direct naar inhoud van Artikel 10 Bedrijf - Windmolen
Plan: Buitengebied - Haerst, Tolhuislanden
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0193.BP10016-0004

Artikel 10 Bedrijf - Windmolen

10.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Bedrijf - Windmolen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. de opwekking en de levering van windenergie;
  • b. agrarische gronden voor de uitoefening van een agrarisch bedrijf;

met de daarbij behorende:

  • c. gebouwen;
  • d. bouwwerken;
  • e. terreinen;
  • f. wegen en paden;

waaronder:

  • g. kraanopstelplaatsen;
  • h. inkoopstations ten behoeve van de levering van elektriciteit aan het openbare net;
  • i. windturbines;
10.2 Bouwregels

Op de voor 'Bedrijf - Windmolen' aangewezen gronden mogen uitsluitend bouwwerken ten dienste van de bestemming worden gebouwd.

10.2.1 Windturbines

Voor een windturbine gelden de volgende regels:

  • a. per bestemmingsvlak is niet meer dan 1 windturbine toegestaan;
  • b. de windturbines binnen de verschillende bestemmingsvlakken dienen dezelfde ashoogte en draairichting van de rotorbladen te hebben;
  • c. de tiphoogte mag niet meer dan 126 meter bedragen;
  • d. de ashoogte mag niet meer dan 85 meter bedragen;
  • e. de rotordiameter mag niet meer dan 82 meter bedragen.
10.2.2 Inkoopstations

Voor een inkoopstation gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte mag niet meer dan 3 meter bedragen;
  • b. de gezamenlijke oppervlakte mag per bestemmingsvlak niet meer dan 12 m² de gezamenlijke oppervlakte mag per bestemmingsvlak niet meer dan 12 m² bedragen.
10.2.3 Kraanopstelplaatsen

Voor een kraanopstelplaats gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte mag niet meer dan 1 meter bedragen;
  • b. de gezamenlijke oppervlakte mag per bestemmingsvlak niet meer dan 1.200 m² bedragen.
10.2.4 Hekwerken

Voor een hekwerk geldt de volgende regel:

  • a. de bouwhoogte mag niet meer dan 3 meter bedragen.
10.2.5 Bouwwerken geen gebouw zijnde

Voor een bouwwerk geen gebouw zijnde geldt de volgende regel:

  • a. de hoogte niet meer dan 2,5 meter mag bedragen.
10.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:

  • a. het stedenbouwkundig beeld;
  • b. de woonsituatie;
  • c. de verkeersveiligheid
  • d. de parkeergelegenheid;
  • e. de sociale veiligheid;
  • f. de milieusituatie;
  • g. de groenstructuur;
  • h. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
10.4 Specifieke gebruiksregels
10.4.1 Strijdig gebruik

Tot een gebruik strijdig met deze bestemming als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid onder c, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht wordt in ieder geval gerekend:

  • a. het gebruik van gronden en bouwwerken voor de opslag en de stalling van goederen
  • b. het gebruik van gronden en bouwwerken voor de opslag van afbraak- en bouwmaterialen, bodemspecie, grond, puin en schroot en voor het storten van puin;
  • c. het gebruik van gebouwen als woning;
  • d. het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van een seksinrichting.
10.4.2 Toegestaan gebruik

Tot een gebruik strijdig met deze bestemming als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid onder c, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht wordt in ieder geval niet gerekend het opbrengen van grond ter plaatse van de fundering tot maximaal 1 m boven het ter plaatse geldende peil.

10.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
10.5.1 Verboden werkzaamheden

Het is verboden zonder omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het aanbrengen van bovengrondse constructies, installaties of apparatuur;
  • b. het ophogen van gronden;
  • c. het aanplanten van bomen, heesters en andere opgaande begroeiing.
10.5.2 Toegestane werkzaamheden

Het in artikel 10.5.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden welke:

  • a. het normale onderhoud betreffen;
  • b. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan.
10.5.3 Voorwaarden

De in artikel 10.5.1 genoemde vergunning kan slechts worden verleend, mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het huidige of toekomstige functioneren van de windmolen als werktuig door windbelemmering.