direct naar inhoud van 3.4 Beleid natuur en landschap
Plan: Buitengebied - Langenholte, Vecht e.o.
Status: onherroepelijk
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0193.BP10009-0005

3.4 Beleid natuur en landschap

Speciale beschermingszones (Europese Vogel- en Habitatrichtlijn)

Het gehele winterbed van de Vecht en het Zwarte Water tussen de Mastenbroekerbrug, de brug in de A28 en Hasselt is aangewezen als speciale beschermingszone in het kader van de Europese Vogelrichtlijn.

Het gehele winterbed van de Vecht en het Zwarte Water tussen de Mastenbroekerbrug, de spoorbrug Zwolle-Meppel en Hasselt is aangewezen als speciale beschermingszones in het kader van de Europese Habitatrichtlijn.

Het Natura 2000-gebied Uiterwaarden Vecht en Zwarte Water omvat de bovengenoemde speciale beschermingszones.

Voortzetting van bestaand gebruik, zoals dat voor 1 oktober 2005 plaatsvond, kan in de meeste gevallen in deze gebieden worden toegestaan. Verandering van gebruik en functiewijziging zijn toegestaan wanneer is aangetoond dat deze geen negatieve invloed hebben op de instandhoudingsdoelstellingen voor deze gebieden.

Toekomstige ontwikkelingen vlakbij deze gebieden zullen steeds moeten worden getoetst op mogelijke negatieve effecten voor de instandhoudingsdoelstellingen. Over de reikwijdte van deze (externe) effecten is geen algemene uitspraak te doen.

De gebiedsbescherming voortvloeiend uit de Europese Vogel- en Habitatrichtlijn en uit de aanwijzing van Natura 2000-gebieden is in de Nederlandse wetgeving verwerkt, namelijk in de Natuurbeschermingswet.

Beide genoemde Europese richtlijnen beschermen niet alleen de als zodanig aangewezen (Natura 2000-) gebieden. Ook een groot aantal soorten wordt ongeacht waar die worden aangetroffen, door de richtlijnen beschermd. Ook hier geldt dat die soorten niet significant door een ruimtelijke ontwikkeling mogen worden beïnvloed.

De bescherming van soorten door deze richtlijnen is in de Nederlandse wetgeving verwerkt, namelijk in de Flora- en faunawet.

Flora- en faunawet

De bescherming van planten en dieren in Nederland vindt op het niveau van het individu en de soort plaats door middel van de Flora- en faunawet. Alle vogels, reptielen en amfibieën, de meeste zoogdieren (waaronder alle vleermuizen), enkele vissen, enkele ongewervelde dieren en enkele planten zijn beschermd in de zin van de Flora- en faunawet.

Bijzondere omstandigheden daargelaten, zal voor ruimtelijke ingrepen in het algemeen een ontheffing worden verleend op de relevante verbodsbepalingen in de wet, mits men zich houdt aan de in zo´n ontheffing opgenomen bepalingen die de schade aan de wilde flora en fauna binnen redelijke grenzen houdt (mitigerende maatregelen). Soms worden compenserende maatregelen verplicht gesteld.

Natuurbeschermingswet

De bescherming van natuurgebieden van bijzondere waarde vindt plaats in de Natuurbeschermingswet. Ook de bescherming van vegetaties en populaties van soorten door middel van speciale beschermingszones zal in de toekomst in deze wet worden geïmplementeerd. Dat is nu nog niet het geval, waardoor deze wet alleen geldt voor de zg. NB-wet gebieden, zoals de Kievitsbloemterreinen Zwolle Hasselt langs de Vecht bij Haerst.

Boswet

Bossen buiten de bebouwde kom vallen onder de Boswet. Deze wet heeft een instandhoudings-doelstelling, m.a.w. bos kan alleen onder voorwaarden worden gerooid, en er moet dan compensatie plaatsvinden.

Ecologische Hoofdstructuur

De Ecologische Hoofdstructuur (EHS) is het gebied waarin door bestaande natuur, reservaatsvorming en natuurontwikkeling een duurzaam netwerk van natuurgebieden tot stand wordt gebracht. Instrumenten om dit te realiseren liggen op het vlak van aankoop van gronden en natuurinrichting en -beheer door particuliere natuurbeherende instanties, en door subsidiëring van agrarisch natuurbeheer.

Bij de realisatie van de EHS werken verschillende overheden samen. Het Rijk heeft in 1995 in grote lijnen de grenzen van de EHS vastgesteld in het Structuurschema Groene Ruimte en deze grotendeels netto begrensd weergegeven in de Nota Ruimte in 2004. Het Rijk financiert verder grotendeels de aankoop, de inrichting en het beheer van gebieden in de EHS. De provincie bepaalt om welke gebieden het precies gaat. Deze gebieden zijn in de Omgevingsvisie opgenomen. De EHS bestaat hierin uit de bestaande natuur, uit robuuste verbindingszones en uit de zoekgebieden ter voltooiing van EHS en verbindingszones. De provincie bepaalt ook welke subsidies grondeigenaren kunnen krijgen voor natuurbeheer en - ontwikkeling. De gemeente legt in bestemmingsplannen nauwkeurig vast wat in ruimtelijke zin wel en niet mag in een EHS-gebied.

