direct naar inhoud van Artikel 7 Natuur
Plan: Nationaal Landschap IJsseldelta
Status: onherroepelijk
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0193.BP11010-0005

Artikel 7 Natuur

7.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Natuur' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. het behoud, het herstel en de ontwikkeling van de natuur- en landschapswaarden van de gronden;

met daaraan ondergeschikt:

  • b. wegen en paden;
  • c. parkeervoorzieningen
  • d. geluidwerende voorzieningen;
  • e. openbare nutsvoorzieningen;
  • f. water;
  • g. infrastructurele voorzieningen;
  • h. oeververbindingen;
  • i. groenvoorzieningen;
  • j. opgaande beplanting vanaf een hoogte van 0,30 meter en bomen uitsluitend ter plaatse van de functieaanduiding 'groen';
  • k. agrarisch medegebruik;
  • l. recreatief medegebruik in de vorm van extensieve dagrecreatie;
  • m. educatief medegebruik;
  • n. waterhuishoudkundige voorzieningen;
  • o. sloten, beken en daarmee gelijk te stellen waterlopen;

met de daarbij behorende:

  • p. bebouwing.
7.2 Bouwregels
7.2.1 Gebouwen

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:

  • a. Op of in deze gronden mogen geen andere gebouwen worden gebouwd dan één gebouw ten behoeve van het natuurbeheer en vogelobservatieposten.
  • a. de oppervlakte van een gebouw mag niet meer dan 50 m² bedragen;
  • b. de goothoogte van een gebouw mag niet meer dan 3 meter bedragen;
  • c. de bouwhoogte van een gebouw mag niet meer dan 6 meter bedragen;
  • d. de oppervlakte van een vogelobservatiepost niet meer dan 10 m² bedraagt;
  • e. de bouwhoogte van een vogelobservatiepost mag niet meer bedragen dan 10 meter.

7.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van erf- of perceelafscheidingen mag niet meer dan 2 meter bedragen;
  • b. de bouwhoogte van de overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer dan 4 meter bedragen;
  • c. de bouwhoogte van kunstwerken mag niet meer dan 10 meter bedragen;
  • d. de bouwhoogte van oeververbindingen mag niet meer dan 4 meter ten opzichte van het peil bedragen;
  • e. de oppervlakte van kunstwerken mag niet meer dan 4 m² bedragen;
  • f. de breedte van oeververbindingen mag niet meer dan 4 meter bedragen.
7.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:

  • a. de erfstructuur;
  • b. de verkeersveiligheid;
  • c. de mogelijkheid om in voldoende mate te kunnen parkeren;
  • d. de sociale veiligheid;
  • e. een goede milieusituatie;
  • f. het behoud, het herstel en de ontwikkeling van de natuur- en landschapswaarden van de gronden;
  • g. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
7.4 Specifieke gebruiksregels
7.4.1 Specifiek gebruik

Ter plaatse van de nieuwe dijk bij Westenholte dient de indeling van de in artikel 7.1 genoemde gronden na inklinking in overeenstemming te zijn met de dwarsprofielen zoals deze zijn aangegeven in Bijlage 2 Dijkontwerp dijkverleging Westenholte en Bijlage 3 Dwarsprofielen dijkverlegging Westenholte;

7.4.2 Strijdig gebruik

Tot een gebruik strijdig met deze bestemming als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid onder c, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht wordt in ieder geval gerekend:

  • a. het gebruik van gronden en bouwwerken voor militaire oefening;
  • b. in de uiterwaarden van de IJssel is recreatief medegebruik in de vorm van extensieve dagrecreatie uitsluitend toegestaan ter plaatse van de functieaanduiding 'recreatie';
  • c. het gebruik van gronden voor agrarische doeleinden anders dan het gebruik als grasland, of het gebruik voor de griend-, riet-, en biezencultuur;
  • d. het gebruik van gronden voor het beproeven van motorvoertuigen, het beoefenen van de motorsport en de modelvliegsport en voor het houden van wedstrijden met motorschepen;
  • e. het gebruik van gronden als ligplaats gedurende 2 of meer etmalen achtereen tussen zonsopgang en zonsondergang voor schepen;
  • f. het gebruik van gronden buiten daarvoor als zodanig aangelegde terreinen voor sport-, wedstrijd- en speelterrein, parkeerterrein, lig- en speelstrand en zwemgelegenheid;
  • g. het gebruik van gronden voor de opslag van grond en bodemspecie;
  • h. het gebruik van gronden als standplaats voor kampeermiddelen;
  • i. het aanplanten, hebben en houden van opgaand gewas van meer dan 0,30 meter in de periode van 1 november tot en met 31 maart, met dien verstande dat dit niet geldt ter plaatse van de functieaanduiding 'groen';

