direct naar inhoud van Toelichting
Plan: Staphorst Dorp - Rouveen 2016
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0180.1102015001-VS01

Toelichting

Hoofdstuk 1 Inleiding

Dit hoofdstuk beschrijft de aanleiding voor het opstellen van dit bestemmingsplan, een beschrijving van de bij dit plan horende stukken, de situering van het plangebied en een leeswijzer voor de toelichting van dit bestemmingsplan.

1.1 Aanleiding

De vigerende bestemmingsplannen voor Staphorst Dorp en Rouveen zijn toe aan een update. Beleid en regelgeving zijn niet allemaal meer actueel en bovendien mogen de bestemmingsplannen op basis van de Wet ruimtelijke ordening (Wro) niet ouder zijn dan tien jaar. Tevens biedt een gedateerd bestemmingsplan met dito regelgeving onvoldoende handvatten om bestaande kwaliteiten te beschermen en gewenste ontwikkelingen te faciliteren.

Dit bestemmingsplan "Staphorst Dorp - Rouveen 2016" vervangt als het onherroepelijk is geworden de vigerende bestemmingsplannen voor de kernen Staphorst en Rouveen, als ook diverse wijzigingsplannen, vrijstellingen / ontheffingen / afwijkingen en partiële herzieningen.

1.1.1 Omgevingswet-gedachte

Veel gemeenten, burgers en bedrijven ervaren het huidige omgevingsrecht als complex, verkokerd en onduidelijk. In hun dagelijkse praktijk ervaren zij knelpunten zoals tijdrovende procedures, lange doorlooptijden, hoge kosten en onvoorspelbaarheid van bestuurlijke en juridische procedures.

Een andere visie op de relatie tussen overheden (meer vertrouwen en samenwerking) en een andere verhouding tussen overheid en burger (minder regels) maken dat het huidige omgevingsrecht niet meer toekomstbestendig is. De nieuwe Omgevingswet, die naar verwachting in 2018 in werking treedt, kan een antwoord geven op diverse van deze opgaven.

Het nieuwe bestemmingsplan gaat uit van het credo 'ja mits' en kijkt alvast vooruit naar de nieuwe omgevingswet. Het nieuwe bestemmingsplan is daarop gericht door de planregels - daar waar redelijkerwijs mogelijk - te vergemakkelijken en te versoepelen. De ruimere regels geven meer vrijheid voor de initiatiefnemer, maar ook meer verantwoordelijkheid om bouwplannen af te stemmen met en op de omgeving.

In de kabinetsvisie uit 2003 stond; "De overheid zou minder regels moeten stellen en meer verantwoordelijkheid moeten geven aan de samenleving." De samenleving wordt steeds mondiger, zelfbewuster en -verantwoordelijker. De vraag naar een andere rol van de overheid en de samenleving is ingegeven door de maatschappelijke veranderingen.

Burgerparticipatie is het betrekken van inwoners, instellingen en organisaties bij de totstandkoming van beleid en plannen van de gemeente (samenspraak). Uitgangspunt is een wederzijdse gedachtewisseling in een zo vroeg mogelijk stadium. Een duidelijk verschil met inspraak, waarbij inwoners in een later stadium van besluitvorming de gelegenheid krijgen om een mening kenbaar te maken, voordat een definitief besluit wordt genomen.

De gemeente Staphorst hecht veel waarde aan deze burgerparticipatie en de bewoners in de directe omgeving van het ontwikkelingsgebied kunnen het meest vertellen over de leefbaarheid. Zij wonen ter plekke, kennen de situatie en kunnen ook eventueel ideeën aandragen. Burgerparticipatie komt niet in de plaats van inspraak als inspraak wettelijk verplicht is. Het kan wel aanvullend worden toegepast.

1.2 Bij het plan behorende stukken

Het bestemmingsplan "Staphorst Dorp - Rouveen 2016" bestaat uit de volgende stukken:

  • toelichting;
  • verbeelding (plankaart), schaal 1:1.000 (tek.no. NL.IMRO.0180.1102015001-VS01);
  • regels.

De verbeelding en de regels vormen samen het juridisch bindende gedeelte van het bestemmingsplan en moeten samen 'gelezen' worden. Op de verbeelding staan de bestemmingen van de gronden in het plangebied. Aan deze bestemmingen zijn regels en bepalingen gekoppeld die de uitgangspunten van het plan verzekeren.

Het plan gaat vergezeld van deze toelichting, waarin de aan het plan ten grondslag liggende gedachten, de beschrijving van de onderzoeksaspecten en de beschrijving van de planopzet zijn vermeld.

1.3 Situering van het plangebied

Het plangebied van het voorliggend bestemmingsplan betreft de kernen Staphorst en Rouveen. Het plangebied omvat de woongebieden van de kernen Staphorst en Rouveen, inclusief de sportvoorzieningen. In paragraaf 2.2 is een nadere beschrijving van het plangebied gegeven. Voor het beschermde dorpsgezicht, het woongebied De Slagen en de bedrijventerreinen zijn afzonderlijke bestemmingsplannen opgesteld.

1.4 Leeswijzer

Hoofdstuk 2 bevat een beschrijving van de huidige situatie van het plangebied. Het beleidskader is opgenomen in hoofdstuk 3. In hoofdstuk 4 wordt vervolgens een beschrijving gegeven van de omgevingsaspecten. In hoofdstuk 5 wordt een toelichting op de regels gegeven. Een beschouwing over de economische uitvoerbaarheid en de resultaten van de inspraak en het gevoerde overleg, zijn beschreven in hoofdstuk 6 en hoofdstuk 7.

Hoofdstuk 2 Beschrijving plangebied

2.1 Cultuurhistorie

De kern Staphorst en de kern Rouveen worden beschreven als een langgerekt streekdorp met een karakteristiek bebouwingsbeeld. Het is een reeks van van in totaal ruim duizend boerderijen aan weerszijden van de bijna 12 kilometer lange straatweg. In het noorden is het huidige Staphorst ontstaan als een verdichting rondom de kerk van Staphorst. Het huidige Rouveen is zuidelijker ontstaan als verdichting rondom de kerk van Rouveen. Beide dorpen werden al in schriften van de dertiende eeuw genoemd, maar lagen toen westelijker. De ontginning van het hoogveengebied geschiedde vanuit de beekdalen. Vanuit de beekdalen verdeelde men het hoogveengebied in een aantal ontginningsblokken of slagen, vier slagen voor Staphorst en vier voor Rouveen. Inklinking en oxidatie leidden tot maaiveldverlaging, waardoor men het dorp moest verplaatsen. Omstreeks 1600 ontstond de huidige situatie met de Nieuwe Dijk (thans de Oude Rijksweg-Gemeenteweg) als bebouwingsas.

2.2 Plangebieden

Staphorst

Het deel Staphorst in dit bestemmingsplan is verdeeld in Staphorst-Noord en Staphorst-Zuid. Dit komt doordat de Oude Rijksweg/Gemeenteweg, welke als grens geldt tussen de twee gebieden, niet tot dit bestemmingsplan behoort, omdat dit onder het bestemmingsplan voor het beschermd dorpsgezicht valt.

afbeelding "i_NL.IMRO.0180.1102015001-VS01_0001.jpg"

Afbeelding: Plangebieden Staphorst

Staphorst Noord

Het deelgebied Staphorst Noord wordt begrensd door de Klaas Kloosterweg Oost aan de noordzijde en de spoorlijn Zwolle-Meppel aan de oostzijde. De bebouwing ten noorden van de Gemeenteweg in het centrum van de kern Staphorst behorende tot de Streek begrenst het gebied aan de zuidzijde, terwijl de A28 het gebied aan de westzijde begrenst.

Het gebied vormt de eerste planmatige uitbreiding van Staphorst en is grotendeels ontwikkeld in de jaren ´50, ´60 en ´70. De eerste woningbouw vond plaats aan de Ebbinge Wubbenlaan en de Meesterweg. Het gebied bestaat overwegend uit rijenwoningen, twee-onder-een-kapwoningen en vrijstaande woningen.

Het woongebied kent een snelheidsregime van 30 km/uur. De Ebbinge Wubbenlaan kent vanuit het centrum een 30 km/uur-regime dat in noordelijke richting overgaat in een 50 km/uur-regime.

In het woongebied komen ook functies voor als een zorginstelling, een adviesbureau, detailhandel, nutsvoorzieningen et cetera.

Aan de noordzijde van het woongebied liggen andere voorzieningen zoals een sportpark en een evenemententerrein met onder andere een skeelerbaan, trekkertrekbaan, grasbaancircuit en accommodatie. Aan de westzijde van het woongebied, tussen de A28 en de Ebbinge Wubbenlaan, is een locatie waar een aantal woonwagens is gesitueerd. Ook liggen in deze zone weilandjes en volkstuintjes. Tevens bevinden zich hier een kerk, een postduivenvereniging en is er een locatie waar bijen worden gehouden. Iets zuidelijker is woningbouw en een dierenweide gesitueerd tussen de Ebbinge Wubbenlaan en de (oprit van de) A28.

Staphorst Zuid

Het deelgebied Staphorst Zuid wordt globaal begrensd aan de westzijde door de Rijksweg A28 en de Achthoevenweg. De noordzijde wordt begrensd door de Streek en de zuidzijde van het plangebied wordt begrensd door de J.C. van Andelweg. Hierbij is de begrenzing afgestemd op de plangrens van het bestemmingsplan voor De Slagen dat betrekking heeft op een gebied dat aan de zuidzijde van de J.C van Andelweg ligt.

Het zuidelijke deelgebied bestaat grofweg uit vier verschillende woongebieden en een centrumgebied. De uitleg van de woningbouw aan de zuidzijde is begonnen in de jaren '70. Het gebied bestaat voornamelijk uit vrijstaande woningen, twee-onder-eenkap woningen en rijenwoningen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0180.1102015001-VS01_0002.jpg"

Afbeelding: Gemeentehuis

In de woonbuurten komt ook een aantal andere functies voor. De functies betreffen onder andere het gemeentehuis, het politiebureau, de bibliotheek, maatschappelijk werk, een school en een sporthal. Daarnaast bevinden zich in de woonbuurten hier en daar functies, zoals een kapper, huisarts, adviesbureau, pedicure et cetera.

Het centrumgebied aan de Bergerslag kent een verscheidenheid aan voorzieningen. Hier bevinden zich centrumvoorzieningen als een supermarkt, cafetaria, drogisterij, schoenmaker, kantoorboekhandel, apotheek, fotozaak, sportzaak, kapper, kledingwinkel, dienstverlening et cetera.

afbeelding "i_NL.IMRO.0180.1102015001-VS01_0003.jpg"

Afbeelding: Willem de Zwijgerschool/peuterspeelzaal en Sporthal

De woongebieden met uitzondering van woonerven kennen voornamelijk een snelheidsregime van 30 km/uur.

