Plan: | Spoolde Zuid |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0193.BP09014-0004 |
Op grond van de Wet geluidhinder (Wgh) moet bij het opstellen van bestemmingsplannen rekening worden gehouden met de geluidsproductie van wegverkeer, industrie en spoorwegen. Aan deze aspecten wordt in deze paragraaf aandacht besteed.
Wegverkeerslawaai
Volgens de Wgh moet akoestisch onderzoek worden uitgevoerd naar de actuele geluidsbelasting indien een bestemmingsplan (nieuwe) geluidsgevoelige functieveranderingen toestaat voor gebieden die liggen langs zoneplichtige wegen.
Deze verplichting geldt niet voor wegen waarvoor een maximumsnelheid geldt van 30 kilometer per uur. Dit gaat op voor de meeste wegen in het plangebied. Langs de zoneplichtige wegen in het plangebied (A28, Spoolderbergweg, IJsselallee) zijn, met uitzondering van de locatie aan de Ruiterlaan 1-1 en Spoolderbergweg 13, geen nieuwe geluidsgevoelige functies opgenomen.
Locatie Ruiterlaan 1-1
De locatie is gelegen binnen de geluidszones van de Rijksweg A28, de IJsselallee en de Spoolderbergweg. De Ruiterlaan betreft een 30 km/uur weg en heeft van rechtswege geen zone.
De geluidsbelasting als gevolg van wegverkeer van de Spoolderbergerweg en de IJsselallee is hoger dan de voorkeursgrenswaarde van 48 dB. Voor de nieuwe woningen zal voor deze wegen een hogere waardeprocedure doorlopen dienen te worden. Zie Bijlage 4 Akoestisch onderzoek Ruiterlaan.
Spoorweglawaai
Aan de oostgrens van het plangebied ligt de spoorweg Zwolle-Amersfoort. De locatie Ruiterlaan 1-1 ligt op ca. 400 meter van de spoorweg en ligt hiermee buiten de zone van deze spoorweg (spoor Zwolle – Harderwijk, traject 252).
Industrielawaai
In de omgeving van het plangebied is het gezoneerde industrieterrein Voorst gelegen. Dit is een industrieterrein waar bedrijven toegelaten zijn die in belangrijke mate geluidhinder kunnen veroorzaken (zie kaart 9). Een beperkt deel van de geluidzone Voorst bevindt zich in het noordelijk deel van het plangebied met voornamelijk de bestemming groen, verkeer en water. De zonegrens vormt de toegelaten 50 dB(A) contour van het industrielawaai. Er is een woning (Beukenallee 31) gelegen binnen de geluidzone. Het bestemmingsplan biedt voor dit deel geen nieuwe geluidsgevoelige functies. Nader akoestisch onderzoek is dan ook niet nodig.
De geluidzone Voorst is op de kaart 9 weergegeven. Tevens is deze zone in de regels en de verbeelding opgenomen.
Locatie Spoolderbergweg 13
Wegverkeerslawaai
De locatie is gelegen binnen de geluidszones van de Rijksweg A28 en de Spoolderbergweg. de Ruiterlaan betreft een 30 km/uur weg en heeft van rechtswege geen zone.
De geluidsbelasting als gevolg van wegverkeer van de A28 en de Spoolderbergerweg is hoger dan de voorkeursgrenswaarde van 48 dB. Zie Bijlage 5 Akoestisch onderzoek Spoolderbergweg 13
De maximale ontheffingswaarden van respectievelijk 53 en 63 dB worden echter niet overschreden. De gevelbelasting als gevolg van de A28 is 49 dB (op 1,5 meter hoogte) en 55 dB vanwege het verkeer op de Spoolderbergweg (2e bouwlaag).
De maximale grenswaarde uit het gebiedsgerichte Zwolse milieubeleid voor het 'Groenstedelijk gebied' bedraagt 53 dB. De straatgevel van beide woningen (2e bouwlaag) voldoet niet aan deze gemeentelijke grenswaarde. De geluidbelasting op de 2e bouwlaag aan de straatgevel overschrijdt de gemeentelijke norm met 2 dB.
Aan de gemeentelijke voorwaarden – beschreven in de Beleidsregel Hogere waarden Wet Geluidhinder van 2007 - voor het verlenen van een hogere grenswaarde wordt echter wel voldaan. De nieuwe woningen dienen als vervanging van de twee bestaande gebouwen. Daarnaast vervullen de woningen door de gekozen situering een akoestisch afschermende functie voor achtergelegen woningen en andere geluidgevoelige objecten.
De Ruiterlaan is uitgevoerd als een 30 km/u-zone (niet zone plichtig). Om inzicht te krijgen in de hoogte van de geluidbelasting van 30 km/u wegen, is uit het oogpunt van een goede ruimtelijke onderbouwing en ten behoeve van het bepalen van de geluidwerende gevelvoorzieningen de geluidbelasting wel berekend. De hoogste geluidbelasting op de gevels van deze twee woningen vanwege de Ruiterlaan bedraagt ten hoogste 23 dB op de achtergevels (bij toepassing van 5 dB aftrek ex art. 110g Wet geluidhinder).
Voor de twee nieuwe woningen (deels vervangende nieuwbouw) wordt als gevolg van het wegverkeer op de A28 en Spoolderbergweg een hogere waardeprocedure doorlopen.
Op grond van het Bouwbesluit zijn er eisen aan de geluidwering van de gevels. Bij de berekeningen van de karakteristieke geluidwering dient te worden uitgegaan van de gecumuleerde geluidbelasting vanwege de Spoolderbergweg, de Ruiterlaan en Rijksweg A28 zonder toepassing van de aftrek ex art. 110g Wet geluidhinder (zie de bijlage 5 toelichting akoestisch onderzoek LPB/Sight van september 2011: tabel 5.2, ten hoogste 61 dB). Op basis van deze geluidbelasting bedraagt de minimaal vereiste karakteristieke geluidwering ten hoogste (61-33) 28 dB. Voor een voldoende geluidwering zullen aanvullende geluidwerende voorzieningen in de gevels nodig zijn.
