Plan: | Buitengebied - IJsselzone, Windesheim |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0193.BP10010-0004 |
Wanneer bij de vaststelling of herziening van een bestemmingsplan geluidsgevoelige bestemmingen mogelijk worden gemaakt geldt op grond van de Wet geluidhinder in principe de verplichting tot een akoestisch onderzoek. Dit geldt zowel voor bouwen in zones langs (spoor)wegen, als voor zones langs industrieterreinen.
Met nieuwe burgerwoningen in het buitengebied wordt heel terughoudend omgegaan.In principe worden nieuwe burgerwoningen in het buitengebied niet toegestaan. In het bestemmingsplan kan een splitsingsmogelijkheid worden opgenomen voor karakteristieke (vrijkomende agrarische) bebouwing in alle 3 de deelgebieden. Woningsplitsing kan worden toegestaan in karakteristieke voormalige agrarische bedrijfsbebouwing (woningen) van een bepaalde omvang (minimaal 1.000 m³) of type afhankelijk van het landschapstype waarin de locatie is gelegen. Daarnaast kunnen karakteristieke bijgebouwen onder voorwaarden (o.a. sloop van niet-karakteristieke bebouwing) tot woning worden verbouwd.
Er is nog een aantal uitzonderingen op basis waarvan nieuwe woningen in het buitengebied kunnen worden opgericht. Het betreft, onder andere, de zogenaamde rood-voor-rood-woningenen nieuwe landgoederen.
Gezien de planologische onderbouwing en diverse noodzakelijke (milieu)onderzoeken worden genoemde ontwikkelingen alleen via een partiële herziening mogelijk gemaakt. De toets aan de Wet geluidhinder c.q. de gemeentelijke beleidsregel Hogere waarden Wet geluidhinder vindt plaats in het kader van de procedure partiële herziening.
Verbreding A28
In verband met het voornemen van Rijkswaterstaat om in 2011 de A28 tussen de Hattemerbroek en de aansluiting Zwolle-Zuid te verbreden van 2x3 rijstroken naar 2x4 rijstroken is een onderzoek uitgevoerd naar de gevolgen hiervan voor de geluidsbelasting op de omgeving (Alcedo, juli 2009, rapportnr. 051506.24).
Uit het onderzoek is gebleken dat in het plangebied een aantal woningen ligt waar sprake is van een nog niet afgehandelde saneringssituatie, hetgeen wil zeggen dat er in 1986 sprake was van een overschrijding van een geluidsbelasting van 60 dB(A) waarvoor nog geen hogere waarde is vastgesteld. Daarom moet dat in het kader van de wijziging van de A28 als nog gebeuren.
Voor de betreffende woningen worden de volgende maatregelen getroffen:
Genoemde maatregelen zijn in het Tracébesluit A28 Zwolle-Meppel van 10 juli 2009 vastgesteld.
Bedrijventerrein Voorst
Een deel van het plangebied ligt binnen de 50 dB(A) contour van het geluidgezoneerde bedrijventerrein Voorst. Enkele woningen zijn gelegen binnen de geluidcontour. Het gaat om een bestaande situatie. Voor deze woningen zijn hogere grenswaarden verleend. Het bestemmingsplan laat geen nieuwe woningen binnen de zone toe.
IJsselcentrale Harculo
Een deel van het plangebied ligt binnen de 50 dB(A) contour van de geluidgezoneerde IJsselcentrale. Enkele woningen, oorspronkelijk bedrijfswoningen van de IJsselcentrale, zijn gelegen binnen de geluidscontour. Omdat deze woningen sinds enige tijd niet meer de status bedrijfswoning hebben, wordt hen een hogere waarde toegekend van 55 dB(A).
Het gaat om de woningen aan de Prof Feldmannweg 1, 2, 4, 6, 8, 10, 12, 14, 16, 18, 20 en 22.
Bedrijventerrein Marslanden
De noordwestzijde van het bestemmingsplan buitengebied IJsselzone grenst aan het bedrijventerrein Marslanden. Op dit terrein is de vestiging van bedrijven die in belangrijke mate geluidhinder veroorzaken mogelijk. Om die reden is het bedrijventerrein gezoneerd in het kader van de Wet geluidhinder. Op 22 januari 1991 is door Gedeputeerde Staten een geluidzone vastgesteld, waarmee de 50 dB(A) contour rondom Marslanden is vastgelegd. De geluidzonegrenzen vallen buiten het plangebied van bestemmingsplan Marslanden en dienen vastgelegd te worden in aangrenzende bestemmingsplannen. De zone is gebaseerd op de destijds verleende vergunningen. Dit betekent dat binnen deze zone in principe geen geluidsgevoelige bestemmingen mogelijk zijn. Voor het bestemmingsplan buitengebied IJsselzone houdt het in dat de huidige woningen op Kanaalweg 8, 10 en 12 binnen de in 1991 vastgestelde geluidzone vallen.
