direct naar inhoud van Regels
Plan: Buitengebied 2009, herziening Bornerbroekseweg 18
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0189.BP2018000020-VA02

Regels

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

Artikel 1 Begrippen

1.1 plan

het bestemmingsplan "Buitengebied 2009, herziening Bornerbroekseweg 18" met identificatienummer NL.IMRO.0189.BP2018000020-VA02 van de gemeente Wierden;

1.2 bestemmingsplan

de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen;

1.3 de verbeelding

de verbeelding van het bestemmingsplan Buitengebied 2009, herziening Bornerbroekseweg 18, bestaande uit de kaart met het nummer NL.IMRO.0189.BP2018000020-VA02;

1.4 Buitengebied 2009

het bestemmingsplan 'Buitengebied 2009' met identificatienummer 'NL.IMRO.0189.BP2009000002-0002' van de gemeente Wierden;

1.5 Buitengebied 2009, herziening 2012 (veegplan)

het bestemmingsplan 'Buitengebied 2009, herziening 2012 (veegplan)' met identificatienummer 'NL.IMRO.0189.BP2012000013-VA01' van de gemeente Wierden;

1.6 Buitengebied 2009, herziening 2019 (veegplan 2)

het bestemmingsplan 'Buitengebied 2009, herziening 2019 (veegplan 2)' met identificatienummer 'NL.IMRO.0189.BP2019000005-VA01'van de gemeente Wierden;

1.7 aanduiding

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;

1.8 aan huis verbonden beroep

het beroepsmatig verlenen van diensten op administratief, architectonisch, kunstzinnig, juridisch of daarmee naar aard gelijk te stellen gebied, dan wel kleinschalige gastouderopvang het uitoefenen van een beroep op medisch, paramedisch of therapeutisch gebied, welke door hun beperkte omvang in een gedeelte van een woning en de daarbij behorende bebouwing worden uitgeoefend, waarbij de woning in overwegende mate de woonfunctie behoudt en dat een ruimtelijke uitwerking of uitstraling heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is;

1.9 afwijking

Een afwijking als bedoeld in artikel 3.6 lid 1 onder c van de Wet ruimtelijke ordening;

1.10 agrarisch bedrijf

een bedrijf dat is gericht op het voortbrengen van producten door middel van het telen van gewassen (kwekerijen en houtteelt daaronder niet begrepen) en/of door middel van het houden van dieren, niet zijnde: een glastuinbouwbedrijf, fruitteeltbedrijf, een (boom)kwekerijbedrijf, een gebruiksgerichte paardenhouderij of een vis- of wormenkwekerij;

1.11 aanduidingsgrens

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;

1.12 afhankelijke woonruimte

een gastenverblijf of bijbehorende bouwwerk, welke een ruimtelijke eenheid vormt met de woning, die voor mantelzorg geschikt is, waarbij sprake is van één huishouden op het perceel;

1.13 bebouwing

één of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde;

1.14 bebouwingsconcentratie

het centraliseren van bebouwing;

1.15 bebouwingspercentage

de bebouwde oppervlakte van de gebouwen uitgedrukt in procenten van de totale oppervlakte van nader aangegeven gronden;

1.16 bed & breakfast

het bieden van de, ten opzichte van het hoofdgebruik ondergeschikte, mogelijkheid tot recreatief nachtverblijf en ontbijt aan niet meer dan vier personen die hun hoofdverblijf elders hebben;

1.17 bedrijf

een onderneming waarbij het accent ligt op het vervaardigen, bewerken, installeren, inzamelen en verhandelen van goederen, waarbij eventueel detailhandel uitsluitend plaatsvindt als ondergeschikt onderdeel van de onderneming in de vorm van verkoop dan wel levering van ter plaatse vervaardigde, bewerkte of herstelde goederen dan wel goederen die in rechtstreeks verband staan met de uitgeoefende handelingen;

1.18 bedrijfsgebouw

een gebouw, dat dient voor de uitoefening van een bedrijf;

1.19 beroeps- of bedrijfsvloeroppervlakte

de totale vloeroppervlakte van de ruimte die wordt gebruikt voor een aan huis verbonden beroep dan wel een (dienstverlenend) bedrijf of een (dienstverlenende) instelling, inclusief opslag- en administratieruimten en dergelijke;

1.20 bestaand
  • 1. het gebruik dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan binnen het betreffende bouwperceel aanwezig is en/of bebouwing die op dat tijdstip aanwezig of in uitvoering is, dan wel kan worden gebouwd krachtens een omgevingsvergunning;
  • 2. het onder 1 bedoelde geldt niet voorzover sprake was van strijd met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder mede begrepen het overgangsrecht van het bestemmingsplan, of een andere planologische toestemming;
1.21 bestemmingsgrens

de grens van een bestemmingsvlak;

1.22 bestemmingsvlak

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming, indien en voor zover twee bestemmingsvlakken middels de aanduiding relatie met elkaar zijn verbonden worden deze aangemerkt als één bestemmingsvlak;

1.23 bevoegd gezag

Bestuursorgaan dat bevoegd is tot het nemen van een besluit ten aanzien van een aanvraag om een omgevingsvergunning of ten aanzien van een al verleende omgevingsvergunning;

1.24 bijbehorend bouwwerk

uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd op de grond staand gebouw, of ander bouwwerk, met een dak, en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw, zoals weergegeven Bijlage 1;

1.25 bouwen

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats;

1.26 bouwgrens

de grens van een bouwvlak;

1.27 bouwlaag

een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd, zulks met inbegrip van de begane grond en met uitsluiting van onderbouw en zolder;

1.28 bouwperceel

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;

1.29 bouwperceelgrens

de grens van een bouwperceel;

1.30 bouwvlak

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten;

1.31 bouwwerk

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct of indirect met de grond is verbonden, hetzij direct hetzij indirect steun vindt in of op de grond.

1.32 CROW

Oorspronkelijke afkorting van 'Centrum voor Regelgeving en Onderzoek in de Grond-, Water-, en Wegenbouw en de Verkeerstechniek, non-profit kennispartner voor (decentrale) overheden, aannemers en adviesbureaus.

1.33 dak

iedere bovenbeëindiging van een gebouw.

1.34 detailhandel

het bedrijfsmatig te koop aanbieden, (waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop), het verkopen en/of leveren van goederen, geen motorbrandstoffen zijnde, aan personen die die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit; onder detailhandel vallen geen afhaalzaken en maaltijdbezorgdiensten.

1.35 dienstverlenend bedrijf en/of dienstverlenende instelling

een bedrijf of instelling waarvan de werkzaamheden bestaan uit het verlenen van economische en/of maatschappelijke diensten aan derden, waaronder zijn begrepen kapperszaken, schoonheidsinstituten, fotostudio's en naar de aard daarmee gelijk te stellen bedrijven en inrichtingen, evenwel met uitzondering van een garagebedrijf en een seksinrichting;

1.36 dienstverlening

het verlenen van economische en/of maatschappelijke diensten aan derden;

1.37 gebouw

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.

1.38 gewasbeschermingsmiddel

bestrijdingsmiddel die in de landbouw worden gebruikt voor het beschermen van een gewas;

1.39 hobbymatig houden van vee

het niet bedrijfsmatig houden van vee.

