht en huid van vleermuizen

3.5 Water

3.5.1 Huidige situatie
3.5.1.1 Waterstructuur

Drooglegging

In plangebied wordt een ontwateringsdiepte van minimaal 0,7 m gehanteerd. Dit is de afstand tussen de gemiddelde hoogste grondwaterstand (GHG) en het maaiveld.

Riolering

Grenzend aan het plangebied ligt in de Bachlaan, Klooienberglaan, Beethovenlaan en Porporastraat een gemengd rioolstelsel, waarbij zowel de droogweerafvoer als de hemelwaterafvoer in één leiding worden afgevoerd richting de AWZI.

3.5.1.2 Overstromingsrisico

Quickscan

Het plangebied (zie figuur 1) is gelegen in dijkring 53, Salland. Deze dijkring wordt omsloten door de Vecht aan de noordzijde, de IJssel aan de westzijde en het Zwarte Water aan de noordwestzijde. Omdat het bestemmingsplan ruimte biedt aan de ontwikkeling van niet incidentele over-stromingsgevoelige functies en omdat het plangebied gelegen is in dijkring 53 is een overstromings-risicoparagraaf verplicht.

afbeelding "i_NL.IMRO.0193.BP14027-0004_0002.jpg"

Risico-inventarisatie

Voor de keringen van dijkring 53 is de overschrijdingkans genormeerd op 1/1.250e per jaar. Op basis van de provinciale risicokaart wordt de maximale waterdiepte, in Zwolle voor dijkring 53 tijdens een overstroming, geschat tussen de 0,8 en 2,0 meter. De mogelijke waterdiepte kan daarmee worden aangeduid als ondiep (figuur 2).

afbeelding "i_NL.IMRO.0193.BP14027-0004_0003.jpg"

3.5.2 Uitgangspunt bestemmingsplan

Drooglegging

In plangebied wordt een ontwateringsdiepte van minimaal 0,7 m gehanteerd. Dit is de afstand tussen de gemiddelde hoogste grondwaterstand (GHG) en het maaiveld. Bij het bouwen zonder kruipruimte kan worden volstaan met een geringere ontwateringsdiepte.

Riolering

Droogweerafvoer

De droogweerafvoer (DWA) vanuit het gebied moet worden afgevoerd naar het bestaande gemeentelijk (gemengde) rioolstelsel. Hierbij kan gebruik worden gemaakt van de bestaande huisaansluitingen op de riolering in de Bachlaan, Klooienberglaan, Beethovenlaan en Porporastraat, mits deze leidingen kwalitatief voldoende zijn om het functioneren van de afvoer niet negatief te beïnvloeden. Als deze aansluitingen niet gebruikt kunnen worden dan moeten er nieuwe DWA aansluitingen aangevraagd en aangelegd worden.

De toename van het hoeveelheid afvalwater is gering. Er is geen sprake van overbelasting van het bestaande rioolstelsel en de rioolwaterzuiveringsinstallatie.

Hemelwaterafvoer

De hemelwaterafvoer (HWA) van daken, terrassen en parkeerplaatsen moet binnen het plangebied worden geborgen en worden geïnfiltreerd in de bodem. Binnen het plangebied dient daartoe minimaal een statische berging gecreëerd te worden van 20 mm per vierkante meter afvoerend oppervlak. Hierdoor wordt het bestaande gemeentelijk (gemengde) rioolstelsel ontlast.

Wateroverlast

Om wateroverlast en schade in gebouwen te voorkomen wordt geadviseerd om een drempelhoogte van 20 cm boven het straatpeil te hanteren. Ook voor lager, beneden het maaiveld, gelegen ruimtes (kelders) moet aandacht worden besteed om wateroverlast te voorkomen. Als er aansluitpunten (wc, wastafel, afvoerputje e.d.) beneden het straatpeil aanwezig zijn, dan kan er niet onder vrijverval worden aangesloten. Op het terrein dient dan een zelfstandig rioolstelsel te worden aangelegd met een pompput.

Bij de aanleg van kelderconstructies dient aandacht te worden geschonken aan de toepassing van waterdichte materialen en constructies tot aan het maaiveld, inclusief ventilatie / lichtschacht.