Spoorweglawaai
Aan de oostgrens van het plangebied ligt de spoorweg Zwolle-Amersfoort. De locatie Spoolderbergweg 13 ligt op ruim 600 meter van de spoorweg en ligt hiermee buiten de zone van deze spoorweg (spoor Zwolle – Harderwijk, traject 252).
Naast woningen zijn er verspreid over de wijk enkele bedrijven gevestigd. Het betreft categorieën met een lage milieubelasting, zoals een school, een woonzorgcomplex, kantoren en een kinderdagverblijf. Alle bedrijven beschikken over een milieu (omgevings) vergunning op grond van de wet milieubeheer of over een melding ingediend op grond van een Algemene Maatregel van Bestuur.
Dit bestemmingsplan heeft in hoofdzaak een conserverend karakter. Alleen op de locatie Ruiterlaan 1-1 en de locatie Spoolderbergweg 13 is er sprake van een functieverandering.Aan de Ruiterlaan verandert de functie onderwijs in wonen om de realisatie van circa 6 woningen mogelijk te maken. Op de locatie aan de Spoolderbergweg wordt één woning geslooopt en twee nieuwe woningen geprojecteerd.
Locatie Ruiterlaan 1-1
Bij het realiseren van nieuwe bestemmingen dient gekeken te worden naar de omgeving waarin de nieuwe bestemmingen gerealiseerd worden. Hierbij spelen twee vragen en rol:
1. past de nieuwe functie in de omgeving? (externe werking);
2. laat de omgeving de nieuwe functie toe? (interne werking).
ad 1
Hierbij gaat het om de vraag of de realisatie van de plannen leidt tot hinder of belemmeringen voor de omgeving. Hiervan is bij onderhavig project geen sprake aangezien het project alleen betrekking heeft op de realisatie van een maximaal zes woningen. De functie 'wonen' betreft niet een milieubelastende functie voor de omgeving.
ad 2
Hierbij gaat het om de vraag of de nieuwe functie 'wonen' hinder ondervindt van bestaande functies in de omgeving.
In de directe omgeving zijn de volgende activiteiten van belang:
Het spoorwegemplacement en drinkwaterproductiebedrijf zijn vergunningsplichtig ingevolge de Wet milieubeheer. In dat kader zijn geluidsvoorschriften van toepassing. Deze geluidsvoorschriften betreffen enerzijds rechten die gebruikt mogen worden, maar zijn anderzijds ook plichten die niet overschreden mogen worden.
Ter beoordeling van de geluidsuitstraling van de inrichtingen naar de omgeving is gebruik gemaakt van de onderstaande volgende stukken
A. Het akoestisch onderzoek van DHV behorend bij de milieuvergunning van het spoorwegemplacement Zwolle van 11 juli 1994;
B. De beschikking en de voorschriften behorend bij de milieuvergunning van het drinkwaterproductiebedrijf Engelse werk van Vitens van 19 juni 2008.
Beoordeling drinkwaterproductiebedrijf
Volgens de VNG-publicatie Bedrijven en milieuzonering dient voor de inrichting een afstand tot milieugevoelige functies van 50 meter in acht te worden genomen vanwege het aspect geluid.
Een VNG-afstand van 50 meter tot de 45 dB(A)-contour staat globaal gelijk aan een afstand van 25 meter tot de 50 dB(A)-contour. De nieuwe woningen bevinden zich op meer dan 100 meter van de inrichting en vallen daarmee ruim buiten de richtafstand van de inrichting voor de 50 dB(A) en de 45 dB(A) contour. Uit de situatie ter plaatse en op basis van het akoestisch onderzoek blijkt dat er tussen de meeste significante geluidsbronnen van de inrichting en van de nieuwe woonbestemmingen tussenliggende bebouwing aanwezig is. Door de afscherming van de tussenliggende bebouwing zal het geluidsniveau ter plaatse van de gevel van de nieuwe woonbestemming naar verwachting lager zijn dan in een onafgeschermde situatie.
Tevens blijkt uit het akoestisch onderzoek van DHV dat er tussen de inrichting en de nieuwe woonbestemmingen beoordelingspunten zijn opgenomen. Hieruit volgt dat deze inrichting op deze beoordelingspunten formeel aan de geluidsnormen moet voldoen. Analoog hierop volgt dat dan bij de nieuwe woonbestemming, die minimaal 50 meter verder zijn gelegen dan de dichtst bij gelegen tussenliggende woning (beoordelingspunt 015) automatisch voldaan zal worden aan de gestelde geluidseisen die gelden voor de inrichting.
Met bovenstaand genoemde richtafstanden en argumentatie op basis van de situatie en het akoestisch onderzoek behorend bij de inrichting, kan daarom geconcludeerd worden dat de nieuwe woningen geen akoestische belemmering voor het drinkwaterproductiebedrijf oplevert. Een aanvullend akoestisch onderzoek is niet noodzakelijk.
Beoordeling akoestisch onderzoek spoorwegemplacement
Volgens de VNG-publicatie Bedrijven en milieuzonering dient voor de inrichting een afstand tot milieugevoelige functies van 300 meter in acht te worden genomen vanwege het aspect geluid. Een VNG-afstand van 50 meter tot de 45 dB(A)-contour staat globaal gelijk aan een afstand van 150 meter tot de 50 dB(A)-contour.De nieuwe woningen bevinden zich op meer dan 380 meter van de inrichting en vallen daarmee ruim buiten de richtafstand van de inrichting voor de 50 dB(A) en de 45 dB(A) contour. Door de afscherming van het tussenliggende bos zal het geluidsniveau ter plaatse van de gevel van de nieuwe woonbestemming naar verwachting lager zijn dan in een onafgeschermde situatie.
Tevens blijkt uit het akoestisch onderzoek dat de relevante bronnen ter hoogte van het “Engelse Werk” alzijdig uitstralen. In het akoestisch rapport is, ter hoogte van de nieuwbouw, aan de oostzijde van de inrichting een beoordelingspunt opgenomen voor het HTO-gebouw op 23 meter hoogte (beoordelingspunt 25) Het berekend equivalente geluidsniveau bedraagt maximaal 37 dB(A) etmaalwaarde. De berekende geluidsbelasting is exclusief gevelreflectie. De afstand van de relevante bronnen binnen de inrichting tot het HTO gebouw bedraagt circa 100 meter.
