direct naar inhoud van TOELICHTING
Plan: Hanzeland
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0193.BP12002-0005

TOELICHTING

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Samenvatting

Inleiding

Dit bestemmingsplan voor de bestaande wijk Hanzeland is het 17e plan dat is opgesteld in het kader van het project Zwolle op Orde. Het plan van aanpak voor dit project is op 29 september 2003 vastgesteld door de raad.

Voor de bestaande wijk Hanzeland gelden momenteel 2 bestemmingsplannen, het gelijknamige bestemmingsplan Hanzeland uit 1998 en het uitwerkingsplan Hanzehoven uit 2004.

Beoogd effect

Met dit plan wordt een nieuw bestemmingsplan voor Hanzeland tot stand gebracht.

Argumenten

Het plan geeft uitvoering aan het project Zwolle op Orde dat erop gericht is voor het jaar 2013 over actuele bestemmingsplannen te beschikken.

Het nieuwe plan voorziet weer in een actuele, uniforme, eenvoudige en gestandaardiseerde regeling.

Het digitaal vervaardigde plan zal gemakkelijker kunnen worden bijgesteld.

Door vaststelling van het plan is het innen van leges voor 10 jaar veilig gesteld.

Op grond van de nieuwe Wet op de ruimtelijke ordening vervalt na 1 juli 2013 het recht om ter zake leges te innen voor plannen die ouder zijn dan 10 jaar. Dit nieuwe plan zal voor 10 jaar na vaststelling recht op inning van leges geven.

Het bestemmingsplan Hanzeland beoogt te voorzien in een actueel juridisch-planologisch toetsingskader, waarbij behoud van de huidige structuur van de wijk het uitgangspunt is.

Uitgangspunt bij het bestemmen van het bebouwde en het onbebouwde gedeelte van de wijk is het behoud van de bestaande ruimtelijke en functionele structuur en het vastleggen van bestaand (sectoraal) beleid dat van toepassing is voor de wijk. Er vinden slechts zeer beperkte wijzigingen plaats in de bestaande planologische situatie:

  • Op de erven bij woningen zal de nieuwe gemeentelijke standaard voor aan- en bijgebouwen uit 2007 van toepassing zijn. Dit kan leiden tot enige verdichting op erven.
  • Door de wijziging van het Besluit ruimtelijke ordening op 1 januari 2012 moet bij het vaststellen van bestemmingsplannen rekening worden gehouden met cultuurhistorische waarden. Naar de aanwezige waarden is onderzoek gedaan. Er zijn in dit in het recente verleden herontwikkelde gebied nog geen cultuurhistorische waarden aangetroffen, welke door het bestemmingsplan zouden kunnen worden beschermd.

Financiën

Er zijn geen kosten voor de gemeente.

Dit conserverende bestemmingsplan brengt geen extra kosten voor de gemeente met zich mee. Het is niet nodig een exploitatieplan op te stellen.

Communicatie

De opmerkingen van de overleginstanties hebben slechts tot een kleine aanvulling geleid van paragraaf 5.5 Water in de toelichting.

Op 1 oktober 2012 is het voorontwerpbestemmingsplan in het kader van het vooroverleg als bedoeld in artikel 3.1.1 van het Besluit ruimtelijke ordening naar 17 instanties verzonden met het verzoek om voor 1 december 2012 te reageren.
De provincie Overijssel juichte de actualisering van het plangebied toe. Meegedeeld werd dat het plan bijdraagt aan het ruimtelijke beleid van de provincie.
Het Waterschap Groot Salland verzocht om een passage op te nemen in de toelichting in paragraaf 5.5 Water over een watergang, waar de Keur van toepassing is. Deze passage is opgenomen.
Voor verdere details over het vooroverleg wordt verwezen naar hoofdstuk 8 van de toelichting.

Voor verdere details over het vooroverleg wordt verwezen naar Hoofdstuk 8 Overleg van de toelichting.

Vanwege het conserverende karakter van dit bestemmingsplan vindt inspraak alleen nog plaats in het kader van de terinzagelegging van het ontwerp van het plan.

1.2 Algemeen

In de gemeente Zwolle gelden op dit moment meer dan 100 bestemmingsplannen. Een groot deel van deze plannen is verouderd, dat wil zeggen ouder dan tien jaar. Een aantal plannen dateert zelfs van voor het in werking treden van de voormalige Wet op de Ruimtelijke Ordening (WRO) in 1965. Deze vele bestemmingsplannen bedekken Zwolle als een onoverzichtelijke lappendeken. De diverse bestemmingsplannen zijn, mede door het verschillende tijdvak waarin zij zijn opgesteld, in methodisch opzicht onvoldoende op elkaar afgestemd. Zo hebben de diverse bestemmingsplannen verschillende regelingen voor vergelijkbare delen van het stedelijke gebied. Met het oog op rechtsgelijkheid - in het ene plangebied is nu minder toegestaan dan in het andere plangebied - en in verband met beheeraspecten (onder andere handhavingsbeleid) is dit uitermate ongewenst en ondoelmatig. Bovendien vervallen de plannen van voor 1965 op 1 juli 2013.

Om die reden wordt gewerkt aan de herziening van de bestemmingsplannen. Dit beleid is een uitwerking van het convenant 'Ruimte op Orde', dat de gemeente Zwolle en alle andere Overijsselse gemeenten in 2002 hebben gesloten met de provincie Overijssel. Dit convenant houdt in dat de gemeenten een inspanningsverplichting hebben om in 2012 alleen nog maar actuele en digitaal uitwisselbare bestemmingsplannen te hebben en die op een goede manier te handhaven.

Om deze doelstelling te halen is de gemeente Zwolle in 2002 gestart met het project 'Zwolle op Orde', actualisering bestemmingsplannen. Hierbij worden de meeste thans geldende bestemmingsplannen vervangen door slechts 18 nieuwe plannen. Op kaart 1 staan de gebieden globaal aangegeven. Inmiddels is het aantal van meer dan 300 bestemmingsplannen in 2002 al teruggebracht naar zo'n 100.

Met dit bestemmingsplan voor het tot nu toe gerealiseerde gedeelte van Hanzeland, worden 2 plannen grotendeels vervangen.

Dit bestemmingsplan bestaat uit de plankaart met de daarbij behorende bestemmingsregels en deze toelichting. In de toelichting worden in hoofdstuk 1 het doel van het bestemmingsplan en het plangebied zelf beschreven. Daarnaast bevat het een opsomming van de geldende bestemmingsplannen binnen het plangebied. Hoofdstuk 2 geeft een beschrijving van de ontstaansgeschiedenis en de bestaande situatie van de wijk Hanzeland. Vervolgens worden in hoofdstuk 3 de diverse relevante beleidskaders besproken die van toepassing zijn bij het opstellen van dit bestemmingsplan. Hoofdstuk 4 geeft de resultaten weer van diverse (milieu)analyses van de wijk. Afhankelijk van de resultaten worden voor de aanwezige functies eventuele beperkingen vastgesteld. De planbeschrijving volgt in hoofdstuk 5, waarin wordt ingegaan op de inrichting van het plangebied. In hoofdstuk 6 wordt het juridisch kader van het bestemmingsplan toegelicht. Vervolgens wordt in hoofdstuk 7 de economische uitvoerbaarheid van het plan besproken. Tot slot komen in hoofdstuk 8 de uitkomsten van het overleg aan de orde.

afbeelding "i_NL.IMRO.0193.BP12002-0005_0001.png"

1.3 Doel

In het plan van aanpak voor het project 'Zwolle op orde', vastgesteld door de gemeenteraad op 29 september 2003, is de doelstelling van het project in de volgende zin omschreven: De gehele operatie is erop gericht over actuele bestemmingsplannen te beschikken, rechtszekerheid te bieden, het aantal afwijkingsprocedures te verminderen en het planologisch beleid beheersbaar te houden.

1.4 Plangebied

Het plangebied van Hanzeland wordt globaal begrensd door:
de Oostzeelaan in het westen,
het bedrijfsterrein van Stork Wärtsila Diesel en de Hanzelaan in het noorden
en de IJsselallee in het zuiden.

Het nog niet gerealiseerde deel van Hanzeland ten westen van de Oostzeelaan is buiten dit conserverende plan gelaten.

De ligging en begrenzing van het plangebied zijn globaal aangegeven op kaart 2.

afbeelding "i_NL.IMRO.0193.BP12002-0005_0002.png"

1.5 Geldende bestemmingsplannen

In het plangebied gelden de twee volgende bestemmingsplannen waarvan de plangrenzen zijn aangegeven op kaart 3:

3502

Bestemmingsplan Hanzeland, vastgesteld door de raad op 5 november 1998, nr. SBL 98-2582, goedgekeurd door gedeputeerde staten van Overijssel op 15 juni 1999, nr. RWB/1998/473;

3504

Uitwerkingsplan ex artikel 11 WRO Hanzehoven, vastgesteld door burgemeester en wethouders op 15 juni 2004, nr. ECS04-00112, goedgekeurd door gedeputeerde staten van Overijssel op 7 december 2004, nr. RWB/2004/41110.

afbeelding "i_NL.IMRO.0193.BP12002-0005_0003.png"

Hoofdstuk 2 Beschrijving bestaande situatie

2.1 Ontstaansgeschiedenis

Het grootste deel van Hanzeland ligt op de noordelijke oeverwal van de IJssel, die slechts een geringe hoogte heeft van 1 - 1,5 meter boven NAP. Al in de jonge steentijd werd de oeverwal bewoond. De globale richting van deze oeverwal verklaarde de hoofdrichting van de verkaveling, voordat de huidige wijk werd ontwikkeld (zie kaart 4). Deze verkaveling stond loodrecht op de richting van deze oeverwal, terwijl de begrenzingen van het huidige Hanzeland daar scheef doorheen snijden.
Het ontstaan van deze begrenzingen heeft Hanzeland losgesneden van de oorspronkelijke landschappelijke samenhang met zijn omgeving. De huidige begrenzingen zijn het resultaat van grootschalige infrastructurele elementen die ten opzichte van het plangebied autonoom zijn: de spoorlijn met het stationsemplacement, aangelegd vanaf 1864 en de IJsselallee aangelegd in het kader van de ontwikkeling van de grote nieuwbouwwijk Zwolle-Zuid vanaf 1974 (zie kaart 5).
De ontsluiting van het gebied vond plaats via de Assendorperlure, een ondergeschikte weg met een landelijk karakter.
Vlak buiten de grenzen van het bestemmingsplan bevond zich aan de noordzijde tot 1938 de centrale werkplaats voor stoomlocomotieven, waaruit later de lijnwerkplaats van de Nederlandse Spoorwegen is voortgekomen. Deze was tot voor kort nog in gebruik. In een gedeelte van de gebouwen van de voormalige centrale werkplaats heeft zich later ook de fabriek van Stork Wärtsilä Diesel gevestigd.

afbeelding "i_NL.IMRO.0193.BP12002-0005_0004.png"

Kaart 4: kopie uit de historische atlas van de situatie rond 1917.

Voordat de ontwikkeling van de wijk Hanzeland vanaf de jaren 90 van de vorige eeuw plaatsvond was het grondgebruik grotendeels extensief en niet-stedelijk van aard. In hoofdzaak ging het om bescheiden agrarische bedrijvigheid in de vorm van tuinbouw en om wonen op grote kavels met marginale agrarische activiteiten in de vorm van moestuinen en het houden van schapen en dergelijke. In totaal was er 7 ha tuinbouwgrond in gebruik, welke zich in in de tweede helft van de vorige eeuw ontwikkelde van open grondteelt naar bloementeelt onder glas.

afbeelding "i_NL.IMRO.0193.BP12002-0005_0005.png"

Assendorperlure en hoge spoorbrug in 1975

Sinds 1974 was men in afwachting van de transformatie van Hanzeland tot een gebied met een menging van deels aan het water gelegen woon- en kantoorgebouwen in combinatie met allerlei stedelijke voorzieningen.
In verband daarmee werd vooruitlopend op de ontwikkelingen in Hanzeland zelf een achteringang gemaakt voor het station door middel van een verlengde perrontunnel met een parkeerterrein. Ook werd voor de bereikbaarheid van de nieuwe wijk Zwolle-Zuid de Van Karnebeektunnel voor bussen en langzaam verkeer aangelegd met de daarmee samenhangende reconstructie van de op- en afritten van de hoge brug over het spoor. Daarnaast werd er op de hoek van de toenmalige Schellerweg en de IJsselallee een groot recreatief zwembad, het Hanzebad, gebouwd.

De ontwikkeling van Hanzeland tot stedelijk gebied was al voorzien in het bestemmingsplan Zwolle-Zuid van 1974. Voor het parkeerterrein en het Hanzebad zijn uitwerkingsplannen op basis van dit bestemmingsplan vastgesteld. Verdere ontwikkelingen, te beginnen met het rijkskantorencomplex Hanzeland, zijn vanaf de jaren 90 van de vorige eeuw eerst gerealiseerd op basis van vrijstellingsprocedures, omdat deze niet geheel in het toenmalige bestemmingsplan pasten. Vervolgens is in 1998 een nieuw bestemmingsplan voor Hanzeland vastgesteld, dat aangepast was aan de toenmalige inzichten.

afbeelding "i_NL.IMRO.0193.BP12002-0005_0006.png"

Kaart 5: deel van de topografische kaart uit 1995.

Van de oorspronkelijke boerderijtjes en woningen is alleen één rij woningen aan de westzijde van de Stockholmstraat nabij de IJsselallee gehandhaafd. Op grond van een drietal redenen is de overige bebouwing afgebroken.

  • 1. De civieltechnische wens bestond om het gebied ten behoeve van een goede waterhuishouding op te hogen.
  • 2. De bestaande bebouwing verdroeg zich slecht tot de voor Hanzeland gewenste hoge stedelijke kwaliteit.
  • 3. De bestaande scheve verkavelingsrichting belemmerde een efficiënte inrichting van het gebied.

Door de ophoging zijn de twee waardevolle beplantingselementen, die het gebied kende, niet in gevaar gebracht: de forse eiken langs het Van Karnebeekpad en de bovenop de geluidswal langs de IJsselallee aangeplante rij eiken.

Ter bescherming van de waterwinning maakte het gedeelte van Hanzeland ten westen van de hoge spoorbrug tot 2008 deel uit van het grondwaterbeschermingsgebied Engelse Werk. Sinds 2008 is het grondwaterbeschermingsgebied zodanig gewijzigd dat Hanzeland er geen deel meer vanuit maakt.

2.2 Bestaande situatie

In deze paragraaf wordt achtereenvolgens de bestaande situatie beschreven met betrekking tot de archeologische, de ruimtelijke en de functionele structuur.

2.2.1 Archeologische structuur

In het bestemmingsplan liggen gebieden met een archeologische waarde van 50%.
Een 50% gebied heeft vooral betrekking op 'esgronden' en 'dekzandruggen'. Niet alleen op gemeentelijk niveau, maar ook op provinciaal en landelijk niveau is gebleken dat deze plekken een kans van 1 op 2 hebben op de aanwezigheid van prehistorische of vroeg middeleeuwse sporen. De trefkans is dus zeer hoog.
Hier moet de 'verstoorder' toestaan dat er eerst een proefonderzoek plaats vindt op basis waarvan geoordeeld wordt of er een volledig archeologisch onderzoek verricht moet worden. De 'verstoorder' wordt aangeslagen voor alle hiermee gepaard gaande kosten. Een en ander geschiedt volgens de wettelijk voorgeschreven regels conform het Kwaliteitshandboek voor de Nederlandse Archeologie.

Voor de gebieden met een waardering van 50% of hoger is hierna een beschrijving opgenomen.
De nummering en begrenzing van de gebiedsbeschrijvingen is gekoppeld aan de Archeologische Waarderingskaart Zwolle.
De archeologische waardering van het plangebied is aangegeven op kaart 6. De nummers in de tekst corresponderen met de nummers op deze kaart.

73
Dekzandrug Vrouwenlaan
waardering 50%

In dit gebied zijn in 1994 aan de Vrouwenlaan/Energieweg in 1994 een zestigtal Mesolithische haardkuilen opgegraven. Deze kuilen vormen de oudste restanten van menselijke activiteiten binnen de gemeente Zwolle. Naast haardkuilen is ook een concentratie vuursteenafslagen gevonden. Van alle haardkuilen zijn houtskoolmonsters genomen. Het eigenlijke onderzoek naar de houtsoorten en de datering moet nog plaatsvinden. De haardkuilen werden aangetroffen op een dekzandrug. De dekzandrug loopt oost-west onder de wijk De Geren en een deel van de Marslanden. Op deze dekzandrug zijn aan de Huub van Doornestraat (Penitentiaire Inrichting) en de Ittersumallee vondsten uit het Mesolithicum gedaan. Aan de Ittersumallee zijn in 2003 nog twintig haardkuilen opgegraven. Van deze haardkuilen zijn er vier bemonsterd.

74
Dekzandrug Schelle
waardering: 50%

Dit gebied ligt op de uitloper van een dekzandrug waarop eveneens de Bronstijd nederzetting van Ittersumerbroek ligt. Ook ligt op deze rug een Mesolithische locatie (zie 73). Bij de bouw van het woningen- en kantorencomplex in Hanzeland zijn eveneens Mesolithische haardkuilen gevonden en paalsporen uit de Bronstijd.
De wijk Schelle ligt tussen deze locaties in waardoor de kans groot is dat hier soortgelijke bewoningssporen bewaard zijn gebleven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0193.BP12002-0005_0007.png"

75
Dekzandrug Hanzeland
waardering 50%

Dit gebied vormt de uitloper van een dekzandrug waarop ook de wijk Hanzeland ligt. In dit gebied zijn net als onder het Stadskantoor aan het Lübeckplein en onder het huizenblok bij de Wismarstraat mogelijk Mesolithische haardkuilen te verwachten. Deze haardkuilen vormen de oudste sporen van prehistorische aanwezigheid in Zwolle (meer dan 6000 jaar geleden). Van deze haardkuilen zijn houtskoolmonsters genomen. Het eigenlijke onderzoek naar de houtsoorten en de datering moet nog plaats vinden. Tegenwoordig wordt een deel van het gebied in beslag genomen door de Hogeschool Windesheim.

282
Rivierduin Zwarteweg
waardering 50%

Dit gebied wordt gekenmerkt door een bodem die bestaat uit rivierduinzand. Dit zand is moeilijk van dekzand te onderscheiden maar is in het algemeen wat fijner en meer afgerond van structuur. Het rivierduin is in het Pleistoceen of Holoceen gevormd op een oudere dekzandrug. In het gebied liep vroeger het Schellerpad. Deze weg vormde vroeger een verbinding tussen de Schellerallee en de Assendorperlure en is vrijwel geheel verdwenen. Alleen het huis van D. Sluiter, vroeger aan het Schellerpad geadresseerd, thans Pilotenlaan 64, is blijven bestaan. De overige straten in het gebied zijn genoemd naar piloten of Joodse Zwollenaren die het slachtoffer zijn geworden van de jodenvervolgingen.