Indien er onttrekking grondwater nodig is dan dient de onttrekking en lozing tijdig te worden aangevraagd. Het gemeentelijk rioolstelsel kan maar een beperkte hoeveelheid grondwater ontvangen, bij grote hoeveelheden bronneringswater moet het bronneringswater op een andere manier verwerkt worden (infiltreren in bodem, oppervlaktewater).

3.6 Wonen

3.6.1 Huidige situatie

De inmiddels gesloopte bebouwing bestond uit 5 vijflaagse woongebouwen haaks op de Bachlaan met daartussen 4 vierlaagse woongebouwen langs de Bachlaan.

3.6.2 Uitgangspunt bestemmingsplan

Met het bestemmingsplan worden grondgebonden eengezinswoningen mogelijk gemaakt, in combinatie met de bestaande mogelijkheid voor meergezinshuizen. Het bouwprogramma bestaat uit ca. 113- 138 woningen, verdeeld over ca. 52- 68 eengezinswoningen en 52-80 appartementen. Het definitieve programma is afhankelijk van de keuzes bij de uitwerking en de aanbesteding.

De locatie Bachlaan: toetsing aan 'de kleurenwaaier'.

Het plan omvat ca 113 – 138 sociale huurwoningen. Mogelijk wordt er een deel (goedkope) koopwoningen gerealiseerd. De zes gezichtspunten van de kleurenwaaier volgend, moet worden geconstateerd er toevoeging van sociale huurwoningen ter vervanging van bestaande sociale huurwoningen. Er sprake is van kwalitatief goede woningen.

De druk op de sociale huurwoningenmarkt in Zwolle is hoog. Er is door onderzoeksbureau Companen becijfert dat het aantal sociale huurwoningen netto moet groeien met minimaal 400 woningen van 17.500 in 2014 naar 17.900 in 2018.

3.7 Milieu

In deze paragraaf wordt ingegaan op de milieuaspecten die van belang zijn bij het toekennen van bestemmingen. Tevens komt de ligging van kabels, leidingen en straalpaden aan bod.

3.7.1 Geluid

Op grond van de Wet geluidhinder (Wgh) moet bij het opstellen van bestemmingsplannen rekening worden gehouden met de geluidsproductie van wegverkeer, spoorwegen en industrie. Aan deze aspecten wordt in deze paragraaf aandacht besteed. In de Wgh wordt het begrip 'geluidszone' gehanteerd. Met een geluidszone wordt het aandachtsgebied rond (spoor)wegen en industriegebieden afgebakend waarbinnen de regels van de Wgh van kracht zijn. Het akoestisch onderzoek richt zich altijd op woningen en 'andere geluidsgevoelige bestemmingen' die binnen de geluidszone zijn gelegen.

Wegverkeerslawaai

Volgens de Wet geluidhinder (Wgh) moet akoestisch onderzoek worden uitgevoerd naar de toekomstige geluidsbelasting, indien een bestemmingsplan nieuwe geluidsgevoelige bestemmingen toestaat voor gebieden die binnen de verplichte onderzoekszone van wegen liggen. Volgens de Wgh heeft iedere weg een geluidszone behalve de volgende wegen:

- wegen die binnen een woonerf liggen;

- wegen waarvoor een maximum snelheid van 30 km uur geldt.

De planlocatie valt niet binnen de geluidszone van een weg. De wegen in en in de omgeving van de planlocatie zijn als 30 km/uur wegen ingericht.

Spoorweglawaai

De planlocatie valt niet binnen de geluidszone van een spoorweg.

Industrielawaai

De planlocatie valt niet binnen de geluidszone van een bedrijventerrein.

3.7.2 Bedrijvigheid (Wet milieubeheer)

De planlocatie is niet gelegen binnen de milieuzonering van omliggende bedrijven.

3.7.3 Luchtkwaliteit

In 2007 heeft de gemeente Zwolle ter voorbereiding op de vaststelling van het luchtkwaliteitsplan de luchtkwaliteit berekend ten gevolge van het autoverkeer op de gemeentelijke wegen en de rijksweg A28 in 2010 en 2020. Gebleken is dat in het plangebied in beide jaren geen overschrijdingen en ook geen bijna-overschrijdingen van de normen voor fijn stof (PM10) en NOx voorkomen. Ook uit de jaarrapportage 2012 van het ministerie van I&M voor de luchtkwaliteit in Nederland blijkt dat de concentraties PM10 en NOx in 2011, 2015 en 2020 ver onder de normen blijft. Er is geen overschrijding van de 24 uursconcentraties voor PM10 (minder dan 35 dagen).

