direct naar inhoud van 3.12 Flora en fauna
Plan: Ruiterlaan
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0193.BP09003-0004

3.12 Flora en fauna

Bescherming in het kader van de natuur wet- en regelgeving is op te delen in gebieds-en soortenbescherming. Bij gebiedsbescherming heeft men te maken met de Natuurbeschermingswet en de Ecologische Hoofdstructuur. Soortenbescherming komt voort uit de Flora- en faunawet.

3.12.1 Gebiedsbescherming

Natuurgebieden of andere gebieden die belangrijk zijn voor flora en fauna kunnen op basis van de Europese Vogelrichtlijn en Habitatrichtlijn (Natura2000) worden aangemerkt als speciale beschermingszones (SBZ’s).

Op 1 oktober 2005 is de gewijzigde Natuurbeschermingswet 1998 in werking getreden. Vanaf dat moment heeft Nederland de Europese Vogelrichtlijn en Habitatrichtlijn in nationale wetgeving verankerd. Nederland zal aan de hand van een vergunningenstelsel de zorgvuldige afweging waarborgen rond projecten die gevolgen kunnen hebben voor Natura 2000-gebieden. Deze vergunningen worden verleend door de provincies of door de Minister van LNV.

Het plangebied is gelegen in de nabijheid van de EHS en een Natura 2000-gebied. Deze gebieden zijn aangegeven in figuur 3.4. en 3.5.

afbeelding "i_NL.IMRO.0193.BP09003-0004_0017.png"

Figuur 3.4. Ligging plangebied t.o.v. Natura 2000-gebieden

Natura 2000-gebied ‘Uiterwaarden IJssel’

Natura 2000-gebied ‘Uiterwaarden IJssel’ is nabij het plangebied gesitueerd en kwalificeert zich zowel onder de Vogel- als Habitatrichtlijn. Het gebied is gelegen ten zuidwesten van het plangebied. Tussen het plangebied en de IJssel ligt onder meer bebouwing, parkbos en infrastructuur.

Habitatrichtlijngebied

De begrenzing van het Habitatrichtlijngebied bevindt zich op ongeveer 1,5 kilometer (Spoolderhank) afstand, ten noordwesten van het plangebied. Onder de Habitatrichtlijn zijn voor de ‘Uiterwaarden IJssel’ instandhoudingsdoelstellingen opgesteld voor elf habitattypen, vier vissoorten, Kamsalamander en Bever.

Geen van de genoemde soorten en habitattypen is aangetroffen in het plangebied. Gezien de habitateisen van de habitatsoorten en -typen, de ligging en de terreingesteldheid van het plangebied zijn deze binnen en nabij het plangebied niet te verwachten. Storende effecten van de werkzaamheden ten behoeve van de sloop en nieuwbouw hebben daarnaast een beperkte reikwijdte en zullen niet tot aan de ‘Uiterwaarden IJssel’ reiken. Mede om deze reden wordt geconcludeerd dat de voorgenomen plannen geen effecten zullen hebben op de instandhoudingsdoelstellingen van Habitatrichtlijngebied ‘Uiterwaarden IJssel’.

Vogelrichtlijngebied

De begrenzing van het Vogelrichtlijngebied ligt op ongeveer 450 meter afstand van het plangebied. Als Vogelrichtlijngebied is ‘Uiterwaarden IJssel;’ aangewezen voor vijf broedvogelsoorten en 21 niet-broedvogelsoorten. Gezien de terreingesteldheid (woningen binnen de bebouwde kom) is het plangebied niet van waarde voor genoemde vogelsoorten. Storende effecten van de werkzaamheden ten behoeve van de sloop en nieuwbouw hebben daarnaast een beperkte reikwijdte en zullen niet tot aan ‘Uiterwaarden IJssel’ reiken. Mede om deze reden wordt geconcludeerd dat de voorgenomen plannen geen effecten zullen hebben op de instandhoudingsdoelstellingen van Vogelrichtlijngebied ‘Uiterwaarden IJssel’.

Beschermde Natuurmonumenten

Het plangebied ligt op ruim 3,1 kilometer (Oldenelerwaard) van Beschermd Natuurmonument ‘IJsseluiterwaarden‘. Dit Beschermde Natuurmonument is komen te vervallen als gevolg van een aanwijzing als Natura 2000-gebied, waarna het gebied onderdeel uitmaakt van ‘Uiterwaarden IJssel’. Op dit Natura 2000-gebied is hierboven reeds ingegaan, waarbij is geconcludeerd dat negatieve effecten op dit gebied niet aan de orde zijn. Negatieve effecten op de natuurwaarden van verderop gelegen Beschermde Natuurmonumenten zijn gezien de beperkte aard van de ingrepen eveneens niet te verwachten.