Aan de westzijde van de inrichting zijn geen beoordelingspunten opgenomen. Gesteld kan worden dat de geluidsemmisie door de aard van de bronnen zich naar beide zijden van de inrichting gelijkmatig uitstralen. De 37 dB(A) - geluidscontour ligt naar verwachting op circa 100 meter van de inrichtingsgrens. Ter plaatse van de nieuwbouw woningen, die op meer dan 380 meter van de inrichting bevinden, zal door de geluidsafname door de afstand de geldende grenswaarden voor de inrichting niet worden overschreden.
Met bovenstaand genoemde richtafstanden en argumentatie op basis van de situatie en het akoestisch onderzoek behorend bij de inrichting, kan daarom geconcludeerd worden dat de nieuwe woningen geen akoestische belemmering voor de inrichting oplevert. Een aanvullend akoestisch onderzoek is niet noodzakelijk.
Locatie Spoolderbergweg 13
Op basis van het vigerende bestemmingsplan is de realisatie op deze locatie van een twee-onder-een kap woning mogelijk. Aanpassing van het bestemmingsplan is nodig om de realisatie van twee vrijstaande woningen mogelijk te maken.
Bij het realiseren van een nieuwe bestemmingen dient gekeken te worden naar de omgeving waarin de nieuwe bestemmingen gerealiseerd worden. Hierbij spelen twee vragen en rol:
1. past de nieuwe functie in de omgeving? (externe werking);
2. laat de omgeving de nieuwe functie toe? (interne werking).
ad 1
Hierbij gaat het om de vraag of de realisatie van de plannen leidt tot hinder of belemmeringen voor de omgeving. Hiervan is bij onderhavig project geen sprake aangezien het project alleen betrekking heeft op de realisatie van een 2 woningen (ter vervanging van een bestaande woning met kantoor). De functie 'wonen' betreft niet een milieubelastende functie voor de omgeving.
ad 2
Hierbij gaat het om de vraag of de nieuwe functie 'wonen' hinder ondervindt van bestaande functies in de omgeving.
In de directe omgeving is alleen basisschool De Brug (Ruiterlaan 14) van belang.
Op basis van de VNG-publicatie 'Bedrijven en milieuzonering' (2009) wordt een richtafstand voor scholen van 10 meter (vanwege geluid) vanaf de inrichtingsgrens aangehouden. Hierbij wordt uitgegaan van het omgevingstype gemengd gebied vanwege de ligging nabij een drukke weg (Spoolderbergweg). De dichtstbijzijnde geprojecteerde woning komt op ca 3 tot ca. 7 meter van de grens met de school te liggen, dus op kleinere afstand dan de richtafstand van 10 meter.
Afwijken van deze richtafstanden is mogelijk, mits gemotiveerd. Het bouwblok in het vigerend bestemmingsplan laat nu al toe dat op korte afstand (ca. 4 meter) van de grens met de school kan worden gebouwd. Binnen dit bouwblok is het nu al mogelijk om een twee-onder-een kap woning te realiseren. De afstand tussen het huidige bouwblok en de school wordt slechts 1 meter minder.
Op 15 november 2007 is een nieuw wettelijk stelsel voor luchtkwaliteitseisen van kracht geworden. In dit nieuwe stelsel speelt het begrip “niet in betekende mate” (NIBM) een belangrijke rol. Een project is NIBM als aannemelijk wordt gemaakt dat het project geen verslechtering van de luchtkwaliteit tot gevolg heeft of de toename van de concentratie van fijn stof en NO2 niet meer dan 3% van de grenswaarde veroorzaakt. In dat geval hoeft geen verdere toetsing aan de grenswaarden plaats te vinden. Zolang het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit niet is vastgesteld geldt een NIBM-grens van 1%. Op dit moment is het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit nog niet vastgesteld, dus geldt een NIBM-grens van 1%. Het gaat dan om een netto toename, dat wil zeggen het verschil tussen de huidige en nieuwe bestemming.
Locatie Ruiterlaan 1-1/Spoolderberweg 13
In de algemene maatregel van bestuur „Niet in betekenende mate. (Besluit NIBM) en de ministeriële regeling NIBM (Regeling NIBM) zijn de uitvoeringsregels vastgelegd die betrekking hebben op het begrip NIBM. In de Regeling NIBM is een lijst met categorieën van gevallen (inrichtingen, kantoor- en woningbouwlocaties) opgenomen die niet in betekende mate bijdragen aan de luchtverontreiniging. Deze gevallen kunnen zonder toetsing aan de grenswaarden voor het aspect luchtkwaliteit uitgevoerd worden. Voor wat betreft de functie " wonen" zijn locaties die niet meer dan respectievelijk 1500 (één ontsluitingsweg) of 3000 nieuwe woningen (twee ontsluitingswegen) omvatten aangemerkt als gevallen die niet in betekende mate bijdragen aan de luchtverontreiniging. De geprojecteerde zes woningen aan de Ruiterlaan en de extra woning aan de Spoolderbergweg 13 zijn gelet op de beperkte omvang ervan aan te merken als een project dat „niet in betekende mate bijdraagt aan luchtverontreiniging. Toetsing aan de grenswaarden luchtkwaliteit kan achterwege blijven.
Uit de jaarlijkse rapportage van de luchtkwaliteit blijkt dat er, in de omgeving van het plangebied, langs wegen geen overschrijdingen van de grenswaarden aan de orde zijn. Een overschrijding van de grenswaarden is ook in de toekomst niet te verwachten.
Geconcludeerd wordt dat Wet Luchtkwaliteit en het Besluit NIBM geen belemmering vormt voor de geprojecteerde woningbouw.
In dit bestemmingsplan zijn verder geen nieuwe ontwikkelingen opgenomen, die in betekenende mate van invloed zijn op de luchtkwaliteit in het plangebied.
Op het moment dat een ontwikkeling of een herziening van een bestemmingsplan op handen is moet rekening worden gehouden met de bodemkwaliteit ter plaatse van het plangebied. De bodemkwaliteit kan een beperkende factor zijn voor de beoogde functie of de financiële haalbaarheid van het bestemmingsplan. Hiervoor dient in de regel, naast het raadplegen van onder andere het gemeentelijk bodeminformatiesysteem, bodemonderzoek te worden verricht. Daarnaast kan ook gebruik worden gemaakt van een bodemkwaliteitskaart met bodembeheernota en andere bronnen van informatie (Globis, Historisch bodembestand).
