direct naar inhoud van 3.2 Ruimtelijk beleid
Plan: Buitengebied - Haerst, Tolhuislanden
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0193.BP10016-0004

3.2 Ruimtelijk beleid

3.2.1 Rijksbeleid

Nota Ruimte (Min. van VROM, 2006)

In de Nota Ruimte zijn op Rijksniveau de uitgangspunten voor de ruimtelijke ontwikkeling van Nederland tot 2020 vastgelegd. De nota heeft 4 hoofddoelen: versterken economie, krachtige steden en een vitaal platteland, waarborging van waardevolle (inter)nationale groengebieden en waarborging van de veiligheid. In de nota worden de bakens verzet in de vorm van nieuwe voorstellen met minder regels (deregulering) en meer ruimte voor ontwikkeling (van toelatingsplanologie naar ontwikkelingsplanologie). Het rijk wil hierbij meer overlaten aan lagere overheden (centraal wat moet en decentraal wat kan). Enkele belangrijke koerswijzigingen in de Nota Ruimte zijn de extra aandacht voor de eigen verantwoordelijkheid van provincies en gemeenten, verbrede plattelandsontwikkeling en een minder streng contourenbeleid.

De hoofdlijnen van beleid zijn aangegeven in een ruimtelijke hoofdstructuur. Op de kaart met de 'Nationale Ruimtelijke Hoofdstructuur: economie, infrastructuur, verstedelijking' (zie figuur), is voor het plangebied geen specifieke aanduiding opgenomen.

Op de figuur 'Nationale Ruimtelijke Hoofdstructuur: water, natuur en landschap' zijn een aantal natuurgebieden binnen het plangebied aangegeven. Deze natuurgebieden maken onderdeel uit van de Ecologische Hoofdstructuur (EHS). Tevens loopt door het plangebied een aanduiding 'Robuuste verbinding'. Deze ruimtelijke structuur is verder uitgewerkt in provinciaal, regionaal en gemeentelijk beleid.

De Nota Ruimte biedt meer kansen voor het buitengebied om het economisch draagvlak en de vitaliteit van het landelijk gebied te vergroten. Daarom wil het rijk de mogelijkheid voor hergebruik en nieuwbouw in het buitengebied verruimen. Vrijkomende bebouwing kan worden omgezet in wonen of werken (kleinschalige bedrijvigheid). Soms kan nieuwbouw wenselijk zijn. Denk hierbij aan woningbouw in de vorm van Ruimte voor Ruimte (Rood voor Rood) en nieuwe landgoederen (Rood voor Groen). Het kabinet acht economisch vitale, grondgebonden landbouw van belang voor het beheer van het buitengebied en verwacht dat de provincies in hun ruimtelijke plannen meer mogelijkheden scheppen voor een bredere bedrijfsvoering. Het rijk ondersteunt de veranderingen in de landbouw onder andere door ruimtelijke ontwikkelingen in de richting van duurzame productie te vergemakkelijken.

Agenda Vitaal Platteland (Min. van LNV, 2004)

De Agenda Vitaal Platteland bevat de integrale visie van het rijk op de verdere ontwikkeling van het platteland. De Nota Ruimte bevat vooral ruimtelijk beleid. De Agenda Vitaal Platteland beschrijft een integraal perspectief op basis van economische, ecologische en sociaal-culturele aspecten. De visie wordt beschreven aan de hand van de thema's verbreding van de landbouw (landbouw met een neventak en verbrede landbouw), leefbaarheid, natuur en landschap (EHS en Nationale Landschappen) en milieukwaliteit.