1.40 hoofdgebouw

een gebouw dat, gelet op de bestemming, als het belangrijkste bouwwerk op een bouwperceel kan worden aangemerkt;

1.41 kampeermiddel

een tent, tentwagen, een kampeerauto of een (sta-)caravan;

1.42 kelder

een gedeelte van een gebouw, dat aan de bovenzijde wordt afgedekt door de begane grondvloer van datzelfde gebouw;

1.43 kleinschalige gastouderopvang

kinderopvang in een gezinssituatie na tussenkomst van een geregistreerd gastouderbureau tot ten hoogste 6 kinderen;

1.44 kleinschalig kampeerterrein

een terrein of plaats geheel of gedeeltelijk ingericht, en blijkens die inrichting bestemd, om daarop gelegenheid te geven tot het plaatsen of geplaatst houden van niet meer dan 25 kampeermiddelen ten behoeve van recreatief nachtverblijf;

1.45 laag risico stof

gewasbeschermingsmiddel dat blijkens toelating voldoet aan de criteria van bijlage II, punt 5 van Verordening EU/1107/2009

1.46 landschappelijke waarde

de aan een gebied toegekende waarde, in verband met de waarneembare verschijningsvorm van dat gebied;

1.47 mantelzorg

het bieden van zorg aan eenieder die hulpbehoevend is op het fysieke, psychische en/of sociale vlak, op vrijwillige basis en buiten organisatorisch verband;

1.48 nadere eis

een nadere eis als bedoeld in artikel 3.6 lid 1 onder d van de Wet ruimtelijke ordening;

1.49 normale onderhouds- of exploitatiewerkzaamheden

werkzaamheden die regelmatig noodzakelijk zijn voor een goed beheer van de gronden, waaronder begrepen de handhaving dan wel de realisering van de bestemming;

1.50 omgevingsvergunning

een vergunning als bedoeld in artikel 1.1, lid 1 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht;

1.51 omgevingsvergunning ten behoeve van het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde

Een vergunning als bedoeld in artikel 2.1, lid 1 onder b van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht;

1.52 overkapping (bijbehorend bouwwerk)

een bouwwerk, al dan niet aangebouwd aan een gebouw of een bouwwerk, geen gebouw zijnde, bestaande uit een van boven afgesloten of afgedekte ruimte met maximaal één wand;

1.53 paardenbak

buitenrijbaan ten behoeve van paardrijactiviteiten, voorzien van een zandbed en al dan niet voorzien van een omheining;

1.54 pand

De kleinste bij de totstandkoming functioneel en bouwkundig-constructief zelfstandige eenheid die direct en duurzaam met de aarde is verbonden en betreedbaar en afsluitbaar is;

1.55 peil
  • a. voor een bouwwerk, waarvan de hoofdtoegang direct aan de weg grenst:
    de hoogte van de weg ter plaatse van die hoofdtoegang;
  • b. voor een bouwwerk, waarvan de hoofdtoegang niet direct aan de weg grenst:
    de hoogte van het terrein ter hoogte van die hoofdtoegang bij voltooiing van de bouw;
  • c. het peil zoals door of namens burgemeester en wethouders is bepaald;
1.56 plattelandswoning

een bedrijfswoning behorend tot een landbouwinrichting, die door een derde bewoond mag worden als bedoeld in artikel 1.1a van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo), eventueel inclusief aan-huis-verbonden-beroep;

1.57 prostitutie

het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander persoon tegen vergoeding;

1.58 recreatief medegebruik

een recreatief gebruik van gronden dat ondergeschikt is aan de functie van de bestemming waarbinnen dit recreatieve gebruik is toegestaan;

1.59 seksinrichting

de voor het publiek toegankelijke besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in de omvang alsof zij bedrijfsmatig is, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch/pornografische aard plaatsvinden. Onder seksinrichting wordt in ieder geval verstaan: een prostitutiebedrijf, alsmede een erotische massagesalon, een seksbioscoop, een seksautomatenhal, een sekstheater of een parenclub, al dan niet in combinatie met elkaar;

1.60 veldschuur

een vergund of onder het overgangsrecht vallend gebouw binnen een gebiedsbestemming (zoals bedoeld in artikel 3 en 4);

1.61 vloeroppervlakte

de totale oppervlakte van hoofdgebouwen en bijbehorende bouwwerken op de begane grond;

1.62 voldoende parkeergelegenheid

Parkeergelegenheid voor auto's en fietsen, waarvan het aantal parkeerplaatsen en de omvang daarvan voldoet aan de richtlijnen van de CROW-publicatie 381 'toekomstbestendig parkeren';

1.63 voorgevel

de naar de weg toegekeerde gevel van een gebouw of, indien een perceel met meerdere zijden aan een weg grenst, de als zodanig door burgemeester en wethouders aan te wijzen gevel;

1.64 vrijstaande woning

een bouwmassa bestaande uit een vrijstaand woonhuis;

1.65 waterberging

een gebied waarin oppervlaktewater wordt opgeslagen in waterpartijen om het te infiltreren in de bodem;

1.66 weg

voor het openbaar rij- of ander verkeer openstaande weg, bestaande uit één hoofdrijbaan of hoofdrijbanen, daaronder niet begrepen de in-/uitvoegstroken, voorsorteervakken, weefvakken, fietspaden en parallelwegen;

1.67 wijziging

een wijziging als bedoeld in artikel 3.6 lid 1 onder a van de Wet ruimtelijke ordening;

1.68 wonen

het woonachtig zijn in een hoofdverblijf;

1.69 woning

een complex van ruimten, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van één afzonderlijk huishouden;

1.70 woonhuis

een gebouw, hetzij vrijstaand, hetzij aaneengebouwd, dat slechts één woning omvat;

Artikel 2 Wijze van meten

Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1 Gebouwen en bouwwerken
2.1.1 De afstand van een bouwwerk tot de zijdelingse perceelsgrens:

vanaf de buitenwerkse gevelvlakken dan wel, indien sprake is van overstekende daken met een overstekend gedeelte van meer dan 1 m, respectievelijk overstekken van meer dan 1 m, vanaf de buitenrand van het overstekende dak/de overstek, neerwaarts geprojecteerd, tot de kadastrale zijgrens van het perceel.

2.1.2 De bouwhoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.

2.1.3 De breedte van een gebouw:

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of de harten van de scheidingsmuren.

2.1.4 De dakhelling:

langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak.

2.1.5 De goothoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, dan wel de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel. Bij het meten van de goothoogte van een bouwwerk worden afwijkende goothoogtes ten behoeve van esthetische accenten (tot een maximum van 25% van de totale gootlengte) buiten beschouwing gelaten;

2.1.6 De hoogte van een windturbine

vanaf het peil tot aan de (wieken)as van de windturbine;

2.1.7 De inhoud van een bouwwerk:

tussen de bovenzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren) en de hiermee gelijk te stellen denkbeeldige gevels van overkappingen en aanbouwen en de buitenzijde van daken en dakkapellen, met dien verstande dat een kelder dient te worden meegerekend indien er sprake is van een ruimtelijke uitstraling en de kelder van buiten toegankelijk is met uitzondering van de inhoud van een kelder bij een recreatiewoningen, deze moet altijd worden meegerekend bij de inhoudsbepaling.

2.1.8 De oppervlakte van een bouwwerk:

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.

2.2 Ondergeschikte bouwdelen

Bij het meten worden ondergeschikte bouwdelen, als plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, gevel- en kroonlijsten, luifels, balkons en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding van bouwvlak- of bestemmingsgrenzen niet meer dan 1 m bedraagt.

2.3 Maatvoering

Alle maten zijn tenzij anders aangegeven:

  • a. voor lengten in meters (m);
  • b. voor oppervlakten in vierkante meters (m²);
  • c. voor inhoudsmaten in kubieke meters (m³);
  • d. voor verhoudingen in procenten (%);
  • e. voor hoeken/hellingen in graden (º).

2.4 Meten

Bij de toepassing van deze regels wordt gemeten tot of vanuit het hart van de lijn.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Agrarisch

3.1 Bestemmingsomschrijving

De op de verbeelding voor 'Agrarisch' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. het hobbymatig houden van vee;
  • b. het hobbymatig verbouwen van gewassen (moestuin);
  • c. infrastructurele voorzieningen en erfontsluitingen zoals deze bestonden op het tijdstip van de terinzagelegging van het plan;
  • d. voorzieningen ten behoeve van de waterhuishouding, waaronder begrepen voorzieningen ten behoeve van het vasthouden, bergen, aan- en afvoeren van water;
  • e. voorzieningen ten behoeve van extensief recreatief medegebruik, zoals onverharde en (half)verharde wandel-, fiets- en ruiterpaden;
  • f. landschappelijke inpassing;

met daarbijbehorende bouwwerken, geen gebouw zijnde en werken, geen bouwwerken zijnde.

3.2 Bouwregels

Op de voor 'Agrarisch' aangewezen gronden mogen uitsluitend worden gebouwd bouwwerken, geen gebouw zijnde ten dienste van de bestemming.

