Plan: | Binnenstad en omgeving |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0193.BP12001-0004 |
Op grond van de Wet geluidhinder (Wgh) moet bij het opstellen van bestemmingsplannen rekening worden gehouden met de geluidproductie van wegverkeer, industrie en spoorwegen. Hier wordt nader op ingegaan.
In de Wgh wordt het begrip 'geluidszone' gehanteerd. Met een geluidzone wordt het aandachtsgebied afgebakend langs de weg, het spoor of om specifieke industrieterreinen waarbinnen de regels van de Wgh van kracht zijn. Het akoestisch onderzoek richt zich altijd op woningen en andere 'geluidsgevoelige bestemmingen' die binnen de geluidzone zijn gelegen.
Op kaart 9 zijn de geluidszones voor de rijksweg A28, de spoorweg(en) en industrieterrein Stork Wärtsilä Diesel / Nederlandse Spoorwegen N.V. weergegeven.
Wegverkeerslawaai
Volgens de Wgh moet akoestisch onderzoek worden uitgevoerd naar de actuele geluidsbelasting indien een bestemmingsplan geluidsgevoelige functieveranderingen toestaat voor gebieden die liggen langs zoneplichtige wegen. Deze verplichting geldt niet voor wegen waarvoor een maximumsnelheid geldt van 30 kilometer per uur. Dit geldt voor het merendeel van de wegen in het plangebied.
De zoneplichtige wegen in het plangebied zijn:
De zoneplichtige wegen grenzend aan, en die van invloed zijn op het plangebied zijn:
De overige wegen in het plangebied zijn aangewezen als erftoegangsweg: hier geldt een maximumsnelheid van 30 km/uur.
Bestaande situaties hoeven niet getoetst te worden bij het vaststellen van een bestemmingsplan. De feitelijke of toekomstige geluidbelasting speelt juridisch geen rol bij het opnieuw vaststellen van bestaande situaties binnen het plangebied. De regels voor geluid in de woning zijn opgenomen in het Bouwbesluit. Voor bestaande woningen met een te hoge geluidbelasting bestaat er een saneringsregeling. Hiervoor komen alleen woningen in aanmerking die in 1986 vanwege het geluidsaspect wegverkeer een te hoge geluidbelasting ondervonden.
Langs de zoneplichtige wegen met invloed op het plangebied zijn geen nieuwe geluidsgevoelige functies opgenomen, zodat een nader akoestisch onderzoek achterwege kan blijven.
Industrielawaai
In de omgeving van het plangebied is het gezoneerde industrieterrein Stork Wärtsilä Diesel / Nederlandse Spoorwegen N.V. (ook wel: industrieterrein Hanzeland) gelegen. Dit is een gebied waar inrichtingen (bedrijven) toegelaten zijn die in belangrijke mate geluidhinder kunnen veroorzaken (zie ook kaart 9). De geluidszone van het industrieterrein ligt deels over het zuidelijke deel van het plangebied. De 50 dB(A) grens (zonegrens) ligt over het zuidelijke deel van de Stationsbuurt en valt daarmee binnen het plangebied.
Met het bestemmingsplan worden geen wijzigingen in de bestaande zonegrens aangebracht. Er zijn in het plangebied geen nieuwe ontwikkelingen van geluidsgevoelige functies voorzien. Nader onderzoek is dan ook niet nodig.
Spoorweglawaai
Het plangebied ligt binnen zones van twee spoorwegen (zie kaart 9). Dit is de lijn Zwolle-Kampen (trajectnummer 112) en de spoorlijn Zwolle-Amersfoort (trajectnummer 252/253).
Bestaande situaties hoeven niet getoetst te worden bij het vaststellen van een bestemmingsplan. De feitelijke of toekomstige geluidbelasting speelt juridisch geen rol bij het opnieuw vaststellen van bestaande situaties binnen het plangebied. De regels voor geluid in de woning zijn opgenomen in het Bouwbesluit. Voor bestaande woningen met een te hoge geluidbelasting bestaat er een saneringsregeling. Hiervoor komen alleen woningen in aanmerking die in 1987 ten gevolge van het geluidsaspect railverkeer een te hoge geluidbelasting ondervonden.
Er zijn in het plangebied geen nieuwe ontwikkelingen van geluidsgevoelige functies voorzien. Nader onderzoek is dan ook niet nodig.
In de VNG-brochure 'Bedrijven en milieuzonering' van 2009 is een hoofdstuk opgenomen voor functiemenging. Het gaat daarbij om gebieden waar de functies wonen en bedrijven door elkaar of vlak naast elkaar voorkomen. Bij dergelijke gebieden behoeft niet een zelfde woon- en leefklimaat te worden nagestreefd als in louter 'rustige woongebieden' maar dient wel een minimaal beschermingsniveau aan de woningen te worden toegekend zonder dat de bedrijven onevenredig worden belemmerd in de bedrijfsvoering. Leidraad voor milieuzonering is het algemene beginsel van 'een goede ruimtelijke ordening'.