In het plangebied komt een aantal karakteristieke panden voor. Deze zijn als zodanig op de verbeelding aangemerkt. Daarnaast bevindt zich in het plangebied een aantal panden die zijn aangemerkt als gemeentelijk monument. Deze zijn eveneens als "karakteristiek" op de verbeelding aangegeven.

Rouveen

afbeelding "i_NL.IMRO.0180.1102015001-VS01_0004.jpg"

Afbeelding: Plangebied Rouveen

Het plangebied wordt begrensd door Scholenland aan de noordzijde, door de Schipgravenweg aan de westzijde, door agrarisch gebied en de Korte Kerkweg aan de zuidzijde en door de grens van het beschermd dorpsgezicht waaronder de Oude Rijksweg-Gemeenteweg valt aan de oostzijde.

Rouveen kent vooral een woonfunctie. Daarnaast bevindt zich een aantal overige functies in het plangebied. In het plangebied aan de Oude Rijksweg zijn onder meer een autobedrijf, een kerk en een fietsenwinkel gevestigd.

Verder bevinden zich in het plangebied een cafetaria, kerken met dienstgebouwen, twee scholen, een huisartsenpraktijk, een bibliotheek, een dorpsweide en sportvelden. Tevens ligt er een begraafplaats in het plangebied. De ontwikkeling van de woningbouw in het plangebied is begonnen in de jaren ’50. Vanaf de jaren ’50 heeft deze woningbouwontwikkeling zich doorgezet tot het heden, waarbij in de jaren ’90 een versnelling op gang is gekomen. De teruggang van arbeidsplaatsen en werkzaamheden in de landbouwsector heeft grotendeels bijgedragen aan de woningbouwuitbreiding van Rouveen. Het plangebied bestaat uit rijenwoningen, twee-onder-een-kapwoningen en vrijstaande woningen. Het woongebied kent een snelheidsregime van 30 km/uur.

In het plangebied komen twee panden voor die zijn aangemerkt als rijksmonument. Deze zijn als "karakteristiek" op de verbeelding aangegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0180.1102015001-VS01_0005.png"

Afbeelding: Rijksmonumenten

Hoofdstuk 3 Beleidskader

3.1 Nationaal beleid

Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR)

Voor het nationale ruimtelijke en mobiliteitsbeleid geldt de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR). Deze structuurvisie is in 2013 in werking getreden.

Het Rijk streeft naar een concurrerend, bereikbaar, leefbaar en veilig Nederland door een krachtige aanpak die ruimte geeft aan regionaal maatwerk, de gebruiker voorop zet, investeringen prioriteert en ruimtelijke ontwikkelingen en infrastructuur met elkaar verbindt. Om dit te bereiken, brengt het Rijk de ruimtelijke ordening zo dicht mogelijk bij diegene die het aangaat (burgers en bedrijven), laat het meer over aan gemeenten en provincies ('decentraal, tenzij…') en komt de gebruiker centraal te staan.

Nationale belangen

Met de Structuurvisie zet het kabinet het roer om in het nationale ruimtelijke beleid. Het Rijk kiest voor een selectievere inzet van rijksbeleid op slechts 13 nationale belangen. Voor deze belangen is het Rijk verantwoordelijk en wil het resultaten boeken. Buiten deze 13 belangen hebben decentrale overheden beleidsvrijheid.

Voor het plangebied zijn de volgende nationale belangen van toepassing:

  • Nationaal belang 4 'Efficiënt gebruik van de ondergrond': In hoofdstuk 4 is aangegeven hoe met dit belang rekening is gehouden.
  • Nationaal belang 8 'Verbeteren van de milieukwaliteit': In hoofdstuk 4 is ook aandacht geschonken aan de verschillende milieuaspecten.
  • Nationaal belang 13 'Zorgvuldige afwegingen en transparante besluitvorming bij alle ruimtelijke plannen': Bij het voorliggende bestemmingsplan zijn alle belangen zorgvuldig afgewogen. Burgers, belangenorganisaties en andere overheden hebben de mogelijkheid om in het kader van de bestemmingsplanprocedure te reageren op deze afweging.

Ook ligt de kern Rouveen binnen een strook die is aangewezen als 'Locaties militaire activiteiten' in verband met een laagvliegroute. Hiervoor is een aanduiding in het bestemmingsplan opgenomen.

Ladder voor duurzame verstedelijking

Om een zorgvuldig gebruik van de schaarse ruimte te bevorderen, is een ladder voor duurzame verstedelijking geïntroduceerd. Dat betekent: eerst kijken of er vraag is naar een bepaalde nieuwe ontwikkeling, vervolgens kijken of het bestaande stedelijk gebied of bestaande bebouwing kan worden hergebruikt en mocht nieuwbouw echt nodig zijn, dan altijd zorgen voor een optimale inpassing en multimodale bereikbaarheid.

Het voorliggende bestemmingsplan betreft een consoliderend plan, hetgeen inhoudt dat er weinig ontwikkelingen in het plangebied zullen plaatsvinden. Het voorliggende bestemmingsplan past binnen de uitgangspunten van het SVIR. Er vinden geen stedelijke ontwikkelingen plaats of ontwikkelingen waarvan de regionale behoefte moet worden onderzocht, daarom hoeft niet nader te worden getoetst aan de ladder voor duurzame verstedelijking.

Conclusie

Gezien het actualiserend karakter van dit bestemmingsplan is er geen strijdigheid met de uitgangspunten van de structuurvisie.

3.2 Provinciaal beleid

3.2.1 Omgevingsvisie en -verordening Overijssel

De Omgevingsvisie is het provinciale beleidsplan voor de fysieke leefomgeving van Overijssel. Eén van de instrumenten om het beleid uit deze Omgevingsvisie te laten doorwerken is de Omgevingsverordening. Beide documenten zijn op 1 juli 2009 door Provinciale Staten vastgesteld.

In de Omgevingsvisie wordt de visie op de ontwikkeling van de fysieke leefomgeving van de provincie Overijssel tot 2030 weergegeven. Het beleid staat primair in dienst van de sociaal-economische ontwikkeling van Overijssel. Dit betekent dat ruimte wordt gemaakt voor ontwikkeling van werkgelegenheid en dat hoogwaardige woonmilieus tot stand worden gebracht. Die dynamiek moet benut worden als een kans om de ruimtelijke kwaliteit en duurzaamheid te versterken.

In de Omgevingsverordening zijn bepalingen opgenomen waarmee rekening gehouden dient te worden in bestemmingsplannen en andere ruimtelijke plannen. In de verordening worden regels gegeven over hoe bijvoorbeeld omgegaan dient te worden met een veelheid aan ruimtelijke aspecten.

De provincie definieert Ruimtelijke kwaliteit als: "Datgene wat ruimte geschikt maakt en houdt voor wat voor mensen belangrijk is". Of duurzamer gesteld: Wat voor mens, plant en dier belangrijk is. Ruimtelijke kwaliteit wordt gerealiseerd door naast bescherming vooral in te zetten op het verbinden van bestaande kwaliteiten en nieuwe ontwikkelingen. Daarnaast bieden dorpen en kernen weer andere leefmilieus dan het stedelijk gebied. De eigenheid kan gevonden worden door de eigen karakteristieke opbouw trouw te blijven en de verbinding met het omliggende landschap of historische structuren expliciet te maken.

Uitvoeringsmodel Omgevingsvisie Overijssel

Het uitvoeringsmodel is gebaseerd op de bestuursfilosofie van vitale coalities: met partners een gezamenlijke visie of doel delen en dan ieder in eigen verantwoordelijkheidssfeer in actie komen. Door middel van het Uitvoeringsmodel wordt duidelijk of een actie daadwerkelijk bijdraagt aan die gezamenlijke visie. Het model is gebaseerd op drie niveaus, namelijk:

  • 1. Generieke beleidskeuzes.
  • 2. Ontwikkelingsperspectieven.
  • 3. Gebiedskenmerken.

Generieke beleidskeuzes (of-vraag)

Generieke beleidskeuzes zijn keuzes die bepalend zijn voor de vraag of ontwikkelingen nodig dan wel mogelijk zijn. De generieke beleidskeuzes vloeien voort uit keuzes van de Europese Unie, het rijk of de provincie. Ook wordt in deze fase de "SER-ladder" gehanteerd. Deze komt er kort gezegd op neer dat eerst bestaande bebouwing en herstructurering worden benut, voordat uitbreiding kan plaatsvinden. Andere generieke beleidskeuzes betreffen onder andere gebieden voor reservering en bescherming van waarden. De generieke beleidskeuzes zijn veelal normstellend.

Voor het plangebied zijn de volgende generieke beleidskeuzes relevant:

  • Veenweidegebied (kern Rouveen);
  • Ganzengebied (westkant kern Rouveen).

Ontwikkelingsperspectieven (waar-vraag)

De opgaven, kansen, beleidsambities en ruimtelijke kwaliteitsambities voor de provincie zijn geschetst in ontwikkelingsperspectieven. Als uit de beoordeling in het kader van de generieke beleidskeuzes blijkt dat de voorgenomen ruimtelijke ontwikkeling aanvaardbaar is, vindt een toets plaats aan de ontwikkelingsperspectieven. De ontwikkelingsperspectieven geven richting aan wat waar kan worden ontwikkeld. De ontwikkelingsperspectieven zijn richtinggevend en bieden de flexibiliteit voor de toekomst.

De relevante ontwikkelingsperspectieven voor het plangebied zijn:

  • Woonwijk (Staphorst en Rouveen);
  • Geplande woonwijk (noordkant kern Staphorst en westkant kern Rouveen);
  • schoonheid van de modrne landbouw (noordkant kern Staphorst);
  • Historische kern (de delen langs Oude Rijksweg-Gemeenteweg);
  • Mixlandschap (rondom Stphorst en Rouveen).

Gebiedskenmerken (hoe-vraag)

De provincie wil ruimtelijke kwaliteit benaderen via de gebiedskenmerkencatalogus. In de catalogus gaan ze uit van een viertal lagen, de zogenaamde lagenbenadering:

  • De natuurlijke laag: in deze laag heerst de logica van de ondergrond en het watersysteem en hoe abiotische en biotische processen daarop.
  • De laag van het agrarisch cultuurlandschap: in deze laag gaat het om het ten nutte maken van het landschap ten behoeve van agrarische productie.
  • De stedelijke laag: in deze laag draait het om sociale en fysieke dynamiek en diversiteit van de steden, dorpen en landstadjes en het verbindende netwerk er tussen van wegen, paden, spoorwegen en kanalen.
  • Lust- en leisurelaag: in deze laag komen natuurlijke, functionele en sociale processen bij elkaar. Dit is de laag die gaat over beleving (onder andere recreatie) en identiteit (cultuurhistorie).

Door ontwikkeling conform de gebiedskenmerkencatalogus wordt de identiteit en diversiteit van dorpen (en steden) versterkt. Dat geldt in het bijzonder voor de stads- en dorpsrandgebieden.

