38.4 Afwijken van de bouwregels
Bij gebruikmaking van de bevoegdheid bij een omgevingsvergunning af te wijken van de bouwregels worden de algemene toetsingscriteria afwijkings- en wijzigingsbevoegdheden als genoemd in lid 60.2 gehanteerd.
Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in:
-
a. lid 38.2, sub a, onder 3:
en toestaan dat de bestaande oppervlakte aan bebouwing ten behoeve van bestaande bedrijven wordt uitgebreid met maximaal 25%, met dien verstande dat deze afwijking niet plaatsvindt ter plaatse van de aanduidingen 'specifieke vorm van maatschappelijk – dierenpension' en 'specifieke bouwaanduiding uitgesloten – uitbreiding' mits;
-
1. geen sprake is van VAB;
-
2. investering in de ruimtelijke kwaliteit plaatsvindt;
-
3. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
- de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
- het landschaps- en bebouwingsbeeld;
- de verkeersveiligheid;
- de verschijningsvorm van karakteristieke panden;
-
b. lid 38.2, sub a, onder 3:
en toestaan dat de bestaande bebouwingsoppervlakte ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van maatschappelijk – dierenpension' met 350 m2
wordt uitgebreid, mits:
-
1. alle bedrijfsbebouwing wordt gesloopt;
-
2. de architectuur en situering zich dient te richten naar het agrarische karakter en de waaierstructuur van het gebied;
-
3. het hele erf van een kwaliteitsverbetering wordt voorzien, waarbij een onafhankelijk advies van de ervenconsulent wordt gevraagd ten aanzien van zowel bebouwing als groen, ontsluiting, parkeren en dergelijke;
-
4. parkeren op eigen terrein plaatsvindt;
-
5. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
- de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
- het landschaps- en bebouwingsbeeld;
- de verkeersveiligheid;
-
c. lid 38.2, sub a, onder 3:
en toestaan dat tot 250 m² aan bijgebouwen bij een woning wordt gebouwd, mits:
-
1. investering in de ruimtelijke kwaliteit plaatsvindt;
-
2. de gebouwen worden gebruikt voor onderhoud van het landelijk gebied of stalruimte voor het hobbymatig houden van dieren;
-
3. elders in het buitengebied ten minste driemaal de oppervlakte aan extra bijgebouwen gesloopt wordt, in de vorm van voormalig agrarische bedrijfsgebouwen;
-
4. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
- de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
- het landschaps- en bebouwingsbeeld;
- de verkeersveiligheid;
- de verschijningsvorm van karakteristieke panden;
-
5. niet tevens gebruik wordt gemaakt van de regeling als bedoeld onder sub e;
-
d. lid 38.2, sub a, onder 3:
en toestaan dat bestaande bijgebouwen bij een woning worden teruggebouwd, met dien verstande dat:
-
1. het dient te gaan om een bouwwerk met een maximale oppervlakte van 250 m2
;
-
2. investering in de ruimtelijke kwaliteit dient plaats te vinden;
-
3. geen onevenredige aantasting mag plaatsvinden van:
- de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
- het landschaps- en bebouwingsbeeld;
- de verkeersveiligheid;
- de verschijningsvorm van karakteristieke panden;
-
4. voorwaarden gesteld kunnen worden ten aanzien van de sloop, erfinrichting, beplanting en realisatie van parkeerplaatsen;
-
5. deze afwijkingsmogelijkheid niet geldt ter plaatse van de aanduiding 'karakteristiek';
-
e. lid 38.2, sub a, onder 3, 4 en 6:
voor het toestaan van een grotere oppervlakte aan bijgebouwen, te realiseren via vervangende herbouw (saneringsregeling) van bijgebouwen met dien verstande dat:
-