Het gebruik van plangebied zal echter niet fundamenteel wijzigen. Daar waar evenwel nieuw zal worden ingericht/gebouwd zal de bodemkwaliteit worden getoetst bij de aanvraag van de bouwvergunning.
Uit de inventarisatie van het Historisch Bodembestand (HBB) van de gemeente Zwolle is het volgende gebleken.Er is nagegaan wat er over dit gebied aan bodeminformatie bekend is. Relevant zijn de locaties met ernstige bodemverontreinigingen, maar ook de verdachte locaties. Dit zijn locaties waar een verdenking van bodemverontreiniging bestaat op grond van de activiteiten in het verleden. Het plangebied staat weergegeven op de onderstaande kaart.
Aangezien er aan de feitelijke inrichting van het plangebied niets verandert ten gevolge van de actualisatie van het bestemmingsplan Spoolde Zuid, is er op het gebied van bodem geen extra kostenpost te verwachten bij vaststelling van het plan.
Kortweg kan gezegd worden dat onder andere in de volgende kaders bodemonderzoek (wellicht gevolgd door bodemsanering) kan worden verlangd:
Voor deze inventarisatie van de bekende bodeminformatie is gebruik gemaakt van het bodeminformatiesysteem van de Gemeente Zwolle. Hierin is tevens het Historisch bodembestand opgenomen.
Uit de inventarisatie van het Historisch bodembestand blijkt dat er twee locaties zijn waar (bedrijfsmatige) activiteiten hebben plaatsgevonden die mogelijk bodembedreigend zijn. Verder waren bij woonhuizen ondergrondse huisbrandolietanks aanwezig voor verwarming, zijn percelen met oude bebouwing mogelijk opgehoogd met puin en werden asladen soms in de tuin geleegd. Deze activiteiten kunnen de bodemkwaliteit negatief hebben beïnvloed. De HBB-locaties worden op tekening aangegeven met blauwe stippen.
Korte samenvatting Hbb: 1 tankstation voor eigen gebruik (WMO), 2 smederijen en 38 bekende locaties met ondergrondse tanks.
Uit de inventarisatie van het bodeminformatiesysteem blijkt dat er op diverse locaties (verdacht en onderdacht) een bodemonderzoek of historisch onderzoek is uitgevoerd (rode vlakken). De locaties waar een geval van ernstige bodemverontreiniging is vastgesteld, worden hieronder toegelicht. Deze locaties worden met een tekstballon specifiek in de tekening aangegeven. De gevallen van oud-stedelijke bodemverontreiniging (voornamelijk zware metalen en PAK) worden in deze inventarisatie niet specifiek toegelicht. Dergelijke verontreinigingen worden heterogeen verspreid over de wijk aangetroffen en zijn vaak niet meer te relateren aan een specifieke bedrijfsactiviteit.
Willemsvaart; sliblaag watergang
Op deze locatie is een waterbodemverontreiniging van klasse 3 en 4 aanwezig. De verwachting is dat de sanering van de watergang in het najaar van 2012 is afgerond.
Locatie Ruiterlaan 1-1
Naast de beschikbare informatie van de gemeente is er ten behoeve van het woningbouwplan een verkennend bodemonderzoek uitgevoerd voor deze locatie (CSO adviesbureau, 1 juli 2010)
Er is hierbij een licht verhoogd gehalte aan lood en minerale olie in de bovengrond aangetroffen en een licht verhoogde concentratie aan barium in het grondwater. Omdat het slechts licht verhoogde gehalten betreft, is aanvullend onderzoek niet noodzakelijk.
De aangetoonde licht verhoogde gehalten brengen geen risico's met zich mee. Vanuit milieuhygiënisch oogpunt zijn er geen belemmeringen voor de realisatie van woningen op deze locatie.
Locatie Spoolderbergweg 13
Op deze locatie is een ernstige bodemverontreiniging met minerale olie en aromaten in de grond en het grondwater aangetroffen nabij een ondergrondse tank. De ondergrondse tank is in 1994 verwijderd en in 1999 is een insitu-sanering opgestart. De sanering is in 2009 afgerond, waarbij een restverontreiniging is achtergebleven. (ca 30 m²) Met deze ontwikkeling wordt het mogelijk om het resterende moeilijk bereikbare deel van de verontreiniging ook te verwijderen.
Op het moment van het indienen van de omgevingsvergunning (bouwaanvraag) moet voor de resterende bodemsanering een eenvoudig plan van aanpak worden ingediend bij de gemeente (bevoegd gezag). Hierin moet ook worden verwezen naar de reeds in het verleden uitgevoerde sanering, de hiervan opgestelde evaluatie en de beschikking hierop.
Externe veiligheid heeft betrekking op het beheersen van risico's. Er wordt gelet op het gebruik, de opslag en de productie van gevaarlijke stoffen in bedrijven alsmede op het transport van gevaarlijke stoffen via wegen, spoorwegen, waterwegen en buisleidingen.
Voor het transport van gevaarlijke stoffen over de weg, het spoor en het binnenwater is een risiconormering vastgesteld (Circulaire risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen, Ministerie V&W, Tweede Kamer, 18 juli 2008).
De risicobenadering externe veiligheid kent twee begrippen om het risico van vervoer van gevaarlijke stoffen of risicovolle bedrijven/activiteiten in relatie tot de omgeving aan te geven. Deze begrippen zijn het plaatsgebonden risico (PR) en het groepsrisico (GR). Het PR is de kans per jaar dat een persoon, die zich in de omgeving van een transportroute voor gevaarlijke stoffen of risicovol bedrijf bevindt, overlijdt ten gevolge van een ongeval met het transport van gevaarlijke stoffen op die route, dan wel een ongeval met gevaarlijke stoffen bij een bedrijf. Plaatsen met een gelijk risico worden door middel van zogenaamde risicocontouren op een kaart aangegeven. Voor nieuwe situaties geldt een norm van PR=10-6.