Natuurlijke laag

Laagveengebieden: Ambitie is de Wieden en Weerribben als grootste laagveenmoeras van Europa, aan elkaar verbinden via een brede overgangszone en ontwikkelen als een groot aaneengesloten (half) natuurlijk vaar- en recreatielandschap, met hoge biodiversiteit, met aanliggende kernen als poorten naar de natuur. Ook in de overige veenweidelandschappen is een hoog waterpeil van belang om inklinking tegen te gaan. Het open karakter is zowel ruimtelijk waardevol, als voor weidevogels en ganzen.

Dekzandvlakte en ruggen: De ambitie is de natuurlijke verschillen tussen hoog en laag en tussen droog en nat functioneel meer sturend en beleefbaar te maken. Dit kan bijvoorbeeld door een meer natuurlijk watersysteem en door beplanting met ‘natuurlijke’ soorten. En door de (strekkings)richting van het landschap te benutten in gebiedsontwerpen.

Laag van het agrarisch cultuurlandschap

Laagveenontginningen: De ambitie is de cultuurhistorische kwaliteiten van het laagveenlandschap zoveel als mogelijk in stand te houden en beleefbaar te maken. De grote open ruimtes, het patroon van sloten met beplantingen, de vochtige bloemrijke weides met weidevogels geven dit landschap grote belevingswaarde. De grondgebonden landbouw is de drager van deze kwaliteiten, echter een nieuw perspectief op een gebiedsgerichte bedrijfsvoering - eventueel in combinatie met andere functies - is voor de toekomst van deze gebieden zeer wenselijk. Het karakteristieke bebouwingspatroon (voorkant aan de openbare weg; achterkant aan het landschap en in polder Mastenbroek op terpen) vormt vertrekpunt bij herstructurering, verdichting en uitbreiding van de agrarische bebouwing en de woon-/ werkmilieus.

Jonge heide- en broekontginningslandschap: De ambitie is de ruimtelijke kwaliteit van deze gebieden een stevige impuls te geven en soms een transformatie wanneer daar aanleiding toe is. De dragende structuren worden gevormd door landschappelijk raamwerken van lanen, bosstroken en waterlopen, die de rechtlijnige ontginningsstructuren versterken. Binnen deze raamwerken is ruimte voor verdere ontwikkeling van bestaande erven en soms de vestiging van nieuwe erven, mits deze een stevige landschappelijke jas krijgen.

Stedelijke laag

Historische kern: Vitale dorpscentra met een gevarieerd functioneel en ruimtelijk beeld. Eigen karakter van het centrum wordt opgezocht en versterkt. Het patroon van straten en andere openbare ruimten wordt in stand gehouden en waar mogelijk versterkt of hersteld. Archeologische en historische waarden worden zichtbaar gemaakt en ingezet ter versterking van de eigen identiteit van gebieden. Cultuurhistorische
waardevolle en beeldbepalende gebouwen krijgen waar nodig nieuwe functies en economische dragers. Behouden en versterken van de leefbaarheid van de centra door het behouden en versterken van de mix van functies en integrale oplossingen voor de functionele claim op de openbare ruimte.

Bebouwingsschil 1900-1955: Doorontwikkeling van de compacte stadskwartieren met de ‘gesloten’ stadsvorm. Waar maar enigszins mogelijk herstellen van de functiemix. Veel ruimte en aandacht voor zorgvuldig individueel (in de individuele wijken) en collectief (in de tuindorpen en fabrieksdorpen) opdrachtgeverschap. Als daar vanuit de (woon)kwaliteit aanleiding toe is ligt er in delen van deze wijken een belangrijke herstructureringsopgave.

Woonwijken 1955-nu: Herstructurering naoorlogse wijken is een belangrijke opgave voor vitale steden. De wijken van na de oorlog behouden hierbij hun eigen karakter. Ook al neemt bij herstructurering het bebouwd oppervlak in de wijken door meer grondgebonden woningen toe, er blijft collectieve ruimte tussen de bouwblokken. Markante gebouwen zoals leegkomende kerken en winkelstrips worden waar mogelijk behouden door ze een nieuwe functie te geven. In de wijken van de jaren ’70 en ’80 (woonerven) vereisen de kwaliteit van de buitenruimte en de parkeeroplossingen bijzondere aandacht. Herkennen en benutten naoorlogs cultureel erfgoed.

Lust- en leisurelaag 

Donkerte: Donkerte wordt een te koesteren kwaliteit. De ambitie is de huidige 'donkere' gebieden, ten minste zo donker te houden, maar bij ontwikkelingen ze liever nog wat donkerder te maken. Dit betekent op praktisch niveau terughoudend zijn met verlichting van wegen, bedrijventerreinen en dergelijke en verkennen waar deze 's nachts uit kan of anders lichtbronnen selectiever richten. Structureel is het vrijwaren van donkere gebieden van verhoging van de dynamiek het perspectief. De ambitie is het rustige en onthaaste karakter te behouden, zodat passages van autosnelwegen en regionale wegen niet leiden tot stedelijke ontwikkeling aan eventuele op- en afritten. Bundeling van stedelijke functies en infrastructuur in de 'lichte' gebieden.

Conclusie

Het voorliggende bestemmingsplan past binnen de provinciale beleidsuitgangspunten. Het plan legt uitsluitend de bestaande situatie vast en maakt geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk.

3.3 Gemeentelijk beleid

3.3.1 Structuurvisie 2030

In de Structuurvisie 2030, kernen Staphorst, Rouveen en IJhorst, is de ruimtelijke ontwikkeling van de drie kernen vastgelegd. De ambities van de gemeente op het gebied van wonen, werken, verkeer, voorzieningen en ruimtelijke kwaliteit is in dit beleidsdocument verwoord en verbeeld.

Ruimtelijke kwaliteit en duurzaamheid zijn belangrijk, zowel bij nieuwe als bestaande terreinen. De focus ligt op het verbeteren van de kwaliteit van de bestaande voorraad en zo min mogelijk uitleg op nieuwe locaties. Dat past ook in het landelijke beleid (SER-ladder). In geval van leegstand of herstructurering op de bestaande terreinen zal ook de SER-ladder nadrukkelijk worden gevolgd.

Op de volgende afbeeldingen is de kaart behorend bij de structuurvisie voor Staphorst en Rouveen weergegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0180.1102015001-VS01_0006.jpg"

afbeelding "i_NL.IMRO.0180.1102015001-VS01_0007.jpg"

afbeelding "i_NL.IMRO.0180.1102015001-VS01_0008.jpg"

Afbeelding: Kaart behorend bij structuurvisie

Voor het plangebied van Staphorst wordt ingezet op 'herstructurering / herinrichting' van de woonwijken, 'ontwikkelen en/of onderzoeken ommetjes, toegankelijkheid vergroten', 'herinrichting / renoveren groengebieden', 'verbeteren looproutes' bij het centrum en het behouden van de bestaande waarden en kwaliteiten.

Voor het plangebied van Rouveen wordt gericht op 'ontwikkelen en/of onderzoeken ommetjes, toegankelijkheid vergroten', 'ontwikkelen dorpspark' en het behouden van de bestaande waarden en kwaliteiten.

Aangezien er geen ontwikkelingen plaatsvinden in de plangebieden, past dit bestemmingsplan binnen de Structuurvisie 2030.

3.3.2 Woonvisie 2011+

In de Woonvisie formuleert de gemeente haar beleid en stelt zij vast wat zij de komende jaren op het gebied van wonen wil bereiken. Het geeft een kwantitatieve en kwalitatieve inkleuring aan de woningbouwontwikkeling.

Staphorst is een groeigemeente met jonge bevolkingssamenstelling en dat begint in Nederland redelijk uniek te worden. Bijzonder is verder dat ook het aantal gezinnen de komende decennia in Staphorst zal toenemen. De huisvesting van gezinnen in Staphorst is dan ook een van de essentiële onderdelen van het gemeentelijk woonbeleid. Ruimte voor gezinnen draagt bij aan de gewenste differentiatie in de bevolkingsopbouw. De gemeente Staphorst wil daarom ruimte bieden aan doorstromers, in het bijzonder de gezinnen. Dit omdat de woningvoorraad in grote mate reeds passend is voor gezinnen met kinderen. Door het realiseren van seniorenhuisvesting (onder andere ook nultreden-woningen) maken de senioren woningen vrij die gezinnen de kans bieden binnen de bestaande woningmarkt door te stromen. Naast de huisvesting van gezinnen heeft de huisvesting van starters nadrukkelijk de aandacht binnen de woonvisie. Woningen voor starters en jonge gezinnen zijn op dit moment onvoldoende binnen de gemeente aanwezig.

Momenteel heeft de gemeente 5.400 woningen. De behoefte aan woningen neemt, door een groeiend aantal huishoudens, toe. De komende 20 jaar zijn nog ruim 1.300 woningen nodig om de groei van het aantal huishoudens (starters, gezinsverdunning et cetera) op te kunnen vangen. De woningbehoefte groeit de komende 5 jaar met 420. In de vijfjaarsperiode daarna zijn nog eens 350 woningen nodig voor het huisvesten van de eigen bevolking.

Om de eigen bevolking te kunnen huisvesten zijn voor de komende vijf jaar 420 woningen nodig; per kern is dit als volgt: Staphorst 300 woningen, Rouveen 100 woningen en IJhorst 20 woningen.

De groep senioren neemt de komende jaren in omvang toe. De samenstelling van deze doelgroep is erg gevarieerd wat terug te voeren is op verschillen in levensfase, inkomenssituatie, en de mate waarin men aangewezen is op zorgverlening. Bij huishoudens van 55 jaar en ouder zien wij een toenemende belangstelling voor een huurwoning. Van de verhuisgeneigde medioren / senioren woont momenteel 74% in een koopwoning en dit neemt af tot 60% na verhuizing; er is sprake van een verschuiving van koop naar huur. Zij willen met name de stap maken van een ruime eengezinskoopwoning naar een grondgebonden nultredenwoning maken. Met het stijgen van de leeftijd verschuift de belangstelling van kopen naar huren. Onder jonge senioren is de belangstelling voor een koopwoning nog aanwezig en kiezen nog wel voor een koopwoning en dan wil men voor de volgende woning minder betalen dan de waarde van de huidige woning. Oudere senioren kiezen zeer overwegend voor een huurwoning.

Door maatschappelijke ontwikkelingen zoals vergrijzing, het langer zelfstandig wonen van mensen met een zorgbehoefte en extramuralisering, groeit de vraag naar woonvormen waar mensen met een zorgvraag kunnen wonen. Er ligt in de gemeente de ambitie om vanuit het wonen de juiste woonproducten op de juiste plaats te leveren, namelijk zodanig dat voldoende zorg- en welzijnsvoorzieningen gegarandeerd zijn. De inzet van de gemeente is het ontwikkelen van een woonservicegebied in alle drie de kernen.