3.2.1 Bouwwerken, geen gebouw zijnde

Voor bouwwerken, geen gebouw of overkapping zijnde gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte mag niet meer dan 2 m bedragen;
  • b. kuilvoerplaten, sleufsilo's en voorzieningen ten behoeve van de opslag van mest zijn niet toegestaan;
  • c. teeltondersteunende voorzieningen niet zijn toegestaan.
3.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en afmetingen van de bebouwing ten behoeve van:

  • a. de verkeersveiligheid;
  • b. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
  • c. landschappelijke inpassing.
3.4 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in:

  • a. 3.1 en 3.2.1 ten behoeve van de realisering van een paardenbak, met dien verstande dat:
    • 1. deze grenst aan de bestemming Wonen;
    • 2. de afstand van de paardenbak tot woningen van derden niet minder bedraagt dan 50 meter;
    • 3. de oppervlakte van een paardenbak niet meer bedraagt dan 1.200 m².
  • b. 3.1 en 3.2.1 ten behoeve van de realisering van zonnepanelen, met dien verstande dat:
    • 1. deze grenst aan de bestemming Wonen;
    • 2. de afstand van de zonnepanelen tot grens bouwblok niet meer bedraagt dan 50 meter;
    • 3. de oppervlakte aan zonnepanelen niet meer bedraagt dan 500 m²;
    • 4. de hoogte niet meer bedraagt dan 1,50 meter;
    • 5. de noodzaak om buiten het bestemmingsvlak Wonen te bouwen voldoende wordt onderbouwd;
    • 6. de zonnepanelen landschappelijk ingepast worden;
    • 7. geen zonnepanelen geplaatst worden op essen of kampen of (archeologisch) monument;
    • 8. de bestaande houtopstanden worden gerespecteerd;
    • 9. tegelijkertijd de afwijking genoemd in 3.6.1 onder b wordt toegepast;
3.5 Specifieke gebruiksregels
3.5.1 Strijdig gebruik

Tot een met de bestemming strijdig gebruik als bedoeld in artikel 8, wordt in ieder geval gerekend het uitvoeren van de in de Bijlage 2 Tabel omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden genoemde werken of werkzaamheden, indien en voor zover bij de van toepassing zijnde bestemming een "S" is vermeld.

3.5.2 Toegestaan gebruik

Tot een met de bestemming strijdig gebruik als bedoeld in artikel 8, wordt in ieder geval niet gerekend het uitvoeren van de in bijlage 2 genoemde werken of werkzaamheden, indien en voor zover bij de van toepassing zijnde bestemming een "T" is vermeld.

3.6 Afwijken van de gebruiksregels
3.6.1 Afwijkingen

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 3.1:

  • a. ten behoeve van een kleinschalig kampeerterrein met dien verstande dat:
    • 1. de gronden grenzen aan de bestemming Wonen;
    • 2. het kleinschalig kampeerterrein niet op een logische, landschappelijk verantwoorde manier kan worden ingepast binnen de bestemming Wonen en dit in de bestemming Agrarisch wel het geval is;
    • 3. op deze gronden het keur van het waterschap niet van toepassing is;
    • 4. de sanitaire voorzieningen binnen bestaande opstallen worden gerealiseerd;
    • 5. wordt voldaan aan de regels kleinschalige kampeerterreinen zoals deze zijn opgenomen in de beleidsnotitie in Bijlage 4 en de kampeerverordening;
  • b. ten behoeve van de realisering van zonnepanelen, met dien verstande dat:
    • 1. tegelijkertijd de afwijking genoemd in artikel 3.4 onder b wordt toegepast

3.6.2 Afwegingskader

Bij toepassing van de afwijkingsbevoegdheden genoemd in 3.6.1 vindt een evenredige belangenafweging plaats waarbij betrokken worden:

  • a. de mate waarin de belangen van gebruikers en/of van eigenaren van de aanliggende gronden kunnen worden geschaad;
  • b. de mate waarin de uitvoerbaarheid is aangetoond, waaronder begrepen de toelaatbaarheid op het gebied van milieu, externe veiligheid, waterhuishouding, ecologie en archeologie;
  • c. de mate waarin de landschappelijke inpasbaarheid is aangetoond;
  • d. de mate waarin de verkeerssituatie wordt beïnvloed, waaronder begrepen de gevolgen voor de infrastructuur.
3.7 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
3.7.1 Verbod

Het is verboden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders (omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden), zoals deze in Bijlage 2 is opgenomen, genoemde werken of werkzaamheden uit te voeren, indien en voor zover bij de van toepassing zijnde bestemming een "A" is vermeld.

3.7.2 Uitzonderingen op verbod

Het in 3.7.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden die:

  • a. het normale onderhoud en/of de normale exploitatie betreffen;
  • b. reeds legaal in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan.
3.7.3 Afwegingskader

Van strijdig gebruik als bedoeld in artikel 2.11 lid 1 Wet algemene bepalingen omgevingsrecht is geen sprake indien de waarden van deze gronden niet onevenredig worden geschaad, dan wel de mogelijkheid voor het herstel van die waarden niet onevenredig worden verkleind.

3.8 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen en de bestemming Agrarisch wijzigen in:

  • a. de bestemming 'Wonen' ten behoeve van de wijziging van de situering en/of een ondergeschikte uitbreiding van het bestemmingsvlak, met dien verstande dat:
    • 1. de oppervlakte van het betreffende bestemmingsvlak voor het wonen na toepassing van de wijzigingsbevoegdheid ten hoogste 3.000 m² zal bedragen;
    • 2. er geen sprake is van onevenredige schade voor de aangrenzende (agrarische) bedrijven, in die zin dat de bedrijven in hun ontwikkelingsmogelijkheden worden beperkt;
  • b. in de bestemming Natuur, Water en/of de bestemming Bos , met dien verstande dat:
    • 1. het ruimtelijke en hydrologische afgeronde (natuur)eenheden betreft.

Artikel 4 Agrarisch met waarden - Landschap

4.1 Bestemmingsomschrijving

De op de verbeelding voor 'Agrarisch met waarden - Landschap' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. het hobbymatig houden van vee;
  • b. het hobbymatig verbouwen van gewassen (moestuin);
  • c. het behoud, het herstel en de ontwikkeling van de landschappelijke waarde;
  • d. voorzieningen ten behoeve van de waterhuishouding, waaronder begrepen voorzieningen ten behoeve van het vasthouden, bergen, aan- en afvoeren van water;
  • e. natuurvriendelijke oeverzones van 5 m breed aan weerszijden van een watergang;
  • f. voorzieningen ten behoeve van extensief recreatief medegebruik, zoals onverharde en (half)verharde wandel-, fiets- en ruiterpaden;
  • g. landschappelijke inpassing;

met daarbijbehorende bouwwerken, geen gebouw zijnde en werken, geen bouwwerken zijnde.

4.2 Bouwregels

Op de op de verbeelding voor 'Agrarisch met waarden - Landschap' aangewezen gronden mogen uitsluitend worden gebouwd bouwwerken, geen gebouw zijnde ten dienste van de bestemming.

4.2.1 Bouwwerken, geen gebouw of overkapping zijnde

Voor bouwwerken, geen gebouw of overkapping zijnde gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte mag niet meer dan 2 m bedragen;
  • b. kuilvoerplaten, sleufsilo's en voorzieningen ten behoeve van de opslag van mest zijn niet toegestaan;
  • c. teeltondersteunende voorzieningen niet zijn toegestaan.
4.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en afmetingen van de bebouwing ten behoeve van:

  • a. de verkeersveiligheid;
  • b. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
  • c. landschappelijke inpassing.
4.4 Specifieke gebruiksregels
4.4.1 Strijdig gebruik

Tot een met de bestemming strijdig gebruik als bedoeld in artikel 8, wordt in ieder geval gerekend het uitvoeren van de in de Bijlage 2 Tabel omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden genoemde werken of werkzaamheden, indien en voor zover bij de van toepassing zijnde bestemming een "S" is vermeld.

4.4.2 Toegestaan gebruik

Tot een met de bestemming strijdig gebruik als bedoeld in artikel 8, wordt in ieder geval niet gerekend het uitvoeren van de in Bijlage 2 genoemde werken of werkzaamheden, indien en voor zover bij de van toepassing zijnde bestemming een "T" is vermeld.