7.5 Afwijking van de gebruiksregels
7.5.1 Bevoegdheid m.b.t. afwijken dwarsprofielen

Bij een omgevingsvergunning kan afgeweken worden van het verbod als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid onder c, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht en het bepaalde in artikel 7.4.1. en toestaan dat wordt afgeweken van de dwarsprofielen zoals deze zijn aangegeven in Bijlage 2 Dijkontwerp dijkverleging Westenholte en Bijlage 3 Dwarsprofielen dijkverlegging Westenholte;

7.5.2 Bevoegdheid m.b.t. opgaand gewas

Bij een omgevingsvergunning kan afgeweken worden van het verbod als bedoeld in artikel 7.4.2 onder i, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht en het bepaalde in artikel en toestaan dat opgaand gwas hoger mag zijn dan 0,30 meter in de periode van 1 november tot en met 31 maart, met dien verstande dat hiervoor toestemming van de waterstaatsbeheerder wordt verkregen en advies bij de waterkeringsbeheerder wordt ingewonnen.

7.5.3 Voorwaarden

De in 7.5.1. genoemde afwijkingen kunnen slechts worden verleend, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:

  • 1. de waterhuishoudkundige situatie;
  • 2. het stedenbouwkundig beeld;
  • 3. de woonsituatie;
  • 4. de verkeersveiligheid;
  • 5. de parkeergelegenheid;
  • 6. de sociale veiligheid;
  • 7. de milieusituatie;
  • 8. de groenstructuur;
  • 9. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

b. geen sprake is van significant negatieve effecten op de waarde van het gebied, indien er sprake is van

een speciale beschermingszone in het kader van de Vogelrichtlijn dan wel in het kader van de

Habitatrichtlijn.

7.6 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
7.6.1 Verboden werkzaamheden

Het is verboden zonder omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het aanplanten of verwijderen van bossen en houtopstanden al dan niet ten behoeve van houtteelt;
  • b. het aanleggen van verharde en halfverharde wegen en paden;
  • c. het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen dan genoemd onder b met een oppervlakte van meer dan 25 m²;
  • d. het ontgronden, afgraven, ophogen, egaliseren of diepploegen van gronden;
  • e. het aanleggen van voorzieningen ten behoeve van het recreatief medegebruik;
  • f. het aanleggen van voorzieningen ten behoeve van het educatief medegebruik;
  • g. het wijzigen van de grondsamenstelling of het aanbrengen van voorzieningen, waaronder afschermende materialen, ten behoeve van de aanleg van rijbakken;
  • h. het scheuren van grasland;
  • i. het aanleggen van ondergrondse of bovengrondse transport-, energie- of telecommunicatieleidingen en de daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur met uitzondering van het aanbrengen van leidingen uitsluitend ten behoeve van de aansluiting van gebouwen op het openbare voorzieningennet;
  • j. het aanbrengen dan wel wijzigen van drainagesystemen;
  • k. het graven, vergraven of dempen, verdiepen of verbreden van watergangen, vijvers en poelen;
  • l. het aanbrengen van oeverbeschoeiingen, kaden, dijken, dammen en vonders;
  • m. het aanleggen van ligplaatsen voor schepen.
7.6.2 Toegestane werkzaamheden

Het in artikel 7.6.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden welke:

  • a. het normale onderhoud betreffen;
  • b. worden uitgevoerd in het kader van de maatregelen zoals voor het plangebied vermeld in de PKB Ruimte voor de Rivier deel 4, waaronder het verleggen van de primaire waterkering en het bijdragen aan de ruimtelijke kwaliteit;
  • c. worden uitgevoerd krachtens een in het kader van de Natuurbeschermingswet vastgesteld beheersplan;
  • d. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan.
7.6.3 Voorwaarden

De in artikel 7.6.1 genoemde vergunning kan slechts worden verleend, mits:

  • a. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het behoud, het herstel of de ontwikkeling van de natuur- en landschapswaarden van de gronden;
  • b. geen sprake is van significant negatieve effecten op de waarde van het gebied, indien er sprake is van een speciale beschermingszone in het kader van de Vogelrichtlijn dan wel in het kader van de Habitatrichtlijn.