direct naar inhoud van 4.2 Milieu
Plan: Bagijneweide
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0193.BP11004-0005

4.2 Milieu

4.2.1 Geluid

Wet geluidhinder

Binnen het plangebied Bagijneweide worden bouwblokken gerealiseerd. Deze kunnen deels uit appartementen en deels uit grondgebonden woningen bestaan.

Voor het nieuwe bestemmingsplan “Bagijneweide”, is een akoestisch onderzoek noodzakelijk. Het plangebied ligt in de geluidzones van de Rijnvis Feithlaan, de Vechtstraat, de Wipstrikkerallee, de Philosofenallee, de Bagijnesingel, de Turfmarkt en de Menistenstraat.

Door het Expertisecentrum van de gemeente Zwolle is voor het plangebied een akoestisch onderzoek uitgevoerd naar wegverkeerslawaai (d.d. 14 juli 2011, kenmerk ECS/WLRL 260110). Dit is als bijlage bij dit bestemmingsplan gevoegd.

De geluidbelasting is berekend met het computerprogramma Geomilieu volgens de standaard rekenmethode II, als omschreven in het 'Reken- en meetvoorschrift 2006; bijlage III', zijnde de regeling als bedoeld in artikel 110d van de Wet geluidhinder.

De gehanteerde verkeersgegevens van de wegen zijn gebaseerd op de verkeersprognose voor het jaar 2020 en ontleend aan het gemeentelijke verkeersmodel. De wegen zijn voorzien van fijn asfalt (Dicht Asfalt Beton).

Omdat bij een drietal van de nieuw te bouwen gebouwen de voorkeursgrenswaarde van 48 dB vanwege wegverkeerslawaai ten gevolgen van het verkeer op de Rijnvis Feithlaan, de Bagijnesingel en de Menistenstraat wordt overschreden, dienen een ontheffing voor hogere grenswaarden voor deze wegen te worden aangevraagd.

De maximale ontheffingswaarde van 63 dB uit de Wet geluidhinder voor de nieuwbouwwoning wordt niet overschreden. De maximale ontheffingswaarde van 58 dB uit het gebiedgericht milieubeleid en de gemeentelijke “Beleidsregel hogere grenswaarde” voor stedelijk gebiedstype wordt overschreden voor de te ontwikkelen bebouwing op de hoek van de Rijnvis Feithlaan - Bagijnesingel en de herontwikkeling van de watertoren aan de Turfmarkt.

In situaties waar nieuw te bouwen geluidsgevoelige bestemmingen een geluidsbelasting ondervinden boven de voorkeursgrenswaarde, dient allereerst onderzocht te worden of deze geluidsbelasting gereduceerd kan worden door het treffen van maatregelen aan de bron of in het overdrachtsgebied. Voor wat betreft vermindering van het wegverkeerslawaai kan gedacht worden aan stille wegdekken en/of het plaatsen van geluidswallen / geluidsschermen. Aangezien hier een gefaseerd en kleinschalige nieuwbouwontwikkelingen in een stedelijke gebied plaats gaat vinden, wordt het toepassen van bron en overdrachtsmaatregelen in voorliggende situatie stedenbouwkundig en financieel niet realistisch geacht.

4.2.2 Luchtkwaliteit

Uit eerdere berekeningen in het kader van de jaarlijkse rapportage blijkt dat in het plangebied Bagijneweide voor de stoffen NO2, CO, benzeen en fijn stof (PM10) de grenswaarde voor het jaargemiddelde niet worden overschreden.

De herinrichting van het plangebied Bagijneweide ziet niet op een beoogde toename van verkeer. Redelijkerwijs valt een toename van het aantal verkeersbewegingen door deze aanpassingen niet te verwachten en kan het project worden gekarakteriseerd als “niet in betekenende mate”. Een verder onderzoek naar de luchtkwaliteit is niet nodig.

4.2.3 Bodemkwaliteit

Voor het berekenen van de gemiddelde bodemkwaliteit is de gemeente op basis van de ontstaansgeschiedenis ingedeeld in acht homogene deelgebieden waarin de bodem in het verleden op een vergelijkbare manier is belast. De achtergrondgehalten in de gemeente Zwolle vallen voor het centrumgebied (waarbinnen plangebied Bagijneweide valt) in de kwaliteitsklasse industrie.