Kansen voor de invulling van de nieuwbouwambitie liggen er in de eerste plaats door benutting van de inbreidingslocaties, splitsing van woningen en de herstructurering van verouderde huurwoningen. Belangrijke randvoorwaarde voor de gemeente is, dat de invulling van de inbreiding een verbetering oplevert van de kwaliteit van de woon- en leefomgeving. Verder is uiteraard de woningbouw op de uitbreidingslocaties belangrijk. Het gaat dan om de locaties Staphorst De Slagen en Rouveen West.

Gezien het actualiserend karakter van dit bestemmingsplan is er geen strijdigheid met de uitgangspunten van de woonvisie.

3.3.3 Archeologische verwachtings- en beleidskaart

De gemeente Staphorst beschikt over een archeologische verwachtings- en beleidsadvieskaart. De archeologische verwachtings- en beleidskaart is in 2011 vastgesteld. Op de verwachtingskaart staan naast de reeds bekende archeologische waarden ook de te verwachte archeologische waarden in de vorm van zones met een bepaalde trefkans. Hierdoor is een beeld gekregen waar archeologische sporen en vondsten in de bodem aanwezig kunnen zijn. Naast de genoemde kaarten is tevens een archeologisch beleidsrapport opgesteld. In paragraaf 4.7 is nader ingegaan op het aspect archeologie.

3.3.4 Landschapsplan Staphorst

In 2011 is het Landschapsplan Staphorst vastgesteld. De plangebieden van Staphorst en Rouveen betreffende bestaande bebouwde 'moderne' gebieden. Voor deze gebieden gelden op basis van het landschapsplan geen te beschermen landschappelijke waarden.

Voor de randen van de kernen wordt gestreefd naar het vormgeven van een heldere en groene overgang van het landschap naar het dorp. De kavelstructuur biedt aanknopingspunten voor groene structuren die de geleidelijke overgang kunnen vormgeven. De overgang wordt vormgegeven door aanleg van nieuwe en versterking van huidige landschapselementen, voordat stedelijke ontwikkeling plaats gaat vinden.

Met het voorliggende bestemmingsplan worden geen nieuwe stedelijke ontwikkelingen mogelijk gemaakt. Er zijn dan ook geen belemmeringen vanuit het landschapsplan.

3.3.5 Waterplan

Voor de gemeente Staphorst is een waterplan opgesteld. Het waterplan kent haar 'oorsprong' in het Nationaal en Regionaal Bestuursakkoord Water. De gemeente Staphorst, Waterschap Groot Salland en Waterschap Reest en Wieden hebben in 2007 besloten een waterplan voor de gemeente Staphorst op te stellen. Het Waterplan Staphorst is ingegeven vanuit de thema's waterkwantiteit, waterkwaliteit, water en ruimtelijke ordening. Daar waar het gemeentelijk waterplan ruimtelijke consequenties heeft, is dit in het voorliggende bestemmingsplan geregeld. Voor het voorliggende bestemmingsplan is in paragraaf 4.6 het aspect water nader uitgewerkt.

3.3.6 Ruimtelijke atlas en Welstandsnota

Een bestemmingsplan is erg belangrijk voor het bouwrecht. Omgevingsvergunningen voor het bouwen worden immers getoetst aan de regels uit het bestemmingsplan. Naast de bestemmingsplanbepalingen en de bouwtechniek is het uiterlijk van een bouwwerk erg belangrijk. Hiervoor is het welstandsbeleid opgesteld. Het welstandsbeleid is opgesteld aan de hand van gebiedsgerichte welstandscriteria. Deze criteria zijn weer gekoppeld aan deelgebieden. De verschillende deelgebieden hebben een duidelijk waarneembare samenhang door de verschijningsvorm en functie van de bebouwing in combinatie met de stedenbouwkundige opzet. Vaak is de bebouwing ook in dezelfde periode gerealiseerd. Naast de verschijningsvorm en de functie is ook de hoofdstructuur een middel om tot een gebiedsindeling te komen.

Voor de plangebieden van Staphorst en Rouveen gelden de welstandsregimes 'regulier' (voor de woongebieden), 'bijzonder' (de strook langs het lint Oude Rijksweg-Gemeenteweg) en gebieden waarvoor een beeldkwaliteitsplan van kracht is.

Hoofdstuk 4 Omgevingsaspecten

4.1 Inleiding

Ingevolge artikel 3.1.6 van het Besluit ruimtelijke ordening wordt in dit hoofdstuk een beschrijving opgenomen van het onderzoek naar relevante feiten en af te wegen belangen (artikel 3.2. Algemene wet bestuursrecht).

4.2 Geluid

Geluid vanwege wegverkeer

In het kader van de Wet geluidhinder bevinden zich langs alle wegen zones, met uitzondering van die wegen waar een maximumsnelheid van 30 km/uur geldt en wegen die zijn aangeduid als woonerf. Bij de 30 km/uur wegen en woonerven dient wel te worden bezien of sprake is van een goed woon- en leefklimaat.

Bij de vaststelling van een bestemmingsplan worden de als ten hoogste toelaatbare geluidswaarden in acht genomen. Dit geldt niet indien op het tijdstip van vaststelling van het bestemmingsplan de weg reeds aanwezig was en de woningen, geluidgevoelige gebouwen en terreinen reeds aanwezig of in aanbouw waren.

In het plangebied zijn alle wegen en woningen reeds aanwezig, met uitzondering van de woningen op de voormalige triangellocatie in Rouveen. De geluidsituatie is echter onderzocht in het bestemmingsplan 'bestemmingsplan Rouveen, partiële herziening Triangellocatie'. Daaruit blijkt dat de geluidsbelasting op de woningen maximaal 48 dB bedraagt. De voorkeursgrenswaarde van 48 dB wordt dus niet overschreden.

Geluid vanwege het spoor

Bij de vaststelling van een bestemmingsplan dat betrekking heeft op gronden, behorende tot een zone als bedoeld in de Regeling zonekaart spoorwegen geluidhinder of tot een zone op basis van de geluidplafondkaart, worden ter zake van de geluidsbelasting vanwege de spoorweg de ten hoogst toelaatbare waarden in acht genomen (artikel 4.1 Besluit geluidhinder). Dit geldt niet voor een reeds aanwezige spoorweg en reeds aanwezige woningen.

De spoorweg bij Staphorst is opgenomen op de geluidplafondkaart en heeft, gelet op het geluidregister en op artikel 1.4a Besluit geluidhinder, een zone van 600 m die over een deel van de kern van Staphorst ligt. Gelet op het consoliderende karakter van het bestemmingsplan zijn redelijkerwijs geen ontwikkelingen te verwachten binnen deze zone.

Geluid vanwege industrieterreinen

De in de kern Staphorst gelegen bedrijventerreinen zijn geen industrieterreinen in de zin van de Wet geluidhinder. Er geldt geen geluidzone als bedoeld in de Wet geluidhinder.

Conclusie

Vanuit het aspect geluid zijn er geen belemmeringen voor het voorliggende bestemmingsplan.

4.3 Luchtkwaliteit

Met betrekking tot luchtkwaliteit moet rekening worden gehouden met het gestelde in de Wet milieubeheer, hoofdstuk 5, titel 5.2 Luchtkwaliteitseisen en de bijbehorende bijlagen.

Op basis van artikel 5.16 Wm kan, samengevat, een bestemmingsplan worden vastgesteld, indien:

  • a. aannemelijk is gemaakt dat de mogelijkheden die het bestemmingsplan biedt, niet leiden tot het overschrijden van een in bijlage 2 (van de wet) opgenomen grenswaarde (die behoort bij de Wet milieubeheer, hoofdstuk 5, titel 5.2 luchtkwaliteitseisen), of;
  • b. aannemelijk is gemaakt dat de mogelijkheden die het bestemmingsplan biedt, leiden tot een verbetering per saldo van de concentratie in de buitenlucht van de desbetreffende stof dan wel, bij een beperkte toename van de concentratie van de desbetreffende stof, de luchtkwaliteit per saldo verbetert door een samenhangende maatregel of een optredend effect, of;
  • c. aannemelijk is gemaakt dat de mogelijkheden die het bestemmingsplan biedt niet in betekenende mate bijdragen aan de concentratie in de buitenlucht van een stof waarvoor in bijlage 2 (van de wet) een grenswaarde is opgenomen, of;
  • d. het project is genoemd of beschreven dan wel past binnen een programma van het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (in werking getreden per 01-08-2009).

Van een verslechtering van de luchtkwaliteit "in betekenende mate" als bedoeld onder c is sprake indien zich één van de volgende ontwikkelingen voordoet:

  • woningbouw: 1.500 woningen netto bij 1 ontsluitende weg of 3.000 woningen bij 2 ontsluitende wegen;
  • infrastructuur: 3% concentratiebijdrage (verkeerseffecten gecorrigeerd voor minder congestie);
  • kantoorlocaties: 100.000 m2 brutovloeroppervlak bij 1 ontsluitende weg, 200.000 m2 brutovloeroppervlak bij 2 ontsluitende wegen.

Dit plan bevat geen mogelijkheden voor dergelijke ontwikkelingen. De luchtkwaliteit zal dus niet "in betekenende mate" verslechteren. Aan het bepaalde betreffende luchtkwaliteit wordt dan ook voldaan.

Conclusie

Voor het voorliggende plan zijn er geen belemmeringen in het kader van het aspect luchtkwaliteit.

4.4 Bedrijven en milieuzonering

In het kader van de Wet milieubeheer dient in nieuwe situaties rekening te worden gehouden met (wenselijke) afstanden tussen bepaalde milieubelastende functies en milieu gevoelige functies. In de uitgave Bedrijven en milieuzonering (2009) is een richtafstandenlijst opgenomen. In de lijst is voor allerlei soorten "milieubelastende activiteiten" aangegeven welke richtafstanden vanwege geur, stof, geluid en gevaar bij voorkeur aangehouden moeten worden ten opzichte van "milieugevoelige activiteiten". De grootste van deze vier richtafstanden is bepalend voor de indeling van een activiteit in een milieucategorie.

Het waar nodig scheiden van milieubelastende activiteiten en milieugevoelige gebieden en functies bij nieuwe ontwikkelingen dient twee doelen:

  • Het reeds in het ruimtelijke spoor voorkomen of zoveel mogelijk beperken van hinder en gevaar bij woningen en andere gevoelige functies;
  • Het tegelijk daarmee aan de bedrijven voldoende zekerheid bieden dat zij hun activiteiten duurzaam binnen aanvaardbare voorwaarden kunnen uitoefenen.

Het bestemmingsplan en de milieuregelgeving vormen elkaars complement. Voor zover met behulp van een zonering eventuele overlast voor de omgeving niet voldoende kan worden beperkt, kan de toepassing van milieuregelgeving uitkomst bieden.

Dit plangebied heeft, naast een woonfunctie, voor een aantal percelen een bedrijfsfunctie. In dit plan is sprake van vastlegging van de bestaande situatie.

Benadrukt moet worden dat de mogelijkheden voor bedrijvigheid tevens in het kader van de milieuregelgeving wordt beoordeeld.