Nota Belvedère (Min. van VROM, OCW, LNV en V&W, 1999)

De Nota Belvedère bevat het rijksbeleid voor de relatie tussen cultuurhistorie en ruimtelijke inrichting. De nota omvat tevens een kansenkaart (zonder wettelijke status) en een subsidieregeling. De nota wil bewerkstelligen dat aanwezige cultuurhistorische waarden actief worden meegenomen in de ruimtelijke planvorming. In de nota worden zijn onder andere enkele gebieden aangegeven die extra aandacht verdienen vanuit het aspect cultuurhistorie. In de omgeving van het plangebied liggen de gebieden Vecht en Regge en Kampereiland-Mastenbroek. De Nota Belvedère geeft aan dat voor Kampereiland-Mastenbroek de aandacht wordt gericht op het inzetten van een betere doorwerking van het provinciale beleid in de gemeentelijke bestemmingsplannen en op een beter handhaving. Het ontwikkelen en stimuleren van een samenwerkingsverband tussen de gemeenten van de polder Mastenbroek is noodzakelijk. Verder dienen bestaande inpassinglocaties en nieuwe bedrijventerreinen goed ingepast te worden in polder Mastebroek. Voor de Vecht en Regge geeft de nota aan dat het meer herkenbaar maken van de cultuurhistorische waarden van belang is. Het benutten van de mogelijkheden om de cultuurhistorie beter in het ruimtelijke beleid te veranderen is een noodzaak. Verder dienen de kansen van het in het gebied lopende WCL-project (waardevol cultuurlandschap) benut te worden. Hiervoor is vroeg meedenken en een goede inpassing richtinggevend. Er dient door gegaan te worden met restauratie van archeologische objecten en het benutten van de recreatieve potenties.

Waterbeleid 21e eeuw/Nationaal Beleidsakkoord Water (Min. van V&W, Unie van Waterschappen, 2000)

In het verlengde van het Waterbeleid voor de 21e eeuw en het Nationaal Beleidsakkoord Water zijn verschillende overheden aan de slag om de landelijke en stedelijke wateropgave verder uit te werken. Dit houdt in dat men in het verlengde van de trits 'vasthouden-bergen-afvoeren' actief op zoek gaat naar ruimte voor water (waterconservering en waterberging).

3.2.2 Provinciaal beleid

Omgevingsvisie Overijssel (2009)

In de Omgevingsvisie Overijssel schetst de provincie haar visie op de ontwikkeling van de fysieke leefomgeving van haar provincie. Het vizier is daarbij gericht op 2030. Er wordt aangegeven wat volgens de provincie de ambities en doelstellingen van provinciaal belang zijn en hoe zij Gedeputeerde Staten (GS) opdragen deze te realiseren. Ook wordt de ontwikkelingsvisie uiteen gezet, weergegeven in de begrippenparen: 'balans en dynamiek' en 'landschap en werkgelegenheid', 'duurzaamheid' en 'ruimtelijke kwaliteit'. De min of meer autonome trends en ontwikkelingen worden gevolgd op het gebied van demografie, economie en werkgelegenheid, woningbehoefte, mobiliteit, klimaatverandering, energie, landbouw, natuur en landschap, de ondergrond en milieu en gezondheid tot ongeveer 2030. Het beleid voor de fysieke leefomgeving staat primair in dienst van de sociaaleconomische ontwikkeling van Overijssel. Dit betekent dat er ruimte wordt gemaakt voor ontwikkeling van werkgelegenheid en dat er hoogwaardige woonmilieus tot stand gebracht dienen te worden. De provincie wil die dynamiek benutten als een kans om de ruimtelijke kwaliteit en duurzaamheid te versterken. Dit wordt gehaald door in te zetten op een evenwichtige afweging van beleidsambities, waaronder waterveiligheid, een gezond milieu en goede volksgezondheid. Ook wordt er gericht op het versterken van de waardevolle en karakteristieke kenmerken van het landschap.

Specifiek voor het buitengebied geeft de Omgevingsvisie aan dat landbouw de grootste grondgebruiker blijft en een belangrijke economische drager is in het buitengebied. Behoud en versterken van de verscheidenheid en identiteit van (binnen-) stedelijke kwaliteit en mooie landschappen in het buitengebied is richtinggevend. De ontwikkelingsperspectieven van de visie geven richting aan (nieuwe) ontwikkelingen en initiatieven:

  • Realisatie van de groene en blauwe hoofdstructuur EHS (bestaande natuur en nieuwe natuur) en de gebieden waar water de bepalende functie is (het watersysteem van brongebieden tot hoofdsysteem) combineren tot een robuust raamwerk met landschappelijke kwaliteit.
  • Buitengebied, accent productie: Gebieden voor landbouw die bijdragen aan de kwaliteit van de grote open cultuurlandschappen en gebieden waar plaats is voor intensieve veehouderij (landbouwontwikkelingsgebieden).
  • Buitengebied, accent veelzijdige gebruiksruimte: Gebieden voor gespecialiseerde landbouw en mengvormen van landbouw met andere functies (recreatiezorg, natuur, water) en bijzondere woon-, werk- en recreatiemilieus die de karakteristieke gevarieerde opbouw van de cultuurlandschappen in deze gebieden versterken.