Uit een saneringsonderzoek bleek later dat de vergunde geluidsruimte niet in overeenstemming was met de feitelijke geluidbelasting. Om die reden is op 30 oktober 1997 door de minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer (VROM) een saneringsprogramma vastgesteld, waarin de milieuvergunningen in overeenstemming zijn gebracht met de feitelijke geluidsbelasting. Als gevolg van deze sanering is de geluidzone in 1997 dichter bij het bedrijventerrein Marslanden gelegd en zijn de huidige woningen op Kanaalweg 8, 10 en 12 buiten de zonegrens komen te liggen. Om deze aangepaste zonegrens rechtskracht te geven, was het daarna nodig om de zone ook planologisch te wijzigen door dit aspect mee te nemen in een herziening van de relevante bestemmingsplannen, waarbinnen de vastgestelde geluidzone nu nog gelegen is. Voor het deel van de geluidzone Marslanden dat in het bestemmingsplan buitengebied IJsselzone ligt, is dit de eerste gelegenheid om de nieuwe geluidzone van 1997 vast te leggen op de plankaart van dit bestemmingsplan.
Om een aantal redenen blijkt nu dat het deel van de saneringscontour van 1997 nabij de hoek Kanaalweg, Heinoseweg en Sekdoornsedijk een knelpunt vormt. In werkelijkheid blijkt hier dat de geluidbelasting ter plaatse van de zone boven de 50 dB(A) uitkomt. Dit deel ligt net ten noorden van de bestemmingsplangrens van het buitengebied IJsselzone (o.a. Heinoseweg). Deze overschrijding heeft ook gevolgen voor de aangrenzende deelgebieden. Het beperken van de huidige bedrijfsactiviteiten in dit deel van Marslanden om de overschrijding ongedaan te maken is niet realistisch. Reden om alsnog de geluidzone in dit deelgebied te verruimen tot de oorspronkelijke zonegrens van 1991.
Verder is er ter hoogte van de Kanaalweg nauwelijks geluidsruimte voor beperkte groei van de huidige en toekomstige bedrijfsactiviteiten op Marslanden G. Dit heeft onder andere te maken met de verruiming van de vestigingsmogelijkheden omdat het bestemmingsplan Marslanden vanaf 2010 ook langs de randzone nabij de Kanaalweg hogere bedrijfscategorieën toelaat.
In de bijlage 8 is weergegeven waar de gecorrigeerde geluidzone komt te liggen.
Gevolgen verruiming vestigingsmogelijkheden Marslanden in bestemmingsplan 2010
In het oorspronkelijke bestemmingsplan Marslanden G waren de categorieën 1 t/m 3 (volgens de uitgave VNG lijst) inrichtingen opgenomen in de strook aan de zijde van de Sekdoornsedijk. De huidige geluidzonering Marslanden is hierop gebaseerd.
Met het in 2010 vastgestelde bestemmingsplan Marslanden zijn de vestigings-mogelijkheden voor bedrijven in de strook langs de Sekdoornsedijk/Kanaalweg vergroot. Planologisch is het nu mogelijk om inrichtingen t/m categorie 4 (volgens VNG lijst) toe te laten. In de regel produceren categorie 4 (geluid) inrichtingen meer geluid dan categorie 3 inrichtingen. Hiermee is het mogelijk dat gevestigde of nieuw te vestigen bedrijven meer uitbreidingsruimte voor o.a. geluid hebben gekregen.
Deze aanpassing in het bestemmingsplan van 2010 heeft beperkte gevolgen voor de ligging van de 50 dBA)geluidzone in het zuidoostelijk deel van Marslanden. Omdat aanpassingen van de geluidzone Marslanden in aangrenzende bestemmingsplannen moet worden geregeld, zal de geactualiseerde geluidzone van Marslanden voor het deelgebied Sekdoornsedijk en Kanaalweg in het bestemmingsplan buitengebied IJsselzone moeten worden vastgelegd.
Met de aanpassing van de zone zoals weergegeven in de bijlage 8, komen de woningen aan de Kanaalweg 8, 10 en 12 net binnen de geluidzone van Marslanden te liggen (in lijn met de oorspronkelijk zonegrens uit 1991) en zijn er hogere grenswaarden nodig van maximaal 55 dB(A). De actuele geluidbelasting vanuit Marslanden varieert tussen de 46 en 47 dB(A), dus onder de voorkeursgrenswaarde van 50 dB(A).
Gevolgen verruiming planologisch regime Marslanden voor woningen Kanaalweg 8, 10 en 12
Ter onderbouwing van de geluidsbelasting ter plekke van deze woningen in relatie tot hogere waarden die binnen de geluidzone (komen te) liggen, wordt hierna ingegaan op de consequenties.
Om deze twee geluidsituaties met elkaar te kunnen vergelijken (situatie oorspronkelijke bestemmingsplan (1) en het vigerende bestemmingsplan uit 2010 (2) wordt het op de volgende wijze onderbouwd.