Omdat het nieuwe bestemmingsplan geen ruimte biedt aan extra woningen, valt het plan binnen de werkingsfeer van de AMvB Niet in betekenende mate, d.w.z. dat het geen significante bijdrage levert aan een verslechtering van de luchtkwaliteit.

3.7.4 Bodemkwaliteit

Vanuit historisch onderzoek is bekend dat de bodem in het te ontwikkelen plangebied geschikt is voor de geplande functie. Uit het bodeminformatiesysteem is gebleken dat in het plangebied geen verontreinigingen bekend zijn.

3.7.5 Externe veiligheid

Externe veiligheid heeft betrekking op het beheersen van risico's. Er wordt gelet op het gebruik, de opslag en de productie van gevaarlijke stoffen in bedrijven alsmede op het transport van gevaarlijke stoffen via wegen, spoorwegen, waterwegen en buisleidingen.

De planlocatie bevindt zich binnen de invloedssfeer van transportroutes voor gevaarlijke stoffen en/of bedrijven, die gevaarlijke stoffen opslaan dan wel verwerken of produceren. Er wordt geadviseerd om de woningen te laten voorzien van afsluitbare ventilatie.

3.7.6 Kabels, leidingen en straalpaden

Binnen het plangebied zijn geen kabels, leidingen of straalpaden die invloed hebben of beperkingen opleveren voor de nieuwe functies in het plangebied.

Hoofdstuk 4 Juridische aspecten

4.1 Inleiding

Dit bestemmingsplan is gemaakt conform het 'Handboek bestemmingsplannen Zwolle' versie 21a. Dit handboek is gebaseerd op de Standaard Vergelijkbare BestemmingsPlannen SVBP2012, zoals vastgelegd in de Regeling standaarden ruimtelijke ordening 2012.
De regels zijn binnen de systematiek van de SVBP2012 aangepast aan de Zwolse situatie en uitgebreid met extra standaardbestemmingen, waaraan in Zwolle behoefte is. De regels van Holtenbroek, Bachlaan en omgeving zijn voor zover nodig op hun beurt weer aangepast aan specifieke situaties in het plangebied van het bestemmingsplan Holtenbroek, Bachlaan en omgeving.

De regels van het bestemmingsplan bestaan uit de volgende hoofdstukken:

Hoofdstuk 1 Inleidende regels:

De inleidende regels zijn van algemene aard en bestaan uit de volgende regels:

Artikel 1 Begrippen;

Artikel 2 Wijze van meten.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels:

Toelichting op de regels voor de enkelbestemmingen:

Het gehele plangebied is onderverdeeld in enkelbestemmingen. Dit in tegenstelling tot een bestemming die andere bestemmingen als dubbelbestemming overlapt. De dubbelbestemmingen behoeven niet in het gehele plangebied voor te komen.

Een enkelbestemming kan in het plangebied op één plaats, maar ook op meerdere plaatsen voorkomen. De bij deze bestemmingen behorende regels zijn per bestemming in een apart artikel ondergebracht.

Alle regels die op een bepaalde bestemming van toepassing zijn, worden zoveel mogelijk in de bestemmingsregels zelf geregeld. Op deze wijze wordt bij de digitale versie van het plan bij het aanklikken op adres of bestemmingsvlak zo veel mogelijk informatie gegeven zonder dat er verder doorgeklikt behoeft te worden.

De opbouw van een bestemmingsregel is als volgt:

  • 1. Bestemmingsomschrijving;
  • 2. Bouwregels;
  • 3. Nadere eisen;
  • 4. Afwijken van de bouwregels;
  • 5. Specifieke gebruiksregels;
  • 6. Afwijken van de gebruiksregels;
  • 7. Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden;
  • 8. Wijzigingsbevoegdheid.

Per bestemmingsonderdeel wordt hierna een korte toelichting wordt gegeven.