Ecologische Hoofdstructuur

Het plangebied maakt geen onderdeel uit van een gebied dat is aangewezen als EHS. Het dichtstbijzijnde gebied behorend tot de EHS is gelegen op een afstand van circa 450 meter ten zuidwesten van het plangebied (uiterwaarden IJssel). Op basis van de ligging binnen de bebouwde kom en aard van de ingreep (sloop en nieuwbouw) kan worden geconcludeerd dat aantasting van de wezenlijke kenmerken of waarden van de EHS niet aan de orde is.

afbeelding "i_NL.IMRO.0193.BP09003-0004_0018.png"

Figuur 3.5. Ligging plangebied t.o.v. Natura 2000-gebieden

Natuur buiten de EHS

Het plangebied heeft geen betekenis als ‘weidevogelgebied’ of ‘ganzenfoerageergebied’. Dergelijke gebieden liggen ook niet in de directe omgeving. Op basis van de afstand en aard van de ingreep kan worden geconcludeerd dat aantasting van de wezenlijke kenmerken of waarden van gebieden met belangrijke natuurwaarden buiten de EHS niet aan de orde is.

3.12.2 Soortenbescherming

Wat betreft de soortbescherming is de Flora- en Faunawet van toepassing. Hierin wordt onder andere de bescherming van dier- en plantensoorten geregeld. Bij ruimtelijke ontwikkelingen dient te worden getoetst of er sprake is van negatieve effecten op de aanwezige natuurwaarden. Als hiervan sprake is, moet ontheffing of vrijstelling worden gevraagd.

Het bureau Ecogroen uit Zwolle heeft een inventarisatie en beoordeling van natuurwaarden in het kader van natuurwet- en regelgeving uitgevoerd. De rapportage is onder de naam ‘Quickscan natuurtoets woningbouw Ruiterlaan, Zwolle’ opgenomen in de bijlage 3.

Aangetroffen en te verwachten soorten

Uit de natuurtoets komen de volgende zaken naar voren:

  • 1. Vaste verblijfplaatsen van vleermuizen kunnen niet worden uitgesloten in de woning, wel in de aanwezige schuurtjes en bomen. De voorgenomen plannen hebben geen nadelige gevolgen op vlieg- en/ of jachtroutes en foeragerende vleermuizen;
  • 2. In het plangebied zijn vaste verblijfplaatsen van enkele algemeen voorkomende, laag beschermde zoogdiersoorten aangetoond of te verwachten, zwaarder beschermde soorten (bijv. Steenmarter) worden niet verwacht;
  • 3. In het plangebied worden uitsluitend algemene broedvogelsoorten van bos en struweel verwacht, vaste verblijfplaatsen van ontheffingsplichtige broedvogels zijn niet aangetroffen en worden ook niet verwacht;
  • 4. In het plangebied is geschikt voortplantingswater en overwinteringsbiotoop voor enkele laag beschermde amfibieën voorhanden;
  • 5. Er zijn geen reptielen of beschermde flora, ongewervelden en vissen aangetoond of te verwachten.

Ontheffing en compenserende en mitigerende maatregelen

  • a. Een aanvullend onderzoek naar de aanwezigheid van vaste verblijfplaatsen van vleermuizen in de woning is noodzakelijk om na te kunnen gaan of het aanvragen van een ontheffing annex artikel 75 van de Flora en faunawet vereist is;
  • b. Werkzaamheden die broedbiotopen van aanwezige vogels verstoren of beschadigen dienen te allen tijde te worden voorkomen. Dit is voor de meeste soorten mogelijk door gefaseerd te werken en de uitvoering op te starten in de periode vóór 15 maart en na 15 juli. Overigens wordt voor het broedseizoen geen standaardperiode gehanteerd, maar is het van belang of een broedgeval wordt verstoord, ongeacht de datum; Als in de periode tussen 15 juli en 15 november gestart wordt met de werkzaamheden is het van belang om na te gaan of bewoonde nesten van Houtduif aanwezig zijn in de invloedssfeer van de plannen. De Houtduif kan namelijk broeden tot half november;
  • c. Voor de beschermde ‘algemene soorten’ uit de groep van kleine zoogdieren en amfibieën geldt automatisch een vrijstelling.

Aanvullend vleermuizenonderzoek.

Op 20 mei 2009 heeft een aanvullend onderzoek naar vleermuizen plaatsgevonden. Hierbij zijn geen uitvliegende vleermuizen waargenomen. Ook zijn er rond de woning geen uitwerpselen waargenomen.