Situatie 1: vestiging categorie 1, 2 en 3 mogelijk. Situatie 2: vestiging van bedrijven uit de categorieën 1, 2, 3 en 4 mogelijk. Om deze twee situaties te kunnen vergelijken wordt uitgegaan van een “worst case” scenario: op de naast elkaar gelegen kavels (even groot) worden twee inrichtingen toegelaten, voor de situatie 1 categorie 3 inrichtingen, voor de situatie 2, categorie 4 inrichtingen. Deze inrichtingen bevinden op dezelfde afstand. Hiervoor worden de landelijke kengetallen (bronvermogens per m2) gebruikt die gebaseerd zijn op de VNG lijst.
Gehanteerde bronvermogen per categorie (uitgaande van een modern bedrijf)
Categorie | Gemiddelde geluidsvermogen per opp. (dB(A)/m2) |
3.1 | 57 |
3.2 | 60 |
4.1 | 63 |
4.2 | 66 |
Hiervoor worden de categorieën 3.2 en 4.2 met elkaar vergelijken. Per saldo produceert categorie 4, per m2 maximaal 6 dB(A) meer dan categorie 3.
In werkelijkheid kan de omvang van de activiteiten en kavels die invloed hebben op de geluidsituatie verschillen. Het betreft hier een “worst case” scenario. Omdat het ook om een vergelijking gaat, wordt de invloed van de variatie in de omvang van de kavels buiten beschouwing gelaten.
De cumulatie van de bronvermogens (per m2) van twee bedrijven levert voor situatie 1 in totaal 63,01 dB(A) op , voor situatie 2 in totaal 69,01 dB(A). Het verschil tussen twee situaties (situatie 2 minus situatie 1) is 6 dB(A). Op basis van deze “worst case” situatie wordt er in situatie 2 in totaal 6 dB(A) meer geluid geproduceerd dan de situatie 1, bijvoorbeeld ter plaatse van de woningen.
Hieruit kan gesteld worden dat op basis van het genoemde “worst case” scenario en het vigerende bestemmingsplan Marslanden van 2010 (categorie verandering), kan de situatie 2 mogelijk 6 dB(A) bijdragen aan de huidige geluidsbelasting vanuit Marslanden ter plaatse van de woningen (Sekdoornsedijk, Kanaalweg).
Relatie met gemeentelijk gebiedsgericht milieubeleid en de Beleidsregel Hogere waarden Wet geluidhinder
Het gemeentelijk gebiedsgericht milieubeleid geeft voor woningen die zijn gelegen in dit gebiedstype ('gemengd landelijk') een grenswaarde voor industrielawaai aan van maximaal 55 dB(A). Toetsend aan dit gebiedsgericht is er geen belemmering om de voorgestelde hogere waarde toe te kennen. In de Beleidsregel Hogere waarden Wet geluidhinder van de gemeente Zwolle is deze gebiedsgericht benadering eveneens doorgezet. Als wordt voldaan aan de grenswaarden uit het Gebiedsgericht Milieubeleid, dan kan worden volstaan met een lichte administratieve toets en kan een milieuplanologische beoordeling achterwege blijven.
Verder is het van belang om zicht te hebben om de totale geluidbelasting ter plekke van deze woningen vanuit de omgeving. Het blijkt dat de betreffende woningen aan de Kanaalweg nu al qua achtergrondniveau te maken met een vergelijkbare (gecumuleerde) geluidbelasting vanwege railverkeer (spoor Zwolle – Heino) en wegverkeer (Heinoseweg en het verkeer op lokale wegen).
Acceptabel binnenniveau
Aangezien het om betrekkelijk nieuwe woningen gaat, beschikken deze woningen over een minimale isolatie van 20 dB(A). Uitgaande van een maximale gevelbelasting van 55 dB(A) vanwege industrielawaai, zal door de aanwezige gevelisolatie een acceptabel binnenniveau van 35 dB(A) binnen deze woningen blijven gewaarborgd.
Er is geïnventariseerd welke bedrijvigheid voorkomt in het plangebied. Alle bedrijven in de gemeente Zwolle beschikken over een milieuvergunning op grond van de Wet milieubeheer of over een melding ingediend op grond van een Algemene Maatregel van Bestuur.
RGS terrein (spoorwegemplacement)
Het RGS terrein maakt deel uit van het spoorwegemplacement. Het terrein is gelegen binnen het grondwaterbeschermingsgebied. Het terrein kan alleen worden gebruikt voor het opstellen van treinstellen. Nieuwe functies in dit gebied, voor zover niet uitgesloten op grond van de provinciale omgevingsverordening, dienen te voldoen aan het “step-forward” beginsel, dat wil zeggen, dat risico's, die bedreigend zijn voor de drinkwaterwinning, verder worden ingeperkt.