Vanuit historisch onderzoek is bekend dat de bodem in het te ontwikkelen plangebied Bagijneweide geschikt is voor de geplande functies ('bebouwing', 'infrastructuur', 'industrie' en 'openbaar groen'), maar wel blijkt uit het bodeminformatiesysteem dat er mogelijk een te hoge concentratie zware metalen aanwezig is.

Voor de functie 'wonen met tuin' en/of 'kinderspeelplaats' kan een bodemonderzoek nodig zijn om te bepalen of de locatie gesaneerd dient te worden. In geval van een eventuele sanering dan kan er worden volstaan met een Besluit Uniforme Saneringen (BUS) melding.

4.2.4 Externe veiligheid

Er zijn geen risicovolle inrichtingen en/of hogedrukaardgasleidingen in de nabijheid gelegen en er worden geen gevaarlijke stoffen vervoerd in de nabijheid van het plangebied Bagijneweide.

4.2.5 Ecologie
4.2.5.1 Inleiding

In het kader van het nieuwe bestemmingsplan Bagijnenweide is er in 2011 door EcoResult onderzoek gedaan in het kader van de Flora- en faunawet naar vleermuizen en broedvogels. Beide rapporten zijn als bijlagen bij dit bestemmingsplan gevoegd. (De rapporten hebben de volgende kenmerken: 20111019 en 20111020).
Het onderzoek naar beschermde soorten kan voorkomen dat de uitvoerbaarheid van het nieuwe bestemmingsplan in strijd zou komen met de Flora- en Faunawet. Ten aanzien van dit plan is er geen strijdigheid met de Natuurbeschermingswet te verwachten.

Negatieve effecten ten aanzien van de vastgestelde beschermde soorten, die als gevolg van het uitvoeren van het bestemmingsplan ontstaan, dienen te worden voorkomen. Dit door enerzijds het uitvoeren van mitigerende maatregelen en anderzijds het zorgvuldig uitvoeren van de werkzaamheden zelf. De resultaten van de natuurtoets zijn hierin sturend.

Om mitigerende maatregelen te kunnen uitvoeren is het van belang dat bekend is welke functie het plangebied heeft ten aanzien van de vastgestelde beschermde soorten. Dit geldt ook ten aanzien van de te slopen bebouwing en de te kappen bomen.

Tijdens het onderzoek zijn drie vleermuissoorten vastgesteld en twee vogelsoorten vastgesteld waarvan het nest jaarrond beschermd is:

Vleermuizen:

  • Gewone Dwergvleermuis Pipistrellus pipistrellus;
  • Ruige Dwergvleermuis Pipistrellus nathusii;
  • Laatvlieger Eptesicus serotinus.

Vogels:

  • Gierzwaluw Apus apus
  • Huismus Passer domesticus
4.2.5.2 Vaste rust- en verblijfplaatsen

Vleermuizen

In het plangebied zijn één zomerverblijfplaats en vier paarverblijfplaatsen van Gewone Dwergvleermuis (allen in gebouwen) aangetroffen. Het zomerverblijf bevindt zich in het gebouw van ArtEZ.

Grenzend aan het plangebied zijn ook een aantal zomerverblijfplaatsen en paarverblijfplaatsen aangetroffen. Twee paarverblijfplaatsen van de Gewone Dwergvleermuis bevonden zich langs de Philosofenallee en in het verzorgingshuis op de hoek Philosofenallee en Menistenstraat zijn twee zomerverblijfplaatsen aangetroffen en één paarverblijfplaats.
Kraamkolonies of (indicaties voor) winterverblijfplaatsen zijn niet in het plangebied aangetroffen.

Vogels

Voor wat betreft de vogels is onderzoek verricht naar Gierzwaluw en Huismus, waarvan de vaste rust- en verblijfplaatsen jaarrond beschermd zijn. Zowel de Gierzwaluw als de Huismus vallen in Categorie 2 vogelsoorten, zoals benoemd in de Flora- en faunawet. Uit een eerder uitgevoerd potentieonderzoek is namelijk gebleken dat het plangebied een potentie heeft voor deze beide soorten. Andere soorten, waarvan de vaste rust- en verblijfplaatsen jaarrond beschermd zijn, worden op basis van het habitat niet verwacht.
De geplande activiteiten kunnen een negatief effect hebben op vaste rust- en verblijfplaatsen. Door dit onderzoek is bepaald of het plangebied een functie voor betreffende vogelsoorten vervult. Met functie wordt hier een territorium bedoeld; een leefgebied van een (broed)vogel dat verdedigd wordt.