4.5 Afwijken van de bouwregels
4.5.1 Afwijken

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in:

  • a. 4.2 ten behoeve van de realisering van zonnepanelen, met dien verstande dat:
    • 1. deze grenst aan de bestemming Wonen, Wonen - Landhuis;
    • 2. de afstand van de zonnepanelen tot grens bouwblok niet meer bedraagt dan 50 meter;
    • 3. de oppervlakte aan zonnepanelen niet meer bedraagt dan 500 m²;
    • 4. de hoogte niet meer bedraagt dan 1,50 m;
    • 5. de noodzaak om buiten het bestemmingsvlak 'Wonen' te bouwen voldoende wordt onderbouwd;
    • 6. de zonnepanelen landschappelijk ingepast worden;
    • 7. geen zonnepanelen geplaatst worden op essen of kampen of (archeologisch) monument;
    • 8. de bestaande houtopstanden worden gerespecteerd;
    • 9. tegelijkertijd de afwijking genoemd in 4.6 onder c wordt toegepast;
  • b. 4.2 ten behoeve van de realisering van een paardenbak, met dien verstande dat:
    • 1. deze grenst aan de bestemming deze grenst aan de bestemming 'Wonen'
    • 2. de afstand van de paardenbak tot woningen van derden niet minder bedraagt dan 50 m;
    • 3. de oppervlakte van een paardenbak niet meer bedraagt dan 1.200 m2.
4.5.2 Afwegingskader

Bij toepassing van de afwijkingsbevoegdheden in dit plan vindt een evenredige belangenafweging plaats waarbij betrokken worden:

  • a. de mate waarin de belangen van gebruikers en/of van eigenaren van de aanliggende gronden kunnen worden geschaad;
  • b. de mate waarin de uitvoerbaarheid is aangetoond, waaronder begrepen de toelaatbaarheid op het gebied van milieu, externe veiligheid, waterhuishouding, ecologie en archeologie;
  • c. de mate waarin de landschappelijke inpasbaarheid is aangetoond;
  • d. de mate waarin de verkeerssituatie wordt beïnvloed, waaronder begrepen de gevolgen voor de infrastructuur.
4.6 Afwijken van de gebruiksregels

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 4.1:

  • a. ten behoeve van de realisering van een paardenbak, met dien verstande dat:
    • 1. deze grenst aan de bestemming deze grenst aan de bestemming 'Wonen';
    • 2. de afstand van de paardenbak tot woningen van derden niet minder bedraagt dan 50 meter;
    • 3. de oppervlakte van een paardenbak niet meer bedraagt dan 1.200 m2.
  • b. ten behoeve van een kleinschalig kampeerterrein met dien verstande dat:
    • 1. de gronden grenzen aan de bestemming 'Wonen';
    • 2. het kleinschalig kampeerterrein niet op een logische, landschappelijk verantwoorde manier kan worden ingepast binnen de bestemming 'Wonen' en dit in de bestemming 'Agrarisch met waarden - Landschap' wel het geval is;
    • 3. op deze gronden het keur van het waterschap niet van toepassing is;
    • 4. de sanitaire voorzieningen binnen bestaande opstallen worden gerealiseerd;
    • 5. wordt voldaan aan de regels kleinschalige kampeerterreinen zoals deze zijn opgenomen in Bijlage 4 en de kampeerverordening;
  • c. ten behoeve van de realisering van zonnepanelen, met dien verstande dat:
    • 1. tegelijkertijd de afwijking genoemd in 4.5.1 onder a wordt toegepast.
4.7 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
4.7.1 Verbod

Het is verboden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders (omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden),

  • a. gewassen te telen voor de agrarische bedrijfsvoering;
  • b. de in Bijlage 2 opgenomen, genoemde werken of werkzaamheden uit te voeren, indien en voor zover bij de van toepassing zijnde bestemming een "A" is vermeld.
4.7.2 Uitzonderingen op verbod

Het in 4.7.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden indien:

  • a. deze het normaal onderhoud en/of de normale exploitatie betreffen;
  • b. deze reeds legaal in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan.
  • c. en voor zover uitsluitend gewasbehandeling plaatsvindt met Laag risico stoffen;
  • d. geen gewasbeschermingsmiddelen worden toegepast in de zin van Verordening EU/1107/2009
4.7.3 Toelaatbaarheid

Een omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 4.7.1 is slechts toelaatbaar, indien:

  • a. de waarden van deze gronden niet onevenredig worden geschaad, dan wel de mogelijkheid voor het herstel van die waarden niet onevenredig worden verkleind;
  • b. is gebleken dat de toepassing van gewasbeschermingsmiddelen niet zal leiden tot onaanvaardbare gezondheidsrisico's voor personen die in/bij de gevoelige bestemmingen en op bijbehorende buitenruimte verblijven.
4.7.4 Voorschriften vergunning

Voor zover de in artikel 4.7.1 genoemde bedoelde teelt blijkens het locatiespecifiek onderzoek slechts aanvaardbaar kan worden geoordeeld na het nemen van (afschermende) maatregelen, kan de vergunning worden verleend indien aan de vergunning dienovereenkomstige voorschriften worden verbonden.

4.8 Wijzigingsbevoegdheid
4.8.1 Wijzigen

Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen en de bestemming 'Agrarisch met waarden - Landschap' wijzigen:

  • a. in de bestemming 'Wonen' ten behoeve van de wijziging van de situering en/of een ondergeschikte uitbreiding van het bestemmingsvlak, met dien verstande dat:
    • 1. de oppervlakte van het betreffende bestemmingsvlak voor het wonen na toepassing van de wijzigingsbevoegdheid ten hoogste 3.000 m² zal bedragen;
    • 2. er geen sprake is van onevenredige schade voor de aangrenzende (agrarische) bedrijven, in die zin dat de bedrijven in hun ontwikkelingsmogelijkheden worden beperkt;
  • b. in de bestemming Natuur, Water en/of de bestemming Bos , met dien verstande dat:
    • 1. het ruimtelijke en hydrologische afgeronde (natuur)eenheden betreft.
4.8.2 Afwegingskader

Bij toepassing van de wijzigingsbevoegdheden in dit plan vindt een evenredige belangenafweging plaats waarbij betrokken worden:

  • a. de mate waarin de belangen van gebruikers en/of eigenaren van de aanliggende gronden kunnen worden geschaad;
  • b. de mate waarin de uitvoerbaarheid is aangetoond, waaronder begrepen de toelaatbaarheid op het gebied van milieu, externe veiligheid, waterhuishouding, ecologie en archeologie;
  • c. de mate waarin de landschappelijke inpasbaarheid is aangetoond;
  • d. de mate waarin de verkeerssituatie wordt beïnvloed, waaronder begrepen de gevolgen voor de infrastructuur.

Artikel 5 Wonen

5.1 Bestemmingsomschrijving

De op de verbeelding voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor het wonen in woonhuizen, met dien verstande dat:

  • a. de gronden mede zijn bestemd voor landschappelijke inpassing;
  • b. bed & breakfast is toegestaan in de woning en/of een aan de woning aangebouwd gebouw;

met daarbijbehorende gebouwen, bouwwerken, geen gebouw zijnde, tuinen en erven.

5.2 Bouwregels

Op de tot 'Wonen' bestemde gronden mogen uitsluitend worden gebouwd bouwwerken ten dienste van de bestemming.

5.2.1 Gebouwen

Voor gebouwen geldt dat deze uitsluitend mogen worden gebouwd met inachtneming van het beginsel van bebouwingsconcentratie en van het bepaalde in Artikel 7.

5.2.2 Hoofdgebouwen in casu woonhuizen

Voor hoofdgebouwen in casu woonhuizen gelden de volgende regels:

  • a. woonhuizen worden indien een bouwvlak aanwezig is uitsluitend hierbinnen gebouwd, met dien verstande dat binnen een bouwvlak maximaal één woonhuis mag worden gebouwd;
  • b. de inhoud mag niet meer bedragen dan 750 m3 exclusief de inhoud van kelders voor zover deze zijn gelegen onder een gebouw en deze van buiten niet toegankelijk is;
  • c. de goothoogte mag niet meer bedragen dan 4 m;
  • d. de dakhelling mag niet minder dan 25° en niet meer dan 60° bedragen;
  • e. in afwijking van het bepaalde onder b tot en met d geldt dat afwijkingen in maten en afmetingen, zoals die bestaan op het tijdstip van terinzagelegging van het ontwerp van dit plan en in voorkomend geval van herbouw, gehandhaafd mogen worden;
  • f. de (her)bouw van een woning, zoals bedoeld onder a, mag niet leiden tot onevenredige belemmering en aantasting van de omgeving en de functies die zich in de omgeving bevinden.
  • g. ter plaatse van de ‘specifieke bouwaanduiding - gesloten gevel’ mag een hoofdgebouw geen openingen of te openen delen hebben, met uitzondering van rookgasafvoeren en te openen delen aan een hal, bijkeuken, opslagzolder of niet benoemde ruimte.