Ontwikkeling in de Groene omgeving (buitengebied) is niet langer gebonden aan strikte voorschriften van welke functie op welke plek moet plaatsvinden. Ruimte dient geboden te worden aan economische dynamiek die ruimtelijke kwaliteit bevordert. Daarom wordt meervoudig ruimtegebruik en creatieve en-en oplossingen gestimuleerd. Naast de bescherming van kwaliteiten dient vooral ontwikkeling en dynamiek benut te worden voor duurzaamheid en ruimtelijke kwaliteit.

Ontwikkelingen in de Groene omgeving laat de provincie samengaan met een impuls in kwaliteit. Daarom zal zij de 'Kwaliteitsimpuls Groene omgeving' ontwikkelen als een eenduidige bundeling van diverse bestaande regelingen als rood voor rood, rood voor groen, vab's, landgoederen, etc. Die daar overigens wel herkenbaar in kunnen blijven. De provincie stelt een eenvoudige werkwijze voor om principes van ontwikkelingsplanologie toepasbaar te maken voor sociaaleconomische ontwikkelingen in de Groene omgeving.

De Kwaliteitsimpuls Groene omgeving maakt het onder meer mogelijk om landschapontsierende opstallen te slopen door de mogelijkheid te bieden een gebouw met woonbestemming toe te voegen (Rood voor rood). Hoofddoel hierbij is het versterken van ruimtelijke kwaliteit. De gemeenten hebben het voortouw bij het toepassen van de Kwaliteitsimpuls Groene Omgeving. Deze kwaliteitsimpuls vervangt het oude provinciale uitvoeringskader 'Rood voor rood met gesloten beurs' (Rood voor rood) en het uitvoeringskader Hergebruik vrijkomende agrarische bebouwing (VAB).

Omgevingsverordening (2009)

Op 1 juli 2009 hebben Provinciale Staten de Omgevingsvisie Overijssel vastgesteld, inclusief de Omgevingsverordening Overijssel 2009. Deze verordening is op 1 september 2009 in werking en is één van de instrumenten om het beleid uit de Omgevingsvisie te laten doorwerken.

De Omgevingsverordening geeft regels met betrekking tot ruimtelijke ordening, milieu (bescherming van grondwater en bodem), water en verkeer. Meer dan in voorgaande verordeningen is het uitgangspunt van de Omgevingsverordening dat er niet meer geregeld wordt dan nodig is voor het belang zoals dat in de Omgevingsvisie is verwoord. Gemeenten krijgen zoveel mogelijk ruimte om daaraan een nadere invulling te geven. Wat elders geregeld wordt – bijvoorbeeld door het Rijk - wordt niet nog eens dubbel geregeld in deze verordening. Daarmee voorkomt de provincie extra regeldruk.

Bij de Omgevingsverordening hoort een eigen set kaarten. De kaarten laten bijvoorbeeld zien welke gebiedskenmerken de provincie belangrijk vindt bij de ontwikkeling van Overijssel en waar ze ontwikkelingsperspectieven ziet voor natuur, landbouw, verkeer, steden en dorpen etc.

Natuurgebiedsplan 2008 (2008)

In dit plan wordt nader uitwerking gegeven aan de begrenzing van de beheersgebieden en de nieuw te ontwikkelen natuurgebieden in Overijssel ter realisatie van de Ecologische Hoofdstructuur(EHS) en de natuurdoelen buiten de EHS. De EHS in Overijssel is vastgesteld in het oude Streekplan Overijssel 2000+ en in de nieuwe Omgevingsvisie.

Het natuurbeleid van rijk en provincie zijn weergegeven in bijlage 6.