Overzicht aangetroffen vaste rust- en verblijfplaatsen van Gierzwaluw en Huismus

Naam   Aantal   Rode Lijst   Opmerking  
Gierzwaluw   4   Nee   De aangetroffen vaste rust- en verblijfplaatsen (in één kolonie) bevinden zich allemaal buiten het plangebied.  
Huismus   5   Ja, gevoelige soort   3 van de 5 vaste rust- en verblijfplaatsen bevinden zich in het plangebied  
4.2.5.3 Foerageergebieden

Vleermuizen

In en grenzend aan het plangebied zijn de Gewone- en Ruige Dwergvleermuis en de Laatvlieger foeragerend waargenomen. Boven en grenzend aan de watergang de Nieuwe Vecht is bovendien structureel een hoge concentratie waarnemingen gedaan. Soms foerageerden hier verschillende 'groepen' met per groep ca. 6-8 exemplaren.
Er zijn verschillende factoren aanwezig die zorgen voor de geschiktheid van het foerageergebied, namelijk de luwte en het donker. De luwte, omdat er aan weerszijde een over de volle lengte aanwezige bomenrij aanwezig is. Het donker vanwege de beperkte aanwezigheid van verlichting door straatverlichting. Het geschikte foerageergebied is van essentieel belang voor een populatie van in het bijzonder de Gewone Dwergvleermuizen en de Laatvlieger. Dit foerageergebied bevindt zich bovendien, zoals in de vorige paragraaf beschreven, midden in een gebied met minstens 3 zomer- en minstens 7 paarverblijfplaatsen. Het foerageergebied vervult hierdoor een essentiële functie in een goed aanwezige vleermuisstructuur van verblijfplaatsen en foerageergebied.

4.2.5.4 Vliegroute en migratieroute

Vleermuizen

In en grenzend aan het plangebied zijn Gewone- en Ruige Dwergvleermuis en Laatvlieger overvliegend waargenomen. Laatvlieger maakt in principe geen gebruik van lijnvormige structuren, waardoor overvliegende exemplaren in principe geen gevolg zijn van de landschappelijke opbouw.
Gewone- en Ruige Dwergvleermuis gebruiken in principe wel lijnvormige structuren als vliegroute. Op basis van de waarnemingen fungeert mogelijk de Rhijnvis Feithlaan als vliegroute, die dan vermoedelijk gevormd wordt door de woningen aan de noordzijde van de straat. Echter door het zeer lage aantal waarnemingen kan worden geconcludeerd dat deze structuur geen essentiële verbinding is voor vleermuizen.

4.2.5.5 Mitigerende maatregelen

Vleermuizen

Het paarverblijf van een Gewone Dwergvleermuis in het voormalige Zusterhuis, verdwijnt door de sloop van dit gebouw. Er zijn echter mitigerende maatregelen genomen. Voorafgaand aan de sloop van het gebouw zijn, om de functionaliteit van de paarverblijfplaats te behouden, twee kasten van het type Schwegler opgehangen zijn, waardoor er geen effect zal optreden in deze situatie en er bovendien geen strijd zal ontstaan met de Flora- en faunawet.

Naast het ophangen van de twee genoemde kasten zullen bovendien in de nieuwbouw nog twee inbouwkasten van het type Schwegler geplaatst worden. De vleermuiskasten zullen binnen 100 tot 200 meter van de verdwenen verblijfplaatsen opgehangen worden. De vleermuiskasten zullen maximaal 3 meter onder de dakrand geplaatst worden (maar minimaal 3 meter hoog), een vrije aanvliegroute hebben, lichtvrij en zo veel mogelijk vrij van verstoring (door beweging en geluid) zijn. De locaties van de vleermuiskasten dienen te variëren in microklimaat door ze geclusterd in verschillende zonrichtingen op te hangen.

Naast de aanwezigheid van duurzame vaste rust- en verblijfsplaatsen is behoud van geschikt foerageergebied van belang. De aanwezige factoren luwte en donker dienen behouden te blijven door het behoud van beide bomenrijen aan weerszijden van de Nieuwe Vecht en door bij nieuwbouw extra nachtelijke verlichting van de bomenrij en watergang te voorkomen.

Vogels

De vaste rust- en verblijfplaatsen van de Huismus in het plangebied blijven ook nadat de werkzaamheden zijn uitgevoerd gehandhaafd Er zullen als gevolg van deze ingrepen geen negatieve effecten optreden ten aanzien van deze functie zodat deze niet gemitigeerd hoeft te worden.