De uiterwaarden van de Vecht behoren tot de Ecologische Hoofdstructuur (EHS), evenals landgoederen zoals Dijkzicht en Arnichem, en de bosgebieden Westerveldse Bos, Agnietenberg en enkele andere binnendijks gelegen natuurterreintjes. De hoofdkoers van de EHS in de Omgevingsvisie is "Realisatie van de groene en blauwe hoofdstructuur: EHS in samenhang met het zichtbare watersysteem tot een robuust raamwerk met landschappelijke kwaliteit". Alleen functiewijzigingen die niet strijdig zijn met deze doelstellingen zijn toegestaan.

Weidevogel- en ganzengebieden

Het omgevingsplan geeft van een aantal open weidegebieden aan dat deze een bijzondere waarde hebben als weidevogel- en/of ganzengebied. Stimulering van agrarisch natuurbeheer wordt vooral in deze gebieden ingezet. Agrarische bedrijfsactiviteiten kunnen worden gecombineerd met vormen van weidevogel- en ganzenbeheer. Daardoor zijn extra inkomsten voor agrariërs mogelijk. Niet-agrarische activiteiten die een negatieve invloed hebben op de beschermingsdoelstelling worden geweerd.

Natuurbeheersplan 2013

Het natuurbeheerplan geeft de begrenzing van de gebieden waar gesubsidieerd beheer van agrarische natuur en landschapselementen kan plaatsvinden. Het natuurbeheerplan beschrijft welke natuur- en landschapsdoelen van toepassing zijn. Het vormt een belangrijk instrument voor realisatie van de EHS.

Structuurplan (2009)

In het vigerend structuurplan van de gemeente Zwolle worden de uiterwaarden van de Vecht aangegeven als gebieden voor natuur en natuurontwikkeling, daarmee aanhakend op rijks- en provinciaal beleid.

Landschapsontwikkelingsplan (2010)

Het Landschapsontwikkelingsplan (LOP) is een gezamenlijk product van de gemeenten Zwolle, Zwartewaterland en Kampen. Het geeft een analyse van het landschap die uitmondt in een typologie van de verschillende landschappen binnen deze drie gemeenten. Het geeft een visie op behoud en herstel van het landschap vanuit de huidige en potentiële waarden. De visie is per landschapstype uitgewerkt in een gebiedsperspectief en vervolgens per landschapstype in een ontwikkelkaart.

Voor het plangebied Langenholte zijn twee gebiedsperspectieven van belang. "Vecht natuurlijk" en "Ruggen en weteringen".

Voor het gebiedsperspectief Vecht natuurlijk wordt een versterking van het natuurlijk karakter van de rivier de Vecht voorgestaan, met natuurlijker rivierprofielen, nevengeulen, erosie en sedimentatie, overstroming en zandafzetting en rivierduinvorming in de uiterwaarden. Daarnaast kan rustzoekende recreatie die gericht is op natuur- en landschapsbeleving worden gefaciliteerd

Voor het gebiedsperspectief Ruggen en weteringen wordt de aantrekkelijke kleinschaligheid van het landschap hoog gewaardeerd, waarbij hoger gelegen dichte gebieden worden afgewisseld met het meer open gebied van de weteringen. Op de hoger gelegen gebieden is sprake van functiemenging. Naast de gangbare landbouw wordt verbreding van de bedrijfsvoering gestimuleerd. In de lagere delen van het landschap is een belangrijke rol voor de grondgebonden landbouw weggelegd. Dit is ook het zoekgebied voor waterberging en natte natuurontwikkeling.

Het LOP wordt gebruikt als toetsingskader voor binnenplanse afwijkingen en voor het stellen van nader eisen.

Groenbeleidsplan (1998)

Het Groenbeleidsplan wijst de Stedelijk Hoofdgroenstructuur van Zwolle aan, welke bestaat uit een samenspel van groen- en waterelementen, die tezamen een betekenis hebben voor de stad als geheel. Het gemeentelijk groenbeleid is erop gericht om deze structuur in stand te houden en verder te ontwikkelen. Daartoe zijn randvoorwaarden in het Groenbeleidsplan opgenomen ten aanzien van functiewijzigingen in het groen, gebruik van het groen en het beheer en onderhoud van het groen. Het Groenbeleidsplan geeft aan dat daarbij de aanhaking bij de bestaande groenstructuur en bij bestaande landschapspatronen, bundeling van routes, bijzondere milieuomstandigheden en stapeling met waterfuncties richtinggevend zijn.

Er is een meerjarenprogramma (tot 2010) waarin onder andere de projecten staan genoemd die de Stedelijke Hoofdgroenstructuur verder uitbouwen en versterken. Veel van deze projecten zijn inmiddels gestart (Vechtcorridor).