Het groepsrisico (GR) geeft aan wat de kans is dat tien of meer personen komen te overlijden ten gevolge van een ongeval met het transport van gevaarlijke stoffen in de omgeving van de transportroute, dan wel een ongeval met gevaarlijke stoffen bij een bedrijf. Het aantal personen dat in de omgeving van de route c.q. een risicovol bedrijf verblijft is dus medebepalend voor de hoogte van het groepsrisico. Het GR wordt weergegeven door middel van een fN-curve. De norm voor het GR is een oriëntatiewaarde. De oriëntatiewaarde is bepaald op 10-2/N2, dat wil zeggen 10-4 /jr voor 10 of meer slachtoffers, 10-6 /jr voor 100 of meer slachtoffers, etc. In alle gevallen moet een toename van het groepsrisico ten gevolge van een nieuwe ontwikkeling worden verantwoord door het bevoegd gezag. Als maatstaf voor het invloedsgebied voor het GR wordt de PR 10-8 contour gehanteerd.
In het plangebied ligt ten noorden van de Spoolderbergweg een aardgastransportleiding van de Gasunie. Verder zijn er geen risicobronnen in het plangebied gelegen. Het plangebied ligt wel binnen de invloedssfeer van risicobronnen in de nabije omgeving. Het betreft de A28, de IJsselallee, en de spoorlijn Zwolle-Amersfoort, die zijn aangewezen als transportroutes voor gevaarlijke stoffen.
Bron: uitsnede risicokaart (nov. 2010) met ligging aardgasleiding
Aardgastransportleiding
Transport van aardgas via buisleidingen kan risicovol zijn. De grootste kans op een beschadiging aan een buisleiding ontstaat door onder meer graafwerkzaamheden. Aardgastransportleidingen hebben een veiligheidsafstand.
In de omgeving van het plangebied ligt een planologisch relevante gasleiding. Voor deze leiding is de onderstaande tabel van toepassing.
Soort leiding | Diameter | Druk (bar) | Afstand PR10-6 contour (meters) | Invloedsgebied (inventarisatie- afstand in meters) | Belemmeringenstrook (in meters) |
Gastransportleiding N-570-20-KR-013 |
12 inch | 40 | 0 | 140 | 4 |
In het plangebied loopt van noord naar zuid een aardgastransportleiding (N-570-20-KR-013). Het tracé komt aan de westzijde van de Beukenallee 2 het plangebied in en volgt daarna grotendeels de Spoolderbergweg in zuidelijke richting.
Er is geen PR 10-6 contour berekend. Wel is er aan weerszijden van deze leiding een belemmeringenstrook van 4 meter. Binnen deze strook zijn geen gebouwen aanwezig of voorzien. De PR 10-6 heeft daarom geen gevolgen voor het plan.
Het invloedsgebied (140 meter) voor het groepsrisico (GR) ligt in het plangebied. Daardoor dient het GR te worden verantwoord.
Aangezien het bestemmingsplan in hoofdzaak een conserverend karakter heeft en het GR gezien de verspreid aanwezige bebouwing ruim onder de oriënterende waarde ligt, wordt afgezien van het uitvoeren van een GR berekening.
De geprojecteerde zes woningen aan de Ruiterlaan 1-1 liggen op ruim 100 meter afstand van de gasleiding. De woningen komen in plaats van een school, waardoor er geen of slechts een minimale verhoging van het huidige groepsrisico (minder dan 10%) te verwachten is.
De geprojecteerde twee woningen aan de Spoolderbergweg 13 liggen op 50 meter afstand van de gasleiding. De woningen komen in plaats van een bestaande woning met kantoor waardoor er geen of slechts een minimale verhoging van het huidige groepsrisico (minder dan 10%) te verwachten is.
Voor de aanwezige leiding is een zakelijk rechtstrook in de planregels en de verbeelding opgenomen van het bestemmingsplan.
Spoorlijn Zwolle -Amersfoort
Over dit spoor vindt vervoer van gevaarlijke stoffen plaats. De risico´s hiervan blijven binnen de gestelde normen. Indien binnen een zone van 300 meter aan weerszijden van het spoor een intensivering van gebruik plaats vindt, dient onderzoek te worden gedaan naar de invloed hiervan op met name het groepsrisico. Het overgrote deel van dit bestemmingsplan laat geen intensivering toe.
Locatie Ruiterlaan 1-1/Spoolderberg 13
Voor wat betreft de genoemde locaties zijn er eveneens geen beperking aangezien de geprojecteerde woningbouw niet binnen deze zone ligt.
Transport gevaarlijke stoffen over de weg
Locatie Ruiterlaan 1-1/Spoolderberg 13
Alleen bij substantiële intensivering (d.w.z. verhoging van persoonsdichtheden) van het gebruik van een strook van circa 200 meter aan weerszijden van de Rijksweg A28 dient aandacht te worden geschonken aan de invloed hiervan op de veiligheidsrisico´s, met name het groepsrisico. Van een dergelijke verhoging is in het bestemmingsplan geen sprake. Bovendien is de geprojecteerde woningbouw gelegen buiten deze zone (op ca. 600 meter).
Gebiedsgericht beleidskader externe veiligheid
Zoals in hoofdstuk 3 ( milieubeleid) is aangegeven is door de gemeente in 2009 het gebiedsgericht beleidskader externe veiligheid vastgesteld. Nieuwe kwetsbare objecten dienen aan dit beleid te worden getoetst. De gemeente hanteert voor dit beleidskader een gebiedstypering. Het bestemmingsplan behoort tot het gebiedstype groen stedelijk en ligt in de directe nabijheid van het gebiedstype stroomzone. Stroomzones zijn gebieden rondom infrastructuur (spoorlijnen, wegen en waterwegen) waarover gevaarlijke stoffen worden vervoerd. Voor het onderhavige plangebied zijn dit de stroomzones A28 en IJsselallee. De zone van de A28 bedraagt 250 meter. Binnen deze zone zijn geen nieuwe ontwikkelingen geprojecteerd.