3.2.3 Gemeentelijk beleid

Structuurplan 2020 (juni 2008)

Zwolle is de centrumstad in de regio en vormt het scharnierpunt tussen de Randstad en Noord-Oost Nederland. Hoe dient die functie te worden versterkt, in ruimtelijk, economisch en sociaal opzicht, mét behoud van groen, leefbaarheid, bereikbaarheid en duurzaamheid? Deze vraag roept om een integrale visie op wat de gemeente met haar stad wil, om te zorgen dat plannen in haar ambities past. Die visie ligt vastgelegd in het Structuurplan. Met het Structuurplan ligt er een toekomstvisie voor Zwolle en de uitvoering ervan is een dynamisch proces. Een toekomstvisie met praktische handvatten. Het stelt kaders om houvast te geven; zo zijn de nieuwe ontwikkelingsgebieden benoemd met uitbreidingscriteria die richtlijnen geven voor de dagelijkse praktijk. Daarmee is het te gebruiken in het proces van gebiedsontwikkeling en bij nieuwe bouwplannen. Om de verwachte groei en veranderingen goed af te stemmen, geeft dit Structuurplan een visie op de gewenste sociale, economische en ruimtelijke structuur in 2020. Hiermee verwoordt het Structuurplan niet alleen een kwantitatieve opgave, maar heel nadrukkelijk ook een kwalitatieve opgave. De visie wordt vervolgens uiteengerafeld in programma´s voor de verschillende beleidsterreinen. Daarna geeft het Structuurplan de nieuwe ontwikkelingsgebieden aan. Het Structuurplan geeft de aanzet voor een nieuwe manier van omgaan met het buitengebied rondom Zwolle.

Het Structuurplan geeft de aanzet voor een nieuwe manier van omgaan met het buitengebied rondom Zwolle. Het buitengebied is verdeeld in Natuurlandschap, Agrarisch Landschap en Gemengd Landelijk Gebied. Dit onderscheid is gebaseerd op een functietoekenning en geeft aan hoe om te gaan met natuur, landschap, agrarische en overige functies. Het deel van het buitengebied waar de natuur de hoofdrol speelt is het Natuurlandschap. In Zwolle is dit grotendeels geconcentreerd in de uiterwaarden van de IJssel, het Zwarte Water en de Vecht. Het deel van het buitengebied waar de marktgerichte landbouw de hoofdrol speelt is het Agrarisch Landschap. De agrarische functie ondervindt hier weinig belemmeringen van andere functies. Het gaat hier onder andere om het gebied Tolhuislanden. Het Gemengd Landelijk Gebied wordt gevormd door de delen van het buitengebied vlak rond de stad. Het gaat hier om aantrekkelijk landschap met een sterke menging van functies landbouw, wonen, natuur en recreatie. Deze delen hebben een belangrijke functie voor de stadsbewoners. De agrarische functie staat onder druk. Er wordt gezocht naar passende functies. Het Gemengd Landelijk Gebied is onderverdeeld in een aantal buurtschappen. Een buitengebied dat ingedeeld wordt in landschappelijke zones met ieder een eigen karakteristiek en dynamiek, waarbij in het omringende landschap diverse kleinschalige woonmilieus in het omliggende landschap ingepast worden.

Visie buitengebied Zwolle, blik op buiten (maart 2009)

College en raad hebben er voor gekozen om vooruitlopend op een nieuw bestemmingsplan een visie op hoofdlijnen te maken voor het buitengebied. Deze Visie buitengebied Zwolle geeft aan wat Zwolle belangrijk vindt en welke ontwikkelingen en ruimteclaims een plek mogen krijgen. De visie geeft een beeld van de gewenste ontwikkeling van het buitengebied met uitgangspunten voor de deelgebieden, die zijn onderscheiden. Het is een visie op hoofdlijnen die richting geeft voor (nadere uitwerkingen in) het bestemmingsplan buitengebied.

Naast aandacht voor behoud en versterken van bestaande kwaliteiten, biedt de visie een kader voor nieuwe ontwikkelingen in het gebied. Particulieren en bedrijven die plannen in het buitengebied willen realiseren, kunnen deze visie benutten om een eerste beeld te krijgen van de haalbaarheid van hun wensen. De gemeente benut de visie en de daaruit volgende instrumenten om nieuwe ontwikkelingen te toetsen en te faciliteren.