  • 1. Bestemmingsomschrijving:

In de bestemmingsomschrijving wordt een nadere omschrijving gegeven van de aan de gronden toegekende functie(s). De hoofdfunctie wordt als eerste genoemd. Indien van toepassing, worden ook aan de hoofdfunctie ondergeschikte functies mogelijk gemaakt. De ondergeschiktheid wordt aangegeven door de zin 'met daaraan ondergeschikt'. De ondergeschikte functies staan ten dienste van de hoofdfunctie in de bestemming. De bestemmingsomschrijving is niet alleen functioneel maar bevat ook inrichtingsaspecten.

  • 2. Bouwregels:

In de bouwregels worden voor alle bouwwerken de van toepassing zijnde bebouwingsregels geregeld.

Bij woningen wordt een onderscheid gemaakt tussen 'hoofdgebouwen', 'bijbehorende bouwwerken' en 'bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zonder dak'. Een 'bijbehorend bouwwerk' is een 'uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel een functioneel met een zich op het zelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd en met de aarde verbonden bouwwerk met een dak'. Deze definitie is gelijk aan de definitie in het Besluit omgevingsrecht (Bor).

Voor de andere functies geldt dat er meestal geen sprake is van 'bijbehorende bouwwerken'. Bij deze functies wordt dan alleen gebruik gemaakt van de begrippen 'gebouwen' en 'bouwwerken, geen gebouwen zijnde'.

De maatvoering waaraan een (hoofd)gebouw, bijbehorend bouwwerk c.q. bouwwerk, geen gebouw zijnde, dient te voldoen wordt in deze regel opgenomen. De maximum goothoogte en maximum bouwhoogte worden in meters weergegeven, de dakhelling in graden.

De hoogte van de gebouwen wordt op de kaart aangegeven, indien er geen uniforme hoogteregels voor de gehele bestemming van toepassing zijn. Dit wordt in de verbeelding op papier van het plan gedaan door middel van een symbool in de vorm van een rondje verdeeld in een matrix met 2 of 3 vlakken. Linksboven staat bijvoorbeeld de maximum goothoogte in meters vermeld, rechtsboven de maximum bouwhoogte in meters en onderaan staat zo nodig het maximum bebouwingspercentage aangegeven. Het symbool is gekoppeld aan het bouwvlak, of indien er geen bouwvlak aanwezig is, aan het bestemmingsvlak.

  • 3. Nadere eisen:

Op grond van artikel 3.6, eerste lid onder d, van de Wet ruimtelijke ordening (Wro) kan in het bestemmingsplan worden bepaald dat door burgemeester en wethouders nadere eisen kunnen worden gesteld. Het betreft hier nadere eisen ten behoeve van bepaalde doorgaans kwalitatief omschreven criteria, zoals stedenbouwkundig beeld, woonsituatie, en verkeersveiligheid. De nadere eisenregeling biedt de mogelijkheid om in concrete situaties in het kader van het verlenen van een omgevingsvergunning sturend op te treden door het stellen van nadere eisen. De criteria zijn in de bepaling van nadere eisen zelf opgenomen.

De procedure voor het stellen van nadere eisen is in deze bestemmingsregels omschreven in Hoofdstuk 3 Algemene regels Artikel 11 Algemene procedureregels.

  • 4. Afwijken van de bouwregels:

Op grond van artikel 3.6, eerste lid onder c, van de Wro kan in het bestemmingsplan worden bepaald dat bij een omgevingsvergunning van het bestemmingsplan kan worden afgeweken. In deze bepaling wordt een opsomming gegeven van de bouwregels waarvan kan worden afgeweken. Een afwijkingsmogelijkheid van de bouwregels wordt alleen opgenomen, indien dit noodzakelijk wordt geacht in verband met het gewenste beleid en het een afwijking of verduidelijking betreft van de algemene afwijkingsregels. De criteria zijn in de afwijkingsregel zelf opgenomen.

De procedure voor het afwijken van de bouwregels is omschreven in de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo).

  • 5. Specifieke gebruiksregels:

In artikel 2.1, eerste lid onder c, van de Wabo wordt aangegeven dat het verboden is zonder omgevingsvergunning gronden en bouwwerken te gebruiken in strijd met het bestemmingsplan. Ter verduidelijking worden in een aantal bestemmingen in de specifieke gebruiksregels specifieke vormen van gebruik met name uitgesloten. Dit zijn gebruiksvormen, waarvan het op voorhand gewenst is aan te geven dat deze in ieder geval niet zijn toegestaan.