Sinds het vaststellen van de geldende bestemmingsplan Woonparkkaterveer, dat grenst aan de A28, gelden ook een veiligheidszone van 50 meter en een PAG-zone (plasbrandaandachtsgebied), vastgelegd in het Besluit transportroutes externe veiligheid) van 30 meter vanaf de zijkant van de rijbaan van de A28 tot eventuele bebouwing. De huidige bebouwing ligt op een afstand van ca 70 meter of meer van de zijkant van de rijbaan van de A28. Het vervoer van gevaarlijke stoffen op het omliggende wegennet levert geen beperkingen op voor dit bestemmingsplan
In de nabijheid het plangebied bevindt zich een primaire waterkering, te weten: de IJssel.
De IJssel
De kernzone en de beschermingszone van de primaire waterkering langs de IJssel is op de legger van het Waterschap Groot Salland opgenomen. De functie / stabiliteit van deze waterkering moet te allen tijde worden gegarandeerd. Binnen de Keur van het Waterschap Groot Salland worden eisen gesteld met betrekking tot werkzaamheden binnen de beschermingszone van de waterkering. Voor werkzaamheden binnen de beschermingszone van de waterkering is een Watervergunning op grond van de Keur van het Waterschap Groot Salland noodzakelijk. Indien een Watervergunning noodzakelijk is, wordt deze (na eventueel nader overleg) aangevraagd bij het Waterschap Groot Salland. De beschermingszone van de waterkering is op de plankaart opgenomen als dubbelbestemming "Waterstaat - Waterkering".
Het waterpeil in de IJssel fluctueert. Een groot deel van het jaar schommelt de waterstand rond +1.45 m NAP.
Het plangebied is gelegen in dijkring 53 (Salland). De kans dat er een overstroming voorkomt bedraagt 1:1250 jaar.
Ruiterlaan 1-1
Water
Op het perceel Ruiterlaan 1-1 ligt de beschermingszone van de hoofdwatergang WV.10.2 van het Waterschap Groot Salland. De functie van deze watergang(en) moet te allen tijde worden gegarandeerd. Hierbij wordt rekening gehouden met de beschermingszone van deze watergangen zoals in de Keur van het Waterschap Groot Salland beschreven. Met betrekking tot deze watergangen gelden de binnen de Keur van het Waterschap Groot Salland opgenomen gebods- en verbodsbepalingen. Voor werkzaamheden binnen de beschenvingszone moet een Watervergunning worden aangevraagd bij het Waterschap Groot Salland. Ten behoeve van het beheer en onderhoud geldt langs de watergang (vanaf de insteek) een obstakelvrije zone van 5 meter.
Overstromingsrisicoparagraaf
Het perceel Ruiterlaan 1.1 is gelegen ten zuiden van de Willemsvaart en valt binnen dijkring 53, Salland. Dit dijkringgebied loopt een risico op overstroming als resultaat van haar situering in de lage delen van Overijssel en haar ligging ten opzichte van de primaire waterkering van de IJssel en het Zwolle IJsselkanaal. Als gevolg van klimaatverandering nemen de overstromingsrisico's toe. De dijkringgebieden zijn vastgelegd in de nieuwe Waterwet. Voor dergelijke gebieden is het risico inzichtelijk gemaakt voor overstroming bij een doorbraak van de dijk. De gevolgen van een overstroming zijn bepaald door inzicht te geven in de maximale waterdiepte tijdens een overstroming en de snelheid waarmee een gebied overstroomt. Het plangebied is aangemerkt als liggende in een gebied dat minder snel en ondiep onderloopt. De maximale waterdiepte tijdens een overstroming is voor het plangebied in de huidige situatie geschat op 0,8 à 2,0 m (overstromingsdiepte; water boven maaiveld). Dit is weergegeven in figuur 1 [Bron: nederland.risicokaart.nl].
Figuur 1: risicokaart met overstromingsdiepten
Het plangebied ligt op relatief korte afstand van de IJssel.
Voorgenomen ontwikkeling en omgeving, situatie
In hoofdstuk 5 van het bestemmingsplan is de planbeschrijving weergegeven.
Figuur 2 Maaiveldhoogte plangebied
Het maaiveld in de huidige situatie ligt op circa N.A.P.+ 2,00/+ 2,80 m (figuur 3, bron http://www.ahn.nl/viewer).
Waterveiligheid
Voor de waterveiligheid wordt gekeken naar het risico voor overstroming. Dit is ondermeer afhankelijk van de afstand van het plangebied tot de waterkering, de hoogte van het plangebied en omgeving, de mogelijkheid van water tot bereiken plangebied en de te verwachten overstromingshoogte bij een dijkdoorbraak. Een kleine waterlaag geeft overlast, maar geeft niet direct een risico voor de bebouwing, de openbare ruimte of voor de aanwezige mensen en dieren. Is de waterlaag 0,80 meter of meer, dan geeft dat meer schade en leidt dit ook tot risico.
Het overstromingswater zal doorgaans de weg van de minste weerstand volgen en derhalve zullen eerst de laaggelegen gebieden (bijvoorbeeld langs de rivier en ten noorden van het plangebied) onder water lopen. Afhankelijk van hoe snel het water kan worden afgevoerd middels de duikers en het oppervlaktewatersysteem van het waterschap kan in het plangebied overstroming plaatsvinden. Het plangebied zal gelet op de hoogteligging (NAP + 2,00/ + 2,80) en een overstromingsdiepte van 0,8 – 2,0 meter niet meer bereikbaar zijn voor militaire voertuigen (overstromingsdiepte < 80 cm).
Verondersteld wordt dat bij een overstroming, er gelet op de kenmerken van het plangebied en omgeving, voldoende tijd zal zijn om eventueel benodigde maatregelen te treffen en of te evacueren. Het is niet bekend wat de precieze waterhoogte zal zijn bij een overstroming. Verwacht wordt dat gelet op de kenmerken van het gebied de overstroming geleidelijk zal zijn en dat de maximale overstromingsdiepte van 2,0 meter ter plaatse waarschijnlijk niet zal worden behaald. Om toch een inschatting te kunnen maken van de risico's wordt uitgegaan van een worstcase scenario (overstromingsdiepte van 2,0 meter), zo ontstaat een bandbreedte waarbinnen kan worden nagedacht over voorzieningen die de risico's kunnen beperken.