Staphorst

Het auto(banden)bedrijf in Staphorst-Noord is een bedrijf dat tegenwoordig niet meer past in een woonbuurt. Op den duur zal wellicht kunnen worden bekeken of dit bedrijf zich kan en wil verplaatsen. Tevens komt in het noordelijke deelgebied een wapenhandel, en jachtpatroon- en geweermakerij voor waar tevens ruimte is voor opslag van munitie.

De woningen in Staphorst-Zuid grenzen aan de oostzijde aan het bestaande bedrijventerrein De Baarge. Op dit terrein is in principe alleen ruimte geboden aan de minder zware bedrijvigheid behorend tot categorieën 1 t/m 3.2, met bedrijfswoningen (na binnenplanse afwijking).

Bij het bedrijventerrein De Esch tussen de A28 en de woonwijk van Staphorst-Zuid is rekening gehouden met de woningen. Aan de zijde van de bestaande woningbouw is op het bedrijventerrein een zone voor woonmilieuvriendelijke bedrijven gerealiseerd (categorie 1 en 2). Achter deze zone zijn bedrijven van categorie 3.2 en met afwijking een hogere categorie toegestaan.

Rouveen

Uit de beschrijving van het plangebied Rouveen blijkt dat zich een aantal functies in het plangebied bevinden waaronder een autobedrijf, een fietsenwinkel et cetera. Nabij het plangebied bevindt zich bedrijvigheid waaronder een motorbrandstoffen-verkooppunt. Dit motorbrandstoffenverkooppunt verkoopt geen LPG. Het betreft hier een bestaande situatie. De bestaande functies en bedrijvigheid vormen geen belemmering voor onderhavige actualisering.

Bij de gemeente zijn geen knelpunten bekend die eventuele sanering tot gevolg zouden kunnen hebben. De aanwezigheid van een cafetaria, een garagebedrijf en andere bestaande bedrijvigheid leiden niet tot conflicterende situaties. De betreffende locatie wordt beschouwd als een centrumlocatie van het dorp Rouveen. Dit is ook als zodanig bestemd. In een kleine kern op dergelijke centrale locaties bestaan dergelijke functies naast elkaar. Er is geen sprake van een rustig gelegen woonwijk. Indien overlast gaat ontstaan, zal de gemeente op basis van het milieutraject handhavend optreden.

Beoordeling

Middels de daartoe geëigende wet- en regelgeving dient rekening te worden gehouden met afstanden tussen bedrijven en milieugevoelige functies. Voor enkele bedrijven gelden op basis van milieuvergunningen / omgevingsvergunningen milieu afstandseisen ten opzichte van hindergevoelige objecten.

Het betreft hier een bestaande situatie. De bestaande functies en bedrijvigheid vormen geen belemmering voor onderhavige actualisering.

Indien overlast gaat ontstaan, zal de gemeente op basis van het milieutraject handhavend optreden.

Conclusie

Gelet op het bovenstaande is rekening gehouden met het aspect bedrijven en milieuzonering.

4.5 Bodem

Ten aanzien van de bodemkwaliteit geldt de Wet bodembescherming (Wbb) en het (bijbehorende) Besluit bodemkwaliteit. Gestreefd wordt naar een duurzaam gebruik van de bodem. Bij een ruimtelijk plan moet de bodemkwaliteit van het betreffende gebied inzichtelijk worden gemaakt. Hierbij is van belang te weten of er bodemverontreiniging is die de functiedoelen kan frustreren, of er gezondheidsrisico's of ecologische risico's daardoor zijn en wat de mogelijkheden zijn om er tijdig iets aan te doen. Hiervoor is wettelijk verplichte informatie over de bodemkwaliteit nodig.

Het uitgangspunt wat betreft de bodem in het plangebied is, dat de kwaliteit ervan zodanig dient te zijn dat er geen risico's zijn voor de volksgezondheid bij het gebruik van het plangebied voor de voorgenomen functie(s).

Voorliggend bestemmingsplan betreft een consoliderend plan, het is in beginsel gericht op het regelen van de bestaande functies in het plangebied. Er hoeft dan ook geen onderzoek verricht te worden naar de mogelijke bodem- of grondwaterverontreiniging in het kader van dit bestemmingsplan.

Indien sprake is van uitbreidingsmogelijkheden binnen aangegeven bebouwingsvlakken (die ook al in het vigerende bestemmingsplan zijn opgenomen) zal het bedoelde onderzoek in het kader van de verlening van de omgevingsvergunning bouwen aan de orde komen.

4.6 Waterparagraaf

Watertoets

In het kader van de Wet ruimtelijke ordening (Wro) is het verplicht ruimtelijke plannen te 'toetsen op water', de zogenaamde Watertoets. De Watertoets is een waarborg voor water in ruimtelijke plannen en besluiten.

Relevant beleid

Het beleid van het Waterschap Groot Salland staat beschreven in het Waterbeheerplan 2016-2021, de beleidsnota Water Raakt!, Strategische Nota Rioleringsbeleid 2007, Visie Beheer en Onderhoud 2050, Beleid Beheer en Onderhoud Stedelijk water 2013-2018 en het Beleidskader Recreatief Medegebruik. Daarnaast is de Keur van het Waterschap Groot Salland een belangrijk regelstellend instrument waarmee in ruimtelijke plannen rekening moet worden gehouden. De genoemde beleidsdocumenten kunnen worden ingezien op het hoofdkantoor van het Waterschap Groot Salland. Ook zijn deze te raadplegen op de internetsite: www.wgs.nl . Op gemeentelijk niveau is het in overleg met het waterschap opgestelde gemeentelijk Waterplan en het (verbreed) gemeentelijk Rioleringsplan (GRP) van belang.

Invloed op de waterhuishouding

Het bestemmingsplan betreft een conserverend bestemmingsplan. Binnen het bestemmingsplan worden dan ook niet meer dan 10 wooneenheden gerealiseerd en de toename van het verharde oppervlak bedraagt niet meer dan 1500 m2. Het plangebied bevindt zich niet binnen een beekdal, primair watergebied of een stedelijke watercorridor.

Voor de aanleghoogte wordt een ontwateringsdiepte geadviseerd van minimaal 80 centimeter. Dit is de afstand tussen de gemiddelde hoogste grondwaterstand (GHG) en het maaiveld. Bij het bouwen zonder kruipruimte kan worden volstaan met een geringere ontwateringsdiepte. Om een goed inzicht te krijgen in het grondwatersysteem wordt geadviseerd om in overleg met het waterschap zo spoedig mogelijk te starten met een grondwateronderzoek in het geval er sprake is van ruimtelijke ontwikkelingen. Dit kan in eerste instantie op basis van bestaande peilbuizen binnen of in de omgeving van het plangebied. Indien noodzakelijk kunnen nieuwe peilbuizen worden geplaatst.

Om wateroverlast en schade in woningen en bedrijven te voorkomen wordt geadviseerd om een drempelhoogte van 20 à 30 centimeter boven het straatpeil te hanteren. Ook voor lager, beneden het maaiveld, gelegen ruimtes (kelders, parkeergarages) moet aandacht worden besteed aan het voorkomen van wateroverlast door onder andere te voorkomen dat afstromend hemelwater vanaf het straatoppervlak naar binnen kan stromen. Bij de aanleg van kelderconstructies dient aandacht te worden geschonken aan de toepassing van waterdichte materialen en constructies.

Binnen het plangebied ligt een beschermingszones van hoofdwatergangen van het waterschap. De functie van deze watergangen moet te allen tijde worden gegarandeerd. Hierbij wordt rekening gehouden met de beschermingszone van deze watergangen zoals in de Keur van het waterschap beschreven. Met betrekking tot deze watergangen gelden de binnen de Keur opgenomen gebods- en verbodsbepalingen. Voor werkzaamheden binnen de beschermingszone moet een Watervergunning worden aangevraagd bij het waterschap.

Voor het dempen van watergangen / sloten (ook die niet in beheer zijn bij het waterschap) dient altijd een Watervergunning te worden aangevraagd bij het Waterschap Groot Salland.

Voorkeursbeleid hemel- en afvalwater

Bij de afvoer van overtollig hemelwater is het landelijk beleid dat het afstromend hemelwater ter plaatse in het milieu moet worden gebracht, dat wil zeggen lozen in de bodem (infiltratie) of in het oppervlaktewater. Het waterschap heeft de voorkeur om het hemelwater, daar waar mogelijk, te het infiltreren in de bodem. Oppervlakkige afvoer naar de infiltratievoorziening en infiltratie via wadi's geniet daarbij de voorkeur. Als oppervlakkige infiltratie niet mogelijk is, is ondergrondse infiltratie door middel van bijvoorbeeld een infiltratieriool (IT-riool) of infiltratiekratten een optie. Als infiltratie niet mogelijk is, kan hemelwater via een bodempassage worden geloosd op oppervlaktewater. De afvoer van overtollig hemelwater uit het plangebied mag, ongeacht de toegepaste methode, niet tot wateroverlast leiden op aangrenzende percelen. Schoon hemelwater (bijvoorbeeld vanaf dakoppervlakken) kan direct worden afgevoerd naar oppervlaktewater. Speciale aandacht wordt besteed aan duurzaam bouwen en een duurzaam gebruik van de openbare ruimte om een goede kwaliteit van het afgekoppelde hemelwater te garanderen.

Watertoetsproces

Conserverende plannen die geen nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen mogelijk maken hebben in beginsel geen invloed op de waterhuishoudingen de afvalwaterketen. De procedure in het kader van de watertoets is goed doorlopen. Waterschap Groot Salland geeft een positief wateradvies.

4.7 Cultuurhistorie en archeologie

De modernisering van de monumentenzorg (MOMO) heeft erin geresulteerd dat per 1 januari 2012 het Besluit ruimtelijke ordening is aangepast. Met deze aanpassing is cultureel erfgoed ingebed in de ruimtelijke ordening. Het is verplicht om in bestemmingsplannen aandacht te geven aan cultuurhistorie en de effecten van het initiatief op cultuurhistorische waarden die in het plangebied voorkomen. Daar waar nodig dient de bescherming van deze waarden ook te worden vastgelegd in de regels en verbeelding bij het bestemmingsplan.