1. alle bijgebouwen moeten worden gesloopt, slechts met uitzondering van karakteristieke bijgebouwen;
-
2. een vervangende bouw van bijgebouwen mag eenmalig per bouwperceel plaatsvinden tot een maximuminhoud van 50% van de bestaande inhoud aan bijgebouwen dat aanwezig is boven de 1.100 m³, met dien verstande dat de totale oppervlakte aan bijgebouwen bij het hoofdgebouw na toepassing van de saneringsregeling niet meer bedraagt dan 350 m²;
-
3. er sprake moet zijn van een verbetering van de ruimtelijke en landschappelijke kwaliteit;
-
4. aan de te verlenen omgevingsvergunning kunnen voorwaarden worden verbonden ten aanzien van sloop, erfinrichting, beplanting en realisatie parkeerplekken;
-
f. lid 38.2, sub a, onder 3 en 4:
voor het toestaan van een grotere inhoud aan bijgebouwen, te realiseren via compensatie van veldschuren, met dien verstande dat:
-
1. elders in het buitengebied een landschapsontsierende schuur wordt gesloopt;
-
2. de oppervlakte van het bijgebouw niet meer mag bedragen dan de oppervlakte van de gesloopte schuur, waarbij het totale maximum aan bijgebouwen bij de woning niet meer dan 250 m² bedraagt;
-
3. er sprake moet zijn van een verbetering van de ruimtelijke en landschappelijke kwaliteit op het erf waar het nieuwe bijgebouw wordt gebouwd;
-
4. aan de te verlenen omgevingsvergunning kunnen voorwaarden worden verbonden ten aanzien van sloop, erfinrichting, beplanting en realisatie parkeerplekken;
-
5. niet tevens gebruik wordt gemaakt van de regeling als bedoeld onder sub c;
-
g. lid 38.2, sub a, onder 7:
en toestaan dat de oppervlakte van bijgebouwen ter plaatse van de aanduiding 'erf' met 10% ten opzichte van de bestaande oppervlakte wordt uitgebreid, mits:
-
1. investering in de ruimtelijke kwaliteit plaatsvindt;
-
2. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
- de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
- het landschaps- en bebouwingsbeeld;
- de verkeersveiligheid;
- de verschijningsvorm van karakteristieke panden;
-
h. lid 38.2, sub a, onder 10 en 11:
ten behoeve van een grotere goot- en bouwhoogte indien daardoor de maatvoering beter aansluit bij de omliggende bebouwing;
-
i. lid 38.2, sub a, onder 10:
ten behoeve van een grotere goothoogte indien dit noodzakelijk is in verband met de eisen van het Bouwbesluit;
-
j. lid 38.2, sub b, onder 7:
en een lagere dakhelling toestaan van bijgebouwen en overkappingen bij woningen mits hierbij wordt aangesloten bij de dakhelling van de reeds bestaande bebouwing en de dakhelling minimaal 15° bedraagt;
-
k. lid 38.2, sub b, onder 7:
en een lagere dakhelling toestaan van ondergeschikte bijgebouwen en overkappingen bij woningen (zoals carports, garages en een tussenlid).
-
l. lid 38.2, sub b, onder 1 en 5:
ten behoeve van een andere situering van een aan- of uitbouw, bijgebouw of overkapping mits de situering daarvan beter aansluit bij de omliggende bebouwing;
-
m. lid 38.2, sub d, onder 2:
en toestaan dat lichtmasten worden geplaatst bij paardrijbakken, mits:
-
1. de hoogte maximaal 4 m bedraagt;
-
2. het aantal niet meer dan zes bedraagt;
-
3. de lichtmasten uitsluitend zijn gericht op de paardrijbak;
-
4. deze voldoen aan de milieukwaliteitseisen onder de specifieke gebruiksregels.
38.6 Afwijken van de gebruiksregels
Bij gebruikmaking van de bevoegdheid bij een omgevingsvergunning af te wijken van de gebruiksregels worden de algemene toetsingscriteria afwijkings- en wijzigingsbevoegdheden als genoemd in lid 60.2 gehanteerd.