  • 6. Afwijken van de gebruiksregels:

Bij specifieke gebruiksregels wordt in een aantal bestemmingen een daarop gerichte afwijkingsbevoegdheid opgenomen. Bij zo'n specifieke afwijkingsbevoegdheid zijn ook hier de criteria opgenomen. Ook deze afwijkingsbevoegdheid is gebaseerd op artikel 3.6, eerste lid onder c, van de Wro

De procedure voor het afwijken van de gebruiksregels is omschreven in de Wabo.

  • 7. Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden:

Door het opnemen van de eis voor een omgevingsvergunning overeenkomstig artikel 2.1, eerste lid onder b, van de Wabo, kunnen specifieke inrichtingsactiviteiten aan een omgevingsvergunning worden verbonden. Het betreft het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden. Het bouwen wordt niet aangemerkt als zo'n inrichtingsactiviteit. De eis voor een dergelijke omgevingsvergunning wordt opgenomen om extra bescherming aan een specifieke waarde van de bestemming te bieden, zoals de landschappelijke of cultuurhistorische waarde. De eis voor deze omgevingsvergunning wordt met de criteria voor vergunningverlening in de bestemmingsregel opgenomen.

  • 8. Wijzigingsbevoegdheid:

Het gaat hier om een specifieke op een bepaalde bestemming gerichte wijzigingsbevoegdheid als bedoel in artikel 3.6, eerste lid onder a, van de Wro. Hierin wordt aan burgemeester en wethouders de bevoegdheid gegeven om de betreffende bestemming op de aangegeven punten te wijzigen.

Op het toepassen van de wijzigingsbevoegdheid is de Uniforme openbare voorbereidingsprocedure (Uov) van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) van toepassing.

Hoofdstuk 3 Algemene regels:

In de algemene regels zijn de volgende regels in onderstaande volgorde opgenomen:

Artikel 6 Anti-dubbeltelregel;

Artikel 7 Algemene bouwregels;

Artikel 9 Algemene afwijkingsregels;

Artikel 10 Algemene wijzigingsregels;

Artikel 11 Algemene procedureregels.

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels:

In dit laatste hoofdstuk komen de overgangsregels en de slotbepaling aan de orde.

4.2 Inleidende regels

Artikel 1 Begrippen

Hierin worden de in de regels gebruikte begrippen gedefinieerd. Ze zijn alfabetisch gerangschikt met uitzondering van de begrippen plan en bestemmingplan die als eerste zijn genoemd.

Het doel van deze regels is om misverstanden of verschillen in interpretatie te voorkomen. Dit als aanvulling op de gevallen waarbij het woordenboek van Van Dale geen uitsluitsel geeft.

Artikel 2 Wijze van meten

Dit is de handleiding voor de manier van meten van diverse in het plan bepaalde maten.

4.3 Bestemmingsregels

Hierna wordt - voor zover nog nodig - een toelichting op een aantal artikelen van de bestemmingsregels gegeven:

Artikel 3 Groen

Uitgangspunten:

  • Het structuurgroen en het buurtgroen is bestemd tot 'Groen'. De overige groengebieden zijn bij de bestemming 'Verkeer - Erftoegangsweg' gevoegd. In de bestemming Groen zijn paden voor langzaam verkeer toegestaan maar geen wegen en parkeervoorzieningen voor snelverkeer. Dit is vast beleid waar niet van zal worden afgeweken.
  • Bermen en groenstroken langs wegen, die geen structuur- of buurtgroen zijn, zijn opgenomen in de verkeersbestemmingen. Binnen deze laatste bestemmingen is een uitwisseling van groen, verkeer en parkeren overal toegestaan.
  • Binnen de bestemming Groen zijn overal trapveldjes en speelvoorzieningen mogelijk.
  • Binnen deze bestemming mogen overal gebouwtjes voor openbare nutsvoorzieningen en maatschappelijke voorzieningen tot 50 m² en met een goothoogte tot 3 meter en een nokhoogte tot 6 meter worden gebouwd.