Archeologie

Het voorliggende plan is een conserverend plan. Uit de archeologische verwachtings- en beleidsadvieskaart van de gemeente Staphorst blijkt het plangebied in Staphorst voor een groot deel een lage verwachting te hebben. Alleen in het uiterste noorden geldt een strook met een hoge verwachtingswaarde. Op de onderstaande afbeelding is een uitsnede van de archeologische verwachtings- en beleidsadvieskaart voor het gebied Staphorst weergeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0180.1102015001-VS01_0009.png"

Afbeelding: Archeologische verwachtings- en beleidsadvieskaart Staphorst

Uit de archeologische verwachtings- en beleidsadvieskaart van de gemeente Staphorst blijkt het plangebied in Rouveen voor een groot deel een middelhoge verwachting te hebben. Aan de westkant loopt een strook met een hoge verwachtingswaarde, terwijl er een lage verwachting geldt voor een klein deel van het plangebied aan de noordkant. Op de onderstaande afbeelding is een uitsnede van de archeologische verwachtings- en beleidsadvieskaart voor het gebied Rouveen weergeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0180.1102015001-VS01_0010.png"

Afbeelding: Archeologische verwachtings- en beleidsadvieskaart Rouveen

Voor gebieden met een lage verwachting geldt dat bij ingrepen dieper dan 40 cm en met een oppervlakte van minimaal 1,5 ha archeologisch onderzoek noodzakelijk is. Bij een middelhoge verwachting is bij ingrepen dieper dan 40 cm en met een oppervlakte van minimaal 3000 m² is archeologisch onderzoek noodzakelijk. Voor een gebied met een hoge verwachting geldt dat bij ingrepen dieper dan 50 cm en met een oppervlakte van minimaal 100 m² archeologisch onderzoek noodzakelijk is. In het voorliggende bestemmingsplan is een beschermende regeling opgenomen voor bepaalde archeologische verwachtingswaarden.

Aangezien het om een conserverend bestemmingsplan gaat, is verder archeologisch onderzoek niet nodig.

Historische (steden)bouwkundige waarden

In het plangebied zijn monumenten en cultuurhistorisch waardevolle objecten die bescherming behoeven. Deze zijn ook als zodanig in het bestemmingsplan beschermd. In de nabijheid van het plangebied liggen geen molens met bijbehorende molenbiotoop. Het voorliggende bestemmingsplan is consoliderend van aard. Er is daardoor geen sprake van aantasting van de historische (steden)bouwkundige waarden.

Historische geografie

In paragraaf 2.1 is ingegaan op de ontstaansgeschiedenis van het gebied van Staphorst en Rouveen. De Streek is aangewezen als beschermd dorpsgezicht. Voor het gebied van het beschermde dorpsgezicht geldt een afzonderlijk bestemmingsplan. Het voorliggende plangebied ligt buiten het beschermde dorpsgezicht. Een beschermende regeling in verband met dit beschermde dorpsgezicht is daarom niet nodig.

Conclusie

Voor de gronden met een hoge archeologische verwachtingswaarde en de karakteristieke panden is een beschermende regeling opgenomen in het voorliggende plan.

4.8 Ecologie

Bij ruimtelijke planvorming moet aandacht worden besteed aan de natuurwetgeving. De op 1 oktober 2005 vastgestelde gewijzigde Natuurbeschermingswet 1998 en de Flora- en faunawet vormen het belangrijkste juridische kader voor natuurbescherming in Nederland. De verplichtingen voor de bescherming van natuurgebieden zijn opgenomen in de Natuurbeschermingswet 1998 en de bescherming van plant- en diersoorten is vastgelegd in de Flora- en faunawet. Er kan een tweedeling worden gemaakt in soort- en gebiedsbescherming.

Gebiedsbescherming

Bij iedere ruimtelijke ontwikkeling is een gemeente verplicht om te onderzoeken of het plangebied in of bij een speciale beschermingszone (sbz) als bedoeld in de Natuurbeschermingswet 1998 ligt. Hierbij wordt uitvoering gegeven aan de Europese Vogel- en Habitatrichtlijn. De kwaliteit van de natuurlijke habitats en de habitats van soorten mogen niet worden aangetast.

Het plangebied zelf is niet aangewezen als speciale beschermingszone. Wel liggen rond Staphorst enkele Natura 2000-gebieden. Dit Natura 2000-netwerk bestaat uit gebieden die zijn aangewezen onder de Vogelrichtlijn en aangemeld onder de Habitatrichtlijn.

In deze gebieden geldt voor activiteiten of projecten die schadelijk zijn voor de beschermde natuur een vergunningplicht. De provinciale overheid is hiervoor verantwoordelijk.

Aangezien er geen ontwikkelingen in het bestemmingsplan zijn meegenomen, hoeft een natuurtoets ten behoeve van de gebiedsbescherming niet plaats te vinden. Bij nieuwe ontwikkelingen geldt dat onderzoek wel nodig kan zijn.

Soortbescherming

Sinds 1 april 2002 regelt de Flora- en faunawet de bescherming van in het wild voorkomende inheemse planten en dieren. Deze wet heeft tot doel om beschermde flora- en faunasoorten te beschermen. Ruimtelijke ontwikkelingen kunnen tot gevolg hebben dat beschermde soorten in het geding komen. Indien dergelijke soorten aanwezig zijn en door de voorgenomen ruimtelijke ontwikkeling bedreigd worden, moet een ontheffing aangevraagd worden.

Gelet op het feit dat het bestemmingsplan consoliderend van aard is, hoeft in het kader van dit bestemmingsplan geen nader onderzoek plaats te vinden in het plangebied.

Initiatiefnemers van nieuwe plannen moeten zelf voor een natuurtoets zorgen.

Conclusie

In het kader van het voorliggende plan zijn er geen belemmeringen vanuit het aspect ecologie.

4.9 Externe veiligheid

Van de ramptypes die verband houden met externe veiligheid zijn met name ongevallen met brandbare/explosieve of giftige stoffen van belang. Deze ongevallen kunnen nader worden onderscheiden in ongevallen met betrekking tot:

  • inrichtingen;
  • vervoer gevaarlijke stoffen door buisleidingen;
  • vervoer gevaarlijke stoffen over weg, water of spoor.

Bij het toekennen van bepaalde bestemmingen dient onderzocht te worden:

  • Of voldoende afstand in acht wordt genomen tussen (beperkt) kwetsbare objecten enerzijds en risicovolle inrichtingen anderzijds in verband met het plaatsgebonden risico.
  • Of (beperkt) kwetsbare objecten liggen binnen in het invloedsgebied van risicovolle inrichtingen en zo ja, wat de bijdrage is aan het groepsrisico.

Het plaatsgebonden risico is de kans dat een persoon die onafgebroken en onbeschermd op een plaats buiten een inrichting zou verblijven, overlijdt als rechtstreeks gevolg van een ongewoon voorval binnen die inrichting waarbij een gevaarlijke stof betrokken is. Voor kwetsbare objecten geldt een plaatsgebonden risico PR = 10-6/jaar en voor beperkt kwetsbare objecten geldt een richtwaarde voor het plaatsgebonden risico PR = 10-6/jaar.

Het groepsrisico bestaat uit de cumulatieve kansen per jaar dat ten minste 10, 100 of 1.000 personen overlijden als rechtstreeks gevolg van hun aanwezigheid in het invloedsgebied van een inrichting en een ongewoon voorval binnen die inrichting waarbij een gevaarlijke stof betrokken is.

Inrichtingen

Tankstation Achthoevenweg

Voor dit bestemmingsplan is in relatie met Bevi het tankstation De Esch aan de Achthoevenweg relevant.

In verband met het plaatsgebonden risico en gelet op de doorzet lpg (minder dan 1.000 m3 per jaar) moeten de volgende afstanden tot de (beperkt) kwetsbare objecten in acht worden genomen (conform tabel 1 van bijlage 1 van de Revi):

  • 15 meter vanaf de afleverzuil;
  • 25 meter vanaf het ondergrondse reservoir;
  • 45 meter vanaf het vulpunt.

afbeelding "i_NL.IMRO.0180.1102015001-VS01_0011.jpg"

Afbeelding: Plaatsgebonden risicoafstanden tankstation De Esch

Binnen de zones van het plaatsgebonden risico zijn geen (beperkt) kwetsbare objecten aanwezig of geprojecteerd, zodat het plaatsgebonden risico geen probleem oplevert.

In het kader van het bestemmingsplan "Bedrijventerreinen Staphorst", vastgesteld 11 juni 2013, is het groepsrisico verantwoord. Onderhavig plan brengt geen verandering in de toelaatbaarheid van (beperkt) kwetsbare objecten in het invloedsgebied van het tankstation, zodat de verantwoording uit genoemd plan onverkort geldt.

Gasdrukmeet- en regelstation

Aan de Ebbinge Wubbenlaan is een gasdrukmeet- en regelstation gelegen. De plaatsgebonden risicoafstand bedraagt 0 m. De capaciteit is < 40 bar. Op basis van het Activiteitenbesluit bedraagt de afstand tot kwetsbare objecten 15 m en tot beperkt kwetsbare objecten 4 m. Aan deze afstanden wordt voldaan. Door middel van de aanduidingen 'veiligheidszone - bedrijven 1' en 'veiligheidszone - bedrijven 2' is geregeld dat ook op termijn aan deze afstanden wordt voldaan.

Het Activiteitenbesluit stelt geen eisen aan het groepsrisico.

Buisleidingen

In het noorden van het plangebied Staphorst loopt een aardgastransportleiding van de Gasunie (leiding N-550-41). De leiding heeft een diameter van 114 mm (4 inch) en een maximale werkdruk van 40 bar. Op de volgende afbeelding is een uitsnede van de risicokaart met de ligging van de leiding weergegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0180.1102015001-VS01_0012.png" Afbeelding: Ligging aardgastransportleiding

Op basis van het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb) mogen geen kwetsbare objecten worden toegelaten binnen de 10-6 plaatsgebonden risicocontour en wordt voor beperkt kwetsbare objecten rekening gehouden met die risicocontour.

Voor de buisleiding is een kwantitatieve risicoberekening uitgevoerd met toepassing van programma Carola, versie 1.0.0.51. Uit deze berekening, die is opgenomen als Bijlage 1 Kwantitatieve risicoanalyse blijkt dat het transport van aardgas door de direct in de nabijheid van het plangebied liggende buisleiding van de Gasunie met kenmerk N550-41 geen PR=10-6 contour per jaar oplevert.

Verder blijkt dat de FN-curve zeer ruim onder de oriëntatiewaarde ligt. Voor de gasleiding kon geen groepsrisico berekend worden.

Ten opzichte van de vorige planologische situatie zijn er geen veranderingen in de groepsrisicoberekening, omdat er geen ontwikkelingen of nieuwe plannen zijn geprojecteerd of voorzien. De actualisatie van het bestemmingsplan heeft een conserverend karakter. Ook een verandering van het toekomstige aantal personen binnen de PR=10-8/jaar contour is nauwelijks van invloed op de hoogte van het groepsrisico.

Nu het groepsrisico zo laag is dat het niet kon worden berekend is het niet zinvol om na te gaan of er mogelijkheden zijn tot beperking van het groepsrisico in de nabije toekomst. Bestrijding en beperking van de omvang van een ramp of zwaar ongeval kan plaatsvinden via de reguliere wegen. Mocht zich ondanks de afwezigheid van een 10-6 plaatsgebonden risicocontour toch een ongeval voordoen, dan kunnen in het gebied aanwezige personen vluchten van de rampplek af.

Aan de wettelijke eisen van het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb) wordt voldaan.