Verbreding A28
In verband met het voornemen van Rijkswaterstaat om in 2011 de A28 tussen Hatemmerbroek en de aansluiting Zwolle Zuid te verbreden van 2x3 naar 2x4 rijstroken is een onderzoek uitgevoerd naar de gevolgen hiervan voor de luchtkwaliteit (Tracébesluit A28 Zwolle Meppel, eindrapport luchtkwaliteit, 3 juli 2009; DGMR, nr. V.2009.0466.00.R001).
Uit het onderzoek is gebleken dat in 2012 de maximale concentratie van NO2 37,2 ìg/m³ bedraagt en de maximale concentratie PM10 21,6 ìg/m³. Hiermee wordt voldaan aan de luchtkwaliteitseisen uit de Wet milieubeheer (hoofdstuk 5 titel 2).
In 2013 bedragen de maximale concentraties respectievelijk 35,4 ìg/m³ en 21,4 ìg/m³.
Bedrijven
Het aantal veehouderijen in de gemeente Zwolle neemt gestaag af. Deze tendens zet zich naar verwachting in de komende jaren voort.
Het aantal veehouderijen in het nieuwe bestemmingsplan IJsselzone bedraagt 37. Dit is een netto afname van 20 veehouderijen ten opzichte van de vigerende bestemmingsplannen voor het betreffende plangebied. Het aantal beëindigde bedrijven bedraagt 22, terwijl 2 nieuwe bouwvlakken worden opgenomen in het nieuwe bestemmingsplan; 7 bouwvlakken krimpen ten opzichte van de huidige situatie, één bouwvlak wordt vergroot.
Op grond hiervan kan worden geconcludeerd dat dit plan geen negatieve gevolgen heeft voor de luchtkwaliteit.
Volgens het gemeentelijke bodembeleidsplan wordt de bodem (binnendijks) van het plangebied op basis van de bodemkwaliteitskaart van de gemeente1 als klasse AW2000 (schoon) beschouwd, daar waar deze niet verdacht is van bodemverontreiniging ten gevolge van het huidige dan wel historische gebruik en geen (al dan niet gesaneerde) bodemverontreiniging aanwezig is. De bodemkwaliteitskaart geeft de gemiddelde bodemkwaliteit van een gebied weer, maar niet de bodemkwaliteit op perceelsniveau.
Binnen het plangebied zijn 37 agrarische bedrijven en 20 voormalige agrarische bedrijfslocaties bekend . Bij dergelijke bedrijven is mogelijk bodemverontreiniging ontstaan als gevolg van de opslag en het gebruik van brandstoffen en bestrijdingsmiddelen. Ook ter plaatse van de stalling van (landbouw-) voertuigen kan de bodem zijn verontreinigd.
Bij de aanwezigheid van erfverhardingen, kavelpaden, dammen, slootdempingen en ophogingslagen kan mogelijk puingerelateerde bodemverontreiniging aanwezig zijn. De gemeentelijke bodemkwaliteitskaart is in dergelijke gevallen niet van toepassing.
Er zijn drie locaties bekend binnen het plangebied waar stortactiviteiten plaatsgevonden hebben (aangegeven op de overzichtstekening). Deze worden hieronder beschreven. Mogelijk zijn meer voormalige stortlocaties binnen het plangebied aanwezig, die (nog) niet gemeld zijn bij de gemeente.
Aalvangersweg; voormalige stortlocatie
Aan de Aalvangersweg is een perceel gelegen waarop in de jaren zestig en zeventig agrarisch afval (oude palen, boomstronken, kuilvoer) en enig huisvuil zijn gestort. Het stortmateriaal is opgeruimd en de locatie is geschikt gemaakt voor weiland.
Beekmanpad; voormalige stortlocatie
Aan het Beekmanpad zijn enkele kolken gelegen die gedeeltelijk zijn volgestort met onder andere vliegas en slakken van de energiecentrale Harculo. De huidige status van deze locatie is niet bekend omdat de aanwezige onderzoeksgegevens verouderd zijn.
Fabrieksweg; diverse voormalige stortlocaties
Op diverse plaatsen in de omgeving van de Fabrieksweg zijn voormalige stortlocaties aanwezig, waar in het verleden puin en huisafval is gestort. De huidige status van deze locaties is niet bekend omdat de aanwezige onderzoeksgegevens verouderd zijn.
Naast voormalige stortlocaties zijn binnen het plangebied nog zes locaties met bodemverontreiniging bekend. Deze locaties worden hieronder beschreven.
Ruiterlaan 45; pompstation
Aan de Ruiterlaan 45 is pompstation Het Engelse Werk gelegen, alwaar de bodem met asbesthoudend zaagafval verontreinigd is geraakt tijdens het op maat zagen van asbestcementleidingen. In 2008 heeft een bodemsanering plaatsgevonden op deze locatie, waarbij een plaatselijk restverontreiniging is achtergebleven.
Parallelweg; rangeerterrein
Op het rangeerterrein van de Nederlandse Spoorwegen zijn tijdens bodemonderzoek diverse bodemverontreinigingen aangetroffen. Een deel hiervan is reeds gesaneerd, waarbij plaatselijk restverontreiniging is achtergebleven.