Artikel 4 Verkeer - Erftoegangsweg

Deze bestemming is opgenomen voor het verkeers- en verblijfsgebied met een erftoegangsfunctie. Het heeft een inrichting gericht op gemengd verkeer in een 30 kilometer gebied. Behalve de rijbanen zelf worden ook de bijbehorende bermen, voetpaden, fietspaden en parkeerplaatsen in de bestemming opgenomen. Ook groenvoorzieningen en speelvoorzieningen zijn als onderdeel van de verblijfsfunctie mogelijk in deze bestemming. Binnen deze bestemming mogen ook gebouwtjes voor openbare nutsvoorzieningen en maatschappelijke voorzieningen tot 50 m² en met een goothoogte tot 3 meter en een nokhoogte tot 6 meter worden gebouwd. Binnen deze bestemming is de bouw van balkons van meergezinshuizen boven het openbaar gebied vanaf de tweede bouwlaag toegestaan.

Artikel 5 Woongebied

Deze bestemming is gegeven aan bijna   het gehele plangebied.

In deze bestemming zijn toegestaan:

  • eengezinshuizen al dan niet in combinatie met ruimte voor beroep aan huis:
  • meergezinshuizen al dan niet in combinatie met ruimte voor beroep aan huis:

Met een aanduiding 'Gestapeld' is aangegeven waar de meergezinshuizen zijn toegestaan. Op deze gronden zijn ook eengezinshuizen toegestaan. Voor de overige delen zijn slechts eengezinshuizen toegestaan. Door middel van een aanduiding is de goot-en bouwhoogte aangegeven. Tevens is de dakhelling aangegeven.

Binnen het bouwvlak mogen hoofdgebouwen worden gebouwd. Voor meergezinshuizen geldt dat voor balkons en overbouwing het bouwvlak onder voorwaarden mag worden overschreden.

Bijbehorende bouwwerken bij eengezinshuizen

  • Op het bijbehorende erf binnen deze bestemming, mogen bijbehorende bouwwerken en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zonder dak worden gebouwd, maar geen zelfstandige hoofdgebouwen, .
  • In het kader van de deregulering mag het erf binnen deze bestemming aan de zijkant en de achterkant van het bouwvlak zonder afwijking worden bebouwd met bijbehorende bouwwerken tot maximaal 50% en 100 m².
  • Ter wille van de openheid in het stedenbouwkundig beeld blijft het uitgangspunt waar mogelijk van toepassing om bijbehorende bouwwerken in de zijtuin achter de voorgevel van het hoofdgebouw te plaatsen.
  • Bij de bepaling van de voorzijde wordt gekeken waar de naar de weg toegekeerde grens van een bouwvlak en de naar de weg toegekeerde grens van de gevel van een hoofdgebouw is gelegen. Hierbij is de zijde van de hoofdtoegang van het hoofdgebouw bepalend.
  • Zo nodig kunnen nadere eisen worden gesteld aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing, zodat bij het ontwikkelen van ongewenste situaties nog kan worden ingegrepen.

Bijbehorende bouwwerken bij meergezinshuizen

Voor de bijbehorende bouwwerken bij meergezinshuizen geldt dat deze uitsluitend inpandig mogen worden gebouwd.

Beroep aan huis:

Volgens vaste jurisprudentie moet binnen een woonbestemming ook een aan huis verbonden beroep worden toegelaten. Uit de jurisprudentie kan als enige ruimtelijk relevant criterium worden afgeleid het hebben van 'een ruimtelijke uitwerking of uitstraling, die in overeenstemming is met de woonfunctie van het betrokken perceel'.

Er is in dit plan een regeling opgenomen voor het gebruik van een deel van een woning voor een aan huis verbonden beroep, zoals in de gemeente Zwolle bij deze bestemming gebruikelijk is. De beperking van het ruimtebeslag van de woning met inbegrip van de bijgebouwen tot 30% van het vloeroppervlak van de woning (met een absoluut maximum van 50 m²) dient om het verlies of de bovenmatige aantasting van de woonfunctie of van het woonkarakter tegen te gaan. Op deze wijze wordt tevens voorkomen dat de verkeersaantrekkende werking te groot zal worden.

Het verhuren of anderszins beschikbaar stellen van woonruimte aan derden voor de uitoefening van een beroep of bedrijf, hoe gering ook van omvang, is zonder meer als strijdig met de woonbestemming aan te merken.

In de begrippen is een definitie opgenomen over wat onder een aan huis verbonden beroep moet worden verstaan. Het gaat om een dienstverlenend beroep. De definitie van beroep aan huis is gelijk aan de landelijk gehanteerde standaarddefinitie. Indien er personeel in dienst wordt genomen kan er eerder sprake zijn van een ruimtelijke uitwerking of uitstraling die niet met de woonfunctie in overeenstemming is.