Vervoer gevaarlijke stoffen over weg, water of spoor

De Wet Basisnet is gericht op een duurzaam evenwicht tussen de belangen van:

  • a. het vervoer van gevaarlijke stoffen over het basisnet;
  • b. het gebruik van de ruimte langs dat basisnet en
  • c. een maatschappelijk aanvaardbaar veiligheidsniveau in de nabijheid van dat basisnet.

Op basis van het Besluit externe veiligheid transportroutes (Bevt) zijn in de omgeving van een basisnetroute de basisnetafstanden van belang. Binnen de basisnetafstanden zijn kwetsbare objecten niet toegestaan en worden beperkt kwetsbare objecten zoveel mogelijk niet toegestaan.

Weg

Uit de Regeling Basisnet blijkt dat de A28 tussen het Knooppunt Lankhorst en afrit 22 (Nieuwleusen) een 10-6 plaatsgebonden risicocontour heeft van 18 meter en ook rekening moet worden gehouden met de aanwezigheid van een plasbrandaandachtsgebied (PAG). De afstand wordt gemeten vanaf het midden van de middenberm (artikel 3 en 7 Regeling basisnet). De 10-6 plaatsgebonden risicocontour levert geen belemmering op voor het bestemmingsplan.

Bij plangebieden die zijn gelegen binnen 200 m van een transportroute wordt ingegaan op (onder meer) het groepsrisico. Dat hoeft niet, indien wordt aangetoond dat:

  • a. het groepsrisico, gelet op de dichtheid van personen, niet hoger is dan 0,1 maal de oriëntatiewaarde, of
  • b. het groepsrisico, gelet op de redelijkerwijs te verwachten verandering van de dichtheid van personen, met niet meer dan 10% toeneemt en de oriëntatiewaarde, gelet op de dichtheid van personen, niet wordt overschreden.

Gelet op het consoliderende karakter van het plan is geen sprake van verandering van de dichtheid van personen. Redelijkerwijs is te verwachten dat het groepsrisico niet toeneemt. Gelet op de dichtheid van personen per hectare in relatie tot de afstand tot de as van de weg en de drempelwaarden GF3-vervoer wordt de oriëntatiewaarde niet overschreden. In het Basisnet Weg wordt Staphorst niet genoemd als kern waar knel- of aandachtspunten liggen.

Water

In of in de nabijheid van het plangebied zijn geen waterwegen gelegen. De dichtstbijzijnde vaarweg is de Hoogeveensche Vaart, welke ligt op circa 3,5 km afstand.

Spoor

Tussen De Baarge en de Oosterparallelweg ligt het baanvak Meppel-Zwolle. Gelet op de Regeling basisnet ligt de plaatsgebonden risicocontour 10-6 op 1 tot 6 m vanaf de spoorlijn. Binnen deze afstand worden geen nieuwe (beperkt) kwetsbare objecten toegelaten binnen het plangebied.

Het groepsrisicoplafond 10-7 ligt op 15 tot 20 m uit het midden van de buitenste sporen.

Het groepsrisicoplafond 10-8 ligt op 142 tot 243 m uit het midden van de buitenste sporen.

Hiermee wordt rekening gehouden doordat het bestemmingsplan geen toename bevat van het aantal toegelaten (beperkt) kwetsbare objecten. Bij beschouwing van de mogelijkheden voor zelfredzaamheid en bestrijdbaarheid zij vermeld dat binnen deze zones van de brand af kan worden gevlucht en dat het gebied via meerdere wegen bereikbaar is.

In het Basisnet Spoor wordt Staphorst niet vermeld als kern waar het groepsrisico boven de oriëntatiewaarde ligt, noch als kern waar het groepsrisico in de toekomst (mogelijk) een aandachtspunt is. Gelet hierop en op het consoliderende karakter van het bestemmingsplan, is het groepsrisico voldoende verantwoord.

Conclusie

Het aspect externe veiligheid staat niet in de weg aan vaststelling van het bestemmingsplan.

4.10 Overstromingsrisico

In de Omgevingsverordening (2.14.3) heeft de provincie Overijssel aangegeven dat voor gebieden met het risico op overstroming een onderbouwing in het bestemmingsplan moet worden opgenomen in de vorm van een overstromingsrisicoparagraaf. Daarbij wordt een onderscheid gemaakt tussen minder snel en ondiep onderlopende gebieden en snel diep onderlopende gebieden.

Bestemmingsplannen die betrekking hebben op gebieden die gelegen zijn binnen deze dijkring kunnen alleen voorzien in het realiseren van grootschalige ontwikkelingen als er in het bestemmingsplan zodanige voorwaarden worden gesteld dat de veiligheid ook op de lange termijn voldoende is gewaarborgd.

De overstromingsrisicoparagraaf moet inzicht bieden in:

  • de risico's bij een overstroming;
  • de maatregelen en voorzieningen die worden getroffen om deze risico's te voorkomen dan wel te beperken.

Omdat het gaat om een consoliderend plan, waarin de bestaande situatie wordt vastgelegd en er geen nieuwe bebouwing/woningen mogelijk wordt gemaakt (planologische gezien), is er geen sprake van voorwaarden voor de lange termijn. Het gaat hierbij vooral om bewustwording. Op de risicokaart is daarnaast te zien dat het gros van het water aan de westkant van de A28 blijft.

afbeelding "i_NL.IMRO.0180.1102015001-VS01_0013.png"

Afbeelding: Overstromingsdiepte bij Staphorst en Rouveen

Vluchtroutes

In geval van een overstroming wordt aangeraden het gebied te verlaten in oostelijke richting (Hardenberg, Dalfsen).

4.11 Kabels en leidingen

In of nabij het plangebied bevinden zich geen bovengrondse en/of ondergrondse leidingen die ruimtelijk relevant zijn op bestemmingsplanniveau.

Conclusie

Het aspect kabels en leidingen leidt niet tot beperkingen in het voorliggende bestemmingsplan.

4.12 Besluit milieueffectrapportage

Het opstellen van een milieueffectrapportage (MER) en het doorlopen van de bijbehorende m.e.r.-procedure is verplicht bij de voorbereiding van plannen en besluiten van de overheid die kunnen leiden tot belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu. Dit is geregeld in hoofdstuk 7 van de Wet milieubeheer. Er zijn drie onafhankelijke sporen die kunnen leiden tot een m.e.r.-plicht:

  • a. Uit toetsing aan de hand van het Besluit milieueffectrapportage (Besluit m.e.r.) blijkt dat het plan of besluit voorziet in, of een kader vormt voor, activiteiten die (mogelijk) belangrijke nadelige gevolgen hebben voor het milieu. In onderdeel C en D van de bijlage bij het Besluit m.e.r. is aangegeven welke activiteiten planMER-plichtig, besluitm.e.r.-plichtig of m.e.r.-beoordelings-plichtig zijn.
  • b. In het geval van een (bestemmings)plan: indien een 'passende beoordeling' op grond van de Natuurbeschermingswet 1998 voor dit plan verplicht is vanwege de in het plan opgenomen activiteiten. Een passende beoordeling is verplicht indien significante negatieve effecten op Natura 2000-gebieden niet zijn uit te sluiten.
  • c. Wanneer Provinciale Staten in haar provinciale milieuverordening activiteiten hebben aangewezen, aanvullend op de activiteiten in het Besluit m.e.r., die kunnen leiden tot m.e.r.-plicht.

Toets MER-plicht

Het bestemmingsplan biedt geen juridische-planologische regeling voor activiteiten die zijn opgenomen in het Besluit m.e.r.

De meest nabije afstand tot de dichtstbijzijnde Natura 2000-gebied 'Olde Maten & Veerslootslanden' bedraagt ruim 2 kilometer. Aangezien het voorliggende bestemmingsplan consoliderend van aard is, is geoordeeld dat er geen significante negatieve effecten te verwachten zijn op de Natura 2000-gebieden. Dit betekent dat er geen 'passende beoordeling' op grond van de Natuurbeschermingswet 1998 voor dit plan verplicht is en er derhalve, via dit spoor, ook geen sprake is van een planMER-plicht.

De Provinciale Staten van Overijssel hebben geen activiteiten aangewezen die betrekking hebben op het voorliggende plan, die kunnen leiden tot een m.e.r.-plicht. Derhalve is er via dit spoor ook geen sprake van een planMER-plicht voor dit bestemmingsplan.

Conclusie

Bij het voorliggende bestemmingsplan is geen m.e.r.(beoordelings)-procedure nodig.

Hoofdstuk 5 Juridische vormgeving

5.1 De regels

De regels geven inhoud aan de op de verbeelding (plankaart) aangegeven bestemmingen. Ze geven aan waarvoor de gronden en opstallen al dan niet gebruikt mogen worden en wat en hoe er gebouwd mag worden. Bij de opzet van de regels is getracht het aantal regels zo beperkt mogelijk te houden en slechts datgene te regelen, dat werkelijk noodzakelijk is.

Het kan in een concrete situatie voorkomen, dat afwijking van de gestelde normen gewenst is. Hiertoe worden dan afwijkingsbepalingen opgenomen. De aan de grond toegekende bestemming dient gehandhaafd te blijven. Gelet op het bepaalde in de Algemene wet bestuursrecht dienen burgemeester en wethouders bij vergunningverlening de nodige kennis te vergaren omtrent de relevante feiten en de belangen zorgvuldig af te wegen.

De bij dit plan behorende regels zijn onderverdeeld in vier hoofdstukken, te weten:

  • 1. Inleidende regels.
  • 2. Bestemmingsregels.
  • 3. Algemene regels.
  • 4. Overgangs- en slotregels.

In hoofdstuk 1 worden enkele in de regels gehanteerde begrippen nader verklaard, zodat interpretatieproblemen zoveel mogelijk worden voorkomen. Daarnaast wordt aangegeven op welke wijze bepaalde afmetingen dienen te worden gemeten.

In hoofdstuk 2 worden de op de kaart aangegeven bestemmingen omschreven en wordt bepaald op welke wijze de gronden en opstallen gebruikt mogen worden. Tevens worden per bestemming de bebouwingsmogelijkheden vermeld.

Hoofdstuk 3 bevat de bepalingen die van toepassing zijn op meerdere bestemmingen, zodat het uit praktische overwegingen is voorgeschreven deze in een afzonderlijke paragraaf onder te brengen.

In hoofdstuk 4 komt het overgangsrecht aan de orde en de slotregel.

5.2 Nadere toelichting op de bestemmingen

Agrarisch

Voor de agrarische gronden binnen het plangebied is de bestemming 'Agrarisch' opgenomen. Dit betreffen gronden langs de Achthoevenweg en de Ebbinge Wubbenlaan en een perceel aan de Lindenlaan. De regeling is inhoudelijk conform het bestemmingsplan "Staphorst-Dorp".

Bedrijf

Het enige perceel dat nog de bestemming "Bedrijf" heeft is het bedrijf aan de Meestersweg-Lindenlaan.