Fabrieksweg 38; voormalige baksteenfabriek
Ter plaatse van de Fabrieksweg 38 heeft baksteenfabriek Windesheim gestaan. Deze locatie is dusdanig verontreinigd met onder andere PAK dat ecologische risico's niet uit te sluiten zijn. De bodemsanering is spoedeisend en is momenteel in uitvoering.
Wijheseweg 45 (N377); tankstation
Aan de N337 is een tankstation van Hartholt Olie gelegen. In 2000 is het tankstation gerenoveerd en zijn de ondergrondse tanks vervangen. Tijdens de renovatie is een bodemsanering uitgevoerd, waarbij plaatselijk restverontreiniging is achtergebleven.
IJsselcentraleweg 6; energiecentrale
Ter plaatse van de energiecentrale Harculo (ook genoemd IJsselcentrale) aan de IJsselcentraleweg 6 is een bodemwaterverontreiniging met minerale olie aanwezig. Omdat er mogelijk risico's op verspreiding aanwezig zijn, is de locatie aangemerkt als potentieel spoedeisend. Een nader bodemonderzoek moet nog worden ingediend.
Windesheimerweg 3-5; voormalig spooremplacement
Het spooremplacement van Windesheim heeft bestaan van 1866 tot en met 1941. Het stationsgebouw is in 1962 gesloopt. Tijdens een bodemonderzoek in 2001 is over het hele terrein puin in de bodem waargenomen. Plaatselijk zijn sterk verhoogde gehalten aan PAK in de bodem aangetroffen. Het betreft waarschijnlijk geen ernstig geval.
Aangezien er aan de feitelijke inrichting van het plangebied IJsselzone niets verandert met de actualisering van het bestemmingsplan, is er op het gebied van bodem geen extra kostenpost te verwachten bij vaststelling van het plan.
Het plangebied IJsselzone grenst aan het Natura 2000-gebied Uiterwaarden IJssel.
Onderstaande tabel (tabel 1) geeft een overzicht van de zeer gevoelige en gevoelige habitattypen in de verschillende gebieden en bijbehorende Kritische Depositiewaarden, alsmede de depositie in 2010 (bron: GCN-kaart).
Tabel 1. Kritische depositiewaarden habitattypen per natura 2000 gebied
Natura2000 gebied | Kritische depositie-waarde in mol N ha-1 jaar-1 | Depositie in 2010 mol N ha-1 jaar-1 |
Code habitat-gebied | Naam habitatgebied |
Uiterwaarden IJssel | 1250 1857 1400 1540 |
ca 1450 | 6120 6430C 6510A 6510B |
Stroomdalgraslanden Ruigten en zomen Glanshaver- en vossenstaarthooilanden (Glanshaverhooilanden) Glanshaver- en vossenstaarthooilanden (grote vossenstaart) |
Begin juni 2011 zijn nieuwe depositiewaarden beschikbaar gekomen waaruit alleen een overschrijding blijkt voor:
De KD-waarde voor Stroomdalgraslanden is 1250 mol/ha/jaar tegen een gemiddelde depositiewaarde rond de 1450 mol/ha/jaar in 2010. De verwachtingen zijn dat in 2030 als gevolg van bestaand beleid de depositie op ruim 85% van het huidige Stroomdalgrasland beneden of in ieder geval dichtbij de KD-waarde (KD +/- 70 mol) zal liggen, krap 65% nu.
De KD-waarde voor Glanshaver- en vossenstaarthooilanden is 1400 mol/ha/jaar tegen een gemiddelde depositiewaarde rond de 1450 mol/ha/jaar in 2010. Het gaat hier dus om een relatief klein tot zeer klein effect. Door de juiste beheermaatregelen en een verdere daling van de depositie als gevolg van bestaand generiek beleid, wordt verwacht dat de stikstofdepositie in 2030 geen knelpunt meer zal vormen met betrekking tot de instandhoudingsdoelstellingen.
Het nieuwe bestemmingsplan laat uitbreiding van veehouderijen toe binnen de grenzen van het bouwblok. In theorie kan een uitbreiding van de veestapel van een agrarisch bedrijf een toename van de stikstofdepositie in het Natura 2000-gebied tot gevolg hebben, maar het is niet waarschijnlijk dat door vaststelling van het nieuwe plan de stikstofemissie van het totale plangebied zal leiden tot significant negatieve effecten op de instandhoudingsdoelstellingen voor het habitattype, omdat:
In het plangebied zijn de volgende risicobronnen te onderscheiden:
Vervoer gevaarlijke stoffen over weg, water of spoor
A-28
De Circulaire Risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen bijlage 2 geeft aan dat voor de A28 tussen afrit 18 (Zwolle-Zuid) en knoopunt Hattemerbroek een veiligheidszone van 13 m vanaf het midden van de weg geldt. Binnen de veiligheidszone bevinden zich geen woningen en andere kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten
Op grond van het Basisnet weg geldt een plasbrandaandachtsgebied van 30 m vanaf de rechter rijbaan. Binnen een plasbrandaandachtsgebied mag slechts onder bepaalde voorwaarden gebouwd worden. Dit brengt risico's met zich mee die verantwoord moeten worden.