Uit de thematische doelstellingen en keuzen komen de volgende thema-overstijgende en thema-verbindende doelstellingen en keuzen naar voren:

Het behouden en versterken van een mooi landschap met de juiste functies op de juiste plek met als resultaat een hoogwaardige woon-, werk- en recreatieomgeving. Anders gezegd, een buitengebied met een hoogwaardige ruimtelijke kwaliteit.

Het betrekken van de waarden en kwaliteiten van water, bodem, milieu, natuur, landschap en verkeer bij het beoordelen en toetsen van nieuwe initiatieven en ontwikkelingen.

Het in combinatie ontwikkelen en verbeteren van natuurwaarden, watersysteem en recreatiemogelijkheden passend bij de draagkracht van de omgeving.

Het bieden van perspectief aan landbouw(bedrijven) samen met behouden en verbeteren van de kwaliteit van het landschap en van de milieukwaliteit van het landelijk gebied.

Het verbeteren van verkeersveiligheid en bereikbaarheid van het buitengebied.

Hierna zijn de verschillen in beoogde ontwikkelingen tussen de drie zones samengevat.

Agrarisch landschap

In het agrarische landschap ligt het accent op ontwikkeling van de landbouw. Andere functies zijn toegestaan voor zover niet hinderlijk voor de functie landbouw. Nieuwvestiging van agrarische bedrijven wil Zwolle voorkomen. Verplaatsen van bedrijven naar vrijkomende agrarische erven is geen probleem, zeker wanneer het om een bedrijf gaat dat een erf in het gemengd landelijk gebied achterlaat.

Het agrarisch landschap is overwegend open en het is van belang om deze openheid te handhaven. Bij de beoordeling van nieuwe ontwikkelingen is dit een belangrijk uitgangspunt. Daarmee wordt rekening houden met de aanwezigheid van de verschillende weidevogels en houden de landbouwbedrijven ruimte om te groeien.

Het toevoegen van nieuwe bebouwing verstoort de kwaliteit van het gebied. Uitbreiden van bestaande bebouwing kan alleen binnen bepaalde kaders. Hierbij zal gekeken worden naar de ruimtelijke kwaliteit van de uitbreidingen. Rood voor rood-woningen zijn dan ook niet toegestaan in het agrarisch landschap. Wonen in karakteristieke vrijkomende agrarische bebouwing is wel toegestaan voor zover niet belemmerend voor de landbouw.

Werken in vrijkomende agrarische bebouwing is toegestaan indien niet belemmerend voor de landbouw en passend in het landschap. Dat geldt ook voor andere functies en voorzieningen (bijgebouwen kunnen blijven staan), zolang ze het karakter niet aantasten.

Gemengd landschap

In het gemengd landschap wil de gemeente de landbouw behouden als drager en beheerder van het landschap en om verrommeling tegen te gaan. De gemeente voert daartoe actiever beleid.

De landbouw heeft in het gemengd landschap in principe vergelijkbare ontwikkelingsmogelijkheden als het agrarische landschap. De gemeente beoordeelt uitbreidingsplannen van landbouwbedrijven in het gemengd landelijk gebied op dezelfde omgevingscriteria (vormgeving en inpassing van het bedrijf in het landschap) als in het agrarische landschap. In het gemengd landelijk gebied kunnen wel hogere eisen aan deze omgevingscriteria gesteld worden, vanwege de gewenste ruimtelijke kwaliteit ter plaatse. Als door die hogere eisen de gevraagde uitbreiding niet gewenst is, komt verplaatsen naar het agrarische landschap in beeld.

Zwolle wil in het gemengd landelijk gebied geen nieuwe agrarische bedrijven toelaten. Verplaatsing binnen het gemengd landelijk gebied is alleen mogelijk wanneer de landbouwkundige structuur en de kwaliteit van het landschap verbeteren en de vestiging op de nieuwe locatie niet ten koste gaat van de ontwikkelingsmogelijkheden van bestaande functies. De gemeente zal allereerst bij dit soort initiatieven verplaatsing naar het agrarisch gebied stimuleren.

