29.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'recreatie - verblijfsrecreatie' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
-
a. recreatieparken met bijbehorende recreatiewoningen en standplaatsen voor kampeermiddelen;
-
b. kampeerterreinen;
-
c. beheer en dienstverlening, waaronder mede een kantine/restaurant wordt verstaan, sanitaire voorzieningen en onderhoud;
-
d. het wonen ten behoeve van de recreatievoorzieningen, al dan niet in combinatie met een aan huis verbonden beroep of bedrijf;
-
e. bestaande groepsaccommodatie;
-
f. natuurkampeerterreinen;
met de daarbij behorende:
-
g. gebouwen, waaronder overkappingen;
-
h. bedrijfswoningen;
-
i. aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen bij een bedrijfswoning;
-
j. bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
-
k. groenvoorzieningen;
-
l. nutsvoorzieningen;
-
m. verkeers- en verblijfsvoorzieningen;
-
n. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
-
o. parkeervoorzieningen;
met dien verstande dat:
-
p. uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie – 1', dan wel conform de bestaande situatie stacaravans zijn toegestaan;
-
q. ter plaatse van de aanduiding 'recreatiewoning uitgesloten' geen recreatiewoningen zijn toegestaan;
-
r. sprake moet zijn van een bedrijfsmatige exploitatie, met uitzondering van bestaande niet bedrijfsmatig geëxploiteerde park(gedeelt)en.
29.3 Afwijken van de bouwregels
Bij gebruikmaking van de bevoegdheid bij een omgevingsvergunning af te wijken van de bouwregels worden de algemene toetsingscriteria afwijkings- en wijzigingsbevoegdheden als genoemd in lid 61.2 gehanteerd.
Het bevoegd gezag kan, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
- de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
- de natuurlijke en landschappelijke waarden;
- een goede landschappelijke inpassing;
- de milieusituatie;
- de verkeers- en parkeersituatie;
bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in:
-
a. lid 29.2, sub b, onder 2:
voor uitbreiding van de inhoud van een recreatiewoning tot 300 m3
, mits:
-
1. deze uitbreiding benodigd is voor het inspelen op de behoeftes uit de recreatieve markt;
-
2. een aanvraag toeziet op minimaal 10 recreatiewoningen;
-
3. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de gebruiksmogelijkheden van omliggende verblijfsrecreatieve percelen;
-
4. wordt geïnvesteerd in ruimtelijke kwaliteit en de landschappelijke inpassing van de percelen;
-
b. lid 29.2, sub c, onder 2:
en toestaan dat de bestaande oppervlakte aan bedrijfsbebouwing binnen het bestemmingsvlak worden uitgebreid met maximaal 25%, mits:
-
1. geen sprake is van VAB;
-
2. investering in de ruimtelijke kwaliteit plaatsvindt ;
-
3. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
- de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
- het landschaps- bebouwingsbeeld;
- de verkeersveiligheid;
- de verschijningsvorm van karakteristieke panden;
-
c. lid 29.2, sub c, onder 2:
en toestaan dat de bestaande bebouwingsoppervlakte binnen het bestemmingsvlak worden uitgebreid met maximaal 50%, mits het gehele recreatiepark van een ruimtelijke kwaliteitsimpuls conform de provinciale richtlijnen (Kwaliteitsimpuls Groene Omgeving) wordt voorzien, hetgeen dient te blijken uit een integraal ruimtelijk verbeteringsplan en mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
-
1. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
-
2. het landschaps- bebouwingsbeeld;
-
3. de verkeersveiligheid;
-
4. de verschijningsvorm van karakteristieke panden;
-
d. lid 29.2, sub d, onder 1:
en toestaan dat een tweede bedrijfswoning wordt gebouwd, mits:
-
1. is aangetoond dat de tweede bedrijfswoning bedrijfseconomisch noodzakelijk is voor het extra toezicht op het bedrijf;
-
2. is aangetoond dat geen sprake is van onevenredige schade voor de aangrenzende bedrijven, in die zin dat de bedrijven in hun ontwikkelingsmogelijkheden worden beperkt;
-
3. er sprake is van een goede landschappelijke inpassing;
-
4. de geluidsbelasting van het geluidsgevoelige gebouw niet hoger zal zijn dan de daarvoor geldende voorkeursgrenswaarde, of een verkregen hogere waarde;
-
e. lid 29.2, sub d, onder 5:
en een lagere dakhelling toestaan van bijgebouwen en overkappingen bij bedrijfswoningen mits hierbij wordt aangesloten bij de dakhelling van de reeds bestaande bebouwing en de dakhelling minimaal 15° bedraagt;
-
f. lid 29.2, sub d, onder 5:
en een lagere dakhelling toestaan van ondergeschikte bijgebouwen en overkappingen bij bedrijfswoningen (zoals carports, garages en een tussenlid).