In het plasbrandaandachtsgebied van de A28 bevinden zich enkele woningen. Het gaat om een bestaande situatie. Het bestemmingsplan laat geen nieuwe woningen of andere (beperkt) kwetsbare objecten toe binnen het plasbrandaandachtsgebied.
Binnen een zone van 200 m van de A-28 dient aandacht besteed te worden aan het groepsrisico. De bevolkingsdichtheid in het plangebied binnen deze zone is dermate laag dat het groepsrisico geen factor van betekenis is.
Spoorweg Zwolle-Amersfoort (Veluwelijn) Zwolle-Lelystad (Hanzelijn) en Zwolle-Deventer (IJssellijn)
Over deze trajecten worden significante hoeveelheden gevaarlijke stoffen vervoerd. De spoorlijnen maken onderdeel uit van het basisnet. Op dit moment is het basisnet nog niet formeel van kracht maar is wel de circulaire Risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen het wettelijk kader.
De PR 10-6 contour bedraagt langs de Veluwelijn maximaal 6 meter en langs de Hanzelijn en IJssellijn eveneens maximaal 6 meter. De afstand wordt bepaald vanaf het midden van de doorgaande spoorbundel en komt overeen met de veiligheidszone.
Op grond van het Basisnet spoorweg geldt een plasbrandaandachtsgebied van 30 m gemeten vanaf de buitenste spoorstaaf. Binnen een plasbrandaandachtsgebied mag slechts onder bepaalde voorwaarden gebouwd worden. Dit brengt risico's met zich mee die verantwoord moeten worden.
In het plasbrandaandachtsgebied van genoemde spoorwegen in het plangebied bevinden zich geen woningen. Het bestemmingsplan laat geen nieuwe woningen of andere (beperkt) kwetsbare objecten toe binnen het plasbrandaandachtsgebied.
Het groepsrisico is geen factor van betekenis vanwege de lage bevolkingsdichtheid in het gebied.
de IJssel en het Zwolle-IJsselkanaal
Langs het plangebied stroomt de IJssel en de noordzijde van het plangebied wordt begrensd door het Zwolle-IJsselkanaal. Uit het Basisnet Water blijkt dat zowel de IJssel als het Zwolle-IJsselkanaaal wel een plaatsgebonden risicocontour heeft van 10-6, maar dat die niet buiten de waterlijn komt. Wel moet rekening worden gehouden met het groepsrisico, met dien verstande dat bij een bevolkingsdichtheid beneden de 1.500 personen per hectare dubbelzijdig en 2.250 personen per hectare enkelzijdig een berekening van het GR niet verplicht is aangezien het GR dan onder de oriënterende waarde 0,1 blijft. In het plangebied is een dergelijke bevolkingsdichtheid niet aan de orde.
Vervoer gevaarlijke stoffen door buisleidingen
Hogedrukaardgasleidingen
Sinds januari 2011 is het Besluit externe veiligheid buisleidingen van kracht. Deze nieuwe regelgeving heeft niet geleid tot knelpunten in het plangebied. Het bestemmingsplan laat ook geen nieuwe woningen of andere (beperkt) kwetsbare objecten toe binnen de invloedssfeer van de hogedrukaardgasleidingen.
LPG tankstation Wijheseweg 45
Aan de Wijheseweg 45 is een LPG-tankstation gevestigd met de volgende PR 10-6 risicocontouren:
LPG-afleverinstallatie 15 m
LPG-reservoir 25 m
Vulpunt 45 m
Binnen de risicocontouren zijn geen (beperkt) kwetsbare objecten gelegen.
Binnen een zone van 150 m van het vulpunt dient aandacht besteed te worden aan het groepsrisico. De bevolkingsdichtheid in het plangebied binnen deze zone is dermate laag dat het groepsrisico geen factor van betekenis is.
Opslag propaan
Aan de Schellerdijk 12 is een bedrijf gevestigd met een opslag gevaarlijke stoffen in een bovengrondse tank voor 3.000 liter propaan. De 10-6 PR-contour is 10 meter en valt tot buiten de inrichtingsgrens en vormt zodoende in principe een PR-knelpunt. De contour valt op het naastgelegen perceel echter niet over een (beperkt) kwetsbaar object. De oriënterende waarde voor het groepsrisico wordt niet overschreden.
In het plangebied ligt het waterwingebied 'Engelse werk'. Dit waterwingebied is door de provincie Overijssel beschermd door een er omheen gelegd grondwaterbeschermingsgebied. In het kader van de verplaatsing van het waterwingebied is de ligging van het grondwaterbeschermingsgebied in 2008 gewijzigd. Het zuidwestelijke gedeelte van plangebied ligt echter nog steeds deels binnen het grondwaterbeschermingsgebied 'Engelse Werk'.