2.2.2 Cultuurhistorische structuur

Begrenzing

Voor het gedeelte van Hanzeland ten oosten van de Stockholmstraat is in oktober 2009 een cultuurhistorische analyse opgesteld in het kader van het cultuurhistorisch onderzoek naar het projectgebied spoorzone. De nieuw ontwikkelde wijk Hanzeland ten westen van de Stockholmstraat is buiten het onderzoeksgebied gehouden. Dit recent gestructureerde kantorenpark en woongebied heeft op grond van de jonge leeftijd nog geen cultuurhistorische waarde volgens de analyse.

afbeelding "i_NL.IMRO.0193.BP12002-0005_0008.png"

Begrenzing onderzoeksgebied

Bebouwingskarakteristiek

Toch is geheel Hanzeland in het onderzoek wel als volgt gekarakteriseerd:

Het in het recente verleden herontwikkelde gebied is binnen een nieuw gevormde orthogonale structuur ingevuld met grote kantoor- en woonpanden en schoolgebouwen in een sobere, eigentijdse baksteenarchitectuur, in halfopen of gesloten bouwblokken.
Tussen het spooremplacement en de IJsselallee werd een nieuw stratenplan ontwikkeld, dat grotendeels een orthogonale opzet bezit en bestaat uit diverse lange lanen, watersingels en een aantal grote pleinvormige ruimtes. De Koggelaan fungeert als centrale wijkontsluitingsweg, een door een waterpartij en kaden gedefinieerde structuur, die tevens de scheiding vormt tussen het werkgebied aan de noordzijde en het woongebied aan de zuidzijde. Ten noorden van de Koggelaan overheersen de kantoorcomplexen, ten zuiden ervan bestaat de wijk voornamelijk uit wooncomplexen van verschillende typen: langgerekte blokken appartementsgebouwen, enkele torenvormige appartementsgebouwen en in het binnengebied ook blokken grondgebonden woningen van verschillende typen.
Van de historische bebouwing is een reeks geschakelde arbeiderswoningen aan de Stockholmstraat overgebleven. Deze in details sterk gewijzigde en veelal met een verdieping verhoogde woningen uit de late 19e eeuw maakten oorspronkelijk deel uit van de lintbebouwing langs de Schellerweg, die door de IJsselallee in tweeën werd geknipt.
Ten oosten van de Stockholmstraat bevindt zich het grootschalige Rijkskantorencomplex uit 1992 en het Hanzebad (circa 1990).
Direct ten noorden van het plangebied is de hoge spoorbrug gelegen. Dit is een beschermd rijksmonument.
De binnen het onderzoeksgebied gelegen delen van de nieuwe wijk Hanzeland kennen moderne groenstructuren met watersingels rondom de kantoorbebouwing en langs diverse laanstructuren een nog jonge beplanting. Op enkele plaatsen zijn er wat forsere groenelementen (conifeerachtigen), die mogelijk resteren van de tuinen van de uit het gebied verdwenen bebouwing. De 15 zomereiken langs het Van Karnebeekpad (plantjaar 1960) hebben het predicaat 'waardevolle boom'. De IJsselallee is deels ingepast in een eenvoudige groenstructuur met soms dicht begroeide bermen, die de verkeersweg camoufleren.

Waardering

Een zeer beperkt deel van de bebouwing in Hanzeland heeft cultuurhistorische waarde.

Het rapport sluit af met een lijst van de beoordeelde bebouwing. De waardering is onderverdeeld in de waarden:

  • hoge cultuurhistorische waarde kleur oranje afbeelding "i_NL.IMRO.0193.BP12002-0005_0009.png"; behoud en bescherming te overwegen;
  • attentiewaarde kleur geel afbeelding "i_NL.IMRO.0193.BP12002-0005_0010.png"; behoud mogelijk maar niet noodzakelijk (regulier welstandstoezicht volstaat);
  • indifferente waarde kleur grijs afbeelding "i_NL.IMRO.0193.BP12002-0005_0011.png"; voegt niets of weinig toe aan de cultuurhistorische en ruimtelijke kwaliteit van het gebied en vormt ook geen wezenlijk onderdeel van de ontwikkelingsgeschiedenis.

Hierna volgt de waardering van de in het plangebied gelegen objecten:

afbeelding "i_NL.IMRO.0193.BP12002-0005_0012.png" afbeelding "i_NL.IMRO.0193.BP12002-0005_0013.png"

2.2.3 Ruimtelijke structuur
2.2.3.1 Stedenbouwkundige structuur

Stedelijkheid

De basis voor de stedenbouwkundige structuur wordt gevormd door het stedenbouwkundig ontwerp uit 1991. In dit ontwerp werd het toen nieuw te ontwikkelen Hanzeland aangeduid als een centraal gelegen, door de stad ingesloten gebied.
Om er een hoogwaardig en geïntegreerd onderdeel van de stad van te maken moest Hanzeland worden opengelegd. De randen worden daardoor zichtbaar gemaakt, de toegangen gemarkeerd en er worden diepe doorzichten het gebied in gecreëerd. Tevens moest een aantal gebouwen zichtbaar zijn vanaf de routes vanuit de binnenstad en vanuit Zwolle-Zuid.
Ter bevordering van de levendigheid en het stedelijke karakter werden in het ontwerp een menging van functies en een relatief hoge dichtheid nagestreefd. De bedoelde hoogwaardige stedelijkheid wordt in ruimtelijke zin gekenmerkt door hoofdzakelijk gesloten straatwanden in duidelijke rooilijnen met op belangrijke punten hoge gebouwen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0193.BP12002-0005_0014.png"

Rijkskantorengebouw Hanzeland

afbeelding "i_NL.IMRO.0193.BP12002-0005_0015.png"

De ligging van het woongebied in Hanzeland maakte het mogelijk de woonomgeving minder vergaand dan gebruikelijk is voor autogebruik in te richten, compact wonen te realiseren en nieuwe woontypologieën te ontwikkelen en toe te passen. Het ontwerp bevat, in belangrijke mate als afgeleide van milieu-eisen, een zonering van locaties ten aanzien van functiedifferentiatie en differentiatie van de grondprijzen. Het ontwerp is gericht op het creëren van een groot aantal locaties met eigen kwaliteiten om zoveel mogelijk verschillende potentiële gebruikers aan te kunnen trekken.

Kwaliteit

Uitgangspunt van beleid bij de ontwikkeling van Hanzeland was de stedenbouwkundige kwaliteit niet alleen afhankelijk te laten zijn van de uiteindelijke architectonische invullingen. Enerzijds werd dit bereikt door bij de stedenbouwkundige uitwerking op efficiënte wijze in te spelen op de typen van gebouwen die bij de aan te trekken functies horen. Anderzijds draagt een ontworpen, herkenbare hiërarchie in de inrichting en het gebruik van de openbare ruimte daaraan bij.

Uitwerkingsplan Hanzehoven

De globale bestemming Transferium van het bestemmingsplan Hanzeland uit 1998 is in 2004 uitgewerkt in het uitwerkingsplan Hanzehoven. Met de bebouwing van het Transferiumgebied is het stedenbouwkundig model, zoals beschreven in het bestemmingsplan uit 1998, voltooid. Aan de Koggelaan vormt een reeks van hoge gebouwen nu een duidelijke, samenhangende en gesloten straatwand. Door de hoogte van deze gebouwen is er voor gezorgd dat deze gebouwen zichtbaar zijn vanaf routes vanuit de binnenstad en vanuit Zwolle-Zuid. Tevens zorgt de hoogte van deze gebouwen er voor dat er een hoogwaardige stedelijkheid in ruimtelijke zin is gecreëerd. De bebouwing aan de Hanzelaan kenmerkt zich door een lagere bebouwing met daarop haaks geprojecteerde bebouwingsschijven. Hier ging de voorkeur uit naar vrijstaande / geschakelde gebouwen van maximaal zeven bouwlagen. De bouwlocaties aan de noordzijde van de Koggelaan hebben een strakke rooilijn.De reeks gebouwen met vier tot vijf bouwlagen vormen hier een duidelijke, samenhangende straatwand. Door middel van duidelijk aangegeven toegangen van de bebouwingen zijn diepe doorzichten ontstaan naar de openbare ruimten in het binnenterrein. Het Lübeckplein fungeert hierbij als centrum.
Het Stadskantoor op de zuidoostelijke hoek van het plein, net buiten het plangebied van dit uitwerkingsplan gelegen, vormt een accent. Het vervult de signaalfunctie voor het Lübeckplein als het centrum van Hanzeland. In de noordwand van het plein is de ingang van het station geïntegreerd

Openbare ruimte

Onder de openbare ruimte wordt verstaan het niet uit te geven gebied. Tot deze openbare ruimte behoort:

  • de auto-ontsluiting tot Hanzeland;
  • de langzaam verkeersroutes die door Hanzeland voeren;
  • de verblijfsgebieden in Hanzeland.

Ook de waterstructuur en de groenelementen maken er onderdeel van uit. Daarbij regelt en dient de waterstructuur de waterbeheersing in het gebied, terwijl de watergangen en vijvers tevens zijn ingezet als kwalitatieve elementen die bijdragen aan de interne samenhang in Hanzeland en de gewenste grote maten in het openbaar gebied mogelijk maken. De groenelementen (bomenlanen) leggen verbanden tussen de binnenstad van Zwolle, de stadsparken van het Spoolderbos en het Engelse Werk en de zone langs de IJssel.
De belangrijkste openbare ruimten van Hanzeland vormen een samenhangend maar gedifferentieerd stelsel van straten en pleinen met een hoogwaardig inrichtingsniveau. Dit stelsel wordt de drager genoemd. Het hoofdelement daarvan is de Koggelaan. De Koggelaan heeft het karakter van een boulevard. Doorgaande bebouwingswanden een doorgaande waterpartij en bomenrijen vormen de basis.
Hoge bebouwingselementen bij het Hanzeplein, het Lübeckplein en het rijkskantorengebouw markeren de ruimte en bijzondere plekken in het plan. Dat geldt met name voor de drie pleinen.
Deze pleinvormige ruimten dragen, elk met een eigen karakter, bij aan de herkenbaarheid van Hanzeland.

afbeelding "i_NL.IMRO.0193.BP12002-0005_0016.png"

Lübeckplein

Het Hanzeplein ligt direct bij de toegang vanaf de IJsselallee. Op dit plein kiest het autoverkeer tussen het gebied met de bedrijfspaviljoens, onderwijsvoorzieningen enzovoorts en het gebied met het station, de kantoren en het woongebied.
Op het Lübeckplein ligt de nadruk op de schaal en de belevingswereld van de voetgangers, waarin aan- en afvoer van openbaar en particulier vervoer bij de stationstoegang zijn ingepast.
Het plein voor het zwembad ligt aan de oostzijde van het Van Karnebeektracé en biedt parkeergelegenheid voor het zwembad met een groene inrichting.

afbeelding "i_NL.IMRO.0193.BP12002-0005_0017.png"

Koggelaan en Koggekade

afbeelding "i_NL.IMRO.0193.BP12002-0005_0018.png"

Sociale veiligheid

Hanzeland is zodanig ontworpen dat het een goede sociale veiligheid biedt. Het gaat daarbij ondermeer om de volgende aspecten:

  • Er zijn veilige routes gecreëerd die het mogelijk maken zowel overdag als 's nachts andere delen van de stad op een veilige manier te bereiken.
  • Voorzover er twijfels bestaan over de sociale veiligheid van de routes zijn er goede alternatieven aanwezig.
  • De openbare ruimte is overzichtelijk en overzichtelijk ingericht: geen 'enge plekken', goede verlichting, geen hinderlijke obstakels en dergelijke.
  • Vanuit woningen, kantoren en overige verblijfsruimten is er een duidelijk zicht op de openbare ruimte.

Dit hield voorwaarden in betreffende:

  • De wijze waarop woningen, kantoren en overige verblijfsruimten aan de openbare ruimte zijn gesitueerd: zoveel mogelijk direct verband, voorzijden naar openbaar gebied.
  • De wijze waarop zicht vanuit woningen, kantoren en overige verblijfsruimten mogelijk is: geen grote belemmeringen door uitbouwen/bergingen, carports, te forse beplanting en dergelijke.
  • De wijze waarop de woningen, kantoren en overige verblijfsruimten worden ingedeeld: bijvoorbeeld woonfunctie, werkruimten, ontvangst- en bezoekruimten aan het openbaar gebied, ramen in kopgevels en dergelijke.
  • Er is een menging van functies nagestreefd.
  • Door een gevarieerd woningbouwprogramma is een gevarieerde bevolkingssamenstelling bereikt, waardoor de zogenaamde slaapstad wordt voorkomen.

2.2.3.2 Verkeersstructuur

Autoverkeer

Toegangen tot Hanzeland vanaf de stadszijde zijn voor autoverkeer niet mogelijk als gevolg van het naastliggende stationsemplacement. De Van Karnebeektunnel is, behalve voor fietsers en voetgangers, alleen bedoeld voor openbaar busvervoer. Het aantal toegangen vanaf de IJsselallee is beperkt tot de twee aansluitingen van de Hanzelaan. Beide punten sluiten aan op de kruispunten die tevens een deel van Zwolle-Zuid ontsluiten.
Dit beperkte aantal entrees voor het autoverkeer naar een zo groot gebied vroeg om een heldere interne structuur die een duidelijke samenhang heeft met de ruimtelijke opzet.
afbeelding "i_NL.IMRO.0193.BP12002-0005_0019.png"

Het gebied heeft twee belangrijke ontsluitingswegen. De Koggelaan en de Hanzelaan. De Hanzelaan loopt evenwijdig aan de noordrand van het plan en sluit direct aan op de IJsselallee aan de ene zijde en de Koggelaan aan de andere zijde. Behalve het woongebied ,dat ingericht is als 30 km gebied, wordt alle bebouwing in het oostelijk deel van het plangebied direct op deze weg ontsloten.
De Koggelaan is de ruimtelijke hoofdas van het plan en heeft naast een ontsluitingsfunctie ook een verblijfsfunctie.
De ruimtelijk belangrijkste entree van het gebied is de Hanzeallee. Deze voert vanaf de IJsselallee direct naar de Koggelaan via het Hanzeplein.
Naar het oosten heeft de Koggelaan het karakter van een boulevard, die aan twee zijde ruimtelijk wordt bepaald door begeleidende doorgaande bebouwingswanden en waarin een brede waterpartij is opgenomen. Voorbij de aansluiting van de Hanzelaan is de doorgaande functie beperkt. Het karakter wordt mede bepaald door de aansluitingen naar de woonbuurten.
Naar het westen worden de gebouwen via een aantal lussen direct op de Koggelaan ontsloten.

Fietsverkeer

Door of vlak langs het gebied voert een aantal belangrijke noord-zuid routes voor het stedelijk fietsverkeer, in aansluiting op bestaande tunnels en onderdoorgangen en de hoge brug over de spoorlijn:

  • a. aan de westzijde van Hanzeland, vanaf het stadscentrum langs de Veerallee en de Willemsvaart in aansluiting op de Ruiterlaan naar het parkgebied van het Spoolderbos en het Engelse Werk, uitlopend in de zone langs de IJssel: een route met vooral recreatieve betekenis;
  • b. ter weerszijden van het spoor naar het parkgebied en naar de concentratie van onderwijsvoorzieningen op de campus van Windesheim, een recreatieve route aan de westzijde en 1e parallelweg aan de oostzijde van het spoor;
  • c. ten oosten van de Hanzelaan/Burgemeester van Walsumlaan naar de campus van Windesheim, het landgoed Schelle en de westelijke woonbuurten van Zwolle-Zuid via de Lunertunnel;
  • d. tunnel en hoge brug tussen de Van Karnebeekstraat en de Schellerweg/Zwarte Weg als verbinding tussen de binnenstad, Hanzeland en Zwolle-Zuid.

afbeelding "i_NL.IMRO.0193.BP12002-0005_0020.png"

De noord-zuid routes zijn in de lengterichting van Hanzeland met elkaar verbonden door een oost-west route met fietsstroken ter weerszijden van de Koggelaan. Naar het westen gaan deze over in een fietsroute naar het Ecodrome via een tunnel onder het spoor. Zij verbindt de belangrijkste pleinen het Hanzeplein, het Lübeck- plein en het plein bij het zwembad. Er is een directe aansluiting op de zuidelijke ingang van het station. De westelijke fietsroute onder de IJsselallee sluit via een brug voor langzaam verkeer aan op de Koggelaan, zodat door de woonwijk de kortste route wordt gevolgd.

Voetgangers.

Voetgangers volgen dezelfde routes als fietsers, aangevuld met de route onder het spoorwegemplacement via de te verbreden perrontunnel. Deze route is essentieel voor een overtuigende en vanzelfsprekende relatie van Hanzeland met de binnenstad en het station. Hij dient aantrekkelijk te zijn en multifunctioneel. De uitgang aan het Lübeckplein is geïntegreerd met de bebouwing aan de noordzijde van het Lübeckplein.

Openbaar vervoer.

Het station met een zuidelijke ingang in Hanzeland vormt het knooppunt voor het openbaar vervoer in en om Zwolle. De tunnel biedt aansluiting op de perrons, evenals op de stads- en streekbussen aan de noordzijde en in de toekomst ook aan de zuidzijde van het station.
Stadsbussen komen nu al deels door de Van Karnebeektunnel in Hanzeland. Op het Lübeckplein zijn ook op- en afstapgelegenheden voor de vele reisbussen die Zwolle aandoen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0193.BP12002-0005_0021.png"

De route van de buslijnen in Hanzeland is inmiddels aangepast met een route in westelijke richting met een halte direct voor de zuidelijke ingang van het station.

Mobiliteit en parkeren

Met het oog op het beperken van de automobiliteit werd ten tijde van de ontwikkeling van Hanzeland in het rijksbeleid (Vierde Nota Extra, Nationaal Milieubeleidsplan en Structuurschema verkeer en vervoer II) een zorgvuldig locatiebeleid voor bedrijven - waaronder kantoren - en voorzieningen noodzakelijk geacht.

Een nadere concretisering van het rijksbeleid heeft plaatsgevonden in het werkdocument 'Geleiding van de mobiliteit door een locatiebeleid voor bedrijven en voorzieningen'. De gemeente en de provincie Overijssel onderschreven dit beleid en waren bereid mee te werken aan de uitvoering daarvan. Daarbij werd wel rekening gehouden met de specifieke situatie in de regio (regio-specifieke invulling).
Het beleid was erop gericht om de vestiging van kantoren en voorzieningen met een bepaald mobiliteitsprofiel (kenmerken van vestiging) op locaties met een bijbehorende ontsluiting voor fiets, auto en openbaar vervoer (bereikbaarheidsprofiel) te bevorderen: het juiste bedrijf op de juiste plaats.