Het plangebied omvat het stadscentrum en de nabije omgeving hiervan. Daarnaast zijn er woon-werkgebieden aanwezig met kleinschalige, vooral ambachtelijke bedrijvigheid en zijn er in en om het plangebied stadstoegangswegen gelegen. Om deze redenen is het overgrote deel van het plangebied te typeren als 'gebied met functiemenging'. De term 'gebied met functiemenging' heeft betrekking op de wijze waarop met milieuzonering omgegaan wordt binnen een gebied waar verschillende functies voorkomen of worden beoogd. Dit betekent dat er gemotiveerd afgeweken kan worden van de indicatieve richtafstanden uit de VNG-brochure en voor andere afstanden tussen woningen en bedrijven kan worden gekozen. Inpassing van activiteiten onder de typering 'gebied met functiemenging' is alleen mogelijk bij lichte bedrijvigheid (categorie A, B en C bedrijven).
Het deel van het plangebied dat betrekking heeft op de Stationsbuurt is te typeren als rustige woonwijk.
Aan de Thorbeckegracht bevindt zich een kleine risicobron waar een veiligheidsaspect aan verbonden is. Het gaat hier om een opslagplaats van een aantal gasflessen op een dekschuit (Buitenkant 14). De opslag in een speciale kluis voldoet aan de wet- en regelgeving en vorm geen belemmering.
Er is geïnventariseerd welke bedrijvigheid voorkomt in de wijk (zie paragraaf 2.2.4). Alle bedrijven in de gemeente Zwolle beschikken over een milieuvergunning op grond van de Wet Milieubeheer of over een melding ingediend op grond van een Algemene Maatregel van Bestuur. De aanwezige kleinschalige bedrijvigheid heeft weinig invloed op de milieusituatie aldaar.
In 2007 is de Wet luchtkwaliteit in werking getreden. Met deze wet zijn luchtkwaliteitseisen verankerd in de Wet milieubeheer. Er is een andere wijze van toetsing van bouw- en bestemmingsplannen opgenomen. Zo dient te worden onderzocht of een project 'in betekenende' mate van invloed is op de luchtkwaliteit. Als een bouwproject voldoet aan de gestelde criteria voor de schaalgrootte van het plan (bijvoorbeeld minder dan 1500 woningen) dan hoeft er niet te worden getoetst aan de luchtkwaliteitsnormen.
Van belang is of het bestemmingsplan valt onder de criteria zoals die zijn geformuleerd in het Besluit luchtkwaliteit voor het niet in betekende mate bijdragen. Er worden met het bestemmingsplan geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk gemaakt. Omdat het een conserverend bestemmingsplan betreft, draagt het plan niet bij aan een verslechtering van de luchtkwaliteit. Omdat er geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk worden gemaakt is het ook niet noodzakelijk om in verband met de goede ruimtelijke ordening nader onderzoek naar de luchtkwaliteit te verrichten.
Overigens houdt de gemeente wel jaarlijks bij hoe het in Zwolle met de luchtkwaliteit gesteld is. In het laatste vastgestelde jaarrapport (over het jaar 2008) van de gemeente Zwolle over de luchtkwaliteit blijkt dat bijna overal wordt voldaan aan luchtkwaliteitseisen. Ook in de navolgende jaren worden dezelfde uitkomsten berekend. Alleen langs of in de nabijheid van de Burgemeester van Roijensingel (tussen Roopoort en Stationsweg) werd de grenswaarde van 40 mg/m3 voor het jaargemiddelde stikstofdioxide (NO2) overschreden met 1,5 mg/m3. Binnen het gebied geldt voor de doorgaande wegen een 50 km zone. In dit bestemmingsplan zijn geen nieuwe ontwikkelingen opgenomen, die van invloed zijn op de luchtkwaliteit in het plangebied.
Externe veiligheid heeft betrekking op het beheersen van risico's. Er wordt gelet op het gebruik, de opslag en de productie van gevaarlijke stoffen in bedrijven alsmede op het transport van gevaarlijke stoffen via wegen, spoorwegen, waterwegen en buisleidingen.
Binnen het plangebied bevinden zich geen risicovolle inrichtingen. Het plangebied ligt niet binnen de risicocontouren van inrichtingen buiten het plangebied. Het plangebied ligt wel binnen het invloedsgebied van de A28 (vervoer van gevaarlijke stoffen) en de spoorlijn Amersfoort - Zwolle - Groningen. Ook hier vindt transport van gevaarlijke stoffen plaats. Voor het gebiedstype centrum stedelijk heeft de gemeente de ambitie stand still vastgesteld. Door geen nieuwe risicobronnen toe te staan of nieuwe functies die tot aanzienlijk verhoging van personenaantallen kunnen leiden wordt invulling gegeven aan het stand still beleid.
