direct naar inhoud van Artikel 10 Wonen
Plan: Spoolde Zuid
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0193.BP09014-0004

Artikel 10 Wonen

10.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. eengezinshuizen al dan niet in combinatie met ruimte voor beroep aan huis aan huis;
  • b. bijbehorende bouwwerken;

met daaraan ondergeschikt:

  • c. opritten, parkeervoorzieningen en paden;

met de daarbij behorende:

  • d. tuinen en erven;
  • e. bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zonder dak,
  • f. carports, ter plaatse van de "specifieke bouwaanduiding - carport';
10.2 Bouwregels
10.2.1 Hoofdgebouwen en bijbehorende bouwwerken binnen het bouwvlak

Voor het bouwen van hoofdgebouwen en bijbehorende bouwwerken binnen het bouwvlak gelden de volgende regels:

  • a. er mogen hoofdgebouwen en bijbehorende bouwwerken worden gebouwd;
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'maximale goot- en bouwhoogte (m)' mag de goot-,en bouwhoogte in meters van een hoofdgebouw niet meer dan de aangegeven goot- en bouwhoogte bedragen;
  • c. ter plaatse van de aanduiding “maximale goot-, bouwhoogte (m) en dakhelling (graden)' mag de goot-,en bouwhoogte in meters en de dakhelling in graden van een hoofdgebouw niet meer dan de aangegeven goot- en bouwhoogte en dakhelling bedragen;
  • d. ter plaatse van de aanduiding “maximale goot-, bouwhoogte (m) en maximum bebouwingspercentage (%) mag de goot-,en bouwhoogte in meters en het aangegeven percentage van een hoofdgebouw niet meer dan de aangegeven goot- en bouwhoogte percentage en het bebouwingspercentage niet meer bedragen dan het aangegeven percentage;
  • e. ter plaatse van de aanduiding 'minimale- maximale goot- bouwhoogte (m), dakhelling (graden) en maximum bebouwingspercentage (%)' mag de goot-,en bouwhoogte in meters en de dakhelling in graden van een hoofdgebouw niet minder en/of niet meer dan de aangegeven goot- en bouwhoogte en dakhelling bedragen en het bebouwingspercentage niet meer bedragen dan het aangegeven percentage;
  • f. ter plaatse van de aanduiding “gevellijn” dient een hoofdgebouw in de gevellijn te worden gebouwd;
  • g. de dakhelling van een hoofdgebouw mag niet minder dan 30º bedragen, tenzij:
    • 1. de maximaal toegestane goothoogte gelijk is aan de maximaal toegestane bouwhoogte;
    • 2. er ter plaatse van de aanduiding "minimale dakhelling (graden)" een andere dakhelling in graden is opgenomen;
  • h. de dakhelling van een hoofdgebouw mag niet meer dan 50º bedragen, tenzij er ter plaatse van de aanduiding "maximale dakhelling (graden)" een andere dakhelling in graden is opgenomen;
  • i. ter plaatse van de aanduiding 'maximaal aantal wooneenheden' mag het aantal woningen per bouwvlak niet meer bedragen dan het aantal aangegeven woningen, met dien verstande dat indien ter plaatse van deze aanduiding het aantal woningen maximaal twee mag bedragen:
    • 1. de hoofdgebouwen aan-één mogen worden gebouwd;
    • 2. de afstand van een vrijstaand hoofdgebouw tot de zijdelingse perceelsgrens niet minder mag bedragen dan 3 meter.
  • j. ter plaatse van de aanduiding "maximum volume (m3 )" mag de inhoud van een hoofdgebouw niet meer bedragen dan de ter plaatse van de aanduiding aangegeven inhoudsmaat, met dien verstande dat ter plaatse de aanduiding "maximum volume (m3 ) 2400:
    • 1. twee woningen met een inhoud van maximaal 1200 m³ mogen worden gebouwd
      • of
    • 2. drie woningen met een inhoud van maximaal 800 m³ mogen worden gebouwd;
    • 3. de afstand van het hoofdgebouw tot de zijdelingse perceelgrens niet minder mag bedragen dan 3 meter;
10.2.2 Hoofdgebouwen en bijbehorende bouwwerken buiten het bouwvlak

Voor het bouwen van hoofdgebouwen en bijbehorende bouwwerken buiten het bouwvlak gelden de volgende regels:

  • a. er mogen uitbreidingen van hoofdgebouwen en bijbehorende bouwwerken worden gebouwd;
  • b. een gebouw mag niet worden gebouwd ter plaatse van de 'specifieke bouwaanduiding - carport';
  • c. de gezamenlijke oppervlakte van de uitbreidingen van hoofdgebouwen en bijbehorende bouwwerken, welke gelegen zijn op het erf dat zich bevindt:
    • 1. binnen deze bestemming;
    • 2. buiten het bouwvlak;
    • 3. achter de naar de weg toegekeerde grens van het bouwvlak en het verlengde daarvan;
      mag niet meer bedragen dan 50% van de oppervlakte van dat gedeelte van het erf tot een maximum van 100 m²;
  • d. de goothoogte van een uitbreiding van een hoofdgebouw en een bijbehorend bouwwerk mag:
    • 1. indien aangebouwd niet meer bedragen dan 0,30 meter boven de bovenkant van de scheidingsconstructie met de tweede bouwlaag van het hoofdgebouw;
    • 2. indien vrijstaand niet meer dan 3 meter bedragen;
  • e. de bouwhoogte van een uitbreiding van een hoofdgebouw en een bijbehorend bouwwerk mag niet meer dan 6 meter bedragen.
10.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zonder dak

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zonder dak gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van erf- of perceelafscheidingen mag niet meer dan 1 meter bedragen, maar de bouwhoogte van erf- of perceelafscheidingen mag niet meer dan 2 meter bedragen, indien:
    • 1. op het erf of perceel al een gebouw staat, waarmee de erf- of perceelafscheiding in functionele relatie staat;
    • 2. gebouwd wordt achter de naar de weg toegekeerde gevel van het hoofdgebouw of het verlengde daarvan;
    • 3. gebouwd wordt op een afstand van meer dan 1 meter van openbaar toegankelijk gebied;
  • b. de bouwhoogte van de overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer dan 3 meter bedragen.
10.2.4 Voorwaardelijke verplichting
  • a. Ter plaatse van de aanduiding "ecologische waarde -" dient bij de aanvraag voor omgevingsvergunning voor het bouwen op het perceel Ruiterlaan 1-1 te worden aangetoond dat de maatregelen, zoals opgenomen in hoofdstuk 4.3 van de "Quick scan Flora en Fauna Ruiterlaan" welke als een bijlage bij deze regels is opgenomen, zijn verzekerd
  • b. Ter plaatse van de aanduiding "ecologische waarde - dient bij de aanvraag voor een omgevingsvergunning voor het bouwen op het perceel Spoolderbergweg 13 te worden aangetoond dat de maatregelen, zoals opgenomen in hoofdstuk 7 Maatregelen van het "Onderzoek naar vleermuizen en vogels aan de Spoolderbergweg 13 te Zwolle', welke als een bijlage bij deze regels is opgenomen, zijn verzekerd.
10.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:

  • a. een samenhangend stedenbouwkundig beeld;
  • b. een goede woonsituatie;
  • c. de verkeersveiligheid;
  • d. de mogelijkheid om in voldoende mate te kunnen parkeren;
  • e. de sociale veiligheid;
  • f. een goede milieusituatie;
  • g. de bescherming van de groenstructuur;
  • h. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
10.4 Specifieke gebruiksregels
10.4.1 Algemeen

Tot een gebruik strijdig met deze bestemming als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid onder c, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht wordt in ieder geval gerekend:

  • a. het gebruik van gebouwen op een perceel voor meer dan 1 woning;
  • b. het gebruik van vrijstaande gebouwen buiten het bouwvlak als zelfstandige woning;
  • c. het gebruik van gebouwen voor beroep aan huis, tenzij het gedeelte dat voor beroep aan huis wordt gebruikt, niet groter is dan 30% van de vloeroppervlakte van de gebouwen op het perceel tot een maximum van 50 m²;
  • d. het gebruik van bouwwerken en het bijbehorende erf voor de uitoefening van een bedrijf, tenzij ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - afwijkend gebruik' in welk geval het gebruik is toegestaan voor beroep aan huis voor een grotere dan de onder c genoemde maximum vloeroppervlakte voor zover dit gebruik in de in een bijlage van deze regels opgenomen 'lijst van afwijkend gebruik' voor het hoofdgebouw is aangegeven, waarbij dit gebruik naast de bijbehorende bouwwerken alleen is toegestaan voor het gedeelte van het hoofdgebouw dat in deze lijst is aangegeven;
  • e. het verhuren of anderszins beschikbaar stellen van woonruimte aan derden ten behoeve van de uitoefening van een beroep hoe gering ook van omvang, tenzij een afwijkend gebruik is toegestaan;
  • f. het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van een seksinrichting;
  • g. het gebruik van onbebouwde gronden als opslagplaats anders dan voor opslag ten behoeve van normaal tuinonderhoud;
  • h. het gebruik van onbebouwde gronden als stallingsplaats of standplaats van kampeermiddelen;
  • i. het gebruik van onbebouwde gronden als paardrijbak, tenzij ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - paardrijbak' in welk geval het gebruik als paardrijbak is toegestaan.
10.4.2 Gebruik in strijd met voorwaardelijke verplichting
  • a. Ter plaatse van de aanduiding "ecologische waarde " wordt tot een gebruik strijdig met deze bestemming als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid onder c, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht op het perceel Ruiterlaan 1-1 tevens gerekend het gebruik van de gronden voor daar voorkomende bestemming(en) zonder het uitvoeren van de maatregelen zoals opgenomen in hoofdstuk 4.3 Maatregelen van de" Quick scan Flora en Fauna Ruiterlaan" welke als bijlage in deze regels is opgenomen.
  • a. Ter plaatse van de aanduiding "ecologische waarde -2" wordt tot een gebruik strijdig met deze bestemming als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid onder c, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrechtop het perceel Spoolderbergweg 13 tevens gerekend het gebruik van de gronden voor daar voorkomende bestemming(en) zonder het uitvoeren van de maatregelen zoals opgenomen in hoofdstuk 7 Maatregelen van het " Onderzoek naar vleermuizen en vogels aan de Spoolderbergweg 13 te Zwolle welke als bijlage in deze regels is opgenomen.
10.5 Afwijken van de bouwregels
10.5.1 Bevoegdheid

Bij een omgevingsvergunning kan afgeweken worden van:

  • a. het bepaalde in de aanhef van artikel 10.2.1 om toe te staan dat een bouwvlak wordt vergroot, mits daardoor de geluidsbelasting van geluidsgevoelige gebouwen niet hoger zal zijn dan de daarvoor geldende voorkeursgrenswaarde, of een verkregen hogere grenswaarde;
  • b. het bepaalde in artikel 10.2.1 onder b, c, d en e om toe te staan dat de goothoogte en/of bouwhoogte van een bouwwerk wordt vergroot met niet meer dan 1 meter;
  • c. het bepaalde in artikel 10.2.1 onder e en g om toe te staan dat de dakhelling van een hoofdgebouw wordt verkleind dan wel dat een hoofdgebouw (gedeeltelijk) wordt voorzien van een plat dak;
  • d. het bepaalde in artikel 10.2.1 onder c, e en h om toe te staan dat de dakhelling van een hoofdgebouw wordt vergroot;
  • e. het bepaalde in artikel 10.2.2 onder b om toe te staan dat een gebouw wordt gebouwd ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - carport', mits de geluidsbelasting van geluidsgevoelige gebouwen niet hoger zal zijn dan de daarvoor geldende voorkeursgrenswaarde, of een verkregen hogere grenswaarde;
  • f. het bepaalde in artikel 10.2.2onder d2 om toe te staan dat de goothoogte van een vrijstaand bouwwerk wordt vergroot tot niet meer dan 4 meter;
  • g. het bepaalde in artikel 10.2.2 onder e om toe te staan dat de bouwhoogte van een bouwwerk wordt vergroot tot niet meer dan 7 meter;

10.5.2 Voorwaarden

De in artikel 10.5.1 genoemde afwijkingen kunnen slechts worden toegestaan, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:

  • a. het stedenbouwkundig beeld;
  • b. de woonsituatie;
  • c. de verkeersveiligheid;
  • d. de parkeergelegenheid;
  • e. de sociale veiligheid;
  • f. de milieusituatie;
  • g. de groenstructuur;
  • h. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
10.6 Afwijken van de gebruiksregels
10.6.1 Bevoegdheid

Bij een omgevingsvergunning kan afgeweken worden van het verbod als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid onder c, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht en het bepaalde in artikel 10.4 onder a om meerdere woningen op een perceel toe te staan.

10.6.2 Voorwaarden

De in artikel 10.6.1 genoemde afwijking kan slechts worden toegestaan, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:

  • a. het stedenbouwkundig beeld;
  • b. de woonsituatie;
  • c. de verkeersveiligheid;
  • d. de parkeergelegenheid;
  • e. de sociale veiligheid;
  • f. de milieusituatie;
  • g. de groenstructuur;
  • h. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.