A-locaties zijn in dit verband gelegen bij knooppunten van openbaar vervoer en zijn bedoeld voor het situeren van activiteiten met hoge aantallen werkers en/of bezoekers per hectare (onder andere zakelijke dienstverlening, publieksgerichte kantoren, grotere onderwijsinstellingen en culturele voorzieningen).
Bij C-locaties gaat het om activiteiten met lage aantallen werkers en/of bezoekers per hectare en met hoge eisen aan de bereikbaarheid per (vracht)auto (onder andere productie-, distributie, transporten sterk geautomatiseerde bedrijven).
De B-locaties dienen zowel per openbaar vervoer als per auto goed bereikbaar te zijn (bedoeld voor activiteiten met een redelijk hoge arbeidsintensiteit en een regelmatige bezoekersintensiteit). Het betreft hier onder meer onderzoeks- en ontwikkelingsactiviteiten, kantoren en moderne kantoorachtige industrie.

Hanzeland als A-locatie.

Voor Hanzeland was het streekplan West-Overijssel en het Regionaal Verkeers- en Vervoersplan van belang.
In beide plannen werd Hanzeland als A-locatie aangemerkt in verband met de ligging bij een intercity-station en bij een knooppunt van lokaal en regionaal busvervoer. De nabijheid van de autosnelweg A 28 en de IJsselallee als stedelijke hoofdweg geeft tevens een goede bereikbaarheid voor de auto waardoor grote delen van het gebied de kenmerken van een B-locatie hebben.
In de planvorming voor Hanzeland is nadrukkelijk op deze locatiefactoren ingespeeld. De ligging bij een openbaar vervoersknooppunt is uitgebuit door het realiseren van een werkgelegenheidscentrum voor personeelsintensieve bedrijven, die ook personeel en bezoekers over een grote afstand betrekken en van andere functies, die veel bezoekers aantrekken (bijvoorbeeld vergader-, congrescentrum). Verder geschiedde dit door het realiseren van woningen voor inwoners die naar verwachting ook sterk op het openbaar vervoer betrokken zouden zijn.

Daarnaast is de ligging bij een belangrijke autoweg uitgebuit door het realiseren van een werkgelegenheidscentrum voor personeelsintensieve bedrijven, die ook personeel en bezoekers uit de regio aantrekken met een zekere auto-afhankelijkheid. In dit verband combineren de gronden die op een grotere afstand dan 400 meter van de stationsingang liggen en die goed worden ontsloten vanaf de IJsselallee, de kenmerken van een A-locatie met die van een B-locatie.

afbeelding "i_NL.IMRO.0193.BP12002-0005_0022.png"

Kantoor hoek IJsselallee Hanzelaan

Parkeren

Belangrijk onderdeel van het locatiebeleid was een sturend parkeerbeleid. Voor A- en B-locaties gelden dan ook strakke parkeernormen. Toepassing van het Rijksbeleid betekende voor Hanzeland een norm van 1 parkeerplaats per 10 werknemers c.q. 250 m² bruto vloeroppervlak.
In overleg met de Provincie en de Inspectie Ruimtelijke Ordening. is toentertijd aangevoerd dat het niet reëel was om op het gehele gebied van Hanzeland de norm voor een A-locatie toe te passen.
Overeenkomstig het toenmalige Streekplan West-Overijssel werd in het plan van 1998 daarom een soepelere norm gehanteerd.

De versoepelde parkeernorm luidt als volgt:

Tot op een afstand van 400 meter van de stationsingang geldt een norm van 2 parkeerplaatsen op de 250 m² bruto bedrijfsvloeroppervlakte. Voor het verder weg gelegen gebied kan het aantal parkeerplaatsen via een glijdende schaal hoger zijn. Daar is een norm gehanteerd van 4 parkeerplaatsen op de 250 m² bruto bedrijfsvloeroppervlakte. Deze norm was het dubbele van de rijksnorm. Dit werd verantwoord geacht vanwege:

  • 1. De lokale situatie, die afwijkt van die in het westen van het land. Hierdoor is het realiseren van de bedoelde hoogwaardige voorzieningen in sterkere mate afhankelijk van de parkeermogelijkheden. De concurrentie met andere locaties buiten het stedelijk knooppunt Zwolle speelt daarbij een belangrijke rol.
  • 2. De feitelijke ontsluiting door het openbaar vervoer. Het overgrote deel van het plangebied wordt nog onvoldoende bediend door bussen.
  • 3. De knooppunten van het stads- en streekvervoer bevinden zich nog ten noorden van het station. De loopafstand van het stationsgebied bedraagt circa 500 meter. Het oosten van het plangebied was toen alleen voorzien van een stadslijn met een halte bij de Van Karnebeektunnel.
  • 4. De goedkeuring van een aantal bouwplannen op basis van een afwijkingsprocedure van het bestemmingsplan Zwolle-Zuid, waarbij de norm van 1 parkeerplaats per 125 m² bruto bedrijfsvloer al was gehanteerd. Het realiseren van meer westelijk en dus ongunstiger t.o.v. het openbaar vervoer gelegen bebouwing op basis van een voor het bedrijfsleven minder aantrekkelijke vorm kon alsnog de verdere invulling van het gebied frustreren.

afbeelding "i_NL.IMRO.0193.BP12002-0005_0023.png"

Hanzelaan bij ingang parkeerdek oostzijde Stadskantoor

Middels een afwijkingsconstructie voor de realisatie van parkeerdekken is bij verdere verdichting van het plan een normatieve bijstelling van het parkeren mogelijk, mits de mobiliteitsontwikkeling daartoe aanleiding geeft. Dit laat de mogelijkheid open om in de toekomst een verscherping van de norm te effectueren, wanneer tevens de kwaliteit van het vervoersalternatief wordt verbeterd.Dit kan worden bereikt als verbetering van het openbaar vervoer, leidt tot een groter gebruik ervan. In dat geval zal vergroting van de capaciteit voor 'park-and-ride' gewenst zijn. Parkeerplaatsen ten behoeve van kantoren kunnen hiervoor worden ingezet.

afbeelding "i_NL.IMRO.0193.BP12002-0005_0024.png"

Zuiderzeelaan parkeerdek politie IJsselland

afbeelding "i_NL.IMRO.0193.BP12002-0005_0025.png"

ingang parkeerdek Rigastraat

Uitwerkingsplan Hanzehoven

Binnen dit gebied is een parkeergarage onder het Lübeckplein aanwezig met een capaciteit van 360 parkeerplaatsen. Circa 160 van de parkeerplaatsen zijn gereserveerd voor personeel dat werkzaam is in de gebouwen Meander en Schellepoort, de overige parkeerplaatsen zijn openbaar. Tevens is in dit complex een openbare fietsenstalling geïntegreerd. Aan de Hanzelaan zijn enkele inpandige parkeerdekken gerealiseerd met een capaciteit van circa 260 parkeerplaatsen. Deze parkeerdekken dienen voor het kantoorgebouw Carré. In het binnenterrein van de hoven zijn circa 60 openbare parkeerplaatsen gerealiseerd.

afbeelding "i_NL.IMRO.0193.BP12002-0005_0026.png"

Hanzelaan bij ingang parkeergarage Lübeckplein

Voorkomen overloopeffecten

Een strak parkeerregime kan gepaard gaan met uitwijkgedrag van automobilisten naar de woonomgeving. Van groot belang is daarom het weren van langparkeerders in de aangrenzende gebieden, waar de ruimte en het leefklimaat niet berekend zijn op een grote stroom auto's.
Naast het verbeteren van de alternatieve vervoerswijze is het invoeren van een systeem van parkeerregulering niet een doel op zichzelf, maar desondanks realistisch. Toepassen van een parkeerverbod in diverse gebieden in combinatie met een systeem van vergunningen voor belanghebbenden zal moeten voorkomen dat deze overloop plaatsvindt. Regelmatige controle op de handhaving is daarbij essentieel.

Flankerend beleid

De doelstellingen ten aanzien van het parkeren in Hanzeland zijn alleen haalbaar tegen een achtergrond van een algemene visie op mobiliteit en parkeren in de wijde omgeving: het zogenaamde flankerende beleid.
Naast de overheden zullen de bedrijven in het gebied ook een verantwoordelijkheid moeten nemen. Sinds het Structuurschema verkeer en vervoer II wordt nadrukkelijk gewezen op de mogelijkheid voor bedrijven met meer dan 50 medewerkers om vervoerplannen op te zetten, waardoor een strakke parkeernorm verantwoord wordt ondersteund.

Voor Hanzeland lijkt een gebiedsgerichte aanpak doeltreffend.
Ondersteund door het Vervoers Informatie Punt kan met de bedrijven in Hanzeland tot een gemeenschappelijk maatregelenpakket worden gekomen, waardoor het autogebruik selectiever plaatsvindt. Gedacht wordt onder meer aan het beschikbaar stellen van parkeerplaatsen speciaal voor carpoolers, het uitgeven van OV-kaarten, het invoeren van een systeem van call-a-car voor dienstreizen en het beschikbaar stellen van leasefietsen.

2.2.4 Functionele structuur

Het plan wordt gekenmerkt door een geordende functionele menging. Het woongebied is geconcentreerd tussen het stationsplein (Lübeckplein) en de IJsselallee. Enerzijds vloeit dit voort uit de bedoeling om een directe relatie te leggen tussen het wonen en het openbaar vervoer. Anderzijds dwongen beperkingen, die voortvloeien uit de milieuvoorwaarden tot een concentratie van het wonen op een plek, waar op aanvaardbare wijze beschermende maatregelen te treffen waren. Het gebied tussen de woningen en de spoorlijn heeft een sterk multifunctioneel karakter. Het is een gebied met een hoge dichtheid, waarin naast kantoren en diensten ook detailhandel, publieksgerichte dienstverlening horeca, voorzieningen voor "park-and-ride", fietsenstallingen en een halteplaats voor touringcars zijn ondergebracht.

afbeelding "i_NL.IMRO.0193.BP12002-0005_0027.png"

Naar het oosten zijn 3 kantoren en een zwembad gerealiseerd, aangevuld met een conferentiecentrum en kantoren.

Naar het westen is de hoofdfunctie kantoren en dienstverlening.

De kern van dit deel van het plangebied wordt gevormd door "de Groene Welle", een Agrarische Opleidingscentrum en een complex politiegebouwen, waardoor het gevaar van een te grote monofunctionaliteit in dit plandeel is vermeden.

afbeelding "i_NL.IMRO.0193.BP12002-0005_0028.png"

Politie IJsselland Zuiderzeelaan

Het kantorengebied

Bij de invulling van de locaties voor kantoren die sterk door de opzet van het plan verschillen in hun situatieve kenmerken en architectonische mogelijkheden kon aan zoveel mogelijk verschillende eisen van opdrachtgevers tegemoet worden gekomen, zodat een gedifferentieerde omgeving kon worden verkregen. De minimale omvang van een kantoorgebouw moest 2.500 m² bruto vloeroppervlak (b.v.o.) bedragen.

De bouwlocaties aan de noordzijde van de Koggelaan, ter weerszijden van het Lübeckplein, hebben bij een kaveldiepte van 35 meter een strakke rooilijn.

afbeelding "i_NL.IMRO.0193.BP12002-0005_0029.png"

Kantoren Koggelaan

De reeks gebouwen met vier tot vijf bouwlagen die hier zijn gekomen vormen een duidelijke, samenhangende straatwand. De begane grond heeft een positieve uitstraling naar het openbaar gebied, bijvoorbeeld met publieksgerichte baliefuncties. Op de straathoeken is de bebouwing om de hoek doorgezet. Het parkeren met een norm van 1 parkeerplaats per 125 m² b.v.o. vindt in het binnengebied plaats, evenals het parkeren ten behoeve van de 'park-and-ride'-functie.

Op de bouwlocaties aan de zuidzijde van de Hanzelaan aan het spoor ter weerszijden van het Lübeckplein ging de voorkeur uit naar vrijstaande / geschakelde gebouwen van maximaal zeven bouwlagen.

Tussen deze bebouwing aan de Koggelaan en de Hanzelaan is het parkeren in meerdere lagen bevorderd, waarmee zowel in het parkeren voor de omringende bebouwing als voor het "park-and-ride" kon worden voorzien. Tevens is in dit complex een openbare fietsenstalling geïntegreerd.

In de gebouwen rond het Lübeckplein zijn waar zij aan het voetgangersgedeelte van het plein grenzen publieksgerichte functies: zoals detailhandel, horeca en baliefuncties ondergebracht.
Het gebouw op de zuidoostelijke hoek van het plein moest een accent vormen. Het ontwerp van het hier gebouwde Stadskantoor voorzag daarin. Het vervult een signaalfunctie voor het Lübeckplein als het 'hart' van Hanzeland. In de noordwand van het plein is de ingang van de voetgangerstunnel en het station geïntegreerd.
De locaties aan de IJsselallee zijn direct zichtbaar vanaf de autoweg. Tussen de gebouwen door worden doorzichten in het plangebied geboden.

afbeelding "i_NL.IMRO.0193.BP12002-0005_0030.png"

kantoren langs de IJsselallee

De locaties aan het Hanzeplein zijn betrokken op de entree vanaf de IJsselallee en op de centrale drager en het water langs de Koggelaan. Dit biedt een opvallende situering en stelde omgekeerd de eis van een hoogwaardige architectonische uitwerking. Ook hier was een accent voorzien in de vorm van een kantoorgebouw in negen bouwlagen. Er zijn relatief grote gebouwen mogelijk van 5.000 tot 10.000 m² b.v.o..

Aan beide zijden van de aansluiting van de Hanzelaan op de IJsselallee wordt de entree gemarkeerd door markante kantoorgebouwen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0193.BP12002-0005_0031.png"

Kantoren Noordzeelaan in de achtergrond Stork Wärtsilä

Uitwerkingsplan Hanzehoven

Bij de invulling in dit gebied van de locaties voor kantoren kon aan zoveel mogelijk verschillende eisen van opdrachtgevers tegemoet worden gekomen, zodat een gedifferentieerde omgeving is verkregen. De minimale omvang van een kantoorgebouw moest 2.500 m² bruto vloeroppervlak (b.v.o.) bedragen.
De begane grond aan het Lübeckplein heeft een representatieve uitstraling naar het openbaar gebied, bijvoorbeeld met publieksgerichte baliefuncties.
In de gebouwen rond het Lübeckplein zijn publieksgerichte functies, zoals detailhandel, horeca, en dienstverlenende bedrijven met baliefunctie, ondergebracht. Ten einde te garanderen dat juist aan het plein een concentratie zal plaats vinden van kleinschalige horeca- en detailhandelsfuncties is gekozen voor een maximumformaat van 200 m² per eenheid. Verder is er ruimte voor één grotere detailhandelsvestiging van maximaal 600 m2. Hierover kan nog het volgende worden gezegd.
De commerciële voorzieningen aan het Lübeckplein vormen het hart van Hanzeland. Gezien de doelgroep waarvoor de voorzieningen bestemd zijn (bewoners, kantoorgebruikers, studenten en reizigers) is de aard van de voorzieningen specifiek. Naast horeca en dienstverlenende bedrijven bestaat er marktruimte voor een beperkt, specifiek op de doelgroep gericht winkelaanbod. Onderdeel daarvan vormt een gemakswinkel/ conveniencestore van maximaal circa 600 m² bedrijfsvloeroppervlakte.
In de conveniencestore wordt, anders dan in een gewone supermarkt, een aanbod gevoerd dat aansluit bij de doelgroep. In dit verband kunnen genoemd worden artikelgroepen zoals kant en klaar maaltijden, versproducten, gebak, broodjes, frisdrank, bloemen en drogisterijartikelen aangevuld met cateringactiviteiten enzovoort.
De conveniencestore past in het gemeentelijk detailhandelsbeleid, omdat het een aanvulling is op het bestaande food- en supermarktaanbod in de directe omgeving (Forelkolk). Een supermarktvoorziening in Hanzeland met een omvang van 1.000 m² of meer past absoluut niet in het detailhandelsbeleid. Deze omvang zal de distributieve structuur in met name Schelle/ Forelkolk verstoren.
Bij de bepaling van deze omvang speelden marktomvang en behoud van een duurzame distributieve structuur in de Forelkolk een bepalende rol. De daarbij horende bruto bedrijfsvloeroppervlakte, verkoopvloeroppervlakte plus opslag en overige ruimtes, bedraagt dan maximaal 600 m².
Horeca en winkels kunnen alleen gevestigd worden aan het Lübeckplein..

Het woongebied

Voor het woongebied in Hanzeland was een programma vastgesteld dat uitging van circa 40% huur- en 60% koopwoningen, voor een belangrijke deel in gestapelde vorm.
Ten behoeve van de gewenste stedelijkheid en een goede woonomgeving is een compact openbaar gebied ontworpen, waarin het beeld niet door geparkeerde auto's wordt overheerst. Parkeren geschiedt op eigen terrein. De menging van functies is mogelijk voorzover het een praktijk of beroep aan huis betreft.
Sociale veiligheid in het openbaar gebied is essentieel, vooral op de hoofdroutes voor voetgangers en fietsers (nachtroute). In de organisatie van de plattegronden en de uitwerking van de gevels van de omliggende woningen is hierop ingespeeld.

afbeelding "i_NL.IMRO.0193.BP12002-0005_0032.png"

Woonflats Koggelaan

Stringente geluidhinderbeperkingen ten gevolge van het wegverkeerslawaai, het spoorweglawaai en het industrielawaai bepaalden waar in Hanzeland woningbouw mogelijk is en welke de maximaal toelaatbare bouwhoogtes daarvoor zijn: een aflopende reeks van bouwlagen aan de noordzijde van de Koggelaan tot één bouwlaag bij de geluidswal aan de IJsselallee. Als gevolg van de aangescherpte normen in de Wet geluidhinder moest deze wal alsnog met ongeveer. 2,00 meter worden verhoogd met een scherm er bovenop.
Mede onder invloed van de geluidhinderbeperkingen ging het ontwerp uit van een zonering van woningtypologieën:

  • (middel)hoogbouw in ongeveer. 6 bouwlagen aan de Koggelaan;
  • laagbouw in 2 tot 3 bouwlagen in het middengebied;
  • woningen in 1 en 2 bouwlagen nabij de IJsselallee.