Bouwwerken, zonder dak:

Bij de regeling van deze bouwwerken is geen verschil gemaakt tussen verschillende soorten bouwwerken. Elk bouwwerk dat functioneel past in de bestemming kan worden toegelaten. Volstaan is met algemene bepalingen omtrent de maximum hoogte. Daarbij is voor erf- of perceelafscheidingen aansluiting gezocht bij het criterium voor vergunningvrij bouwen van het Bor en voor de afwijking bij het criterium van de Bouwverordening.

4.4 Algemene regels

Artikel 6 Anti-dubbeltelregel

De anti-dubbeltelregel moet op grond van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) worden opgenomen om bijvoorbeeld te voorkomen dat, wanneer volgens een bestemmingsplan bepaalde gebouwen en bouwwerken niet meer dan een bepaald deel van een perceel mogen beslaan, het opengebleven terrein niet nog eens meetelt bij het toestaan van een ander gebouw of bouwwerk, waaraan een soortgelijke eis wordt gesteld.

Artikel 7 Algemene bouwregels

In dit artikel wordt geregeld dat een bouwplan moet voorzien in voldoende ruimte voor parkeren, laden en lossen.
Wat voldoende is, wordt op basis van het algemene parkeerbeleid van de gemeente Zwolle bepaald tijdens de beoordeling van een bouwplan.
Bij een omgevingsvergunning kan hiervan worden afgeweken, indien anderszins in voldoende ruimte kan worden voorzien. Ten slotte kan bij een omgevingsvergunning worden afgeweken in bijzondere omstandigheden, onder andere op basis van criteria van het algemene parkeerbeleid.

Artikel 8 Algemene gebruiksregels

In dit artikel wordt geregeld dat bij de wijziging van het gebruik moet worden voorzien in voldoende ruimte voor parkeren, laden en lossen.
Wat voldoende is, wordt op basis van het algemene parkeerbeleid van de gemeente Zwolle bepaald tijdens de beoordeling van een verzoek om wijziging van gebruik.
Bij een omgevingsvergunning kan hiervan worden afgeweken, indien anderszins in voldoende ruimte kan worden voorzien. Ten slotte kan bij een omgevingsvergunning worden afgeweken in bijzondere omstandigheden, onder andere op basis van criteria van het algemene parkeerbeleid.

Artikel 9 Algemene afwijkingsregels

In deze regels is als eerste de op grond van vaste jurisprudentie vereiste algemene afwijking in de vorm van de zogenaamde 'toverformule' opgenomen. Bij een omgevingsvergunning moet van het gebruiksverbod worden afgeweken, indien strikte toepassing zou leiden tot een beperking van het meest doelmatige gebruik, welke niet door dringende redenen wordt gerechtvaardigd.

Daarnaast wordt in deze regels de bevoegdheid gegeven om bij een omgevingsvergunning af te wijken van bepaalde in het bestemmingsplan geregelde onderwerpen. Hierbij gaat het om afwijkingsregels die gelden voor alle bestemmingen in het plan. Deze regels zijn niet van toepassing, indien en voor zover er specifieke in de bestemming zelf geregelde afwijkingsregels van toepassing zijn.

Ten slotte zijn de criteria voor de toepassing van deze afwijkingsregels hier opgenomen.

Artikel 10 Algemene wijzigingsregels

Deze regel maakt het mogelijk de bestemmingen ''Woongebied", '' Groen", ' en "Verkeer- Erftoegangsweg" onder in deze regel omschreven voorwaarden zodanig te wijzigen dat de situering en de vorm van de in het plan aangegeven bouwvlakken met bijbehorende tuinen, erven, wegen en groenvoorzieningen worden gewijzigd dan wel nieuwe bouwvlakken met bijbehorende tuinen, erven, wegen en groenvoorzieningen worden aangegeven.

Artikel 11 Algemene procedureregels

Hierin wordt de standaardprocedure bij Zwolse bestemmingsplannen voor de voorbereiding van een besluit tot het stellen van een nadere eis beschreven.