4.2.6 Waterbeheer

Water

In het kader van het Deltaplan Grote Rivieren (1995) en conform de procedures van de Wet op de waterkeringen is bij het project “Dijkverbetering Achter Ramspol” door het waterschap Groot Salland een keersluis in het Zwartewater aangelegd. Door dit zogenaamd dijkring verkortingsalternatief is de Binnenstad en een groot deel van Zwolle buiten de primaire dijkring komen te liggen. De berekende Maatgevende Hoog Waterstand is bij een veiligheidsniveau van 1:1250 jaar maximaal NAP + 1,95 m ter hoogte van de Schoenkuiperbrug.

Waterkeringen

Aan het plangebied grenzen een regionale waterkering (ter hoogte van het Almelose kanaal) en een overige waterkering (Nieuwe Vecht). Het is niet toegestaan om werkzaamheden uit te voeren in de waterkering zonder overleg met het waterschap Groot Salland.

Overstromingsrisico

Quickscan

Het plangebied is gelegen in dijkring 53, Salland, zie figuur 1. Deze dijkring wordt omsloten door de Vecht aan de noordzijde, de IJssel aan de westzijde en het Zwarte Water aan de noordwestzijde. Omdat het bestemmingsplan ruimte biedt aan de ontwikkeling van niet incidentele overstromingsgevoelige functies en omdat het plangebied gelegen is in dijkring 53 is een overstromingsrisicoparagraaf verplicht.

afbeelding "i_NL.IMRO.0193.BP11004-0005_0004.jpg"

Figuur 1, Dijkring 53

Voor de keringen van dijkring 53 is de overschrijdingkans genormeerd op 1/1.250e per jaar. Op basis van de provinciale risicokaart wordt de maximale waterdiepte, in Zwolle voor dijkring 53 tijdens een overstroming, geschat tussen de 0,8 en 2,0 meter. De mogelijke waterdiepte kan daarmee worden aangeduid als ondiep (figuur 2).

Risico-inventarisatie

Voor de keringen van dijkring 53 is de overschrijdingkans genormeerd op 1/1.250e per jaar. Op basis van de provinciale risicokaart wordt de maximale waterdiepte, in Zwolle voor dijkring 53 tijdens een overstroming, geschat tussen de 0,8 en 2,0 meter. De mogelijke waterdiepte kan daarmee worden aangeduid als ondiep (figuur 2).

afbeelding "i_NL.IMRO.0193.BP11004-0005_0005.jpg"

Figuur 2 Maximale waterdiepte tijdens een overstroming

Afhankelijk van de locatie waar een dijk doorbreekt zal water dijkring 53 binnen stromen. In figuur 3 zijn twee maatgevende locaties (Olst en Berkum) weergegeven die uiteindelijk zullen leiden tot een waterstand weergegeven in figuur 3 en de snelheid waarmee het water dijkring 53 instroomt (figuur 3). Afhankelijk van de locatie binnen dijkring 53 kan het wenselijk zijn om maatregelen dan wel voorzieningen te treffen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0193.BP11004-0005_0006.jpg"

Figuur 3 Boven: dijkdoorbraak Olst Onder: dijkdoorbraak Berkum (Zwolle

Maatregelen

Bij nieuwe ontwikkelingen binnen de dijkringen is het gewenst dat tijdig wordt nagedacht over voorzieningen dan wel maatregelen die kunnen worden getroffen waarbij eventuele risico's en nadelige effecten van een overstroming kunnen worden beperkt.

Het betreft ook een stuk bewustwording dat bouwen in risicovolle gebieden bepaalde risico's met zich meebrengt en dat hier adequaat mee omgesprongen dient te worden. Bij de ontwikkeling van het plangebied dient rekening te worden gehouden met mogelijke overstroming(en).

Voor onderhavige ontwikkeling kan worden gedacht aan navolgende voorzieningen/ maatregelen:

  • aanvullend ophogen (voor zover mogelijk) van het plangebied;
  • voldoende hoog aanbrengen vloerpeil, eventueel verhoogde drempels;
  • aansluiting plangebied op dichtstbijzijnde weg zodat bereikbaarheid gewaarborgd blijft;
  • zodanig inrichten gebouw zodat bij eventuele overstromingen schade zoveel mogelijk wordt beperkt (bijv. materiaalgebruik, minder gevoelige ruimten begane grond);
  • opstellen van evacuatie plan;