Omdat de breedte van het woongebied relatief beperkt is (circa 150 meter) resulteert dit in een sterke eigen karakteristiek en een afwisselend beeld met contrasten in woningtypologieën en bouwhoogten op korte afstanden van elkaar.

afbeelding "i_NL.IMRO.0193.BP12002-0005_0033.png"

Wismarstraat

afbeelding "i_NL.IMRO.0193.BP12002-0005_0034.png"

Woonhuis Dantzigstraat

Omdat de bebouwing hoog is in het noorden en laag in het zuiden is dit gunstig voor de bezonning van zowel de woningen als de openbare ruimte. In de lengterichting biedt het ontwerp voor het woongebied van noord naar zuid in het openbaar gebied drie opeenvolgende sferen:

  • de hoofddrager van Hanzeland (Koggelaan);
  • de binnenstraten in het woongebied;
  • de groene rand langs de geluidswal.

In de breedterichting gaan hier de dwarsverbindingen doorheen die de volledige diepte - en daarmee de gelaagdheid - van het woongebied zichtbaar maken en doorzichten bieden door de opeenvolgende sferen heen.
Het woongebied wordt van drie kanten ontsloten: vanuit het westen vanaf het Hanzeplein, vanuit het noorden vanaf de Koggelaan. Het woongebied heeft een erfachtige inrichting als 30 kilometergebied.
De ontsluiting en het parkeren zijn zodanig georganiseerd dat het autoverkeer zoveel mogelijk wordt uitgedund naarmate het verder in het woongebied komt.
Aan de oostelijke en westelijke uiteinden liggen belangrijke dwarsverbindingen: de hoofdroutes voor langzaam verkeer die in het woongebied een sociaal veilig beloop krijgen.
Het parkeren is opgelost binnen de bouwblokken: per woning, groep woningen, woongebouw of bouwblok. De te verwachten parkeerdruk vanuit het naastliggende kantorengebied vraagt om de toepassing van een strikt parkeerregime. Parkeren in het openbaar gebied is niet toegestaan. Alle parkeren gebeurt op de eigen erven en terreinen behorende bij de woningbouw.

Hoofdstuk 3 Beleidskader

3.1 Inleiding

Dit plan is gebaseerd op beleid neergelegd in diverse vastgestelde beleidsuitspraken.

(zie Bijlage 1 Overzicht beleidsnota's).
Voor een aantal voor dit plan relevante onderwerpen wordt het beleid hierna nader toegelicht.

3.2 Ruimtelijk beleid

3.2.1 Structuurplan 2020

In het gemeentelijke structuurplan 2020, dat door de gemeenteraad is vastgesteld op 16 juni 2008, is Hanzeland nog steeds gekarakteriseerd als een centrumstedelijk gebied, in te richten als een levendig stadsgebied met een optimale ov-knoop in relatie tot een zoveel mogelijke menging van wonen en werken. Dankzij de gunstige ligging nabij binnenstad, station en A 28 is het gebied geschikt voor hoogwaardige werkfuncties en voorzieningen op nationaal, regionaal en stedelijk niveau, alsook stedelijke woonvormen.

Het gewenste centrumstedelijk woonmilieu kent een hoge bruto dichtheid van 50-80 woningen per hectare, de uitstraling is monumentaal en het gaat voornamelijk om gestapelde bouw. De nadruk ligt op een menging met voorzieningen en op intensief gebruik. Er zijn veel regionale voorzieningen: een ruim winkelaanbod, horeca, culturele instellingen, onderwijs en zorg. Het openbaar vervoer is op loopafstand. Dit woonmilieu is in Zwolle te vinden in de binnenstad en in Hanzeland. Het centrumstedelijke woonmilieu omvat slechts 4% van de huidige voorraad in Zwolle. De vraag die het aanbod nu al overtreft, zal steeds verder groeien, omdat de leefstijlprofielen die in dit woonmilieu geïnteresseerd zijn, ook zullen toenemen.

In het gebiedstype “Kantoren en Voorzieningen” van de waterstad (Hanzeland, Oosterenk-Watersteeg, etc) maakt water zichtbaar onderdeel uit van de ruimtelijke (groen) structuur. De oevers zijn milieuvriendelijk, maar de stedelijke uitstraling is behouden. Gebruiksaspecten (doorgaande kanoroute, sportvissen) scoren op basisniveau. Belevingsaspecten (esthetisch/cultureel) scoren hoger omdat er een sterke mate van ruimtelijke samenhang bestaat met de directe omgeving. Ook hier vinden we diverse waterkunstwerken en fonteinen. Aanzicht/onderhoud scoort op middenniveau. Natuurwaarden voldoen over het algemeen aan het basisniveau.
Opgave (stedelijk + kantoren en voorzieningen)
Voor bestaande gebieden (lage potentie) is de opgave sterk gericht op realistische afspraken over kwaliteitsdoelen en maatregelen binnen het traject van de Kaderrichtlijn Water. In de nieuwere gebieden, zoals Hanzeland, heeft water al duidelijk meer ruimte gekregen. Zwerfvuil is hier een aandachtspunt, evenals het soms slechte doorzicht, hoewel door de ijzerrijke ondergrond in Zwolle niet op alle plaatsen aan een goed doorzicht kan worden voldaan. Voor nieuw / toekomstig stedelijk gebied (bijvoorbeeld Kop van Hanzeland) moet worden nagegaan of milieuvriendelijke oevers noodzakelijk zijn vanuit de kwaliteitsdoelstellingen uit de Kaderrichtlijn Water. De uitdaging daarbij is om de gewenste stedelijke uitstraling te behouden.

afbeelding "i_NL.IMRO.0193.BP12002-0005_0035.png"

3.2.2 Welstandsnota

Algemeen

De welstandsnota is op 7 juni 2004 door de gemeenteraad vastgesteld. Het doel van de Welstandsnota is het bieden van een toetsingskader voor de ruimtelijke kwaliteit van de stad. De nota kent twee belangrijke gebruikers. Voor de overheid biedt de nota een toetsingskader voor ingediende bouwinitiatieven. Voor de burger biedt de welstandsnota vooraf het kader en de randvoorwaarden voor de ontwikkeling van nieuwe bouwinitiatieven.

De welstandstoets wordt uitgevoerd op basis van relatieve criteria. Eigen aan het gebruik van 'relatieve' criteria is dat zij niet uitkomen op één resultaat, maar dat zij meerdere uitkomsten mogelijk maken. Relatieve criteria vragen dus om nadere oordeelsvorming, bijvoorbeeld de bepaling dat kleurgebruik van een bijgebouw hetzelfde karakter moet hebben als dat van het hoofdgebouw. Om een goede kwaliteit van de ontwerpresultaten te bevorderen, kunnen er aanvullende richtlijnen worden geformuleerd.

Het bestemmingsplan is altijd kaderstellend voor de welstandstoetsing. Wat in het bestemmingsplan is toegelaten of is voorgeschreven aan bouwhoogte, bouwvolume, functie enzovoorts, kan door het welstandsbeleid niet worden ingeperkt. Soms gaan bestemmingsplannen verder en worden ook regels gegeven voor bijvoorbeeld plaatsing in de rooilijn of voor kappen en dakkapellen. Dan is er sprake van enige overlap met welstand.

Door het relatieve karakter van de welstandscriteria ontstaat er geen strijdigheid met eventuele bestemmingsplaneisen. Bij de herziening van bestemmingsplannen, zoals dit plan voor Hanzeland, is de aansluiting met de welstandsnota een belangrijk aandachtspunt.

Gebiedsgericht welstandsbeleid

Voor Hanzeland is in de welstandsnota beschrijving nummer 11 'Gemengde zones' van toepassing.

afbeelding "i_NL.IMRO.0193.BP12002-0005_0036.png"

Gebiedsbeschrijving

In de gemengde zones van de stad bevinden zich kantoren, bijzondere gebouwen en voorzieningen, groengebieden en woonbebouwing. Deze zones zijn overwegend nattere gebieden of overgangszones van droog naar nat (waterlopen en weteringen). De dynamiek is sterk afhankelijk van de ligging aan de netwerken van spoor, water en hoofdontsluitingswegen. De ontsluitingskwaliteit van deze netwerken bepaalt het belang van deze zones: van nationaal, regionaal, of stedelijk belang. Door de veranderende betekenis van deze netwerken veranderen de gebouwen en de functies mee. De randen van deze gebieden vormen overgangszones, waar de dynamiek vaak een contrast vormt met de aangrenzende gebieden.

De context van de individuele gebouwen en functies bepaalt veelal de ruimtelijke structuur en het gebruik van het gebied. De samenhang in het gebied is afhankelijk van de ontsluitingsroute en het gebruik van de openbare ruimte. De bebouwing is divers in gebruik en oriëntatie en wisselt sterk in grootte en hoogte. De schaal van de bebouwing, zowel horizontaal als verticaal, wordt bepaald door de ligging in de totale stedelijke structuur. Belangrijk is de identiteit en uitstraling van het gebouw en de relatie met de openbare ruimte.

Kenmerken Hanzeland

Hanzeland en Spoorzone: dynamiek op nationaal, regionaal en stedelijk niveau:

afbeelding "i_NL.IMRO.0193.BP12002-0005_0037.png"

Stadskantoor Lübeckplein met bureaulamp

De ligging aan de N337 (IJsselallee) en het treinstation maakt van deze zone een bijzonder goed ontsloten locatie. De laatste jaren is geïnvesteerd in een hoogwaardig plan voor kantoorgebouwen. De inrichting van de openbare ruimte en de bebouwing zijn op elkaar afgestemd en hebben een hoogwaardige ruimtelijke kwaliteit.

Beleidskeuzes

waardering

De gebieden hebben een bijzondere ruimtelijke kwaliteit, vanwege de ligging in de stad en de goede ontsluitingsmogelijkheden. Grootschalige stedelijke instellingen, voorzieningen en bedrijven gebruiken deze gebieden als representatieve en functionele vestigingsplaatsen.

dynamiek

Door de schaalvergroting van de diverse functies en het veranderende belang van de diverse ontsluitingsroutes, transformeren de functies en/of de gebouwen in de gemengde zones regelmatig.

beleid

  • Het niveau van de welstandstoetsing is regulier.
  • Versterken van de kwaliteit van de gebieden als hoogwaardig stedelijk verblijfsgebied.
  • Respecteren van de diversiteit aan gebouwen en gebouwenensembles.
  • Versterken van de relatie van gebouwen en gebouwenensembles met de stedelijke structuur, de wegen en de langzaam verkeersroutes.

Overige voor welstand relevante beleidsstukken:

  • bestemmingsplan,
  • reclamebeleid.

afbeelding "i_NL.IMRO.0193.BP12002-0005_0038.png"

School de Groene Welle Koggelaan

Welstandscriteria

Om aan het beleid te voldoen moet de bebouwing zich voegen naar de beschreven kenmerken.
Bij de welstandstoets van een bouwplan in de gemengde zones zijn de volgende criteria van belang.

Plaatsing

  • De gebouwen of de gebouwenensembles oriënteren zich meerzijdig op de openbare ruimte.
  • De entreezijde van de bebouwing is herkenbaar vormgegeven en oriënteert zich op de openbare ruimte.

Massa en vorm

  • In het bouwwerk bestaat samenhang tussen de samenstellende delen van dat bouwwerk.
  • Bij- en aanbouwen zijn ondergeschikt aan de hoofdmassa.

Gevels

  • Bij verbouw en renovatie is respect voor de oorspronkelijke gevelopbouw en het materiaal- en kleurgebruik.
  • De maat en schaal van de gevelindeling wordt gerespecteerd.
  • Er is eenheid in architectuur van de gehele gevel.

Detaillering, kleur en materiaal

  • De detaillering bij aanpassing, verbouw of renovatie krijgt eenzelfde mate van aandacht als die bij de bestaande architectuur.
  • Bij aanpassing, verbouw of renovatie is het oorspronkelijke kleurgebruik uitgangspunt.
  • Bij verbouw of renovatie is het oorspronkelijk materiaalgebruik uitgangspunt.
  • Bij nieuwbouw zijn het materiaal- en het kleurgebruik zorgvuldig afgestemd op de architectonische verschijningsvorm.

Erfafscheidingen

  • Erfafscheidingen worden terughoudend toegepast;
  • Erfafscheidingen zijn transparant, bij voorkeur uitgevoerd als groen;
  • Bij de toepassing van hekwerken is het gebruik van stijlenhekwerken het uitgangspunt.

3.3 Archeologisch en cultuurhistorisch beleid

Cultuurhistorie / monumentenzorg

De Nota Belvedere uit 1999 was het kader voor een verder gaande integratie van cultuurhistorie in de ruimtelijke ordening. Hoofddoelstelling van de Nota is de cultuurhistorische identiteit als volwaardig uitgangspunt richtinggevend te maken voor de inrichting van de ruimte. Het credo daarbij is 'behoud door ontwikkeling'. Daarmee wordt bedoeld dat de aanwezige cultuurhistorische waarden een bron vormen van inspiratie voor vernieuwing en verandering. Het behoud en het benutten van het cultureel erfgoed voegt kwaliteit toe aan de ruimtelijke inrichting.
In november 2009 stemde de Tweede Kamer in met de beleidsbrief modernisering monumentenzorg (MoMo). Het behoud en de bescherming van monumenten blijft een belangrijk doel, maar er vindt een verbreding plaats naar de omgeving. Overal in steden, dorpen en landschappen zijn plaatsen van herinnering, plaatsen met een bijzondere cultuurhistorische betekenis. Goede ruimtelijke ordening betekent dat alle belangen die effect hebben op de kwaliteit van de ruimte in de besluitvorming worden betrokken. Daarom is de eerste pijler van MoMo gericht op cultuurhistorie in de ruimtelijke ordening. Om meer vorm en inhoud te geven aan de borging van cultuurhistorie in de ruimtelijke ordening zullen gemeenten op basis van het daartoe op 1 januari 2012 gewijzigde Besluit ruimtelijke ordening bij het vaststellen van bestemmingsplannen rekening moeten houden met cultuurhistorische waarden. Dat betekent dat gemeenten een analyse moeten verrichten van de cultuurhistorische waarden in een bestemmingsplangebied en daar conclusies aan moeten verbinden die in een bestemmingsplan worden verankerd.
Het Zwolse beleid zoals verwoord in de vastgestelde beleidsnota voor het Zwols monumenten- en archeologiebeleid (Dynamiek van Oud & Nieuw, 2000) is gericht op de instandhouding van historisch waardevolle objecten, complexen, openbare ruimte en stedenbouwkundige en landschappelijke structuren.
Op grond van de Monumentenwet 1988 en de Erfgoedverordening Zwolle 2010 is het verboden zonder of in afwijking van een vergunning een beschermd (rijks- of gemeentelijk) monument af te breken, te verstoren, te verplaatsen of in enig opzicht te wijzigingen. Tevens is het verboden een beschermd monument te herstellen, te gebruiken of te laten gebruiken op een wijze, waardoor het wordt ontsierd of in gevaar gebracht.

Archeologie

Het archeologisch beleid is gebaseerd op de Wet op de archeologische monumentenzorg. Deze wet is per 1 september 2007 in werking getreden. Deze wet voorzag in een nieuwe regeling voor de archeologie in de Monumentenwet 1988.
Als uitwerking van deze wet heeft de gemeenteraad op 18 augustus 2008 besloten het archeologiebeleid gemeente Zwolle vast te stellen. Het beleid is uitgewerkt aan de hand van een viertal kernbegrippen: kenbaarheid, verankering, betaling en kwaliteit.
Centraal thema daarbij is dat de archeologische waarden waar nodig worden beschermd, zonder dat er meer maatschappelijke lasten in het leven worden geroepen dan noodzakelijk zijn. Het archeologiebeleid Zwolle bevat onder andere de Archeologische Waarderingskaart Zwolle (welke gebieden hebben een hoge archeologische waarde), kaders wanneer en hoe archeologisch waardevolle gebieden in het bestemmingsplan worden bestemd met een dubbelbestemming en de Lokale Onderzoeksagenda Archeologie Zwolle (archeologische onderzoeksthema's).

3.4 Groenbeleid

Groenbeleidsplan en Structuurplan 2020

Het Groenbeleidsplan, vastgesteld door de gemeenteraad op 30 maart 1998, geeft aan dat de hoofdgroenstructuur stevig genoeg moet zijn om duurzaam in stand te worden gehouden. Het groen zal meerdere functies vervullen, zal natuurwaarden in zich bergen en duidelijk herkenbaar zijn in de stad. Het netwerk van groene dragers in het Structuurplan 2020 is grotendeels afgeleid van het Groenbeleidsplan en aangevuld met nieuw structuurgroen dat voor de periode tot 2020 op het programma staat. Buurtgroen staat niet zelfstandig op de plankaart van het structuurplan. Wel vormt het een onlosmakelijk onderdeel van de ruimtelijke opzet en inrichting van woon- en werkmilieus.

Bomenverordening

Voor de bomen geldt de in 2005 vastgestelde Bomenverordening. Voor het vellen van een boom met een omtrek groter dan 30 cm, die staat op een perceel van 400 m² en groter, is een (kap)vergunning nodig. Onder vellen valt ook het rooien, het verplanten en het verrichten van handelingen die de dood, ernstige beschadiging of ontsiering van een houtopstand als gevolg kunnen hebben. Een ernstige beschadiging kan bijvoorbeeld optreden wanneer de wortels aangetast worden. Daarbij geldt als vuistregel dat de ruimte die bovengronds wordt ingenomen door de kroon, ondergronds wordt ingenomen door het wortelgestel. Daarom is het niet alleen ongewenst dat er gebouwd wordt binnen de projectie van de kroon op de grond, maar ook dat daar bijvoorbeeld verharding wordt aangebracht, wordt afgegraven of opgehoogd. Bomen die, vanwege ouderdom, omvang, soort of andere redenen bijzonder zijn, staan geregistreerd als bijzondere boom. Voor deze bomen geldt dat ze in principe niet gekapt mogen worden, tenzij daarvoor een uitzonderlijke reden is. Voor een kapvergunning is een aparte, zwaardere procedure vereist.

Aan de vergunning kunnen voorwaarden worden verbonden, waaronder aanwijzingen voor herplant.

Het basisprincipe is dat bij kap van bomen herplant plaats vindt; voor iedere gekapte boom een nieuwe boom. Wanneer er geen mogelijkheden zijn voor (voldoende) herplant, moet financiële compensatie plaatsvinden. De waarde van de bomen wordt daarbij bepaald volgens de actuele methode van de Nederlandse Vereniging van Beëdigde Taxateurs van Bomen. Dit geld wordt gebruikt om in de stad bomen kwantitatief of kwalitatief te verbeteren.