Verantwoordingsplicht
Het bestemmingsplan Binnenstad en omgeving is een conserverend bestemmingsplan waarbij er geen nieuwe functies worden toegevoegd die leiden tot een hoger veiligheidsrisico. Een uitgebreide verantwoording van de externe veiligheid is daarom niet relevant.
Door de gemeente Zwolle is een apart traject opgestart om met de Veiligheidsregio IJsselland de verantwoording en het toepassen van beheersmaatregelen af te stemmen voor risicobronnen die planoverstijgend zijn. Dit betreft onder andere het vervoer van gevaarlijke stoffen per spoor. In het traject komt ook de risicocommunicatie aan de orde.
Langs de Stadsgracht, de Schuttevaerhaven en de Achtergracht is een regionale waterkering aanwezig. De waterkering beschermt het achterliggende gebied tegen hoog water en heeft een zogenaamde kern- en beschermingszone. De waterkering is in het beheer bij het waterschap Groot Salland. Het water en de waterkering zijn in eigendom van de gemeente.
Provinciale Staten hebben in het voorjaar van 2011 de Maatgevende Hoog Waterstanden (MHW) (de waterstand die als uitgangspunt wordt genomen voor het ontwerpen van de versterking van waterkeringen), bij een veiligheidsniveau van 1:200 jaar vastgesteld op +1,91 meter NAP.
De oevers langs de Stadsgrachten in het plangebied maken formeel gezien deel uit van het gebied waar de beleidslijn 'Ruimte voor de Rivier' van kracht is. De oevers aan de Stadsgracht zijn op de waterlijn vrijwel geheel voorzien van een beschoeiing en hebben een groen, vrij stijl boventalud. Langs delen is een kademuur aanwezig. In het projectgebied ligt een gemengd rioleringsstelsel; het is een onderdeel van het bemalingsgebied Turfmarkt en heeft overstortleidingen op de Stadsgracht en de Achtergracht.
Quickscan
Het plangebied van bestemmingsplan Binnenstad en omgeving is gelegen in dijkring 53, Salland (zie figuur 1). Deze dijkring wordt omsloten door de Vecht aan de noordzijde, de IJssel aan de westzijde en het Zwarte Water aan de noordwestzijde. Omdat het bestemmingsplan ruimte biedt aan de ontwikkeling van niet incidentele overstromingsgevoelige functies en omdat het plangebied gelegen is in dijkring 53 is een overstromingsrisicoparagraaf verplicht.
figuur 1: dijkring 53
Risico-inventarisatie
Voor de keringen van dijkring 53 is de overschrijdingskans genormeerd op 1/1.250e per jaar. Op basis van de provinciale risicokaart wordt de maximale waterdiepte, in Zwolle voor dijkring 53 tijdens een overstroming, geschat tussen de 0,8 en 2,0 meter. De mogelijke waterdiepte kan daarmee worden aangeduid als ondiep (figuur 2).
figuur 2: maximale waterdiepte tijdens een overstroming in dijkring 53
Afhankelijk van de locatie waar een dijk doorbreekt zal water dijkring 53 binnen stromen. In figuur 3 zijn twee maatgevende locaties (Olst en Berkum) weergegeven die uiteindelijk zullen leiden tot een waterstand weergegeven in figuur 2 en de snelheid waarmee het water dijkring 53 instroomt (figuur 3). Afhankelijk van de locatie binnen dijkring 53 kan het wenselijk zijn om maatregelen dan wel voorzieningen te treffen.
Zie de volgende figuren 3 dijkdoorbraak Olst (boven) en 4 dijkdoorbraak Berkum in Zwolle (beneden).
Maatregelen
Bij nieuwe ontwikkelingen binnen de dijkringen is het gewenst dat tijdig wordt nagedacht over voorzieningen dan wel maatregelen die kunnen worden getroffen waarbij eventuele risico's en nadelige effecten van een overstroming kunnen worden beperkt. Het betreft ook een stuk bewustwording dat bouwen in risicovolle gebieden bepaalde risico's met zich meebrengt en dat hier adequaat mee omgesprongen dient te worden. Bij de ontwikkeling van het plangebied dient rekening te worden gehouden met mogelijke overstromingen. Voor onderhavige ontwikkeling kan worden gedacht aan navolgende voorzieningen/ maatregelen:
Het bestemmingsplan Binnenstad en omgeving heeft echter een conserverend karakter en bevat geen ontwikkelingen.