Het bevoegd gezag zijn bevoegd bij omgevingsvergunning af te wijken van het bepaalde in:
voor het gebruik van een bijgebouw voor zelfstandige bewoning in het kader van mantelzorg, met dien verstande dat:
-
1. de behoefte aan mantelzorg blijkt uit een schriftelijke verklaring van een zorginstelling, dan wel de mantelzorgbehoevende ouder is dan 75 jaar;
-
2. de geluidsbelasting op de woning in het bijgebouw niet meer mag bedragen dan de daarvoor geldende voorkeurswaarde of een hoger verkregen grenswaarde, zoals bedoeld in de Wet geluidhinder;
-
3. er ter plekke een acceptabel woon- en leefklimaat valt te garanderen;
-
4. de omgevingsvergunning mag geen negatieve invloed hebben op de ontwikkelingsmogelijkheden van omliggende bedrijven;
-
5. gegarandeerd wordt dat na beëindiging van de mantelzorgbehoefte het betreffende gebouw als bijgebouw in gebruik wordt genomen;
-
6. in aanvulling van de binnenplanse afwijking een overeenkomst wordt gesloten;
en toestaan dat de bestaande bijgebouwen gebruikt worden als bed and breakfast, mits:
-
1. aantoonbaar sprake is van kortdurend verblijf;
-
2. er sprake is van een verbetering van de ruimtelijke kwaliteit op het erf;
-
3. omliggende bedrijven niet in de ontwikkelingsmogelijkheden worden beperkt;
en toestaan dat VAB's worden gebruikt voor bedrijven behorende tot de categorieën 1 en 2 van de bij deze regels behorende Staat van bedrijven, met dien verstande dat:
-
1. geen nieuwe gebouwen mogen worden gebouwd en bestaande gebouwen mogen niet worden uitgebreid;
-
2. in afwijking van het onder a bepaalde geldt dat sloop en nieuwbouw van voormalige agrarische bebouwing uitsluitend is toegestaan indien sprake is van landschapsontsierende stallen en/of sloop en nieuwbouw noodzakelijk is vanwege functionele en/of bouwtechnische redenen. Hierbij geldt dat gestreefd wordt naar een substantiële reductie van bebouwing en de totale her te bouwen oppervlakte van de functie niet meer bedraagt dan 500 m²;
-
3. de nieuwe functie moet leiden tot het behoud of verbetering van de agrarische uitstraling van het buitengebied en mag geen ongewenste visuele verstedelijking of aantasting van landschappelijke waarden veroorzaken;
-
4. de nieuwe functie geen onaanvaardbare verkeersaantrekkende werking mag hebben;
-
5. de bestaande bedrijfsvoering en ontwikkelingsmogelijkheden van omliggende (agrarische) bedrijven niet onevenredig mogen worden beperkt;
-
6. de functie milieuhygiënisch inpasbaar moet zijn;
-
7. er geen buitenopslag of andere bedrijfsactiviteiten buiten de gebouwen mag plaatsvinden In afwijking hiervan kan ondergeschikte buitenopslag binnen het bouwvlak worden toegestaan, welke inherent is en volgt uit de bedrijfsvoering, mits:
- de buitenopslag redelijkerwijs niet onder te brengen is in de bestaande bedrijfsbebouwing;
- de buitenopslag geen onevenredige afbreuk doet aan de landelijke c.q. agrarische uitstraling van het perceel;
- er sprake is van een goede landschappelijke inpassing;
- de buitenopslag expliciet wordt begrensd;
-
8. overtollige bebouwing die niet wordt hergebruikt moet worden gesloopt;
-
9. detailhandel uitsluitend is toegestaan als ondergeschikte functie die ten dienste staat van de nieuwe functie;
-
10. horeca uitsluitend is toegestaan als ondergeschikte functie die ten dienste staat van de nieuwe functie.
-
11. ook bedrijven die niet in de bij deze regels behorende Staat van bedrijven zijn genoemd kunnen worden toegestaan, mits deze bedrijven naar aard en omvang en qua milieueffecten gelijk kunnen worden gesteld met de bedrijven die wel zijn genoemd;
-
12. wordt voldaan dient aan de overige voorwaarden uit het VAB-beleid zoals opgenomen in bijlage 5;
en toestaan dat ter plaatse van de aanduiding 'fruitteelt' gebouwen worden gebouwd ten behoeve van de fruitteelt, mits:
-
1. de oppervlakte niet meer bedraagt dan 365 m2
;
-
2. de oppervlakte als bedoeld onder 1 mag worden vermeerderd met ten hoogste 65 m2
indien de vergunning ten behoeve van de bouw van de woning ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding – schuur' is ingetrokken;
-
3. er sprake is van vervangende nieuwbouw in die zin dat bebouwing elders op het perceel wordt gesloopt;
-
4. het hele erf van een kwaliteitsverbetering wordt voorzien, waarbij een onafhankelijk advies van de ervenconsulent wordt gevraagd ten aanzien van bebouwing, groen, ontsluiting en parkeren;
het in gebruik nemen van een oorspronkelijk inpandig voormalig bedrijfsgedeelte in een oorspronkelijke boerderij ten behoeve van woon-gebruik ter plaatse van de aanduiding 'karakteristiek'waarbij een waarbij een overschrijding van artikel 38.2 sub a, onder 3 is toegestaan, mits:
-
1. de uitbreiding van de woning binnen de bestaande bebouwingsmassa van het oorspronkelijke hoofdgebouw geschiedt;
-
2. sprake is van de instandhouding en versterking van het bestaande karakteristieke pand;
-
3. er geen extra woningen ontstaan;
-
4. geen afbreuk wordt gedaan aan de bestaande monumentale waarden.