Maatregelen en voorzieningen
Bij nieuwe ontwikkelingen binnen de dijkringen is het gewenst dat tijdig wordt nagedacht over voorzieningen dan wel maatregelen die kunnen worden getroffen waarbij eventuele risico's en nadelige effecten van een overstroming kunnen worden beperkt. Het betreft ook een stuk bewustwording dat bouwen in risicovolle gebieden bepaalde risico's met zich meebrengt en dat hier adequaat mee omgesprongen dient te worden. Bij de ontwikkeling van het plangebied dient rekening te worden gehouden met mogelijke overstroming(en).
Voor onderhavige ontwikkeling kan worden gedacht aan navolgende voorzieningen/ maatregelen:
Conclusie
Samengevat kan voor het plangebied worden opgemerkt dat, gelet op de afstand tot de dijk, de overstromingsdiepte, de hoogteligging en de lage snelheid van het onderlopen van het plangebied er een verhoogd risico is.
Spoolderbergweg 13
De ontwikkelingen op dit perceel hebben geen gevolgen voor de waterhuishouding.
Het plangebied is gelegen in het intrek- en beschermingsgebied van de drinkwaterwinlocatie Engelse Werk. Het provinciaal beleid met betrekking tot waterwinning is verwoord in de Omgevingsvisie Overijssel 2009. De relevante onderdelen van het beleid zijn hieronder weergegeven.
De hoofdlijn.
Bij de ruimtelijke ordeningsbijdrage aan de bescherming van het grondwater is uitgangspunt dat in grondwater- beschermingsgebieden verontreiniging van het grondwater met schadelijke stoffen dient te worden tegengegaan door:
De doel- en taakstellingen
De doel- en taakstellingen:
Functieveranderingen in grondwaterbeschermingsgebieden
In het beschermingsbeleid is het voorzorgsbeginsel leidend. Dat betekent dat nieuwe risicovolle activiteiten en functies in principe worden geweerd.
Wanneer zich functiewijzigingen aandienen, zal in alle gevallen moeten worden voorkomen dat de situatie, met het oog op de bescherming van het grondwater, verslechtert (stand-still principe). Indien mogelijk zal voor een verbetering moeten worden gekozen (stap-vooruit principe). Bij risicovolle activiteiten/-functies is een stap-vooruit zelfs een vereiste.
Ruiterlaan 1-1
Op het perceel Ruiterlaan 1.1 is de mogelijkheid van de bouw van maximaal zes woningen opgenomen. Op grond van het vigerende bestemmingsplan “Spoolde Zuid (juncto voorschriften Zwolle-Kerspel 1967)” heeft dit perceel de bestemming "bijzondere bebouwing"
Dit betekent dat:
Er is tenminste sprake van een 'stand stil situatie ' en daarmee wordt voldaan aan beleidsuitgangspunten.
Daarbij komt dat in het grondwaterbeschermingsgebied rond het waterwingebied Engelse Werk in het voorliggende plan wordt beschermd door middel van een dubbelbestemming.
Het bouwplan Ruiterlaan 1-1 betreft vervangende nieuwbouw, waarbij de bestaande school wordt gesloopt en maximaal zes woningen worden teruggebouwd. Er is – rekening houdende met de specifieke regels, waarin in Artikel 19 milieuzone - grondwaterbeschermingsgebied o.a. speciale gebruiksregels zijn opgenomen ten behoeve van de grondwaterbeschermingsfunctie – er onvoldoende extra risico's zijn en er als gevolg van het bouwplan Ruiterlaan 1-1 geen sprake is van grote en grootschalige risicovolle functies. Daarnaast is op grond van artikel 3.2.2.7 van de Omgevingsverordening geen ontheffing nodig voor de bouw van de woningen. Dit is bij een project voor 10 woningen of meer.
Tenslotte zal, conform het nationaal pakket duurzaam bouwen, het gebruik van bouwmaterialen, waarbij zware metalen, verduurzamingsmiddelen, of andere milieugevaarlijke stoffen kunnen uitlogen, worden vermeden.
Spoolderbergweg 13
Op dit perceel is de mogelijkheid van twee vrijstaande woningen opgenomen. Op grond van het vigerende bestemmingsplan “Spoolde Zuid (juncto voorschriften Zwolle-Kerspel 1967)” heeft dit perceel de bestemming "woningbouw". Er mag een twee onder 1 kap woning worden gerealiseerd.
Dit betekent dat:
Resumerend wordt geconcludeerd dat voor de bovengenoemde locaties voldoende rekening is gehouden met de ligging van het plangebied in het grondwaterbeschermingsgebied en dat dit geen beletsel vormt.
Ruiterlaan 1-1
Door Eelerwoude BV is in opdracht van Bouwfonds Ontwikkeling te Zwolle een quick scan Flora en Fauna uitgevoerd. Dit rapport is als Bijlage 3 Quick scan Flora en Fauna Ruiterlaan bij de regels gevoegd.
Natuurgebied in de omgeving
Het plangebied ligt hemelsbreed op circa 500meter vanaf het dichtstbijzijnde Natura 2000 gebied Uiterwaarden IJssel. Gezien de kleinschaligheid van het project, afstand tot het N2000 gebied en de huidige invulling tussen het plangebied en het N2000 gebied worden geen negatieve effecten verwacht op de beschermde natuurwaarden van het Natura2000 gebied Uiterwaarden IJssel. Door de nu al aanwezige verstorende geluidsbronnen als autowegen e.d. is er geen extra externe negatieve invloed te verwachten op het N2000 gebied.
Indien er toch effecten op het N2000 gebied zijn, zal dit verstoring door geluid zijn. Echter, de beschermde natuurwaarden zijn vooral gevoelig door een combinatie van optische verstoring en geluidsverstoring (voor vogels) en geluid met trillingen voor vissen. Gezien het feit dat dit hier niet aan de orde is, zijn geen significant negatieve effecten op de beschermde natuurwaarden te verwachten. Uitgebreidere toetsing aan de Natuurbeschermingswet wordt daarom niet nodig geacht.
Daarnaast ligt het plangebied op circa 500 meter vanaf gebieden met een EHS status (Ecologische Hoofdstructuur). Gezien de voorgenomen werkzaamheden en de reeds aanwezige verstorende factoren in het direct omliggende gebied is er geen negatieve invloed te verwachten op de nabij gelegen EHS. Tevens worden er geen gronden aan de EHS onttrokken. Een EHS-toets is daarom niet van toepassing.