5.2.3 Bijbehorende bouwwerken

Voor bijbehorende bouwwerken gelden de volgende regels:

  • a. indien en voor zover de aanduiding 'bijgebouwen' binnen het bestemmingsvlak is opgenomen, mogen bijgebouwen uitsluitend ter plaatse van de aanduiding worden gebouwd;
  • b. de gezamenlijke oppervlakte van bijbehorende bouwwerken per woning mag niet meer bedragen dan 100 m²;
  • c. de goothoogte van een bijbehorend bouwwerken mag niet meer dan 3 m bedragen en aan één zijde niet meer dan 4 meter bedragen;
  • d. de bouwhoogte van een bijbehorend bouwwerk mag niet meer dan 8 m bedragen, met dien verstande dat de bouwhoogte 15% lager dient te zijn dan de woning, met een minimum van 1 m;
  • e. in afwijking van het bepaalde onder c geldt in geval van woningen met één bouwlaag, dat de bouwhoogte van een bijbehorend bouwwerk niet meer dan 4 m mag bedragen;
  • f. de dakhelling mag niet minder dan 25° en niet meer dan 60° bedragen;
  • g. in afwijking van het bepaalde onder b geldt dat de gezamenlijke oppervlakte van bijbehorende bouwwerken behorend bij een woning ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - voorwaardelijke verplichting 4' niet meer bedragen dan 106 m².
  • h. in afwijking van het bepaalde onder b tot en met g geldt dat afwijkingen in maten en afmetingen, zoals die bestaan op het tijdstip van terinzagelegging van het ontwerpplan en die met een bouwvergunning of omgevingsvergunning aanwezig zijn of gebouwd kunnen worden, gehandhaafd mogen worden, met uitzondering van te slopen gebouwen als bedoeld in paragraaf 5.5.3.
5.2.4 Bouwwerken, geen gebouw of overkapping zijnde

Voor bouwwerken, geen gebouw of overkapping zijnde, gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van perceels- en erfscheidingen mag niet meer dan 2 m bedragen;
  • b. de bouwhoogte van lichtmasten mag niet meer dan 6 m bedragen;
  • c. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouw of overkapping zijnde mag niet meer dan 5 m bedragen;
5.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en afmetingen van de bebouwing ten behoeve van:

  • a. het beginsel van bebouwingsconcentratie;
  • b. het bebouwingsbeeld;
  • c. de landschappelijke inpassing;
  • d. de milieusituatie;
  • e. de verkeersveiligheid;
  • f. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
5.4 Afwijken van de bouwregels
5.4.1 Afwijken

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in:

  • a. 5.2.2 onder b en toestaan dat de inhoud van een woning wordt vergroot tot 1000 m³ ten behoeve van inwoning, met dien verstande dat:
    • 1. dit niet mag leiden tot twee afzonderlijke woningen:
    • 2. er een kwaliteitsimpuls plaatsvindt via de sloop van minimaal 300 m² aan voormalige agrarische bedrijfsbebouwing, dan wel een andere, gelijkwaardige investering op gronden gelegen buiten de bestemming "Wonen" (erf) plaatsvindt;
  • b. 5.2.2 onder b en toestaan dat een erker met een inhoud van niet meer dan 20 m3 wordt gebouwd;
  • c. 5.2.2 onder d ten behoeve van een afwijkende dakhelling;
  • d. 5.2.3 onder b voor het bouwen van extra bijbehorende bouwwerken tot een oppervlakte van 150 m2, met dien verstande dat:
    • 1. het bebouwingspercentage van het bouwperceel niet meer dan 50% mag bedragen;
  • e. 5.2.3 onder b voor het bouwen van extra bijbehorende bouwwerken tot een oppervlakte van niet meer dan 250 m2, met dien verstande dat:
    • 1. de extra bijbehorende bouwwerken worden gebruikt ten behoeve van de stalruimte voor dieren en/of opslag van materiaal dat gebruikt wordt voor het onderhoud van eigen gronden;
    • 2. voor iedere extra vierkante meter oppervlakte aan bijbehorende bouwwerken minimaal 3 m² gesloopt wordt op een erf met de bestemming "Wonen" in de gemeente Wierden. Voor veldschuren geldt dat deze 1:1 herbouwd mogen worden;
    • 3. op de slooplocatie maximaal 1 schuur of 250 m² aan bijbehorende bouwwerken blijven staan, aangebouwde bijbehorende bouwwerken uitgezonderd;
  • f. 5.2.3 onder f ten behoeve van een afwijkende dakhelling;
  • g. 5.2.4 ten behoeve van een hobbymatige paardenbak, met dien verstande dat:
    • 1. de afstand tot woningen van derden niet minder bedraagt dan 50 meter;
    • 2. de oppervlakte van een paardenbak niet meer bedraagt dan 1.200 m2.
  • h. 5.1 ten behoeve van het gebruik van een bijbehorend bouwwerk als een afhankelijke woonruimte, met dien verstande dat:
    • 1. er sprake is van mantelzorg;
    • 2. er niet meer dan 75 m² aan bestaande bijbehorende bouwwerken in gebruik wordt genomen als afhankelijke woonruimte;
    • 3. er geen sprake is van nieuwbouw ten behoeve van de afhankelijke woonruimte;
    • 4. het bijbehorend bouwwerk een ruimtelijke eenheid vormt met de woning;
    • 5. het gebruik van een bijbehorend bouwwerk als afhankelijke woonruimte niet mag leiden tot een onevenredige aantasting van de omgeving;
    • 6. de afwijking en derhalve het gebruik van het bijbehorend bouwwerk dient te worden beëindigd als de mantelzorgsituatie is komen te vervallen.
5.4.2 Afwegingskader

Bij toepassing van de afwijkingsbevoegdheden in dit plan vindt een evenredige belangenafweging plaats waarbij betrokken worden:

  • a. de mate waarin de belangen van gebruikers en/of van eigenaren van de aanliggende gronden kunnen worden geschaad;
  • b. de mate waarin de uitvoerbaarheid is aangetoond, waaronder begrepen de toelaatbaarheid op het gebied van milieu, externe veiligheid, waterhuishouding, ecologie en archeologie;
  • c. de mate waarin de landschappelijke inpasbaarheid is aangetoond;
  • d. de mate waarin de verkeerssituatie wordt beïnvloed, waaronder begrepen de gevolgen voor de infrastructuur.
5.5 Specifieke gebruiksregels
5.5.1 Strijdig gebruik

Tot een met de bestemming strijdig gebruik als bedoeld in Artikel 8 wordt in ieder geval gerekend het gebruik van vrijstaande bijbehorende bouwwerken voor permanente bewoning of als tweede woning;

5.5.2 Toegestaan gebruik

Tot een met de bestemming strijdig gebruik als bedoeld in Artikel 8 wordt in ieder geval niet gerekend:

  • a. het stallen van caravans in (voormalige) agrarische bedrijfsgebouwen, uitsluitend in geval de agrarische bedrijfsgebouwen minimaal 5 jaar in gebruik zijn geweest te behoeve van agrarische bedrijfsactiviteiten;
  • b. het gebruik van ruimten binnen de woning of in de bijbehorende bouwwerken ten behoeve van de uitoefening van een beroep of een bedrijf aan huis, voor zover dit voldoet aan de regels die zijn gesteld in Bijlage 5.
5.5.3 Voorwaardelijke verplichting
  • a. Tot een met de bestemming strijdig gebruik wordt in elk geval gerekend het gebruik van en het in gebruik laten nemen van nieuwe gebouwen overeenkomstig de in artikel 5.1 opgenomen bestemmingsomschrijving zonder sanering van de bodem, zoals aangeven in het verkennend en nader bodemonderzoek (NEN 5740, NEN 5707 en NTA 5755) zoals opgenomen in Bijlage 3;
  • b. Tot een met de bestemming strijdig gebruik wordt in elk geval gerekend het slopen van opstallen in deelgebied Bornerbroekseweg 18 zonder voorafgaand onderzoek naar vleermuizen conform het vleermuisprotocol en de uitvoering van hieruit door de gemeente Wierden goedgekeurde volgende maatregelen die significant negatieve effecten voor vleermuizen voldoende compenseren;
  • c. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - voorwaardelijke verplichting 1' wordt tot een met de bestemming strijdig gebruik in elk geval gerekend het gebruik van en het in gebruik laten nemen van nieuwe gebouwen overeenkomstig de in artikel 5.1 opgenomen bestemmingsomschrijving zonder:
    • 1. de uitvoering en instandhouding van de inrichtingsmaatregelen onder de nummers 1, 2, 4 en 8 conform het in bijlage 8 opgenomen beplantingsplan, teneinde te komen tot een goede landschappelijke inpassing;
    • 2. in afwijking van het bepaalde onder 1 mogen gronden en bouwwerken overeenkomstig de in artikel 5.1 opgenomen bestemmingsomschrijving worden gebruikt onder de voorwaarde dat binnen één jaar na onherroepelijk worden van de omgevingsvergunning ten behoeve van de nieuw te bouwen bouwwerken geheel uitvoering is gegeven aan de aanleg en instandhouding van de landschapsmaatregelen onder nummers 1, 2, 4 en 8 conform het in bijlage 8 opgenomen beplantingsplan, teneinde te komen tot een goede landschappelijke inpassing.
  • d. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - voorwaardelijke verplichting 2' wordt tot een met de bestemming strijdig gebruik in elk geval gerekend het gebruik van en het in gebruik laten nemen van nieuwe gebouwen overeenkomstig de in artikel 5.1 opgenomen bestemmingsomschrijving zonder:
    • 1. de sloop van de in bijlage 6 aangeduide bouwwerken en sanering van de in Bijlage 7 aangeduide asbestdaken;
    • 2. de uitvoering en instandhouding van de inrichtingsmaatregelen onder de nummers 5, 6, 7 en 10 conform het in bijlage 8 opgenomen beplantingsplan, teneinde te komen tot een goede landschappelijke inpassing;
    • 3. in afwijking van het bepaalde onder 1 mogen de gronden en bouwwerken overeenkomstig de in artikel 5.1 opgenomen bestemmingsomschrijving worden gebruikt onder de voorwaarde dat binnen 18 maanden na het tijdstip van onherroepelijk worden van het bestemmingsplan geheel uitvoering is gegeven aan de sloop van de in bijlage 6 aangeduide bouwwerken en sanering van de in Bijlage 7 aangeduide asbestdaken;
    • 4. in afwijking van het bepaalde onder 2 mogen gronden en bouwwerken overeenkomstig de in artikel 5.1 opgenomen bestemmingsomschrijving worden gebruikt onder de voorwaarde dat binnen één jaar na onherroepelijk worden van de omgevingsvergunning ten behoeve van de nieuw te bouwen bouwwerken geheel uitvoering is gegeven aan de aanleg en instandhouding van de landschapsmaatregelen onder nummers 5, 6, 7 en 10 conform het in bijlage 8 opgenomen beplantingsplan, teneinde te komen tot een goede landschappelijke inpassing.
  • e. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - voorwaardelijke verplichting 3' wordt tot een met de bestemming strijdig gebruik in elk geval gerekend het gebruik van en het in gebruik laten nemen van nieuwe gebouwen overeenkomstig de in artikel 5.1 opgenomen bestemmingsomschrijving zonder:
    • 1. de sloop van de in bijlage 6 aangeduide bouwwerken en sanering van de in Bijlage 7 aangeduide asbestdaken;
    • 2. de uitvoering en instandhouding van de inrichtingsmaatregelen onder de nummers 5, 7 en 8 conform het in bijlage 8 opgenomen beplantingsplan, teneinde te komen tot een goede landschappelijke inpassing;
    • 3. in afwijking van het bepaalde onder 1 mogen de gronden en bouwwerken overeenkomstig de in artikel 5.1 opgenomen bestemmingsomschrijving worden gebruikt onder de voorwaarde dat binnen één jaar na onherroepelijk worden van de omgevingsvergunning ten behoeve van de nieuw te bouwen bouwwerken geheel uitvoering is gegeven aan de sloop van de in bijlage 6 aangeduide bouwwerken en sanering van de in Bijlage 7 aangeduide asbestdaken;
    • 4. in afwijking van het bepaalde onder 2 mogen gronden en bouwwerken overeenkomstig de in artikel 5.1 opgenomen bestemmingsomschrijving worden gebruikt onder de voorwaarde dat binnen 18 maanden na het tijdstip van onherroepelijk worden van het bestemmingsplan uitvoering wordt gegeven aan de aanleg en instandhouding van de landschapsmaatregelen onder nummers 5, 7 en 8 conform het in bijlage 8 opgenomen beplantingsplan, teneinde te komen tot een goede landschappelijke inpassing.
  • f. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - voorwaardelijke verplichting 4' wordt tot een met de bestemming strijdig gebruik in elk geval gerekend het gebruik van en het in gebruik laten nemen van nieuwe gebouwen overeenkomstig de in artikel 5.1 opgenomen bestemmingsomschrijving zonder:
    • 1. de uitvoering en instandhouding van de inrichtingsmaatregelen onder de nummers 1, 2, 3, 4, 8, 9 en 10 conform het in bijlage 8 opgenomen beplantingsplan, teneinde te komen tot een goede landschappelijke inpassing;
    • 2. in afwijking van het bepaalde onder 1 mogen gronden en bouwwerken overeenkomstig de in artikel 5.1 opgenomen bestemmingsomschrijving worden gebruikt onder de voorwaarde dat binnen 18 maanden na het tijdstip van onherroepelijk worden van het bestemmingsplan uitvoering wordt gegeven aan de aanleg en instandhouding van de landschapsmaatregelen onder nummers 1, 2, 3, 4, 8, 9 en 10 conform het in bijlage 8 opgenomen beplantingsplan, teneinde te komen tot een goede landschappelijke inpassing.
  • g. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - voorwaardelijke verplichting 5' wordt tot een met de bestemming strijdig gebruik in elk geval gerekend het gebruik van en het in gebruik laten nemen van gronden en bouwwerken overeenkomstig de in artikel 5.1 opgenomen bestemmingsomschrijving zonder:
    • 1. de uitvoering en instandhouding van de inrichtingsmaatregelen conform het in bijlage 9 opgenomen beplantingsplan, teneinde te komen tot een goede landschappelijke inpassing;
    • 2. in afwijking van het bepaalde onder 1 mogen gronden en bouwwerken overeenkomstig de in artikel 5.1 opgenomen bestemmingsomschrijving worden gebruikt onder de voorwaarde dat binnen 18 maanden na het tijdstip van onherroepelijk worden van het bestemmingsplan uitvoering wordt gegeven aan de aanleg en instandhouding van de landschapsmaatregelen onder nummers 13, 14, 15, 16, 17 en 18 conform het in bijlage 8 opgenomen beplantingsplan, teneinde te komen tot een goede landschappelijke inpassing.
5.6 Afwijken van de gebruiksregels
5.6.1 Afwijken

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in:

  • a. 5.1 juncto artikel 1.69 (begripsomschrijving woning) voor de huisvesting van twee huishoudens ten behoeve van inwoning, met dien verstande dat dit niet mag leiden tot twee afzonderlijke woningen;
  • b. 5.5.3 indien in plaats van de landschapsmaatregelen conform de in bijlagen 8 en 9 opgenomen beplantingsplannen andere landschapsmaatregelen worden getroffen, met dien verstande dat:
      • de landschapsmaatregelen minimaal gelijk zijn aan de in de beplantingsplannen in bijlagen 8 en 9 opgenomen landschapsmaatregelen en voorzien in een minimaal gelijk beschermingsniveau van de landschappelijke waarden waarvoor genoemde landschapsmaatregelen zijn bepaald;
      • er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van in de omgeving aanwezige functies en waarden.
5.6.2 Afwegingskader