Een bestemmingsplan is m.e.r.-plichtig indien:
Ad 1.
Het plangebied IJsselzone grenst aan het Natura 2000-gebied Uiterwaarden IJssel.
Onderstaande tabel (tabel 1) geeft een overzicht van de zeer gevoelige en gevoelige habitattypen in de verschillende gebieden en bijbehorende Kritische Depositiewaarden, alsmede de depositie in 2010 (bron: GCN-kaart).
Tabel 1. Kritische depositiewaarden habitattypen per natura 2000 gebied
Natura2000 gebied | Kritische depositie-waarde in mol N ha-1 jaar-1 | Depositie in 2010 mol N ha-1 jaar-1 |
Code habitat-gebied | Naam habitatgebied |
Uiterwaarden IJssel | 1250 1857 1400 1540 |
ca 1450 | 6120 6430C 6510A 6510B |
Stroomdalgraslanden Ruigten en zomen Glanshaver- en vossenstaarthooilanden (Glanshaverhooilanden) Glanshaver- en vossenstaarthooilanden (grote vossenstaart) |
Begin juni 2011 zijn nieuwe depositiewaarden beschikbaar gekomen waaruit alleen een overschrijding blijkt voor:
De KD-waarde voor Stroomdalgraslanden is 1250 mol/ha/jaar tegen een gemiddelde depositiewaarde rond de 1450 mol/ha/jaar in 2010. De verwachtingen zijn dat in 2030 als gevolg van bestaand beleid de depositie op ruim 85% van het huidige Stroomdalgrasland beneden of in ieder geval dichtbij de KD-waarde (KD +/- 70 mol) zal liggen, krap 65% nu.
De KD-waarde voor Glanshaver- en vossenstaarthooilanden is 1400 mol/ha/jaar tegen een gemiddelde depositiewaarde rond de 1450 mol/ha/jaar in 2010. Het gaat hier dus om een relatief klein tot zeer klein effect. Door de juiste beheermaatregelen en een verdere daling van de depositie als gevolg van bestaand generiek beleid, wordt verwacht dat de stikstofdepositie in 2030 geen knelpunt meer zal vormen met betrekking tot de instandhoudingsdoelstellingen.
Het nieuwe bestemmingsplan is een conserverend bestemmingsplan en laat nieuwvestiging van intensieve veehouderijen en grondgebonden bedrijven, en omschakeling van grondgebonden naar intensief niet toe.
Uitbreiding van veehouderijen binnen de grenzen van het bouwblok is wel mogelijk. In theorie kan een uitbreiding van de veestapel van een enkel agrarisch bedrijf een toename van de stikstofemissie tot gevolg hebben, maar het is niet waarschijnlijk dat de stikstofemissie van het totale plangebied ten gevolge van het nieuwe plan zal leiden tot een hogere stikstofdepositie in de Natura 2000-gebieden en daarmee tot significant negatieve effecten op de instandhoudingsdoelstellingen voor de relevante habitattypes, om de volgende redenen:
Op grond van het bovenstaande kan worden geconcludeerd dat significant negatieve effecten op de instandhoudingsdoelstellingen van Natura 2000-gebieden uitgesloten kunnen worden. Een passende beoordeling is derhalve niet verplicht.
Ad 2.
De toelaatbare uitbreiding binnen de grenzen van de bouwblokken is zodanig beperkt dat er geen fysieke ruimte is voor een uitbreiding met dieraantallen groter dan vermeld in onderdeel C en onderdeel D van het Besluit m.e.r., met andere woorden op basis van getalskenmerken zijn deze uitbreidingen niet als m.e.r.-plichtig of als m.e.r.-beoordelingsplichtig te beschouwen.
Voor een uitbreiding met dieraantallen groter dan vermeld in onderdeel C en onderdeel D van het Besluit m.e.r. is een verruiming van het bouwblok nodig. Voor deze verruiming is een bestemmingsplanprocedure vereist, waaraan de gemeente alleen ondervoorwaarden medewerking zal verlenen. Eén van die voorwaarden is dat de verruiming niet zal leiden tot verslechtering van het milieu.
M.e.r.-beoordeling
Indien een plan het kader biedt voor activiteiten, die worden genoemd in bijlage C en D van het Besluit m.e.r. maar onder de bijbehorende criteria blijven, wordt een vormvrije m.e.r.-beoordeling uitgevoerd. In deze notitie wordt uiteengezet of er sprake is van bijzondere omstandigheden, die alsnog een m.e.r. wenselijk maken (vormvrije m.e.r.-beoordeling). Deze toets vindt plaats aan de hand van de volgende criteria (bijlage III van de Europese richtlijn):
Hieronder worden dc resultaten van de vormvrije m.e.r.-beoordeling beschreven.