Bij functiewijziging van een gebied dient in het vroegste stadium geïnventariseerd te worden welke bomen en groenstructuur gehandhaafd dient te blijven en of er bijzondere bomen staan. Alleen op basis van een goede doorwrochte groeninventarisatie en een verantwoorde afweging kan een kapvergunning worden aangevraagd en worden verleend. Er kan van compensatie worden afgeweken als daar vanuit de groenfunctie redenen voor aan te voeren zijn, namelijk omdat de resterende boombeplanting door de kap meer ruimte krijgt om zich tot volwassen boom te kunnen ontwikkelen of omdat de herplant niet gewenst is vanwege natuurwetenschappelijk belang.

3.5 Waterbeleid

Europees en nationaal beleid

Duurzaam schoon oppervlaktewater en bescherming van het drinkwater voor de toekomst. Dat zijn heel in het kort de belangrijkste doelstellingen van de Europese Kaderrichtlijn Water (KRW) en het Waterbeheer 21e eeuw (WB21), die voortaan samengaan via het Nationaal Bestuursakkoord Water.

Europese Kaderrichtlijn Water

De KRW moet ervoor zorgen dat de kwaliteit van het oppervlakte- en grondwater in 2015 op orde is. In dat jaar moet het oppervlaktewater voldoen aan normen voor bepaalde chemische stoffen (waaronder de zogeheten prioritaire gevaarlijke stoffen). Worden die normen gehaald, dan spreken we van 'een goede chemische toestand'. Daarnaast moet het oppervlaktewater goed zijn voor een gevarieerde planten- en dierenwereld. Is dat het geval, dan heet dat 'een goede ecologische toestand'. Voor het grondwater gelden aparte normen voor chemische stoffen. Daarnaast moet de grondwatervoorraad stabiel zijn en mogen bijvoorbeeld natuurgebieden niet verdrogen door een te lage grondwaterstand. Dit heet 'een goede kwantitatieve toestand'.

Waterbeheer 21e eeuw

WB21 anticipeert op toekomstige ontwikkelingen zoals klimaatverandering, bodemdaling en zeespiegelstijging. Deze ontwikkelingen stellen strengere eisen aan het waterbeheer. In WB21 wordt uitgegaan van twee principes (tritsen) voor duurzame waterkwantiteit- en duurzaam waterkwaliteitsbeheer:

  • vasthouden, bergen en vertraagd afvoeren;
  • schoonhouden, scheiden en zuiveren.

Bij 'vasthouden, bergen en afvoeren' wordt regenwater zoveel als mogelijk bovenstrooms vastgehouden in de bodem en het oppervlaktewater. Wanneer er toch een wateroverschot ontstaat wordt het water eerst tijdelijk geborgen in bergingsgebieden en dan pas afgevoerd. Bij 'schoonhouden, scheiden en zuiveren' gaat het om een voorkeursvolgorde waarbij de voorkeur uitgaat naar het voorkomen van verontreiniging (schoonhouden). Als toch verontreiniging ontstaat, moeten schoon en vuil water zoveel mogelijk worden gescheiden. Ten slotte wordt het verontreinigde water zo goed mogelijk gezuiverd.

Deltawet

Het doel van de Deltawet, aangenomen op 28 juni 2011, is ons land nu en in de toekomst beschermen tegen hoog water en de zoetwatervoorziening op orde houden.

De afgelopen eeuw is de zeespiegel gestegen, de bodem gedaald en het is warmer geworden. Dat zet door, blijkt uit de cijfers van het KNMI. Hevigere weersomstandigheden, zoals meer regen en periodes van droogte, zijn zaken om rekening mee te houden. Het Deltaprogramma is er om ons land voor te bereiden op de toekomst. En om daarbij de juiste maatregelen te nemen voor een veilig en aantrekkelijk Nederland met voldoende zoetwater. In het Deltaprogramma werken het rijk, provincies, gemeenten en waterschappen samen met maatschappelijke organisaties, bedrijfsleven en kennisinstituten. Dit gebeurt onder regie van de Deltacommissaris. De staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu is de coördinerend bewindspersoon voor het Deltaprogramma.

Naast de lopende programma's, zoals Ruimte voor de Rivier, Maaswerken, Zwakke Schakels Kust en Hoogwaterbeschermingsprogramma, staan in het Deltaprogramma vijf deltabeslissingen centraal. Voor 2015 worden die voorgelegd aan het kabinet. Deze beslissingen gaan over:

  • de normen van onze belangrijkste dijken en andere waterkeringen en de strategieën voor onze waterveiligheid;
  • de beschikbaarheid en verdeling van zoetwater;
  • het peil van het IJsselmeer;
  • de manier waarop gebieden veilig kunnen blijven zonder aan economische waarde in te boeten en;
  • hoe bij het bouwen van buurten en wijken rekening kan worden gehouden met water.

Provinciaal beleid
De Provincie Overijssel heeft haar beleid vastgelegd in een Omgevingsvisie en een Omgevingsverordening. De Omgevingsvisie heeft tevens de status van Regionaal Waterplan onder de nieuwe Waterwet, de status van Provinciaal Waterhuishoudingsplan onder de Wet op de waterhuishouding tot de inwerkingtreding van de Waterwet en de status van Milieubeleidsplan onder de Wet milieubeheer.

Waterschapsbeleid
Het beleid van het waterschap Groot Salland staat beschreven in het Waterbeheerplan 2010-2015, de beleidsnota Leven met Water in Stedelijk Gebied, Strategische Nota Rioleringsbeleid 2007, Visie Beheer en Onderhoud 2050 en het Beleidskader Recreatief Medegebruik. Daarnaast is de keur van het waterschap Groot Salland een belangrijk regelstellend instrument waarmee in ruimtelijke plannen rekening moet worden gehouden. De genoemde beleidsdocumenten liggen ter inzage op het hoofdkantoor van het waterschap Groot Salland. Ook zijn deze te raadplegen op de internetsite: www.wgs.nl. Op gemeentelijk niveau is het in overleg met het waterschap opgestelde gemeentelijk Waterplan en het (verbreed) gemeentelijk Rioleringsplan (GRP) van belang.

Gemeentelijk beleid
De gemeente Zwolle heeft haar waterbeleid in 2008 vastgelegd in het Stedelijke Waterplan. Hierin zijn de ambities met betrekking tot de beleving en de kwaliteit van water beschreven. De gemeente Zwolle heeft haar beleid ten aanzien van hemelwaterinfiltratie vastgelegd in de gemeentelijke bouwverordening. Verder zijn in het gemeentelijk rioleringsplan 2006 – 2010 ontwerprichtlijnen en beleidskeuzes beschreven waaraan voldaan moet worden.

3.6 Kantorenbeleid

In de Kadernota Kantorenlocaties 2011-2020 wordt ingegaan op de belangrijkste ontwikkelingen in de kantorenmarkt en wordt een stedelijke kantorenstrategie uitgezet. De nota is vastgesteld door de raad op 16 december 2010.

Aandachtspunt in de nota is de landelijke trend van krimp in de vraag naar nieuwe kantoren. De kantorenmarkt ontwikkelde zich van een groeimarkt naar een verplaatsingsmarkt. Het aantal vierkante meters verhuurde kantoren in Nederland kan in totaal niet meer groeien, alleen verplaatsen. Dat betekent dat toevoegingen van nieuwe gebouwen in de meeste gevallen zullen zorgen voor het leegtrekken van andere kantoren elders. Dat proces voltrekt zich op landelijk niveau maar ook binnen de kantorenmarkt van Zwolle. Per saldo moet Zwolle rekening houden met een lagere afzet van nieuwe kantoren dan in de afgelopen decennia het geval was.
In onderstaande grafiek zien we de effecten van nieuwbouw op de bestaande voorraad vanaf 2003. De belangrijkste conclusie die we op basis van deze historische analyse kunnen trekken is dat sinds 2006 nieuwbouw heeft geresulteerd in een toename van de voorraad.

afbeelding "i_NL.IMRO.0193.BP12002-0005_0039.png"

Kantoorgebruikers hebben de neiging om na afloop van hun huurcontract omhoog te verplaatsen naar betere locaties en betere duurzamere gebouwen (zie volgend schema). Daarbij wordt door de effecten van het nieuwe werken in de komende jaren gemiddeld ook nog eens meer ruimte achter gelaten dan nieuw wordt aangehuurd. In het ondersegment en middensegment ontstaat vervolgens een groeiend aanbodoverschot, terwijl er in het bovenste segment nieuwbouwvraag ontstaat: nieuwe duurzame gebouwen op de beste locaties. Daarom is nieuwbouw van hoogwaardige duurzame kantoren alleen zinvol op de beste locaties in de stad. De concurrentiepositie als vestigingslocatie wordt daarmee versterkt .

afbeelding "i_NL.IMRO.0193.BP12002-0005_0040.png"

Schema: verplaatsingsmarkt opname kantoren

Door de ontgroening en vergrijzing van de Nederlandse bevolking zal er in het algemeen op termijn minder vraag naar kantoorwerkplekken zijn. Voor Zwolle is deze ontwikkeling gelukkig veel minder relevant. De Zwolse bevolking krimpt immers niet maar zal juist nog groeien in de komende decennia van 120.000 naar 140.000 inwoners. Hierdoor blijft Zwolle een relatief aantrekkelijke vestigingsplaats voor kantoren.
Zwolle is door haar ligging en stedelijke kwaliteiten (bereikbaarheid/woonmilieus/onderwijs/jonge bevolking) in het landelijke concentratieproces op de kantorenmarkt zeer goed in staat om nieuwe werkgelegenheid aan te trekken. Belangrijk uitgangspunt is dat Zwolle inzet op bijzondere en hoogwaardige kantorenmilieus op de beste locaties, namelijk: Oosterenk, Voorsterpoort en Spoorzone.

Een stedelijke regie en schaarstestrategie op de Zwolse kantorenmarkt zijn van groot belang. Het is essentieel om de ontwikkellocaties voor kantoren onderling af te stemmen in programma, fasering maar vooral ook in doelgroep en product. Er zal niet alleen gedacht worden vanuit een stedenbouwkundige ambitie maar vooral ook vanuit de vraag.
Kantoren in de Oosterenk, Voorsterpoort en Spoorzone hebben ieder hun eigen profiel. Nieuwbouw is in principe alleen toestaan op de aangewezen ontwikkellocaties waar duurzame vraag naar kantoren bestaat. Uitgangspunt is dat deze locaties elkaar zo veel mogelijk aanvullen en elkaar zo weinig mogelijk beconcurreren.

De bestaande kantorenlocaties van Zwolle zijn minstens zo belangrijk voor het behoud van een gezonde kantorenmarkt. Zwolle kiest voor een jaarlijkse vastgoedmonitor op gebiedsniveau, waarbij ontwikkelingen in de voorraad, het aanbod, de leegstand en de kwaliteit van de kantoorgebieden in de gaten wordt gehouden, zodat tijdig en zo nodig bijgestuurd kan worden.

Leegstand in Hanzeland

Het gebied Hanzeland maakt deel uit van de directe invloedsfeer van de Spoorzone. Veel gebouwen in Hanzeland zijn inmiddels 10 jaar en ouder en verwacht mag worden dat er in dit gebied huurcontracten gaan aflopen. Dit levert de komende jaren meer aanbod op dan Zwolle gewend was in Hanzeland. Bij nieuwbouw van 40.000 m² b.v.o. kantoren van de Rijksgebouwendienst in de Spoorzone is het vrijwel zeker dat bestaande panden in Hanzeland weer op de markt komen. Vanwege de gunstige ligging en het goede vestigingsmilieu zal Hanzeland aantrekkelijk blijven voor een brede doelgroep. De inrichting van de openbare ruimte, de kwaliteit in het gebied zal aanzienlijk verhoogd moeten worden om deze brede doelgroep ook daadwerkelijk te verleiden. Het is aannemelijk dat Hanzeland meer Non-profit gebruikers zal aantrekken. Maar deze leegkomende gebouwen zijn voor de doelgroep zakelijke dienstverleners wel degelijk interessant en concurreren dan ook met nieuwbouw op Voorsterpoort.

3.7 Detailhandelsbeleid

De Kadernota detailhandel 2012 - 2020 'Top Winkelstad Zwolle' geeft een beeld van het detailhandelsbeleid voor de periode tot 2020. Deze nota is vastgesteld door de gemeenteraad in april 2012.

Het algemene doel van de nota is versterking van de aantrekkelijkheid van Zwolle als winkelstad, voor zowel eigen inwoners als bezoekers uit de regio. Het beleid is erop gericht om evenwicht te brengen tussen ruimte geven aan dynamiek/nieuwe ontwikkelingen en het behoud/versterken van de bestaande winkels. En dit in een steeds veranderende winkelomgeving.

Onderscheid in winkelgebieden

Het is belangrijk een onderscheid te maken naar binnenstad, wijk en periferie. Als vierde categorie kunnen nog de winkelvoorzieningen nabij bezoekersknooppunten onderscheiden worden.

  • 1. Binnenstad: recreatief winkelen en funshoppen in een attractieve omgeving;
  • 2. Periferie: centra voor doelgerichte aankopen, op perifere locaties met voldoende ruimtelijke schaal en optimale bereikbaarheid;
  • 3. Wijk- en buurtcentra: centra voor dagelijkse aankopen in de buurt / in de wijk, op basis van compleet aanbod;
  • 4. Bezoekersknooppunt: kleinschalige winkelvoorzieningen op station, ziekenhuis, verzorgingstehuizen, gericht op de reiziger dan wel bezoeker.

Reden voor dit onderscheid is dat bezoekmotief, aard, schaal, type van de winkels dusdanig verschillend zijn. Programma's en de hierbij horende meters zijn dus niet direct uitwisselbaar. Wel zijn er in meer of mindere mate relaties tussen de winkelgebieden.

Evenwicht tussen ruimte bieden aan vernieuwing en het behoud van het bestaande

De retailstructuur van Zwolle is in meerdere opzichten perspectiefrijk: Zwolle is een jonge en dynamische stad die nog groeit in inwonertal, heeft een grote regio, strategisch gelegen op een scharnierpunt in Nederland en goed bereikbaar. Belangrijk is dat er een goed evenwicht wordt gevonden tussen ruimte geven aan dynamiek/nieuwe ontwikkelingen en het behoud/versterken van de bestaande winkels. En dit in een steeds veranderende winkelomgeving.

Winkelvoorzieningen op knooppunten

Naast winkels in het centrum, de wijk of op een perifere locatie kunnen ook nog de gemakswinkels bij het station, ziekenhuis, verzorgingshuis of andere plekken waar elke dag veel bezoekersstromen samenkomen worden genoemd. De consument gaat hier niet naar toe om doelgericht te winkelen. De tijd ontbreekt hier voor. Het winkelen is een ondergeschikte zaak. Het zijn winkels om tijdens het wachten snel iets te kunnen kopen dan wel om vergeten boodschappen te doen. Gemak voor de consument en daarom van belang voor het winkelbeleid. Daarnaast hebben deze winkels soms een sociale functie, zeker bij kleinschalige winkelvoorzieningen in verzorgingscentra of ziekenhuis.

Beleidslijn winkelvoorzieningen op knooppunten

De komende jaren willen we als gemeente deze kleinschalige winkelvoorziening op knooppunten mogelijk blijven maken. Kleinschaligheid blijft hierbij het uitgangspunt en dient dan ook gewaarborgd te blijven. Eventuele plannen zullen we op deze wijze tegen het licht houden.

3.8 Coffeeshopbeleid

Voor coffeeshops geldt een gedoogbeleid. Dit gaat, onder andere, uit van de handhaving van maximaal 5 te gedogen coffeeshops.

3.9 Prostitutiebeleid

Het Zwolse prostitutiebeleid gaat uit van een maximaal stelsel. Het maximum aantal seksinrichtingen is daarbij gesteld op 10 (inclusief escortbedrijven). Deze mogen zich alleen bevinden in het zogenaamde vestigingsgebied. Dit gebied bestaat uit het gebied binnen de stadsgrachten, enige uitvalswegen (Willemskade, Harm Smeengekade, Pannekoekendijk, Schuttevaerkade, Zamenhofsingel, Diezerkade, Thomas à Kempisstraat tot de hoek Vechtstraat, Groot Wezenland, Assendorperstraat tot Molenweg), alsmede het gebied buiten de bebouwde kom.

Hoofdstuk 4 Beperkingen

4.1 Inleiding

In dit hoofdstuk wordt ingegaan op aspecten die beperkingen met zich meebrengen bij het toekennen van bestemmingen. Het betreft zowel de diverse milieuaspecten als de ligging van kabels, leidingen en straalpaden.

4.2 Milieu

4.2.1 Geluid

Op grond van de Wet geluidhinder (Wgh) moet bij het opstellen van bestemmingsplannen rekening worden gehouden met de geluidsproductie van wegverkeer, spoorwegen en industrie. Aan deze aspecten wordt in deze paragraaf aandacht besteed. In de Wgh wordt het begrip 'geluidszone' gehanteerd. Met een geluidszone wordt het aandachtsgebied rond (spoor)wegen en industriegebieden afgebakend waarbinnen de regels van de Wgh van kracht zijn. Het akoestisch onderzoek richt zich altijd op woningen en 'andere geluidsgevoelige bestemmingen' die binnen de geluidszone zijn gelegen. Op kaart 7 zijn de zones voor spoorweglawaai en industrielawaai weergegeven.

Wegverkeerslawaai

Volgens de Wgh moet akoestisch onderzoek worden uitgevoerd naar de actuele geluidsbelasting indien een bestemmingsplan geluidsgevoelige functieveranderingen toestaat voor gebieden die liggen langs zoneplichtige wegen.
Deze verplichting geldt niet voor wegen waarvoor een maximumsnelheid geldt van 30 kilometer per uur.
In het plangebied zijn de volgende wegen zoneplichtig:

  • de Hanzelaan;
  • de Koggelaan;
  • de Noordzeelaan;
  • de Oostzeelaan;
  • de Zuiderzeelaan;
  • het Hanzeplein
  • en de Hanzeallee.

Deze wegen hebben een geluidszone van 200 meter behalve de Hanzeallee, welke een geluidszone van 350 meter heeft, omdat deze weg meer dan 2 rijstroken heeft. Net buiten het plangebied aan de zuidrand loopt de IJsselallee, welke ook een geluidszone van 350 meter heeft, omdat deze weg meer dan 2 rijstroken heeft.

afbeelding "i_NL.IMRO.0193.BP12002-0005_0041.png"

Geluidsscherm langs de IJsselallee bij de tunnel van het Lünenpad

Tussen de woonbebouwing en de IJsselallee ligt een geluidswal, die is verhoogd met een scherm van 2,10 meter ter beperking van het verkeerslawaai. Deze geluidswal ligt binnen de bestemming Groen. Achter de geluidswal is de bouwhoogte van woningen beperkt tot 1-2 bouwlagen.
De straten in het woongebied vormen een 30 km-gebied.

afbeelding "i_NL.IMRO.0193.BP12002-0005_0042.png"

Rostockstraat

afbeelding "i_NL.IMRO.0193.BP12002-0005_0043.png"

Spoorweglawaai

Het plangebied ligt voor het grootste deel binnen de geluidszones van de spoorlijnen naar Amersfoort, Lelystad, Meppel, Emmen, Almelo en Deventer.