Bij toepassing van de afwijkingsbevoegdheden in dit plan vindt een evenredige belangenafweging plaats waarbij betrokken worden:

  • a. de mate waarin de belangen van gebruikers en/of van eigenaren van de aanliggende gronden kunnen worden geschaad;
  • b. de mate waarin de uitvoerbaarheid is aangetoond, waaronder begrepen de toelaatbaarheid op het gebied van milieu, externe veiligheid, waterhuishouding, ecologie en archeologie;
  • c. de mate waarin de landschappelijke inpasbaarheid is aangetoond;
  • d. de mate waarin de verkeerssituatie wordt beïnvloed, waaronder begrepen de gevolgen voor de infrastructuur.
5.7 Wijzigingsbevoegdheid
5.7.1 Wijzigingsbevoegdheden

Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen en:

  • a. aan de bestemming Wonen de aanduiding 'bedrijf aan huis' toekennen, met dien verstande dat:
    • 1. er sprake is van een voormalig agrarisch bedrijf;
    • 2. de activiteiten plaatsvinden binnen de bestaande bebouwing;
    • 3. er geen sprake mag zijn van buitenopslag;
    • 4. landschappelijke waarden niet mogen worden aangetast;
    • 5. er geen belemmeringen ontstaan voor functies in de omgeving;
    • 6. er geen sprake mag zijn van een onevenredige verkeersaantrekkende werking, wat onder andere tot uitdrukking komt in het feit dat de bestaande infrastructuur moet zijn berekend op de nieuwe activiteit;
    • 7. aan te leggen parkeerplaatsen landschappelijk worden ingepast;
    • 8. de agrarische uitstraling van de bebouwing gehandhaafd blijft en indien mogelijk wordt versterkt;
    • 9. detailhandel alleen mag plaatsvinden indien dit kleinschalig is, duidelijk ondergeschikt aan de hoofdactiviteit en een directe relatie heeft met de hoofdactiviteit;
  • b. de bestemming van het perceel wijzigen ten behoeve van kleinschalige verblijfsrecreatie in de vorm van plattelandskamers en/of -appartementen, met dien verstande dat:
    • 1. sprake is van een voormalig agrarisch bedrijf;
    • 2. de gronden zijn gelegen binnen de op de verbeelding aangegeven reconstructiewetzone - verwevingsgebied;
    • 3. de kamers binnen bestaande gebouwen worden gerealiseerd
    • 4. de oppervlakte per kamer niet meer bedraagt dan 50 m2;
    • 5. de totale oppervlakte niet meer bedraagt dan 300 m2;
    • 6. aan de regels van plattelandskamers en/of -appartementen, zoals deze zijn opgenomen in Bijlage 4, en aan de kampeerverordening wordt voldaan.
5.7.2 Afwegingskader

Bij toepassing van de wijzigingsbevoegdheden in dit plan vindt een evenredige belangenafweging plaats waarbij betrokken worden:

  • a. de mate waarin de belangen van gebruikers en/of eigenaren van de aanliggende gronden kunnen worden geschaad;
  • b. de mate waarin de uitvoerbaarheid is aangetoond, waaronder begrepen de toelaatbaarheid op het gebied van milieu, externe veiligheid, waterhuishouding, ecologie en archeologie;
  • c. de mate waarin de landschappelijke inpasbaarheid is aangetoond;
  • d. de mate waarin de verkeerssituatie wordt beïnvloed, waaronder begrepen de gevolgen voor de infrastructuur.

Hoofdstuk 3 Algemene regels

Artikel 6 Anti-dubbeltelregel

Grond welke eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 7 Algemene bouwregels

7.1 Bebouwingsgrenzen

Onverminderd het bepaalde in de overige artikelen dient, wanneer gebouwen worden gebouwd op gronden grenzend aan een verkeersbestemming een afstand van 15 meter uit de as van de meest nabijgelegen rijbaan in acht te worden genomen.

7.2 Afwijken bebouwingsgrenzen

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 7.1 ten behoeve van een kleinere afstand tot de as van de weg, indien dat uit stedenbouwkundig oogpunt ter plaatse aanvaardbaar is en uit overleg met de wegbeheerder blijkt dat daar uit oogpunt van het wegbeheer en de verkeersveiligheid geen bezwaar tegen bestaat.

7.2.1 Afwegingskader

Bij toepassing van de afwijkingsbevoegdheden in dit plan vindt een evenredige belangenafweging plaats waarbij betrokken worden:

  • a. de mate waarin de belangen van gebruikers en/of van eigenaren van de aanliggende gronden kunnen worden geschaad;
  • b. de mate waarin de uitvoerbaarheid is aangetoond, waaronder begrepen de toelaatbaarheid op het gebied van milieu, externe veiligheid, waterhuishouding, ecologie en archeologie;
  • c. de mate waarin de landschappelijke inpasbaarheid is aangetoond;
  • d. de mate waarin de verkeerssituatie wordt beïnvloed, waaronder begrepen de gevolgen voor de infrastructuur

Artikel 8 Algemene gebruiksregels

8.1 Strijdig gebruik

Onder een gebruik in strijd met het bestemmingsplan wordt in ieder geval verstaan:

  • a. het uitvoeren van de in de Bijlage 2 genoemde werken of werkzaamheden, indien en voor zover bij de van toepassing zijnde bestemming of aanduiding in de tabel een "S" is vermeld;
  • a. het gebruiken of het laten gebruiken van gronden als paardenbak, tenzij dat uitdrukkelijk is toegestaan;
  • b. het gebruiken of het laten gebruiken van gebouwen ten behoeve van een seksinrichting, tenzij dat uitdrukkelijk is toegestaan.

8.1.1 Uitzondering strijdig gebruik

Onder een gebruik in strijd met het bestemmingsplan wordt niet verstaan:

  • a. het uitvoeren van de in Bijlage 2 genoemde werken of werkzaamheden, indien en voor zover bij de van toepassing zijnde bestemming of aanduiding in de tabel een ''T'' is vermeld;
  • b. de opslag van materiaal en het stallen van caravans in (voormalige) agrarische bedrijfsgebouwen, uitsluitend in geval de agrarische bedrijfsgebouwen minimaal 5 jaar in gebruik zijn geweest ten behoeve van agrarische bedrijfsactiviteiten.
8.2 Afstemmingsregel

Indien in Bijlage 2 voor bepaalde gronden een ''S'' en/of een ''A'' en/of een ''T'' zijn vermeld, geldt dat het meeste belang wordt toegekend aan respectievelijk de ''S'', de ''A'' en de ''T''.

Artikel 9 Algemene afwijkingsregels

9.1 Afwijkingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van:

  • a. de bij recht in de regels gegeven maten, afmetingen, percentages, met uitzondering van oppervlakte- en inhoudsmaten, tot niet meer dan 10% van die maten, afmetingen en percentages;
  • b. de bestemmingsregels en toestaan dat het beloop of het profiel van wegen of de aansluiting van wegen onderling in geringe mate wordt aangepast, indien de verkeersveiligheid en/of -intensiteit daartoe aanleiding geven;
  • c. de bestemmingsregels met het oog op de aanpassing aan de werkelijke afmetingen van het terrein, mits de structuur van het plan niet wordt aangetast, de belangen van derden in redelijkheid niet worden geschaad en de afwijking gewenst en noodzakelijk wordt geacht voor de juiste verwezenlijking van het plan;
  • d. de bestemmingsregels en toestaan dat de bouwhoogte van de bouwwerken, geen gebouw of overkapping zijnde wordt vergroot tot niet meer dan 10 m;
  • e. de bestemmingsregels en toestaan dat telecommasten tot een hoogte van niet meer dan 40 m worden geplaatst;
  • f. de bestemmingsregels en toestaan dat wordt gebouwd voor nutsvoorzieningen tot een bouwhoogte van niet meer dan 3 m en een oppervlakte van niet meer dan 25 m2;
  • g. het bepaalde ten aanzien van de maximale hoogte van gebouwen en toestaan dat de hoogte van de gebouwen wordt vergroot ten behoeve van plaatselijke verhogingen, zoals schoorstenen, luchtkokers, liftkokers, lichtkappen en schotelantennes, indien de oppervlakte van de vergroting van de verhoging niet meer bedraagt dan 1 m2, met dien verstande dat de oppervlakte van de vergroting ten behoeve van een liftkoker niet meer bedraagt dan 4 m2.
  • h. het bepaalde in:

ten behoeve van een windturbine met een hoogte van niet meer dan 15 m, met dien verstande dat:

  • voor de realisering van een windturbine binnen de bestemmingen 'Agrarisch' of 'Agrarisch met waarden - Landschap' geldt dat de afstand tot de bestemming 'Wonen' niet meer mag bedragen dan 20 m;
  • geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de waarde van de (aangrenzende) gebiedsbestemming.
9.1.1 Afwegingskader

Bij toepassing van de afwijkingsbevoegdheden in dit plan vindt een evenredige belangenafweging plaats waarbij betrokken worden:

  • a. de mate waarin de belangen van gebruikers en/of van eigenaren van de aanliggende gronden kunnen worden geschaad;
  • b. de mate waarin de uitvoerbaarheid is aangetoond, waaronder begrepen de toelaatbaarheid op het gebied van milieu, externe veiligheid, waterhuishouding, ecologie en archeologie;
  • c. de mate waarin de landschappelijke inpasbaarheid is aangetoond;
  • d. de mate waarin de verkeerssituatie wordt beïnvloed, waaronder begrepen de gevolgen voor de infrastructuur.