Kenmerken van het plan
Verzuring/vermesting (stikstofdepositie)
Het nieuwe bestemmingsplan laat uitbreiding van veehouderijen binnen de grenzen van het bouwblok toe. Hiervoor is een vergunning in het kader van de NB wet vereist. Aan de vergunning zullen voorwaarden worden verbonden als emissiearme huisvesting, luchtwassers, en andere emissiebeperkende maatregelen.
Luchtkwaliteit
Bedrijven
Het aantal veehouderijen in de gemeente Zwolle neemt gestaag af. Deze tendens zet zich naar verwachting in de komende jaren voort.
Het aantal veehouderijen in het nieuwe bestemmingsplan bedraagt bedraagt 37; dit betekent een netto afname van 20 veehouderijen ten opzichte van het vigerende bestemmingsplan voor het betreffende gebied; het aantal beëindigde bedrijven bedraagt 22, terwijl 2 nieuwe bouwvlakken worden opgenomen in het nieuwe bestemmingsplan; 7 bouwvlakken krimpen ten opzichte van de huidige situatie, één bouwvlak wordt vergroot. Op grond hiervan kan worden geconcludeerd dat dit plan geen negaticve gevolgen heeft voor de luchtkwaliteit.
Verkeersemissies
Het nieuwe bestemmingplan voorziet niet in nieuwe wegen of uitbreiding van bestaande wegen. Er wordt dan ook geen toename van verkeersemissies verwacht.
Risico's van ongevallen
In het plangebied zijn de volgende risicobronnen (opslag dan wel transport van gevaarlijke stoffen) aanwezig:
In de huidige situatie is geen sprake van normoverschrijdingen en het nieuwe bestemmingsplan laat geen nieuwe woningen of andere (beperkt) kwetsbare objecten toe binnen het invloedsgebied van genoemde risicobronnen. De orientatiewaarde voor het groepsrisico wordt nergens overschreden.
Geluid
In het plangebied zijn de volgende relevante geluidbronnen te onderscheiden:
Er worden met het bestemmingsplan geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk gemaakt. In principe worden nieuwe burgerwoningen in het buitengebied niet toegestaan. Er is een aantal uitzonderingen op basis waarvan nieuwe woningen in het buitengebied kunnen worden opgericht:
Gezien de planologische onderbouwing en diverse noodzakelijke (milieu)onderzoeken worden genoemde ontwikkelingen alleen via een partiële herziening mogelijk gemaakt. Daarbij wordt getoetst aan de Wet geluidhinder c.q. de gemeentelijke beleidsregel Hogere waarden Wet geluidhinder.
Cumulatie van effecten
In de nabije omgeving van het plangebied zijn geen nieuwe ontwikkelingen voorzien, anders dan door het bestemmingsplan toegelaten, die zouden kunnen leiden tot cumulatie van milieueffecten.
Vanuit het criterium kenmerken van het project bezien is derhalve de noodzaak tot een m.e.r. niet aanwezig.
Plaats van het project
Het plangebied grenst aan het Natura 2000-gebieden Uiterwaarden IJssel
In het Natura-2000 gebieden is de stikstofdepositie hoger dan de kritische depositiewaarde van sommige van de habitattypen, die in deze gebieden voorkomen. De stikstofdepositie is niet alleen afkomstig van stikstofemissies van veehouderijen in het plangebied, maar ook van verkeersemissies en emissies van overige bedrijven, met andere woorden emissies die van buiten het plangebied afkomstig zijn. Op de grootschalige concentratiekaart “totaal N” is te zien dat in 2010 de depositie in de Natura-2000 gebieden varieert van 1260-1470 mol totaal N/ha/jaar (in het Natura-2000. De verwachting is dat in 2030 de depositie is afgenomen met 175 tot 250 mol. Deze afname is toe te schrijven aan generieke maatregelen maar ook aan de verwachte afname van het aantal veehouderijen in Nederland. Ook in het buitengebied van de gemeente Zwolle wordt een verdere afname van het aantal agrarische bedrijven in de nabije toekomst verwacht.
Het aantal intensieve veehouderijen in de nabijheid van de Natura-2000 gebieden is zeer gering.
Vanuit het criterium plaats van het project bezien is derhalve de noodzaak tot een m.e.r. niet aanwezig.
Kenmerken van de potentiële effecten
De effecten van het plan zijn voor zover het gaat om nieuwe ontwikkelingen onderzocht en beoordeeld. Alle bedrijven in het plangebied beschikken over een milieuvergunning op grond van de Wet milieubeheer of over een melding ingediend op grond van een Algemene Maatregel van Bestuur.
Wettelijke normen voor geluid, luchtkwaliteit, externe veiligheid en andere milieuthema's worden niet overschreden. De stikstofdepositie op Natura-2000 gebieden neemt ten gevolge van vaststelling van het plan niet toe.
Er zijn geen grensoverschrijdende effecten. Het plan laat geen nieuwe ontwikkelingen toe zodat er geen sprake is van toename van het aantal gehinderden.
Vanuit het criterium kenmerken van de potentiële effecten bezien is derhalve de noodzaak tot een m.e.r. niet aanwezig.