Industrielawaai

Direct ten noorden van het plangebied ligt een industrieterrein, waar zware geluidhinder veroorzakende bedrijven zijn toegestaan. Dit industrieterrein is daarom onder de naam industrieterrein 'Stork Wärtsilä Diesel / Nederlandse Spoorwegen N.V.' bij besluit van gedeputeerde staten van Overijssel van 4 mei 1993 nr. MMI 91/3915 met bijbehorende kaart MGH-46 van een geluidszone voorzien in het kader van de Wgh. Bij Koninklijk Besluit van 4 augustus 1994 nr. 94.006009 is dit besluit tot zonevaststelling goedgekeurd.
De zonegrens van dit industrieterrein loopt over het noordelijke gedeelte van het plangebied tot net ten zuiden van de Koggelaan.

Ontwikkelingen binnen de geluidszones

Binnen de zones bevinden zich geluidsgevoelige functies, maar in dit nieuwe bestemmingsplan worden geen nieuwe geluidsgevoelige functies mogelijk gemaakt. Nader akoestisch onderzoek is dan ook niet nodig.

4.2.2 Externe veiligheid

Externe veiligheid heeft betrekking op het beheersen van risico's. Het gaat hierbij om de risico's van het gebruik, de opslag en de productie van gevaarlijke stoffen in bedrijven alsmede op het transport van gevaarlijke stoffen via wegen, spoorwegen, waterwegen en buisleidingen.

Risicocontouren

In het kader van het Registratiebesluit Externe Veiligheid is de gemeente verplicht de risico's van gevaarlijke stoffen te registreren. Daartoe is een zogenaamde signaleringskaart gemaakt, die jaarlijks wordt geactualiseerd. Deze gemeentelijke signaleringskaart is gebaseerd op de risicovolle inrichtingen die in het Register Risicosituaties Gevaarlijke Stoffen (RRGS) zijn geregistreerd. De gemeentelijke signaleringskaart geeft aan dat binnen het plangebied geen risicobronnen zijn gelegen. Het plangebied ligt wel binnen de invloedssfeer van de volgende, buiten het plangebied gelegen risicobronnen:

LPG tankstation
Aan de IJsselallee, buiten het plangebied, is een LPG-tankstation gevestigd. Voor een LPG-vulpunt geldt een straal van 110 meter voor het plaatsgebonden risico (PR) bij een doorzet van 1000 tot 1500 m³ LPG/jaar en een straal van 45 meter bij een doorzet < 1000 m³. Laatstgenoemde afstand is het toetsingscriterium indien de doorzet in de milieuvergunning is gemaximaliseerd op 1000 m³ LPG/jaar. De gemeente heeft de maximale doorzet in de vergunningen van LPG-tankstations opgenomen. Binnen 45 meter vanaf het vulpunt zijn geen kwetsbare objecten gevestigd.

Bepalend voor het groepsrisico is de bevolkingsdichtheid binnen een straal van 150 meter van het tankstation. Het groepsrisico levert voor het plangebied geen probleem op.

Type risicovolle activiteit:   Tankstation IJsselallee met LPG (doorzet < 1000 m3/jaar)  
Categoriaal / niet-categoriaal:   Categoriaal (vaste veiligheidsafstanden)  

In volgende figuur is de PR 10-6 contour (45 m vanaf het vulpunt) van het LPG tankstation aan de IJsselallee aangegeven. De risicocontour is ook weergegeven op kaart 8 in paragraaf 4.3.

afbeelding "i_NL.IMRO.0193.BP12002-0005_0044.jpg"

Spoorwegemplacement
Het plangebied bevindt zich nabij de inrichting 'emplacement Zwolle'. Op een deel van het emplacement wordt gerangeerd met wagons met gevaarlijke stoffen.

Uit de milieuvergunning en de bijbehorende documenten blijkt dat tussen de hoge brug en de splitsing van het spoor Meppel - Deventer gerangeerd mag worden met gevaarlijke stoffen. De activiteiten moeten voldoen aan de normen uit de circulaire risicobenadering voor NS goederen emplacementen (1995). De beheerder moet jaarlijks aan het bevoegd gezag een opgave doen van het aantal wagons beladen met gevaarlijke stoffen. Tevens moet ieder jaar aangetoond worden dat het emplacement aan de veiligheidsnormen voldoet (door middel van de selectiemethode). Uit het milieuvergunningenarchief blijkt dat er in de afgelopen 13 jaar geen overschrijding van de normen (Plaatsgebonden en Groepsrisico) heeft plaatsgevonden. Omdat de milieuvergunning geen overschrijding van de normen toelaat en er een monitoringssysteem is verplicht kan geconcludeerd worden dat het rangeren met gevaarlijke stoffen geen belemmering oplevert voor het plangebied.

Transport gevaarlijke stoffen

De IJsselallee is aangewezen als transportroute voor gevaarlijke stoffen. Ook over het spoor Zwolle-Deventer/Zwolle-Meppel worden gevaarlijke stoffen getransporteerd.
In 2004 is een onderzoek uitgevoerd naar potentiële knelpunten voor wat betreft de externe veiligheid langs transportassen in de gemeente Zwolle. Uit het onderzoek (Inventarisatie Externe Veiligheid Langs Transportassen, gemeente Zwolle, 19 mei 2004) blijkt, dat langs genoemde transportassen zich geen probleemsituaties voordoen zowel voor wat betreft het plaatsgebonden risico als het groepsrisico. Langs deze assen zijn in dit bestemmingsplan ook geen nieuwe ontwikkelingen opgenomen, die van invloed zijn op de externe veiligheid.

Buisleidingen

Door het plangebied lopen geen hogedrukaardgasleidingen.

Verantwoordingsplicht

Het bestemmingsplan Hanzeland is een conserverend bestemmingsplan waarbij er geen nieuwe functies worden toegevoegd die leiden tot een hoger veiligheidsrisico. Een uitgebreide verantwoording van de externe veiligheid is daarom niet relevant.

Door de gemeente Zwolle is een apart traject opgestart om met de Veiligheidsregio IJsselland de verantwoording en het toepassen van beheersmaatregelen af te stemmen voor risicobronnen die planoverstijgend zijn. Dit betreft onder andere het vervoer van gevaarlijke stoffen per spoor. In het traject komt ook de risicocommunicatie aan de orde.

4.2.3 Waterwinning

Ten zuiden van het plangebied ligt het waterwingebied 'Engelse werk'. Dit waterwingebied is door de provincie Overijssel beschermd door een er omheen gelegd grondwaterbeschermingsgebied. In het kader van de verplaatsing van het waterwingebied is de ligging van het grondwaterbeschermingsgebied in 2008 gewijzigd.Het plangebied is sindsdien net buiten het grondwaterbeschermingsgebied 'Engelse Werk' gelegen.
Zie kaart 8 in paragraaf 4.3 voor de ligging van het huidige grondwaterbeschermingsgebied.

4.3 Kabels, leidingen en straalpaden

Door het plangebied lopen:

  • ondergrondse hoogspanningsleidingen, welke lopen vanaf het bedrijventerrein Marslanden A (Weteringkade) naar Frankhuis;
  • ondergrondse hoofdtransportleidingen voor drinkwater;
  • ondergrondse rioolwaterpersleidingen.

Het straalpad van Zwolle naar Markelo dat over het plangebied liep is inmiddels vervallen.

De genoemde leidingen zijn binnen het plangebied beschermd door middel van een dubbelbestemming.
In Hoofdstuk 6 Juridische aspecten van deze toelichting wordt ingegaan op het begrip dubbelbestemming.

Op kaart 8 zijn de leidingen aangegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0193.BP12002-0005_0045.png"

Hoofdstuk 5 Planbeschrijving

5.1 Inleiding

In dit hoofdstuk wordt een beschrijving gegeven van de doelstelling en de uitgangspunten die gehanteerd zijn bij het maken van dit bestemmingsplan.

5.1.1 Doelstelling

Het bestemmingsplan wordt zodanig opgesteld dat de karakteristiek en samenhang van het plangebied zoveel mogelijk wordt gerespecteerd. Het plan is een actuele beschrijving van de planologische situatie in het gebied van Hanzeland.

5.1.2 Uitgangspunten

Bij de keuze van de bestemmingsplanmethodiek is, conform het door de gemeenteraad op 29 september 2003 vastgestelde plan van aanpak voor het project 'Zwolle op Orde', van de volgende uitgangspunten uitgegaan:

  • 1. In principe worden geen structurele veranderingen opgenomen, daarvoor wordt een apart traject gevolgd. De plannen hebben daardoor een conserverend karakter. Ze zijn in eerste instantie gericht op planologisch beheer.
  • 2. Het zo objectief mogelijk vastleggen van de te handhaven ruimtelijke en functionele aspecten, zowel kwalitatief als kwantitatief. Hierbij wordt niet ingegaan op welstandscriteria. Deze zijn in een apart traject opgesteld in het kader van de Zwolse Welstandsnota. Bij de beschrijving van de kwaliteiten wordt waar mogelijk aangesloten bij het gebiedsgericht welstandsbeleid.
  • 3. Binnen de te handhaven ruimtelijke en functionele kwaliteiten een zo groot mogelijke vrijheid geven om gebouwen en inrichting en gebruik van gronden te wijzigen. Over het algemeen wordt voor de bebouwing een bouwvlak alsmede een maximale goot- en bouwhoogte vastgelegd. Voorts wordt geregeld welke functieveranderingen en medegebruik voor andere functies toelaatbaar zijn.
  • 4. Uitgegaan wordt van de standaard bijgebouwenregeling van 2007 en er wordt ook rekening gehouden met de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) die regelingen stelt op het gebied van vergunningvrij bouwen.
  • 5. Gebouwen en voorzieningen voor maatschappelijke functies worden als zodanig bestemd (inclusief de bestaande uitbreidingsmogelijkheden). Verder worden detailhandel, horeca en bedrijven als zodanig bestemd.
  • 6. Waar cultuurhistorische, archeologische of monumentale belangen in het geding zijn worden deze beschreven en wordt een regeling ontworpen die in overeenstemming is met het te beschermen belang.
  • 7. Gronden voor verkeer, parkeren en openbare ruimte worden, voor zover ze tot de hoofdstructuur behoren, als zodanig bestemd. Binnen woonbuurten kan er voor gekozen worden deze functie op te nemen in de bestemming 'Verkeer - Erftoegangsweg' om daarmee de nodige flexibiliteit in te bouwen met betrekking tot de inrichting van de woonomgeving.
  • 8. Waar een maatschappelijk draagvlak is voor het omzetten van niet-woonfuncties in een woonfunctie kan dit in het plan worden opgenomen. Bijvoorbeeld het bestemmen van een (voormalige) bedrijfsactiviteit of braakliggend terrein tot de functie wonen.
  • 9. De bestaande bebouwing wordt conform het huidige legale gebruik en volume bestemd. Gaf het geldende bestemmingsplan ruimere mogelijkheden dan er gerealiseerd zijn en is realisatie stedenbouwkundig nog aanvaardbaar, dan wordt volgens die ruimere mogelijkheden bestemd.
  • 10. Het plan is flexibel (*1) en globaal (*2) binnen zekere grenzen. Het plan dient rechtszekerheid te bieden omtrent de ruimte voor veranderingen.
  • 11. Het plan is digitaal, gecodeerd volgens het 'Informatie Model Ruimtelijke Ordening' (IMRO). Dit is een landelijke standaard om bestemmingsplannen digitaal te kunnen uitwisselen met andere instanties. Het plan is bovendien gemaakt volgens de Standaard Vergelijkbare BestemmingsPlannen 2012 (SVBP2012). Deze landelijke standaard is ingesteld om bestemmingsplannen op een uniforme wijze te kunnen presenteren (zie paragraaf 6.1).
  • 12. De resultaten van een evaluatie in 2007 van de werkwijze zijn verwerkt. Hierbij is met name gekeken naar mogelijkheden voor deregulering.

*1) Van flexibiliteit is sprake als kan worden afgeweken van in het plan opgenomen regelingen, zonder dat een formele planherziening nodig is. Hoe meer afwijkingsmogelijkheden en hoe lichter de hiervoor geldende procedure, hoe flexibeler een plan is. Zo kunnen processen op een gestructureerde manier worden begeleid en beschikt het gemeentebestuur tegelijkertijd over de gewenste sturingsinstrumenten. In elk bestemmingsplan moet steeds een evenwicht gevonden worden tussen flexibiliteit en rechtszekerheid.

*2) Onder globaliteit wordt verstaan de mate waarin bestemmingen en bestemmingsomschrijvingen een multifunctioneel of pluriform karakter hebben en als gevolg tot op zekere hoogte slechts indicatief van aard zijn. Zo vormt de bestemming 'Woongebied' een globale bestemming, wanneer binnen deze bestemming diverse functies zijn ondergebracht (bijvoorbeeld wonen, erven, tuinen, wegen en andere voorzieningen) en de situering van deze functies niet op de plankaart noch in de regels is vastgelegd. Doorgaans strekken globale bestemmingen zich uit over grotere oppervlakten.

5.2 Plangebied

Het plangebied omvat het tot nu toe gerealiseerde gedeelte van de wijk Hanzeland.

Het plangebied van Hanzeland wordt globaal begrensd door:
de Oostzeelaan in het westen,
het bedrijfsterrein van Stork Wärtsila Diesel en de Hanzelaan in het noorden
en de IJsselallee in het zuiden.

Het nog niet gerealiseerde deel van Hanzeland ten westen van de Oostzeelaan is buiten dit conserverende plan gelaten.

De ligging en begrenzing van het plangebied zijn globaal aangegeven op kaart 2 in paragraaf 1.4 Plangebied.

5.3 Beheer

Dit bestemmingsplan heeft een conserverend karakter. Alleen door de gemeenteraad vastgesteld beleid is in het plan opgenomen.

5.3.1 Bebouwingsstructuur
5.3.1.1 Standaard bijgebouwenregeling

Met betrekking tot de bebouwingsmogelijkheden is de standaard bijgebouwenregeling van Zwolle uit 2007 opgenomen. Deze standaardregeling is een vereenvoudiging en verruiming van de in Hanzeland toegepaste regeling uit 1998. Zie paragraaf 6.3 Bestemmingsregels Artikel 20 Wonen.

5.3.2 Functionele structuur
5.3.2.1 Parkeren

In de regels is het bouwen en gebruik voor parkeren in afzonderlijke artikelen geregeld teneinde de samenhang in het beleid te benadrukken. Zie Algemene bouwregels artikel 27.1 Parkeren en Algemene gebruiksregels artikel 28.1 Parkeren.
Er wordt daarbij van uitgegaan, dat, tenzij specifiek aangegeven, in het openbaar gebied niet mag worden geparkeerd. Ook bij de woningen mag alleen worden geparkeerd waar dat specifiek is aangegeven. Voor het overige is per bestemmingsvlak een norm gehanteerd, die afgestemd is op de locatie.
Tenzij uitdrukkelijk bij een bestemming anders is bepaald mogen parkeervoorzieningen in niet meer dan 1 laag worden gebouwd.
Middels een afwijkingsconstructie voor de realisatie van parkeerdekken is bij verdere verdichting van het plan een normatieve bijstelling van het parkeren mogelijk, mits de mobiliteitsontwikkeling daartoe aanleiding geeft. Zie artikel 27.3 Afwijken van de bouwregels

Zie paragraaf 2.2.3.2 Verkeersstructuur voor een toelichting op de totstandkoming van de gehanteerde parkeernormen.

5.3.2.2 Beroep aan huis

In de regels is de mogelijkheid opgenomen voor beroepsactiviteiten aan huis. Voor de exacte regeling wordt verwezen naar de omschrijving van de bestemming Wonen in paragraaf 6.3 Bestemmingsregels Artikel 20 Wonen.

5.3.2.3 Geluidzone industrie

Verwacht wordt dat het bedrijf Stork Wärtsilä Diesel gedurende de tienjarige looptijd van dit nieuwe bestemmingsplan op de huidige locatie gevestigd zal blijven.
De geluidszone industrielawaai rond het industrieterrein 'Stork Wärtsilä Diesel / Nederlandse Spoorwegen N.V.' wordt daarom in dit bestemmingsplan niet veranderd.

5.4 Ontwikkeling

In het plan zijn geen nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen opgenomen.

5.5 Water

Het watersysteem binnen het plangebied blijft ongewijzigd, waardoor er geen wijzigingen te verwachten zijn in de grondwaterstanden in dit stadsdeel; ook wordt de veerkracht van het watersysteem niet gewijzigd.
De watergangen, welke onderdeel zijn van het watersysteem, zijn ter bescherming van de waterhuishouding bestemd tot 'Water'.

Binnen het plangebied ligt een beschermingszone van een hoofdwatergang van het Waterschap Groot Salland. De Keur van het waterschap is van toepassing is op deze watergang die parallel aan de IJsselallee ligt. Het gaat daarbij om het deel tussen de Hanzeallee en de Parallelweg.
De functie van deze watergang moet te allen tijde worden gegarandeerd. Hierbij moet rekening worden gehouden met de beschermingszone van deze watergang zoals in de Keur van het Waterschap Groot Salland beschreven. Met betrekking tot deze watergang gelden de binnen de Keur van het Waterschap Groot Salland opgenomen gebods- en verbodsbepalingen. Voor werkzaamheden binnen de beschermingszone moet een Watervergunning worden aangevraagd bij het Waterschap Groot Salland. Ten behoeve van het beheer en onderhoud geldt langs de watergang (vanaf de insteek) een obstakelvrije zone van 5 meter.

5.6 Archeologie

Uitgangspunt is dat de archeologische waarden, zoals die zijn omschreven in paragraaf 2.2.1 Archeologische structuur, worden beschermd.
Gebieden die volgens de archeologische waarderingskaart een vondstkans hebben van 50% of meer hebben de dubbelbestemming 'Waarde - archeologie' gekregen. Voor bepaalde ingrepen in de bodem (zie hiervoor Artikel 25 Waarde - Archeologie van de regels) dient de aanvrager van een reguliere omgevingsvergunning in het belang van de archeologische monumentenzorg een rapport te overleggen waarin de archeologische waarde van het terrein dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord naar het oordeel van burgemeester en wethouders in voldoende mate is vastgesteld. Aan een reguliere omgevingsvergunning kunnen in dit verband regels worden verbonden.