Artikel 10 Algemene aanduidingsregels

10.1 Reconstructiewetzone - verwevingsgebied

Ter plaatse van de aanduiding reconstructiewetzone - verwevingsgebied zijn specifieke regels van toepassing die zijn opgenomen in artikel 5.7.1 lid b.

Artikel 11 Algemene wijzigingsregels

11.1 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen en de bestemmingen 'Agrarisch' en 'Agrarisch met waarden - Landschap' wijzigen in de bestemming 'Verkeer-3 en/of 'Verkeer-4' zoals bedoeld in de bestemmingsplannen 'Buitengebied 2009' en 'Buitengebied 2009, herziening 2012 (veegplan)' en Buitengebied 2009, herziening 2019 (veegplan 2).

11.1.1 Afwegingskader

Ter beoordeling van de toelaatbaarheid van de in 11.1 genoemde wijzigingsregels vindt een evenredige belangenafweging plaats, waarbij betrokken worden:

  • a. de mate waarin waarden, die het plan beoogt te beschermen, kunnen worden geschaad;
  • b. de mate waarin de belangen van gebruikers en/of eigenaren van de aanliggende gronden worden geschaad;
  • c. de mate waarin de uitvoerbaarheid, waaronder begrepen de milieutechnische-, de waterhuishoudkundige-, de archeologische-, de ecologische-, de verkeerstechnische toelaatbaarheid en de stedenbouwkundige inpasbaarheid is aangetoond.
11.1.2 Algemeen afwegingskader

Bij toepassing van de wijzigingsbevoegdheden in dit plan vindt een evenredige belangenafweging plaats waarbij betrokken worden:

  • a. de mate waarin de belangen van gebruikers en/of van eigenaren van de aanliggende gronden kunnen worden geschaad;
  • b. de mate waarin de uitvoerbaarheid is aangetoond, waaronder begrepen de toelaatbaarheid op het gebied van milieu, externe veiligheid, waterhuishouding, ecologie en archeologie;
  • c. de mate waarin de landschappelijke inpasbaarheid is aangetoond;
  • d. de mate waarin de verkeerssituatie wordt beïnvloed, waaronder begrepen de gevolgen voor de infrastructuur.

Artikel 12 Overige regels

12.1 Werking wettelijke regelingen

De wettelijke regelingen waarnaar in de regels van dit plan wordt verwezen, gelden zoals deze luiden op het moment van vaststelling van het plan.

12.2 Parkeerregels
12.2.1 Parkeren

Het bevoegd gezag verleent pas een omgevingsvergunning voor de activiteiten bouwen en/of gebruiken van gronden en/of de activiteit handelen in strijd met regels ruimtelijke ordening, onder voorwaarde dat:

  • a. in het geval van nieuwbouw, uitbreiding en functiewijziging van gebouwen en/of voorzieningen, op eigen terrein dient te worden voorzien in voldoende parkeergelegenheid en laad- en losvoorzieningen;
  • b. er is sprake van voldoende parkeergelegenheid en laad- en losvoorzieningen, indien:
    • 1. voldaan wordt aan de normen uit de CROW-publicatie 381 'Toekomstbestendig parkeren', zoals die gelden op het tijdstip van indiening van de aanvraag omgevingsvergunning en dat indien deze publicatie gedurende de planperiode wordt gewijzigd, rekening wordt gehouden met de wijziging;
    • 2. de parkeerplaatsen voldoen aan de verdere eisen (maatvoering en ontwerp) die zijn neergelegd in de CROW-publicatie 381 'Toekomstbestendig parkeren', zoals die gelden op het tijdstip van indiening van de aanvraag omgevingsvergunning en dat indien deze publicatie gedurende de planperiode wordt gewijzigd, rekening wordt gehouden met de wijziging;
    • 3. voldaan wordt aan de door CROW-publicatie 381 'Toekomstbestendig parkeren' gehanteerd indeling in centrum, schil centrum, rest bebouwde kom en buitengebied, geschetst in figuren 1 tot en met 8 uit Bijlage 10 bij de regels.
12.2.2 Afwijken

Het bevoegd gezag kan van het bepaalde in 12.2.1 afwijken, indien:

  • a. aanpassing van het bouwplan om alsnog te kunnen voorzien in voldoende parkeerruimte op eigen terrein redelijkerwijs niet kan worden verlangd;
  • b. op een andere wijze is of wordt voorzien in voldoende parkeergelegenheid en laad- en losvoorzieningen om de toename van de parkeerbehoefte op te vangen;
  • c. de betreffende ontwikkeling, mits voldoende ruimtelijk onderbouwd, niet valt in te delen binnen één van de gestelde categorieën uit de CROW-publicatie 381 'Toekomstbestendig parkeren'.
12.2.3 Afwegingskader

Bij toepassing van de afwijkingsbevoegdheden in dit plan vindt een evenredige belangenafweging plaats waarbij betrokken worden:

  • a. de mate waarin de belangen van gebruikers en/of van eigenaren van de aanliggende gronden kunnen worden geschaad;
  • b. de mate waarin de uitvoerbaarheid is aangetoond, waaronder begrepen de toelaatbaarheid op het gebied van milieu, externe veiligheid, waterhuishouding, ecologie en archeologie;
  • c. de mate waarin de landschappelijke inpasbaarheid is aangetoond;
  • d. de mate waarin de verkeerssituatie wordt beïnvloed, waaronder begrepen de gevolgen voor de infrastructuur.
12.2.4 Nadere eisen

Het bevoegd gezag kan nadere eisen stellen ten aanzien van het bepaalde in 12.2.1, indien dit noodzakelijk is om een goede verkeersstructuur en/of bereikbaarheid voor het pand, perceel, straat (of deel daarvan) dan wel een andere ruimtelijke functionele structuur te waarborgen.

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels

Artikel 13 Overgangsrecht

13.1 Bouwwerken

Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor de activiteit bouwen , en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,

  • a. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
  • b. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor de activiteit bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk teniet is gegaan.
13.2 Afwijking

Het bevoegd gezag kan eenmalig bij een omgevingsvergunning afwijken van het eerste lid voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10 %.

13.3 Uitzondering op het overgangsrecht bouwwerken

Het bepaalde in het eerste lid is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

13.4 Gebruik

Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet, behoudens voor zover uit de Richtlijnen 79/409/EEG en 92/43/EEG van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 2 april 1979 inzake het behoud van de vogelstand onderscheidenlijk van 21 mei 1992 inzake de instandhouding van de natuurlijke habitats en de wilde flora en fauna, beperkingen voortvloeien ten aanzien van ten tijde van de inwerkingtreding van het bestemmingsplan bestaand gebruik.

13.5 Strijdig gebruik
  • a. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in 13.4, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
  • b. Indien het gebruik, bedoeld 13.4, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
13.6 Uitzondering op het overgangsrecht gebruik

Het bepaalde in 13.4 is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 14 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als:

Regels van het bestemmingsplan "Buitengebied 2009, herziening Bornerbroekseweg 18" van de gemeente Wierden.

Aldus vastgesteld in de raadsvergadering van

De griffier De voorzitter