Bedrijf - Nutsvoorziening

De grotere aanwezige nutsgebouwen binnen het plangebied zijn specifiek bestemd tot nutsvoorzieningen. In de overige bestemmingen zijn wel nutsvoorzieningen toegestaan, maar dan moet vooral gedacht worden aan kabels en leidingen.

Centrum

Dit betreft de bestemmingsregeling voor de centrumvoorzieningen als detailhandel, dienstverlening en horecavoorzieningen.

Voor het verbeteren dan wel het creëren van een vriendelijk vestigingsklimaat wordt het van belang geacht dat een onderlinge uitwisseling van functies mogelijk is. De bestemmingsomschrijving geeft daarom een breed scala aan mogelijkheden met betrekking tot de toegestane functies binnen deze bestemming.

Ten aanzien van horecabedrijven geldt uit een oogpunt van beperking van overlast een indeling (zie begripsbepaling). Categorie I is toelaatbaar en alleen waar een bestaand bedrijf van een hogere categorie is, is die hogere categorie toegestaan.

Groen

De bestemming "Groen" laat algemeen gebruikelijke voorzieningen toe. De regeling laat ruimte voor flexibiliteit.

Maatschappelijk

Deze bestemming geldt voor de gronden die thans in gebruik zijn voor maatschappelijke doeleinden zoals scholen, kerken en dergelijke. Er is in beginsel ruimte voor activiteiten die van educatief, cultureel, religieus, medisch en/of van algemeen maatschappelijk belang zijn.

Maatschappelijk - Begraafplaats

Voor de begraafplaats in het plangebied is de bestemming "Maatschappelijk - Begraafplaats" opgenomen.

Recreatie - Volkstuin

De volkstuinbestemming is opgenomen voor het volkstuinencomplex in Staphorst. De regeling is conform de vorige regeling.

Sport

De binnen het plangebied voorkomende sportvoorzieningen, zoals de sportvelden met bijbehorende voorzieningen zijn als zodanig bestemd. Gebouwen mogen alleen worden gebouwd in een bouwvlak. Een niet-overdekte tribune is een bouwwerk, geen gebouw zijnde.

Verkeer

Deze bestemming heeft betrekking op alle (openbare) verkeers- en parkeervoorzieningen in het plangebied. De bestemmingsomschrijving is ruim van opzet, wat inhoudt dat naast wegen en paden ook groenvoorzieningen mogelijk zijn. Deze meer globale wijze van bestemmen maakt enige flexibiliteit binnen het openbaar gebied mogelijk.

Water

Op de gronden met de bestemming "Water" zijn waterhuishoudkundige doeleinden, waterberging en waterlopen toegestaan.

Wonen

In de bestemmingsomschrijving is opgenomen dat deze gronden zijn bestemd voor wonen. Het gezamenlijke aantal woningen op de gronden met deze bestemming mag niet meer bedragen dan het bestaande aantal. Een bestaand bouwwerk is gedefinieerd als een bouwwerk, dat ten tijde van terinzagelegging van het ontwerp van dit plan bestaat, wordt gebouwd, dan wel nadien krachtens een bouwvergunning, waarvoor de aanvraag voor dat tijdstip is ingediend, kan worden gebouwd. Omdat voor de zorgwoningen aan de Meestersweg (achter de Berghorst, naast het Notarisbos) wel planologische medewerking is verleend maar de vergunning nog niet is aangevraagd, is daar een aantal opgenomen, zodat helder is hoeveel woningen daar mogen worden gebouwd.

In de bouwregels wordt onderscheid gemaakt tussen gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde. Gebouwen moeten binnen het bouwvlak worden gebouwd. Het bouwvlak mag worden overschreden voor gevelisolatie. Om stedenbouwkundige redenen kunnen bouwaanduidingen zijn aangegeven. Voorts zijn regels gesteld voor wat betreft de maximale hoogtes.

Van de regels zijn bepaalde uitzonderingen toegelaten, maar alleen na het verlenen van een omgevingsvergunning voor het afwijken door burgemeester en wethouders.

Gebouwen mogen mede worden gebruikt voor aan huis verbonden beroepen en -bedrijfsactiviteiten, bed & breakfast, mantelzorg en kinderopvang. Deze termen zijn begrensd in de begrippen. Belangrijk is dat de woning een uitstraling als woning blijft houden.

Wonen - 2

Deze bestemming is toegekend voor de woningen in Rouveen-West, fase IV. De regels zijn conform het geldende plan en moeten worden uitgelegd zoals ze in het geldende plan bedoeld zijn.

Wonen - 3

Deze bestemming is toegekend voor de Triangellocatie in Rouveen, op de hoek van de Korte Kerkweg en de Goudenregenstraat. De regels zijn conform het geldende plan en moeten worden uitgelegd zoals ze in het geldende plan bedoeld zijn.

Wonen - Woonwagenstandplaats

De bestemming 'Wonen - Woonwagenstandplaats" is opgenomen ten behoeve van het wonen in woonwagens.

Voor de gebouwen op deze gronden is een maximale bouwhoogte opgenomen.

Er kunnen nadere eisen worden gesteld aan de plaats van de woonwagens ten opzichte van elkaar.

Leiding - Gas

Deze regels zijn conform de regels van de Gasunie. De regels van deze dubbelbestemming gaan vóór de regels van de basisbestemmingen.

Waarde - Archeologie

Deze bepaling is opgenomen voor de gebieden met een hoge verwachtingswaarde. Het gaat om het park in Rouveen, een gebied bij de Tippen en percelen grenzend aan het bestemmingsplan De Streek. Bij bouwwerken met een oppervlakte van meer dan 100 m2 in nog niet geroerde grond moet archeologisch onderzoek plaatsvinden.

Waterstaat - Waterlopen

Deze dubbelbestemming is opgenomen voor de gronden in Rouveen West, fase IV, om zoveel mogelijk aan te sluiten bij het geldende plan. Er mogen alleen gebouwen en bouwwerken hoger dan 3 m gebouwd worden als de beheerder van de watergang daarmee instemt.

Anti-dubbeltelbepaling

Deze bepaling is opgenomen om een ongewenste verdichting van de bebouwing te voorkomen. Deze zou zich kunnen voordoen indien een deel van een bouwperceel dat reeds bij de berekening van een maximaal bebouwingspercentage was betrokken wederom bij een dergelijke berekening, doch nu ten behoeve van een ander bouwperceel wordt betrokken.

Algemene gebruiksregels

Bepaald is dat het gebruik van behorende bouwwerken bij een woning ten dienste van bewoning door een persoon die vanwege zijn gezondheidstoestand is aangewezen op de niet bedrijfsmatige zorg van een bewoner van de woning, is toegestaan (zogenaamde mantelzorg).

Algemene afwijkingsregels

In dit artikel is een aantal regels opgenomen, om het mogelijk te maken dat het plan op ondergeschikte punten wordt aangepast. Dit evenwel met het voorbehoud dat de belangen van derden in redelijkheid niet mogen worden aangetast. Omdat een en ander zich niet beperkt tot één bestemming maar bij diverse bestemmingen gewenst of noodzakelijk kan blijken, zijn deze regelen in beginsel op alle bestemmingen van toepassing.

Het verlenen van afwijkvergunning mag geen automatisme zijn. Burgemeester en wethouders zullen het verlenen van een vergunning zorgvuldig moeten afwegen en motiveren conform het bepaalde in de Algemene wet bestuursrecht.

Algemene aanduidingsregels

Bij amendement is bepaald dat de nadere eisenregeling alleen geldt voor bepaalde gebieden. Het gaat om Staphorst-Zuid en de eerste fases van Rouveen-West. Voor die gebieden is een aanduiding 'overige zone - welstandsvrij' opgenomen. In de nadere eisenregeling is een verwijzing naar deze aanduiding opgenomen, ook als de betreffende bestemming niet voorkomt binnen dat gebied. In dat geval heeft de nadere eisen-regeling geen betekenis. De koppeling met deze gebiedsaanduiding is gemaakt naar de algemene aanduidingsregels onder 'overige zone - welstandsvrij'.

Conform het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening is een aanduiding opgenomen voor de laagvliegroute. Voor het plangebied heeft het nauwelijks betekenis, omdat het bestemmingsplan een bouwhoogte van 40 m niet of nauwelijks toelaat.

De aanduiding 'veiligheidszone - lpg' ligt over een deel van de groenbestemming grenzend aan de Achthoevenweg in verband met het daar gelegen tankstation. De regels sluiten aan bij de regels van het bestemmingsplan 'Bedrijventerreinen Staphorst'.

De aanduidingen 'veiligheiszone - bedrijven 1' en 'veiligheiszone - bedrijven 2' zijn opgenomen ten behoeve van het gasdrukmeet- en regelstation op de hoek Meestersweg - Prinses Beatrixlaan.

 

Overgangsregels

Bebouwing die niet voldoet aan de bepalingen van dit bestemmingsplan is onder het overgangsrecht gebracht. Een geringe uitbreiding van de bebouwing wordt mogelijk gemaakt. Indien de onder het overgangsrecht gebrachte bebouwing door een calamiteit verloren gaat is volledige herbouw toegestaan.

Het gebruik van gronden en opstallen dat in strijd is met dit bestemmingsplan op het tijdstip van inwerkingtreding, mag in beginsel worden voortgezet. Wijziging van dit strijdige gebruik is verboden, indien de afwijking van het plan wordt vergroot.

Hoofdstuk 6 Economische uitvoerbaarheid

Een exploitatieplan is voor dit bestemmingsplan niet nodig. Mochten zich in de toekomst toch ontwikkelingen voordoen waarbij de gemeente kosten moet maken, dan zullen die uitsluitend onder de wijzigingsbevoegdheden vallen. Er zal dan eerst worden bezien of er een kostenverhaalovereenkomst kan worden gesloten. In het uiterste geval kan worden overwogen om bij wijzigingsbevoegdheden een exploitatieplan vast te stellen. Dat is geen uitgangspunt en gezien de ontwikkelingsmogelijkheden niet de verwachting.

Hoofdstuk 7 Inspraak en overleg

7.1 Inspraak

Aangezien het hier om een consoliderend bestemmingsplan betreft, wordt er afgezien van het voeren van inspraak.

7.2 Overleg

Bij de voorbereiding van een bestemmingsplan moet in het kader van het overleg als bedoeld in art. 3.1.1 van het Besluit ruimtelijke ordening overleg worden gepleegd met de besturen van betrokken gemeenten en waterschappen en met die diensten van provincie en rijk die betrokken zijn bij de zorg voor de ruimtelijke ordening of belast zijn met de behartiging van belangen die in het plan in het geding zijn.

Het ontwerpbestemmingsplan "Staphorst Dorp - Rouveen 2016" is aan de daartoe aangewezen instanties worden toegezonden.

De overlegreacties en de beantwoording daarvan zijn vermeld in het document 'Rapport Zienswijzen Ontwerpbestemmingsplan Staphorst Dorp-Rouveen', dat samen met het raadsbesluit en het raadsvoorstel is opgenomen in het document 'vaststellingsbesluit'.

26 januari 2016.