5.7 Cultuurhistorie

Uit paragraaf 2.2.2 Cultuurhistorische structuur blijkt dat alleen het tegeltableau van B. Hendriks in het Hanzebad een hoge cultuurhistorische waarde heeft. Dit tegeltableau uit 1961 is afkomstig uit het voormalige Stilobad aan de Turfmarkt. Bij de sloop van het Stilobad is het tableau van de wand gezaagd en in een nieuw compositie aangebracht in het Hanzebad. Een bestemmingsplan is echter niet het geschikte instrument om een inpandig tegeltableau te beschermen. Bescherming zal kunnen plaatsvinden door plaatsing op de lijst van beschermde monumenten of door herplaatsing elders.

Hoofdstuk 6 Juridische aspecten

6.1 Inleiding

Dit bestemmingsplan is gemaakt conform het 'Handboek bestemmingsplannen Zwolle' versie 20. Dit handboek is gebaseerd op de Standaard Vergelijkbare BestemmingsPlannen SVBP2012, zoals vastgelegd in de Regeling standaarden ruimtelijke ordening 2012.
De regels zijn binnen de systematiek van de SVBP2012 aangepast aan de Zwolse situatie en uitgebreid met extra standaardbestemmingen, waaraan in Zwolle behoefte is. De regels van Hanzeland zijn voor zover nodig op hun beurt weer aangepast aan specifieke situaties in het plangebied van het bestemmingsplan Hanzeland.

In het plangebied bestaat een grote verscheidenheid aan bestaande woningen. Deze zijn alle opgenomen in een bestemming 'Wonen' voor de eengezinshuizen en in een bestemming 'Wonen - Meergezinshuis' voor de gestapelde woningen, waarbij het onderscheid per locatie wordt geregeld door van elkaar verschillende bebouwingsregels.

Ter bescherming van bijzondere waarden en ondergrondse infrastructuur is bij een aantal bestemmingen voor werken die geen bouwwerken zijn en werkzaamheden een omgevingsgunning nodig.

De regels van het bestemmingsplan bestaan uit de volgende hoofdstukken:

Gevolgd door de volgende bijlage:

Hoofdstuk 1 Inleidende regels:

De inleidende regels zijn van algemene aard en bestaan uit de volgende regels:

Artikel 1 Begrippen;

Artikel 2 Wijze van meten.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels:

Toelichting op de regels voor de enkelbestemmingen:

Het gehele plangebied is onderverdeeld in enkelbestemmingen. Dit in tegenstelling tot een bestemming die andere bestemmingen als dubbelbestemming overlapt. De dubbelbestemmingen behoeven niet in het gehele plangebied voor te komen.

Een enkelbestemming kan in het plangebied op één plaats, maar ook op meerdere plaatsen voorkomen. De bij deze bestemmingen behorende regels zijn per bestemming in een apart artikel ondergebracht.

Alle regels die op een bepaalde bestemming van toepassing zijn, worden zoveel mogelijk in de bestemmingsregels zelf geregeld. Op deze wijze wordt bij de digitale versie van het plan bij het aanklikken op adres of bestemmingsvlak zo veel mogelijk informatie gegeven zonder dat er verder doorgeklikt behoeft te worden.

De opbouw van een bestemmingsregel is als volgt:

  • 1. Bestemmingsomschrijving;
  • 2. Bouwregels;
  • 3. Nadere eisen;
  • 4. Afwijken van de bouwregels;
  • 5. Specifieke gebruiksregels;
  • 6. Afwijken van de gebruiksregels;
  • 7. Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden;

Per bestemmingsonderdeel wordt hierna een korte toelichting wordt gegeven.

  • 1. Bestemmingsomschrijving:

In de bestemmingsomschrijving wordt een nadere omschrijving gegeven van de aan de gronden toegekende functie(s). De hoofdfunctie wordt als eerste genoemd. Indien van toepassing, worden ook aan de hoofdfunctie ondergeschikte functies mogelijk gemaakt. De ondergeschiktheid wordt aangegeven door de zin 'met daaraan ondergeschikt'. De ondergeschikte functies staan ten dienste van de hoofdfunctie in de bestemming. De bestemmingsomschrijving is niet alleen functioneel maar bevat ook inrichtingsaspecten.

  • 2. Bouwregels:

In de bouwregels worden voor alle bouwwerken de van toepassing zijnde bebouwingsregels geregeld.

Bij woningen wordt een onderscheid gemaakt tussen 'hoofdgebouwen', 'bijbehorende bouwwerken' en 'bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zonder dak'. Een 'bijbehorend bouwwerk' is een 'uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel een functioneel met een zich op het zelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd en met de aarde verbonden bouwwerk met een dak'. Deze definitie is gelijk aan de definitie in het Besluit omgevingsrecht (Bor).

Voor de andere functies geldt dat er meestal geen sprake is van 'bijbehorende bouwwerken'. Bij deze functies wordt dan alleen gebruik gemaakt van de begrippen 'gebouwen' en 'bouwwerken, geen gebouwen zijnde'.

De maatvoering waaraan een (hoofd)gebouw, bijbehorend bouwwerk c.q. bouwwerk, geen gebouw zijnde, dient te voldoen wordt in deze regel opgenomen. De maximum goothoogte en de maximum bouwhoogte worden in meters weergegeven.

De hoogte van de gebouwen wordt op de kaart aangegeven, indien er geen uniforme hoogteregels voor de gehele bestemming van toepassing zijn. Dit wordt in de verbeelding op papier van het plan gedaan door middel van een symbool in de vorm van een rondje. Het symbool is gekoppeld aan het bouwvlak, of indien er geen bouwvlak aanwezig is, aan het bestemmingsvlak.

  • 3. Nadere eisen:

Op grond van artikel 3.6, eerste lid onder d, van de Wet ruimtelijke ordening (Wro) kan in het bestemmingsplan worden bepaald dat door burgemeester en wethouders nadere eisen kunnen worden gesteld. Het betreft hier nadere eisen ten behoeve van bepaalde doorgaans kwalitatief omschreven criteria, zoals stedenbouwkundig beeld, verkeersveiligheid en de milieusituatie. Onder de 'milieusituatie' wordt onder andere ook de externe veiligheid verstaan. De nadere eisenregeling biedt de mogelijkheid om in concrete situaties in het kader van het verlenen van een omgevingsvergunning sturend op te treden door het stellen van nadere eisen. De criteria zijn in de bepaling van nadere eisen zelf opgenomen.

De procedure voor het stellen van nadere eisen is in deze bestemmingsregels omschreven in Hoofdstuk 3 Algemene regels Artikel 32 Algemene procedureregels.

  • 4. Afwijken van de bouwregels:

Op grond van artikel 3.6, eerste lid onder c, van de Wro kan in het bestemmingsplan worden bepaald dat bij een omgevingsvergunning van het bestemmingsplan kan worden afgeweken. In deze bepaling wordt een opsomming gegeven van de bouwregels waarvan kan worden afgeweken. Een afwijkingsmogelijkheid van de bouwregels wordt alleen opgenomen, indien dit noodzakelijk wordt geacht in verband met het gewenste beleid en het een afwijking of verduidelijking betreft van de algemene afwijkingsregels. De criteria zijn in de afwijkingsregel zelf opgenomen.

De procedure voor het afwijken van de bouwregels is omschreven in de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo).

  • 5. Specifieke gebruiksregels:

In artikel 2.1, eerste lid onder c, van de Wabo wordt aangegeven dat het verboden is zonder omgevingsvergunning gronden en bouwwerken te gebruiken in strijd met het bestemmingsplan. Ter verduidelijking worden in een aantal bestemmingen in de specifieke gebruiksregels specifieke vormen van gebruik met name uitgesloten. Dit zijn gebruiksvormen, waarvan het op voorhand gewenst is aan te geven dat deze in ieder geval niet zijn toegestaan.

  • 6. Afwijken van de gebruiksregels:

Bij specifieke gebruiksregels wordt in een aantal bestemmingen een daarop gerichte afwijkingsbevoegdheid opgenomen. Bij zo'n specifieke afwijkingsbevoegdheid zijn ook hier de criteria opgenomen. Ook deze afwijkingsbevoegdheid is gebaseerd op artikel 3.6, eerste lid onder c, van de Wro

De procedure voor het afwijken van de gebruiksregels is omschreven in de Wabo.

  • 7. Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden:

Door het opnemen van de eis voor een omgevingsvergunning overeenkomstig artikel 2.1, eerste lid onder b, van de Wabo, kunnen specifieke inrichtingsactiviteiten aan een omgevingsvergunning worden verbonden. Het betreft het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden. Het bouwen wordt niet aangemerkt als zo'n inrichtingsactiviteit. De eis voor een dergelijke omgevingsvergunning wordt opgenomen om extra bescherming aan een specifieke waarde van de bestemming te bieden. De eis voor deze omgevingsvergunning wordt met de criteria voor vergunningverlening in de bestemmingregel opgenomen.

Toelichting op de regels voor dubbelbestemmingen:

Een dubbelbestemming wordt opgenomen in een bestemmingsplan wanneer er sprake is van twee functies die onafhankelijk van elkaar op dezelfde plaats voorkomen. Het opnemen van een dubbelbestemming zorgt met het oog op een specifiek belang voor bescherming van het betreffende gebied.

Het betreft in dit plan:

Artikel 22 Leiding - Hoogspanning;

Artikel 23 Leiding - Riool;

Artikel 24 Leiding - Water;

Artikel 25 Waarde - Archeologie;

Deze bestemmingen liggen als het ware over de reguliere (enkel)bestemmingen heen. De bestemmingsomschrijving van de dubbelbestemming geeft aan dat de gronden, naast de andere aan die gronden gegeven (enkel)bestemmingen, mede voor deze dubbelbestemming zijn bestemd.

De opbouw van een dubbelbestemmingregel is dezelfde als die van een (enkel)bestemmingsregel, maar alleen die regels worden ter aanvulling opgenomen die noodzakelijk zijn. De regels in de dubbelbestemming geven de verhouding van de enkelbestemming ten opzicht van de dubbelbestemming aan.

Hoofdstuk 3 Algemene regels:

In de algemene regels zijn de volgende regels in onderstaande volgorde opgenomen:

Artikel 26 Anti-dubbeltelregel;

Artikel 27 Algemene bouwregels;

Artikel 28 Algemene gebruiksregels;

Artikel 29 Algemene aanduidingsregels geluidzone - industrie;

Artikel 30 Algemene afwijkingsregels;

Artikel 31 Algemene wijzigingsregels;

Het gaat hier om de wijzigingsbevoegdheid als bedoel in artikel 3.6, eerste lid onder a, van de Wro. Hierin wordt aan burgemeester en wethouders de bevoegdheid gegeven om de bestemmingen op de aangegeven punten te wijzigen.

Op het toepassen van de wijzigingsbevoegdheid is de Uniforme openbare voorbereidingsprocedure (Uov) van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) van toepassing.

Artikel 32 Algemene procedureregels.

Het gaat hier om de procedure voor het stellen van nadere eisen.

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels:

In dit laatste hoofdstuk komen de overgangsregels en de slotbepaling aan de orde.

Lijst met horecacategorieën :

Ten slotte is als bijlage bij de regels gevoegd een Lijst met horecacategorieën, welke toelaatbaar zijn in een aantal bestemmingen.

6.2 Inleidende regels

Artikel 1 Begrippen

Hierin worden de in de regels gebruikte begrippen gedefinieerd. Ze zijn alfabetisch gerangschikt met uitzondering van de begrippen plan en bestemmingplan die als eerste zijn genoemd.

Het doel van deze regels is om misverstanden of verschillen in interpretatie te voorkomen. Dit als aanvulling op de gevallen waarbij het woordenboek van Van Dale geen uitsluitsel geeft.

Artikel 2 Wijze van meten

Dit is de handleiding voor de manier van meten van diverse in het plan bepaalde maten.

6.3 Bestemmingsregels

Hierna wordt - voor zover nog nodig - een toelichting op een aantal artikelen van de bestemmingsregels gegeven:

Artikel 3 Bedrijf - Nutsvoorziening

Uitgangspunten:

  • Nutsgebouwtjes met een oppervlakte van minder dan 15 m² en een hoogte van minder dan 3 meter zijn vergunningvrije bouwwerken. In de regels werd er daarom tot nu toe al geen rekening mee gehouden.
  • In het kader van de deregulering worden openbare nutsvoorzieningen tot een oppervlakte van 50 m² en met een goothoogte tot 3 meter en een nokhoogte tot 6 meter in de groen en verkeersbestemmingen toegestaan.
  • Nutsgebouwen met een oppervlakte van meer dan 50 m² worden specifiek op de plankaart aangegeven. Deze bestemming wordt ook op de plankaart aangegeven op plaatsen waar bestaande kleinere nutsgebouwtjes tot meer dan 50 m² moeten kunnen worden uitgebreid.

Artikel 10 Groen

Uitgangspunten:

  • Het structuurgroen en het buurtgroen is bestemd tot 'Groen'. De overige groengebieden zijn bij de bestemming 'Verkeer - Erftoegangsweg' gevoegd. In de bestemming Groen zijn paden voor langzaam verkeer toegestaan maar geen wegen en parkeervoorzieningen voor snelverkeer. Dit is vast beleid waar niet van zal worden afgeweken.
  • Bermen en groenstroken langs wegen, die geen structuur- of buurtgroen zijn, zijn opgenomen in de verkeersbestemmingen. Binnen deze laatste bestemmingen is een uitwisseling van groen en verkeer overal toegestaan.
  • Binnen de bestemming Groen zijn overal trapveldjes en speelvoorzieningen mogelijk.
  • Binnen deze bestemming mogen overal gebouwtjes voor openbare nutsvoorzieningen en maatschappelijke voorzieningen tot 50 m² en met een goothoogte tot 3 meter en een nokhoogte tot 6 meter worden gebouwd.

Artikel 14 Tuin

Binnen deze bestemming mogen geen gebouwen en carports bij recht worden gebouwd. Parkeren mag alleen plaatsvinden op aangegeven terreinen.
Via een afwijking zijn bij een aangrenzend hoofdgebouw behorende bouwwerken wel mogelijk, mits geen aantasting plaatsvindt van de in de afwijkingsbevoegdheid genoemde criteria. Het gaat hier om bebouwing ten behoeve van uitbreiding van hoofdgebouwen, bij een aangrenzend hoofdgebouw behorende bijgebouwen en carports. Tevens moet zo nodig rekening worden gehouden met de Wet geluidhinder en met de parkeernormen.

Artikel 15 Verkeer

Deze bestemming is opgenomen voor de wegen, welke gericht zijn op de afwikkeling van het doorgaande verkeer.
In verband met de Wet geluidhinder moet het toegestane aantal rijbanen wel worden vastgelegd, omdat de breedte van de geluidszones van wegverkeerslawaai daarvan afhangt. Toegestaan zijn:

  • 2 rijbanen elk met 2 rijstroken met waar nodig in- en uitvoegstroken op de Hanzeallee;
  • 1 rijbaan met 2 rijstroken met waar nodig in- en uitvoegstroken op de overige wegen.

Parkeren mag alleen plaatsvinden op aangegeven terreinen.

Artikel 16 Verkeer - Erftoegangsweg

Deze bestemming is opgenomen voor het verkeers- en verblijfsgebied met een erftoegangsfunctie. Het heeft een inrichting gericht op gemengd verkeer in een 30 kilometer gebied. Behalve de rijbanen zelf worden ook de bijbehorende bermen, voetpaden en fietspaden in de bestemming opgenomen. Parkeren mag alleen plaatsvinden op aangegeven terreinen. Ook groenvoorzieningen en speelvoorzieningen zijn als onderdeel van de verblijfsfunctie mogelijk in deze bestemming.
Binnen deze bestemming mogen ook gebouwtjes voor openbare nutsvoorzieningen en maatschappelijke voorzieningen tot 50 m² en met een goothoogte tot 3 meter en een nokhoogte tot 6 meter worden gebouwd.

Artikel 19 Water

Deze bestemming omvat al het water dat van belang is voor de waterhuishouding van het gebied. Water dat voor de waterhuishouding niet van belang is, is opgenomen in de bestemmingsomschrijving van andere bestemmingen.

Artikel 20 Wonen

Deze bestemming is bedoeld voor de eengezinshuizen. Dit zijn gebouwen, welke één woning omvatten.

Uitgangspunten:

  • Alle bestaande eengezinshuizen in het plangebied worden als zodanig bestemd.
  • De bestaande bebouwing wordt conform het huidige legale gebruik en volume bestemd. Indien het geldende plan ruimere mogelijkheden geeft dan er gerealiseerd zijn, wordt volgens die ruimere mogelijkheden bestemd, indien realisatie nog aanvaardbaar is qua licht- en luchttoetreding.
  • Binnen het bouwvlak mogen hoofdgebouwen, bijbehorende bouwwerken en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zonder dak worden gebouwd.
  • Op het erf binnen deze bestemming, dat buiten het bouwvlak is gelegen, mogen bijbehorende bouwwerken en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zonder dak worden gebouwd, maar geen zelfstandige hoofdgebouwen, waarvan situering niet ondenkbaar wordt bij het toestaan van grotere oppervlakten.
  • Halve meters bij hoogtebepalingen worden in het kader van de deregulering afgerond naar boven.
  • In het kader van de deregulering mag het erf binnen deze bestemming aan de zijkant en de achterkant van het bouwvlak zonder afwijking worden bebouwd met bijbehorende bouwwerken tot maximaal 50% en 100 m².
  • Ter wille van de openheid in het stedenbouwkundig beeld blijft het uitgangspunt waar mogelijk van toepassing om bijbehorende bouwwerken in de zijtuin achter de voorgevel van het hoofdgebouw te plaatsen.
  • Bij de bepaling van de voorzijde wordt gekeken waar de naar de weg toegekeerde grens van een bouwvlak en de naar de weg toegekeerde grens van de gevel van een hoofdgebouw is gelegen. Hierbij is de zijde van de hoofdtoegang van het hoofdgebouw bepalend.
  • In de voortuinen komt de bestemming 'Tuin', waar in principe geen gebouwen en carports zijn toegestaan.
  • Garageboxen worden binnen de bestemming 'Wonen' met een aparte aanduiding aangegeven.
  • Parkeren mag alleen plaatsvinden ter plaatse van de aanduiding garagebox.
  • Zo nodig kunnen nadere eisen worden gesteld aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing, zodat bij het ontwikkelen van ongewenste situaties nog kan worden ingegrepen.

Beroep aan huis:

Volgens vaste jurisprudentie moet binnen een woonbestemming ook een aan huis verbonden beroep worden toegelaten. Uit de jurisprudentie kan als enige ruimtelijk relevant criterium worden afgeleid het hebben van 'een ruimtelijke uitwerking of uitstraling, die in overeenstemming is met de woonfunctie van het betrokken perceel'.