Het gemengd landelijk gebied heeft een rol als uitloopgebied voor de inwoners van Zwolle en als gebied waar de band tussen burger en landbouw is te versterken. Daarom biedt de gemeente in het gemengd landelijk gebied mogelijkheden voor biologische landbouw, groene diensten en verbreding van landbouwbedrijven. De nabijheid van de stad is met name voelbaar in de stadsrand. Dit is de zone direct aangrenzend aan de bebouwde kom. Om de relatie tussen burger en landbouw te kunnen versterken zal de recreatieve infrastructuur hier op moeten inspelen. Dit betekent dat er wandelpaden in het uitloopgebied gerealiseerd moeten worden. Waar mogelijk dient het bestemmingsplan hierin te voorzien.

Voor de Noordelijke Stadsrand is een visie vastgesteld. Hier ligt een relatie met het Nationaal Landschap IJsseldelta en enkele vraagstukken die voortvloeien uit de groei van Zwolle. Voor Spoolde zal op termijn ook een inrichtingsschets worden opgesteld, zodat daar ook helderheid wordt verkregen over de ruimte voor wonen, werken en groen.

Op een later moment zullen andere gebieden in de direct invloedssfeer van de stad ook aan bod komen.

Door de nabijheid van de stad en de aanwezigheid van lintbebouwing, buurtschappen en kleinschalige landschappen leent het gemengd landelijk gebied zich voor het toestaan van (clusters) van Rood voor rood woningen (woningen die gebouwd mogen worden in ruil voor de sloop van vrijkomende agrarische bebouwing in ook het agrarische landschap).

Om die redenen zijn er in het gemengd landelijk gebied meer mogelijkheden voor het toelaten van passende vormen van werken in vrijkomende agrarische bebouwing. Op de dekzandruggen is bebouwing mogelijk onder de voorwaarde dat de ruimtelijke kwaliteit verbetert en aansluit bij de bestaande structuren. In de dekzandlaagten geldt het uitgangspunt dat het contrast in reliëf en openheid bewaard moet blijven. Hier zal zorgvuldig omgegaan worden met verdichting.

Natuurlandschap

In het natuurlandschap staat de ontwikkeling van de natuur voorop. De gemeente wil maximaal recreatief medegebruik bevorderen, binnen de draagkracht van de kwetsbare natuur.

Agrarische bedrijven kunnen zich ontwikkelen mits passend binnen de (toekomstige) natuurdoelen. Te denken valt aan biologische landbouw met aandacht voor agrarisch natuurbeheer. Indien een gevraagde ontwikkeling of uitbreiding niet wenselijk is, komt verplaatsen naar het agrarische landschap in beeld.

De hoogten in het rivierenlandschap biedt mogelijkheden voor kleinschalige functies, mits het karakter van het gebied in stand blijft. Op de oeverwallen is nieuwbouw niet wenselijk, terwijl het wijzigen van functies mogelijk is, zolang tevens geïnvesteerd wordt in het landschap.

Nota van uitgangspunten bestemmingsplan buitengebied

De gemeenteraad heeft op 25 januari 2010 de Nota van uitgangspunten (Nva) voor het bestemmingsplan buitengebied vastgesteld.

Hierin is onder andere bepaald dat het buitengebied van Zwolle in 5 deelgebieden wordt verdeeld. Voor elk deelgebied wordt een bestemmingsplan opgesteld.

Verder bevat de Nva inhoudelijke aanwijzingen voor het opstellen van het bestemmingsplan. Daarbij moet gedacht worden aan onderwerpen als:

  • Welke gebiedsbestemmingen er gehanteerd worden;
  • Welke soorten agrarische bedrijven er worden toegestaan;
  • Hoe wordt omgegaan met omvang en indeling van agrarische bebouwing en de toekenning van agrarische bouwvlakken;
  • Hoe wordt omgegaan met niet-agrarische bedrijven;
  • Hoe wordt omgegaan met burgerwoningen;
  • Hoe wordt omgegaan met recreatieve voorzieningen;
  • Hoe wordt omgegaan met duurzame energie;