4.5 Overgangs- en slotregels

Artikel 12 Overgangsrecht

Het overgangsrecht is vastgelegd in de vorm zoals in het Bro is voorgeschreven.

Tevens is een hardheidsclausule opgenomen in de vorm van persoonsgebonden overgangsrecht op de wijze zoals door de regering bij de totstandkoming van het Bro werd aanbevolen.

Artikel 13 Slotregel

Als laatste wordt de slotregel opgenomen. Deze regel bevat zowel de aanhalingstitel van het plan, de aanhalingstitel van de regels van het plan als de vaststellingsregel van het plan.

4.6 Handboek

Dit bestemmingsplan is vervaardigd conform de richtlijnen van het 'Handboek bestemmingsplannen Zwolle' versie 21a.

Hoofdstuk 5 Uitvoerbaarheid

5.1 Economische uitvoerbaarheid

In het onderhavige bestemmingsplan is voorzien in een aangewezen bouwplan op de bij SWZ in eigendom zijnde percelen kadastraal bekend Gemeente Zwolle, Sectie H, nummers 604 en 606. Op de overige gronden binnen het plangebied is geen sprake van een aangewezen bouwplan.

Voor de percelen kadastraal bekend Gemeente Zwolle, Sectie H, nummers 604, 606, 2276 (ged.) en 3082 (ged.) is met SWZ een anterieure overeenkomst gesloten. Middels deze anterieure overeenkomst zijn de kosten van de grondexploitatie anderszins verzekerd. De anterieure overeenkomst is overeenkomstig artikel 6.24 Wro en artikel 6.2.12 Bro gepubliceerd en ter inzage gelegd. Bij vaststelling van het bestemmingsplan is de gemeenteraad, op grond van de gesloten anterieure overeenkomst, geadviseerd geen exploitatieplan vast te stellen.

Ten aanzien van de dekking van reeds gemaakte en nog te maken kosten ten aanzien van het bestemmingsplan kan gesteld worden dat alle kosten van het plan deels gedekt worden uit het kostenverhaal middels de met SWZ afgesloten anterieure overeenkomst.

Op basis van het bovenstaand wordt het bestemmingsplan geacht economisch uitvoerbaar te zijn.

5.2 Maatschappelijke uitvoerbaarheid

5.2.1 Uitkomsten overleg

Provinciaal overleg

Het voorontwerpbestemmingsplan is besproken met de provincie en op de hamerlijst stukken van in het provinciaal overleg van 22 januari 2015 geplaatst. Door de provincie is aangegeven dat de geprojecteerde ontwikkeling in overeenstemming is met het provinciaal beleid. In het kader van het vooroverleg hoeft het bestemmingsplan niet meer te worden aangeboden

Waterschap

Samenvatting reactie

Het voorontwerp geeft geen aanleiding tot het maken van opmerkingen op het bestemmingsplan. Naar aanleiding van het bestemmingsplan wordt wel verzocht om de ontwikkelaar mee te geven dat bij de inrichting van het openbare gebied zo veel mogelijk rekening wordt gehouden met de mogelijkheid van het bergen van hemelwater.

Reactie gemeente

Hier wordt kennis van genomen. Het verzoek om bij de inrichting van het openbare gebied zo veel mogelijk rekening te houden met de mogelijkheid van het bergen van hemelwater zal aan de ontwikkelaar worden meegegeven.

Brandweer IJsselland

Samenvatting reactie

Er wordt geadviseerd om de woningen te laten voorzien van afsluitbare ventilatie. De woningen liggen op ongeveer 1000 meter van de A28. Vanwege het transport van gevaarlijke stoffen over deze route zijn hier incidenten mogelijk waarbij een wolk met toxische stoffen vrijkomt. Deze kan, afhankelijk van de situatie, ook de woningen in het plangebied bereiken. Afsluitbare ventilatie is een goede manier om de effecten voor de bewoners bij een dergelijk incident te beperken. Waarschijnlijk kan deze maatregel niet opgenomen worden in het bestemmingsplan zelf. Daarom wordt verzoch dit af te stemmen met de opdrachtgever van het plan.

Reactie gemeente

De constatering dat de maatregel om de woningen te laten voorzien van afsluitbare ventilatie niet kan worden geregeld in het bestemmingsplan is correct. Het uitvoeren van deze maatregel zal aan de ontwikkelaar van het plan worden meegeven.