Flora en Fauna
De Flora- en faunawet richt zich op de bescherming van soorten. Deze wet gaat uit van het 'nee, tenzij'-principe. Bepaalde handelingen, waaronder ruimtelijke ingrepen, waarbij beschermde soorten in het geding zijn, zijn slechts bij uitzondering en onder voorwaarden mogelijk. Centraal hierbij staat de zorgplicht. De zorgplicht houdt in dat iedereen ‘voldoende zorg’ in acht moet nemen voor alle in het wild voorkomende planten en dieren en hun leefomgeving.
Veldbezoek
Omdat op voorhand duidelijk was dat een quickscan op deze locatie niet volstaat, heeft Eelerwoude een quickscan+ uitgevoerd. Hierbij is het plangebied tijdens daglicht bezocht en is het plangebied beoordeeld op de aanwezigheid van geschikte biotopen voor beschermde soorten. De belagrijkste conclusies zijn hieronder opgenomen.
Beschermde soorten
Foerageergebied en verblijfplaatsvleermuizen.
Het plangebied bestaat uit potentieel geschikt jachtbiotoop voor diverse soorten vleermuizen. Er is binnen het plangebied weinig (verstorende) verlichting aanwezig, alleen enige lantaarnpalen langs de randen van het plangebied (Ruiterlaan). Mogelijk kunnen de aanwezige bebouwing en zwaardere bomen verblijfplaatsen herbergen voor vleermuizen. Ook kunnen de houtopstanden en de wegbegeleidende beplanting dienst doen als trekroute en foerageergebied. Om deze redenen is er voor gekozen een uitgebreider vleermuisonderzoek uit te voeren binnen het plangebied.
Resultaat veldbezoek
Het plangebied is onderdeel van het foerageergebied voor met name gewone dwergvleermuizen. Voor laatvlieger en de rosse vleermuis is het plangebied geen belangrijk onderdeel van het foerageergebied. Er is een verblijfplaats van één solitair mannetje vastgesteld in de schoorsteen van het schoolgebouw. Overige verblijfplaatsen van vleermuizen zijn niet aanwezig binnen het plangebied.
Mitigatie
Met het verwijderen van het schoolgebouw is sprake van een negatief effect op de gewone dwergvleermuis. Deze soort is namelijk tot op het individu strikt beschermd. Om de negatieve effecten op de soort teniet te doen dienen de volgende mitigerende maatregelen uitgevoerd worden:
Om negatieve effecten op individuen van de gewone dwergvleermuis uit te sluiten is het noodzakelijk voorafgaand van de sloop, tijdens de sloop en bij de bouw enkele mitigerende maatregelen uit te voeren. De onderstaande mitigerende maatregelen worden uitgevoerd in de periode dat de vleermuizen nog actief zijn, maar geen zogende jongen meer hebben (half augustus tot halverwege oktober).
Met het in acht nemen van de bovenstaande mitigerende maatregelen zijn geen negatieve effecten te verwachten op de gewone dwergvleermuis
Spoolderbergweg 13
Ecologisch Adviesbureau Mulder zowel een quickscan als een uitgebreid onderzoek uitgevoerd. De uitkomsten van het onderzoek maken de uitvoering van het bestemmingsplan mogelijk. Dit rapport is als Bijlage 4 Onderzoek naar vleermuizen en vogels aan de Spoolderbergweg 13 te Zwolle aan de regels toegevoegd.
Zoogdieren
Vleermuizen
Uit het onderzoek komt naar voren dat de Laatvlieger (2 exemplaren) de woning gebruiken als vaste rust- en verblijfsplaats. De soort en een dergelijke verblijfsplaats is beschermd onder de Flora- en Faunawet (implementatie Europese Habitatrichtlijn). Dit betekent dat het uitvoeren van het bestemmingsplan geen negatieve effecten mag hebben op deze functie en op deze soort.
Aangezien er in dit bestemmingsplan binnen het kader van de Europese Habitatrichtlijn geen belang is aan te wijzen waarvoor het mogelijk is om een ontheffing aan te vragen, dienen effecten voorkomen te worden. Dit is mogelijk via mitigerende maatregelen. Deze maatregelen worden voordat uitvoering wordt gegeven aan het bestemmingsplan gerealiseerd. Mitigerende maatregelen zijn toegespitst op de functie en de soort die als gevolg van de ingrepen verstoord worden. Bovenstaande en het waarborgen van de Zorgplicht (artikel 2 Flora- en Faunawet) dienen ten behoeve van de uitvoering uitgewerkt te worden in een ecologisch werkprotocol.
Negatieve effecten op de langere termijn als gevolg van verstoring/vernietiging van de verblijfplaats door de werkzaamheden zijn mogelijk te voorkomen door in de nieuw aan te brengen gevels weer verblijfsmogelijkheden voor vleermuizen te realiseren. In de bestemming Wonen is hiertoe in artikel 10.2.4 een voorwaardelijke verplichting opgenomen dat bij de aanvraag voor omgevingsvergunning voor het bouwen op het perceel Spoolderbergweg 13 aangetoond dient te worden aangetoond dat de maatregelen, zoals opgenomen in hoofdstuk 7 Maatregelen van het "Onderzoek naar vleermuizen en vogels aan de Spoolderbergweg 13 te Zwolle', welke als een bijlage bij deze regels is opgenomen, zijn verzekerd.
Met het in acht nemen van de bovenstaande mitigerende maatregelen zijn geen negatieve effecten te verwachten op de Laatvlieger.
Steenmarter
Het onderzoek heeft niet met zekerheid aangetoond dat de woning als vaste rust- en verblijfplaats wordt gebruikt door een Steenmarter. Maar de inlichtingen van de bewoner en waarnemingen tijdens het onderzoek geeft de indruk dat deze soort soms de zolder bezoekt. Er is dus waarschijnlijk geen sprake van een vaste rust- of verblijfplaats. Tijdens de uitvoering van het bestemmingsplan dient daarom alleen de Zorgplicht in acht te worden genomen.
Vogels
De bevindingen van de quickscan en het gemis van waarnemingen tijdens de beide ochtendbezoeken laten blijken dat er geen jaarrond beschermde vogelnesten aanwezig zijn.