Er is in dit plan een regeling opgenomen voor het gebruik van een deel van een woning voor een aan huis verbonden beroep, zoals in de gemeente Zwolle bij deze bestemming gebruikelijk is. De beperking van het ruimtebeslag van de woning met inbegrip van de bijgebouwen tot 30% van het vloeroppervlak van de woning (met een absoluut maximum van 50 m²) dient om het verlies of de bovenmatige aantasting van de woonfunctie of van het woonkarakter tegen te gaan. Op deze wijze wordt tevens voorkomen dat de verkeersaantrekkende werking te groot zal worden.

Het verhuren of anderszins beschikbaar stellen van woonruimte aan derden voor de uitoefening van een beroep of bedrijf, hoe gering ook van omvang, is zonder meer als strijdig met de woonbestemming aan te merken.

In de begrippen is een definitie opgenomen over wat onder een aan huis verbonden beroep moet worden verstaan. Het gaat om een dienstverlenend beroep. De definitie van beroep aan huis is gelijk aan de landelijk gehanteerde standaarddefinitie. Indien er personeel in dienst wordt genomen kan er eerder sprake zijn van een ruimtelijke uitwerking of uitstraling die niet met de woonfunctie in overeenstemming is.

Bouwwerken die geen gebouwen zijn, zonder dak:

Bij de regeling van deze bouwwerken is geen verschil gemaakt tussen verschillende soorten bouwwerken. Elk bouwwerk dat functioneel past in de bestemming kan worden toegelaten. Volstaan is met algemene bepalingen omtrent de maximum hoogte. Daarbij is voor erf- of perceelafscheidingen aansluiting gezocht bij het criterium voor vergunningvrij bouwen van het Bor en voor de afwijking bij het criterium van de Bouwverordening.

Artikel 21 Wonen - Meergezinshuis

Deze bestemming is bedoeld voor meergezinshuizen. Dit zijn flats en andere gebouwen met meerdere naast en/of boven elkaar gelegen woningen, welke in tegenstelling tot het eengezinshuis qua uiterlijke verschijningsvorm als een eenheid beschouwd kunnen worden. De definitie van eengezinshuis en meergezinshuis is opgenomen in de begrippen. Voor deze bestemming gelden de zelfde uitgangspunten en regels als voor de bestemming 'Tuin'.
Parkeren mag alleen plaatsvinden ter plaatse van de aanduiding parkeergarage.

Bijgebouwenregeling:

De regels voor bijbehorende bouwwerken wijken af van de regeling voor de eengezinshuizen. Per afzonderlijke gestapelde woning mag buiten het bouwvlak 25 m² worden gebouwd. Elk aaneengesloten deel van het buiten het bouwvlak gelegen gedeelte van een bestemmingsvlak mag tot niet meer dan 50% per perceel worden bebouwd. Waar geen bijbehorende bouwwerken gewenst zijn, komt de bestemming 'Tuin'.

Artikel 22 Leiding - Hoogspanning

Deze dubbelbestemming omvat het in het plangebied gelegen ondergrondse net van hoogspanningsverbindingen tussen Frankhuis en Marslanden. Zie kaart 18 in paragraaf 4.3 Kabels, leidingen en straalpaden.
Bouwwerken ten behoeve van andere bestemmingen, welke met deze dubbelbestemming samenvallen, mogen uitsluitend worden gebouwd met toepassing van een vrijstelling, nadat advies van de leidingbeheerder is ingewonnen.
Ter bescherming van de leidingen is voor het uitvoeren van een aantal werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden een omgevingsvergunningenstelsel van toepassing.

Artikel 23 Leiding - Riool

Deze dubbelbestemming beschermt de rioolpersleidingen. Zie kaart 8 in paragraaf 4.3 Kabels, leidingen en straalpaden.
Bouwwerken ten behoeve van andere bestemmingen, welke met deze dubbelbestemming samenvallen, mogen uitsluitend worden gebouwd met toepassing van een afwijking, nadat advies van de leidingbeheerder is ingewonnen.
Ter bescherming van de leidingen is voor het uitvoeren van een aantal werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden een omgevingsvergunningenstelsel van toepassing.

Artikel 24 Leiding - Water

Deze bestemming valt samen met andere bestemmingen en wordt daarom dubbelbestemming genoemd. Deze dubbelbestemming omvat het in het plangebied gelegen ondergrondse net van hoofdtransportleidingen voor de drinkwatervoorziening. Deze leidingen transporteren drinkwater van de productielocatie naar centrale punten in de verderop gelegen voorzieningsgebieden. Zie kaart 8 in paragraaf 4.3 Kabels, leidingen en straalpaden.
In een brief van 27 februari 2004 heeft waterleidingbedrijf Vitens de gemeente verzocht de voor het bedrijf cruciale hoofdtransportleidingen in de bestemmingsplannen op te nemen. Het bedrijf beriep zich daarbij op de 'Handreiking en beoordeling ruimtelijke plannen' van de provincie Overijssel. Voor de invoer van de juiste gegevens heeft Vitens de gemeente later een digitaal bestand met de bedoelde hoofdtransportleidingen toegezonden. De leidingen zijn conform dit bestand opgenomen.
Bouwwerken ten behoeve van andere bestemmingen, welke met deze dubbelbestemming samenvallen, mogen uitsluitend worden gebouwd met toepassing van een afwijking, nadat advies van de leidingbeheerder is ingewonnen.
Ter bescherming van de leidingen is voor het uitvoeren van een aantal werken, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden een omgevingsvergunningenstelsel van toepassing.

Artikel 25 Waarde - Archeologie

Uitgangspunten voor deze dubbelbestemming zijn:

  • De gebieden die volgens de gemeentelijke archeologische waarderingskaart een grote vondstkans hebben (50% of meer) zijn mede bestemd tot archeologisch waardevol gebied (zie kaart 6).
  • Bij de regeling voor de dubbelbestemming is nauwe aansluiting gezocht bij de Wet op de archeologische monumentenzorg.
  • Bij verstoringen in de bodem met een grotere diepte dan 0,5 meter en een grotere oppervlakte dan 100 m² zijn specifieke bouwregels en een omgevingsgunningenstelsel conform de regeling uit de Wet op de archeologische monumentenzorg van toepassing.

6.4 Algemene regels

Artikel 26 Anti-dubbeltelregel

De anti-dubbeltelregel moet op grond van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) worden opgenomen om bijvoorbeeld te voorkomen dat, wanneer volgens een bestemmingsplan bepaalde gebouwen en bouwwerken niet meer dan een bepaald deel van een perceel mogen beslaan, het opengebleven terrein niet nog eens meetelt bij het toestaan van een ander gebouw of bouwwerk, waaraan een soortgelijke eis wordt gesteld.

Artikel 27 Algemene bouwregels

In dit artikel wordt voor het gehele plangebied geregeld dat een bouwplan moet voorzien in voldoende ruimte voor parkeren, laden en lossen.
Tenzij uitdrukkelijk bij een bestemming anders is bepaald mogen parkeervoorzieningen in niet meer dan 1 laag worden gebouwd.
Voor zover in bestemmingen het maximaal aantal parkeerplaatsen niet staat aangegeven, gelden de volgende parkeernormen:

    • 1. maximaal 1 parkeerplaats per woning;
    • 2. maximaal 1 parkeerplaats per 125 m² brutovloeroppervlakte voor andere functies dan wonen in het gebied gelegen tussen de Hanzeallee, het Hanzeplein, de Hanzelaan en de Stockholmstraat;
    • 3. maximaal 1 parkeerplaats per 65 m² brutovloeroppervlakte voor andere functies dan wonen voor de rest van het plangebied.

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken om de bouw van parkeervoorzieningen in meerdere lagen toe te staan.Ook kan bij een omgevingsvergunning worden afgeweken in bijzondere omstandigheden, onder andere op basis van criteria van het algemene parkeerbeleid.

Artikel 28 Algemene gebruiksregels

Hier wordt het gebruik van parkeerterreinen en parkeergarages in het gehele plangebied geregeld. Het aantal parkeerplaatsen voor auto's mag niet meer bedragen dan op de plankaart staat aangegeven.

Artikel 29 Algemene aanduidingsregels geluidzone - industrie

Deze gebiedsaanduiding betreft de vastlegging van de bestaande geluidszone rond het industrieterrein 'Stork Wärtsilä Diesel / Nederlandse Spoorwegen N.V.' voor zover gelegen binnen het plangebied. Er worden geen wijzigingen in de zonegrens aangebracht. Zie kaart 7 in paragraaf 4.2.1 Geluid.

Artikel 30 Algemene afwijkingsregels

In deze regels is als eerste de op grond van vaste jurisprudentie vereiste algemene afwijking in de vorm van de zogenaamde 'toverformule' opgenomen. Bij een omgevingsvergunning moet van het gebruiksverbod worden afgeweken, indien strikte toepassing zou leiden tot een beperking van het meest doelmatige gebruik, welke niet door dringende redenen wordt gerechtvaardigd.

Daarnaast wordt in deze regels de bevoegdheid gegeven om bij een omgevingsvergunning af te wijken van bepaalde in het bestemmingsplan geregelde onderwerpen. Hierbij gaat het om afwijkingsregels die gelden voor alle bestemmingen in het plan. Deze regels zijn niet van toepassing, indien en voor zover er specifieke in de bestemming zelf geregelde afwijkingsregels van toepassing zijn.

Ten slotte zijn de criteria voor de toepassing van deze afwijkingsregels hier opgenomen.

Artikel 31 Algemene wijzigingsregels

Deze regel maakt het ter wille van de flexibiliteit mogelijk om bestemmingsgrenzen, bouwgrenzen en bouwhoogten onder in deze regel omschreven voorwaarden in beperkte mate te wijzigen om in te kunnen spelen op kleine veranderingen in het plangebied.

Artikel 32 Algemene procedureregels

Hierin wordt de standaardprocedure bij Zwolse bestemmingsplannen voor de voorbereiding van een besluit tot het stellen van een nadere eis beschreven.

6.5 Overgangs- en slotregels

Artikel 33 Overgangsrecht

Het overgangsrecht is vastgelegd in de vorm zoals in het Bro is voorgeschreven.

Tevens is een hardheidsclausule opgenomen in de vorm van persoonsgebonden overgangsrecht op de wijze zoals door de regering bij de totstandkoming van het Bro werd aanbevolen.

Artikel 34 Slotregel

Als laatste wordt de slotregel opgenomen. Deze regel bevat zowel de aanhalingstitel van het plan, de aanhalingstitel van de regels van het plan als de vaststellingregel van het plan.

6.6 Bijlagen

Lijst met horecacategorieën

Deze lijst geeft de horecacategorieën aan, welke toelaatbaar zijn in de gemengde bestemmingen.

6.7 Consequenties van beleid

Het bestemmingsplan heeft een conserverend karakter waarbij de huidige planologische situatie wordt voortgezet.

Bijgebouwenregeling

Met betrekking tot de regeling van de toelaatbaarheid van bijgebouwen bij woningen vindt er een wijziging plaats in de bestaande planologische situatie. Deze planologische wijziging heeft als doel om algemeen vastgesteld beleid door te voeren. Daartoe is de nieuwe standaard bijgebouwenregeling van Zwolle uit 2007 opgenomen, zoals in 2010 aangepast aan de Wabo. Dit kan leiden tot enige verdichting van de erven bij woningen.

6.8 Handhaving

De bestemmingsregels zijn op een dusdanige wijze geformuleerd, dat de handhaving van het bestemmingsplan voor een ieder duidelijk kan zijn. Dit is met name gelegen in de formulering van de specifieke gebruiksregels, waarin een opsomming is opgenomen van de verschillende manieren van gebruik van gronden en bouwwerken die in ieder geval in strijd zijn met de bestemming.

6.9 Handboek

Dit bestemmingsplan is vervaardigd conform de richtlijnen van het 'Handboek bestemmingsplannen Zwolle' versie 20.

Hoofdstuk 7 Economische uitvoerbaarheid

Het bestemmingsplan is conserverend van karakter. In verband met het feit dat de gemeente binnen het plangebied geen nieuwe ontwikkelingen met financiële consequenties initieert, is het niet nodig om bij dit bestemmingsplan een exploitatieplan te voegen.

Hoofdstuk 8 Overleg

Op 1 oktober 2012 is het voorontwerpbestemmingsplan Hanzeland in het kader van het overleg als bedoeld in artikel 3.1.1 van het Besluit ruimtelijke ordening naar 17 instanties verzonden met het verzoek om voor 1 december 2012 te reageren.

Het plan is verzonden naar de volgende instanties:

  • 1. de Provinciale Commissie voor de Fysieke Leefomgeving van de provincie Overijssel;
  • 2. de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed;
  • 3. Rijkswaterstaat Oost-Nederland;
  • 4. de Kamer van Koophandel Oost Nederland;
  • 5. het Oversticht;
  • 6. het Waterschap Groot Salland, Afdeling Hydrologie en Ruimtelijke Ontwikkeling;
  • 7. Tennet TSO B.V. Grondzaken-Noord;
  • 8. de Voorlichting en Adviescommissie Wonen (VAC) Zwolle;
  • 9. de Veiligheidsregio IJsselland;
  • 10. Brandweer Zwolle;
  • 11. Ministerie van Economische Zaken Regio Oost;
  • 12. Enexis Netbeheer hoogspanning;
  • 13. NS Vastgoed B.V. Regio Noord-Oost;
  • 14. ProRail Regio Noordoost, Afdeling Milieu en Juridisch Beheer;
  • 15. Rijksgebouwendienst Directie Oost;
  • 16. Stichting Milieuraad Zwolle;
  • 17. Vitens Overijssel N.V..

Ad 1: De provincie Overijssel juicht de actualisering van het bestemmingsplan Hanzeland toe.
Het plan draagt bij aan het ruimtelijk beleid van de provincie.
Hiermee is, voor zover het de provinciale diensten betreft, voldaan aan het ambtelijke vooroverleg als bedoeld in het Besluit ruimtelijke ordening.

Ad 2: De Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed deelt mee niet meer te zullen reageren.

Ad 3: Rijkswaterstaat deelt mee dat het plan geen aanleiding geeft tot een reactie.

Ad 4: Het plan geeft de Kamer van Koophandel geen aanleiding tot het maken van opmerkingen.

Ad 5: Het Oversticht heeft het plan beoordeeld op de aspecten archeologie, cultuurhistorie en landschap en deelt mee geen opmerkingen te hebben op het plan.

Ad 6: Het Waterschap Groot Salland merkt op dat in paragraaf 5.5 Water van de toelichting een passage ontbreekt, waarin staat dat de Keur van het waterschap van toepassing is op de watergang die parallel aan de IJsselallee ligt. Het gaat daarbij om het deel tussen de Hanzeallee en de Parallelweg.
Verzocht wordt om een bijgevoegde tekst in de toelichting op te nemen.

Reactie op 6:

De verzochte tekst wordt in de toelichting opgenomen.

Ad 7: Tennet schrijft dat de 110 kV-hoogspanningsgasdrukpijpkabel Zwolle Frankhuis - Zwolle Weteringkade zich in het plangebied bevindt. Het bestemmingsplan geeft deze kabel een juiste bestemming en de belangen worden goed verwoord.
Tennet heeft daarom geen op- of aanmerkingen op het bestemmingsplan.

Ad 8: VAC Zwolle schrijft dat het plan geen aanleiding geeft tot het maken van opmerkingen.

Ad 9: De Veiligheidsregio IJsselland meldt dat voor het hele plangebied een overstromingsrisico geldt.
Daarnaast zijn er in of vlakbij het plangebied de volgende risicobronnen aanwezig:

  • het doorgaande spoor waarover gevaarlijke stoffen vervoerd worden;
  • het LPG tankstation aan de IJsselallee;
  • het Hanzebad waar gevaarlijke stoffen opgeslagen liggen.

De sirenes van het Waarschuwings- en Alarmeringssysteem (de WAS-masten) bereiken het volledige plangebied.

Geadviseerd wordt om:

  • Het onderwerp externe veiligheid op te nemen in het bestemmingsplan. De gemeente heeft externe veiligheid nu niet genoemd in het plan; Gelet op de risico's voor het plangebied is dat niet terecht; Geadviseerd wordt om minimaal de risico's voor het gebied en mogelijke maatregelen te benoemen en daarbij te verwijzen naar de gebiedstypen en het gemeentelijk beleid voor externe veiligheid;
  • In het bestemmingsplan te verwijzen naar het gemeentelijk beleid op het gebied van prioriteitswegen;
  • In het bestemmingsplan in te gaan op het overstromingsrisico dat voor het gebied geldt;
  • In het bestemmingsplan de mogelijkheid uit te sluiten dat nieuwe kwetsbare functies als nevenfunctie in de gebruiksfase worden toegestaan in een strook van 250 meter langs de stroomzone (spoor);
  • Nadere voorwaarden te benoemen voor het omzetten van een niet-woonfunctie in een woonfunctie zoals aangegeven bij punt 8 in paragraaf 5.1.2;
  • In overleg met de hulpdiensten bovenplanse maatregelen te nemen voor het spoor;
  • Voor dit bestemmingsplan aan te sluiten bij het bestemmingsplan Spoorzone;
  • De aanwezigen in het plangebied voor te lichten over de risico's die zij lopen en wat zij bij een eventueel incident zelf kunnen doen. (Bijzondere objecten, zoals het stadskantoor, zijn hierbij een aandachtspunt. Dergelijke scenario's kunnen worden opgenomen in een bedrijfsnoodplan of ontruimingsplan.)

Reactie op 9:

Op 1 juli 2013 vervalt het recht van de gemeente om leges te vragen ter zake van bestemmingsplannen, welke ouder zijn dan 10 jaar.
Om deze datum te halen geldt er een noodprocedure voor de 3 laatste plannen van het project Zwolle op Orde, het project dat in 2003 is gestart om binnen 10 jaar alle oude ruimtelijke plannen in Zwolle te vernieuwen.
Het gaat om:

  • Hanzeland;
  • Binnenstad en omgeving;
  • Spoorzone.

Deze plannen worden voorzien van een vereenvoudigde toelichting, waarin alleen wordt ingegaan op die aspecten die de planregeling rechtstreeks beïnvloeden.
Bovendien is er een verkorte tijd voor de vooroverleg procedure.
In deze conserverende plannen is alleen sprake van een juridisch-technische modernisering, maar niet van inhoudelijke wijzigingen. Er is daarom geen sprake van een verandering in de veiligheidsrisico's en daarom voegt het aandacht besteden aan veiligheidsrisico's niets toe in het kader van bovengenoemde noodprocedure
Wij vinden deze conserverende plannen bovendien niet geschikt om te gebruiken voor de gevraagde voorlichting over veiligheidsrisico's.

Verder zijn geen reacties van overleginstanties ontvangen.