Artikel 26 Natuur - Landgoed
26.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'natuur - landgoed' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
-
a. landgoed;
-
b. natuur;
-
c. het behoud, beheer, herstel en ontwikkeling van natuurlijke en landschappelijke waarden;
alsmede voor:
-
d. een landhuis, er plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - landhuis';
-
e. een parkeerterrein, ter plaatse van de aanduiding 'parkeerterrein';
-
f. een woning annex kantoor en/of opslag, ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - woning';
-
g. recreatief medegebruik;
met de daarbij behorende:
-
h. wandelpaden;
-
i. bos, bebossing en groenvoorzieningen;
-
j. extensief agrarisch medegebruik;
-
k. water en waterhuishoudkundige voorzieningen.
In de bestemming is begrepen de inrichting van ten minste 30% van de 10 ha aan landbouwgrond onttrokken gronden, ten dienste van het landgoed als nieuw bos of nieuwe natuur.
26.2 Bouwregels
-
a. Voor het bouwen van gebouwen en overkappingen gelden de volgende regels:
-
1. de gebouwen en overkappingen worden uitsluitend binnen een bouwvlak gebouwd;
-
2. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - landhuis' mag een landhuis worden gebouwd, ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - woning' mag een woning worden gebouwd;
-
3. het landhuis wordt in twee bouwlagen met een kap gebouwd; een onderbouw is toegestaan;
-
4. de inhoud van het landhuis bedraagt ten minste 2.000 m³, maar ten hoogste 2.850 m³;
-
5. de goot- en bouwhoogte van het landhuis bedraagt ten hoogste respectievelijk 9 m en 15 m;
-
6. de inhoud van de woning bedraagt maximaal 1.100 m³;
-
7. de goot -en bouwhoogte van de woning annex kantoor en/of opslag bedragen ten hoogste respectievelijk 9 m en 12 m;
-
8. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - landhuis' zijn bijgebouwen toegestaan met een oppervlakte van maximaal 200 m², ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - woning' zijn bijgebouwen toegestaan van maximaal 100 m²;
-
9. de goot- en bouwhoogte van bijgebouwen en overkappingen bij een landhuis en woning bedragen ten hoogste respectievelijk 5 m en 9 m.
-
b. Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde, gelden de volgende regels:
-
1. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen bedraagt ten hoogste 2 m;
-
2. de bouwhoogte van licht- en vlaggenmasten bedraagt niet meer dan 8 m;
-
3. de hoogte van bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde, mag niet meer dan 3 m bedragen.
26.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen met het oog op het voorkomen van een onevenredige aantasting van:
- de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
- het landschaps- en bebouwingsbeeld;
- de milieusituatie;
- de verkeersveiligheid;
nadere eisen stellen aan de goot- en bouwhoogte van de bebouwing.
26.4 Specifieke gebruiksregels
Onder strijdig gebruik met deze bestemming wordt begrepen het gebruik dat afwijkt van de bestemmingsomschrijving, waaronder in elk geval wordt begrepen:
-
a. het gebruik van gronden ten behoeve van verblijfsrecreatie met een kleinschalig karakter;
-
b. het gebruik van gronden en gebouwen ten behoeve van aan huis verbonden kantooractiviteiten, met uitzondering van de gebouwen ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - woning'.
26.5 Afwijken van de gebruiksregels
Bij gebruikmaking van de bevoegdheid bij een omgevingsvergunning af te wijken van de gebruiksregels worden de algemene toetsingscriteria afwijkings- en wijzigingsbevoegdheden als genoemd in lid 60.2 gehanteerd.
-
a. Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 26.4, onder b ten behoeve van het uitoefenen van aan huis verbonden kantooractiviteiten.
-
b. De omgevingsvergunning wordt uitsluitend verleend indien aan onderstaande criteria wordt voldaan:
- de woonfunctie moet in overwegende mate blijven gehandhaafd. Dit betekent dat:
-
1. de woonfunctie in ruimtelijke en visuele zin primair moet blijven;
-
2. het aan huis verbonden kantooractiviteiten uitsluitend inpandig mogen worden verricht;
-
3. maximaal 30% van de oppervlakte van hoofd- en bijgebouwen mag worden gebruikt voor de aan huis verbonden kantooractiviteiten met een maximum van 100 m²;
-
4. degene die de gebruiker is van de woning ook degene moet zijn die het aan huis verbonden bedrijf uitoefent.
26.6 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
-
a. Het is verboden zonder of in afwijking van een vergunning (omgevingsvergunning) van het bevoegd gezag de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:
-
1. het graven en dempen van sloten en andere waterpartijen en watergangen;
-
2. het vellen of rooien van bomen;
-
3. het aanbrengen van opgaande beplantingen;
-
4. het ophogen, afgraven of egaliseren van de gronden.
-
5. het verbreden van paden;
-
6. het aanbrengen van (half)verhardingen met een oppervlakte van meer dan 20 m².
-
b. De aanvraag voor de omgevingsvergunning wordt voorgelegd aan Het Oversticht met het verzoek de aanvraag te voorzien van een deskundigenadvies.
-
c. De omgevingsvergunning is niet vereist voor:
-
1. werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden die normaal onderhoud en beheer betreffen;
-
2. werken, geen bouwwerken zijnde en werkzaamheden die reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan;
-
3. werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden welke in overeenstemming zijn met de in bijlage 4 gevoegde kaarten 'Openstelling/ begrenzing/grondgebruik', welke is opgenomen als bijlage 1 in het Natuur- en landschapsplan Landgoed Nieuwe Strik en detailontwerp Landgoed Vledders welke is opgenomen als bijlage 2 in het Natuur- en landschapsplan Landgoed Vledders.
-
d. Voor zover voor meerdere werken en/of werkzaamheden vergunningen worden gevraagd en deze in één (inrichting) plan zijn ondergebracht, wordt dit plan in zijn geheel in de beoordeling betrokken.