direct naar inhoud van Artikel 13 Wonen - 3
Plan: Hooilanden
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0184.BP2010Ho-0401

Artikel 13 Wonen - 3

13.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen - 3' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

De voor 'Wonen’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. ééngezinshuizen (bugalows) in open bebouwing;
  • b. vrije beroepen zoals opgenomen in bijlage 2;
  • c. groenvoorzieningen,

met de daarbij behorende:

  • d. bouwwerken;
  • e. parkeervoorziening;
  • f. tuinen;
  • g. erven;
  • h. paden.
13.2 Bouwregels
  • 1. Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende regels:
    • a. de ééngezinshuizen mogen slechts worden gebouwd binnen het aangegeven bouwvlak;
    • b. de bebouwde oppervlakte van het bouwperceel mag niet meer bedragen dan 40% van dat perceel;
    • c. de bouwhoogte van de ééngezinshuizen mag niet meer bedragen dan 9 meter;
    • d. de goothoogte van de ééngezinshuizen mag niet meer dan 4,50 meter bedragen;
    • e. de inhoud per ééngezinshuis mag niet minder dan 250m³ bedragen;
    • f. de afstand tussen de zijgevel van het ééngezinhuis en de zijdelingse perceelgrens mag niet minder dan 5 meter bedragen;
    • g. de afstand van de voorgevel tot aan de perceelsgrens bedraagt minimaal 5 meter;
    • h. de afstand tussen de achtergevel van het ééngezinshuis en de perceelsgrens achter deze achtergevel mag niet minder dan 10 meter bedragen, tenzij:
      • één der afstanden bedoeld in sub f niet minder dan 10 meter bedraagt, in welk geval de afstand tussen de achtergevel van de ééngezinswoning en de perceelsgrens achter deze achtergevel niet minder dan 5 meter mag bedragen.
  • 2. Voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken geldt het volgende:
    • a. bijbehorende bouwwerken dienen binnen het bouwvlak te worden gebouwd;
    • b. vrijstaande bijbehorende bouwwerken mogen slechts achter de achtergevel van het huis gebouwd worden;
    • c. de gezamenlijke oppervlakte van de bijbehorende bouwwerken bij een hoofdgebouw mag niet niet meer bedragen dan 100 m², met dien verstande dat:
      • het bebouwingspercentage van 40% niet overschreden wordt;
      • de gezamenlijke oppervlakte van vrijstaande bijbehorende bouwwerken niet meer dan 30 m² bedraagt;
    • d. de goothoogte mag niet meer bedragen dan respectievelijk 3 m;
    • e. de bouwhoogte moet minimaal 1 m lager zijn dan de bouwhoogte van het hoofdgebouw;
    • f. voor aangebouwde bijbehorende bouwwerken geldt dat:
      • de breedte, gemeten langs de achtergevel, niet meer dan 45% van de breedte van het ééngezinshuis mag bedragen;
      • de afstand van de aangebouwde bijbehorende bouwwerken tot de zijdelingse perceelsgrens niet minder dan 2 m bedraagt;
    • g. de afstand van de ééngezinswoning en de vrijstaande bijbehorende bouwwerken mag niet minder dan 3 m bedragen;
    • h. in afwijking van het bepaalde in lid 13.2 sub 1 onder a mag de bouwgrens van het hoofdgebouw worden overschreden ten behoeve van de bouw van een erker, met dien verstande dat deze:
      • geen grotere bouwdiepte mag hebben dan 1 m;
      • geen grotere goothoogte mag hebben dan 3 m;
      • geen grotere breedte mag hebben dan 60% van de breedte van de gevel van het oorspronkelijke hoofdgebouw waartoe hij behoort;
      • niet tot gevolg mag hebben dat de afstand van het oorspronkelijke hoofdgebouw tot de aan de weg of de woonstraat gelegen bouwperceelsgrens minder dan 4 m bedraagt.
  • 3. Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de regels:
    • a. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 3 m;
    • b. ten aanzien van erf- en terreinafscheidingen gelden de volgende regels:
      • de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 1 m;
      • vanaf 3 m achter de voorgevel en in het verlengde daarvan mag de bouwhoogte niet meer bedragen dan 2 m.
13.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen, met het oog op het voorkomen van een onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden, het bebouwingsbeeld en/of de verkeersveiligheid, nadere eisen stellen aan:

  • 1. de plaats van bijbehorende bouwwerken;
  • 2. de plaats van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, met een grotere horizontale oppervlakte dan 6 m² en/of een hogere bouwhoogte dan 1,5 m.
13.4 Afwijken van de bouwregels
  • 1. Burgemeester en wethouders kunnen een omgevingsvergunning verlenen in afwijking van het bepaalde in lid 13.2 sub 2, onder c voor het vergroten van de gezamenlijke oppervlakte van bijbehorende bouwwerken bij het hoofdgebouw tot 150 m2, mits het bebouwingspercentage van het bouwperceel niet meer dan 40% bedraagt.
  • 2. Burgemeester en wethouders kunnen, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden, het bebouwingsbeeld en/of de verkeersveiligheid, een omgevingsvergunning verlenen in afwijking van het bepaalde in lid 13.2 sub 2 onder g, vierde bullet voor het bouwen van een erker, waarbij de afstand tot de aan de weg gelegen bouwperceelgrens minder dan 3 m bedraagt, mits de afstand niet minder dan 2 m bedraagt.
13.5 Specifieke gebruiksregels

Onder gebruik in strijd met deze bestemming wordt, met uitzondering van vrije beroepen zoals genoemd in bijlage 2, in ieder geval begrepen het gebruik van de gronden ten behoeve van:

  • a. beroep en bedrijf aan huis;
  • b. kantoorfunctie.
13.6 Afwijken van de gebruiksregels

Burgemeester en wethouders kunnen een omgevingsvergunning verlenen in afwijking van het bepaalde in lid 13.1 ten behoeve van het toestaan van aan huis verbonden beroep en een bedrijf aan huis, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • 1. het gebruik past qua aard, omvang en ruimtelijke uitstraling in de woonomgeving;
  • 2. de activiteit mag uitsluitend worden uitgeoefend in het hoofdgebouw en de bijbehorende bouwwerken met uitzondering van vrijstaande bijbehorende bouwwerken;
  • 3. de activiteit dient door één van de bewoners te worden uitgeoefend;
  • 4. ten behoeve van het beroep aan huis of bedrijf aan huis mag niet meer dan 30% van de vloeroppervlakte van het hoofdgebouw gebruikt worden tot een maximum van 45 m2;
  • 5. de activiteit past binnen categorie 1 van de in Bijlage 1 opgenomen Staat van bedrijfsactiviteiten of is naar aard en invloed op de omgeving gelijk te stellen met een activiteit uit categorie 1;
  • 6. detailhandel is niet toegestaan, tenzij deze beperkt is tot maximaal 10% van de totale bedrijfsomzet;
  • 7. horeca, auto-, motor- en bromfietsreparatie, prostitutie, seksinrichtingen en kapsalons zijn niet toegestaan;
  • 8. parkeren dient plaats te vinden op eigen terrein of in de nabije omgeving dienen voldoende parkeerplaatsen aanwezig te zijn;
  • 9. de omgevingsvergunning mag voor een maximale duur van 5 jaar worden verleend.