Plan: | Buitengebied Raalte |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0177.BP20090046-0003 |
Toetsingskader
Intensieve veehouderijen
De Wet geurhinder en veehouderij (Wgv) bevat een beoordelingskader voor geurhinder van veehouderijen die vergunningplichtig zijn op basis van de Wet milieubeheer (Wm). Het beoordelingskader is als volgt:
Voor geurgevoelige objecten die onderdeel uitmaken van een andere veehouderij (zoals bijvoorbeeld een bedrijfswoning of nevenactiviteit) gelden niet de in de tabel genoemde maximale geurbelastingen maar de minimale afstanden van 100 m binnen de bebouwde kom en 50 m buiten de bebouwde kom.
Tabel 13.3 Geldende waarden/afstanden intensieve veehouderij
concentratie- gebied | niet-concentra- tiegebied | afstand buitenzijde dierenverblijf tot buitenzijde geurgevoelig object | |||||
binnen bebouwde kom | diercategorieën Rgv | max. 3 ouE/m³ |
max. 2 ouE/m³ | min. 50 m | |||
andere diercatego- rieën | min. 100 m t.o.v. geurgevoelig object | min. 100 m t.o.v. geurgevoelig object | |||||
buiten bebouwde kom |
diercatego- rieën Rgv | max. 14 ouE/m³ | max. 8 ouE/m³ | min. 25 m | |||
andere diercatego- rieën | min. 50 m t.o.v. geurgevoelig object | min. 50 m t.o.v. geurgevoelig object |
De gemeenteraad kan, gelet op lokale omstandigheden, een afwijkende waarde of afstand vaststellen: dit moet gebeuren in een gemeentelijke verordening. De motivering moet te herleiden zijn tot de gewenste ruimtelijke inrichting van het gebied of een afwijkende relatie tussen geurbelasting en geurhinder. Bij gemeentelijke verordening kan tevens worden bepaald hoe wordt omgegaan met geurgevoelige objecten die onderdeel hebben uitgemaakt van een veehouderij (zoals voormalige agrarische bedrijfswoningen, die nu als burgerwoning worden gebruikt).
Landbouwbedrijven
Het Besluit landbouw milieubeheer (Blm) is van toepassing op melkrundveehouderijen, akkerbouw- en tuinbouwbedrijven met open grondteelt, gemechaniseerde loonbedrijven, paardenhouderijen, kinderboerderijen, kleinschalige veehouderijen, witloftrekkerijen, teeltbedrijven met eetbare paddenstoelen, spoelbassins en opslagen van vaste mest.
Het Blm bevat voorwaarden die bepalen of een inrichting wel of niet onder het Blm valt. Deze voorwaarden hebben onder andere betrekking op het aantal dieren, de afstand tot een kwetsbaar gebied, de afstand tot gevoelige objecten en de aard en capaciteit van stoffen die worden op- en overgeslagen. Indien niet aan de minimale afstanden wordt voldaan, is het bedrijf Wm-vergunningplichtig. De minimale afstanden zijn weergegeven in de onderstaande tabel. Naast de in de tabel genoemde afstanden gelden minimale afstanden tot opslagen van mest, afgedragen gewassen en dergelijke.
Tabel 13.4 Minimale afstanden landbouwbedrijven
inrichting waar landbouwhuisdieren worden gehouden | inrichting waar geen landbouwhuisdieren worden gehouden | ||
min. afstand tot objecten cat. I en II | 100 m | 50 m | |
min. afstand tot objecten cat. III, IV en V | 50 m | 25 m |
De indeling van objecten is in de navolgende tabel weergegeven.
Tabel 13.5 Indeling van objecten
object categorie |
omschrijving |
I | - bebouwde kom met stedelijk karakter; - ziekenhuis, sanatorium, en internaat; - objecten voor verblijfsrecreatie. |
II | - bebouwde kom of aaneengesloten woonbebouwing van beperkte omvang in een overigens agrarische omgeving; - objecten voor dagrecreatie. |
III | - verspreid liggende niet-agrarische bebouwing die aan het betreffende buitengebied een overwegende woon- of recreatiefunctie verleent. |
IV | - woning behorend bij een agrarisch bedrijf, niet zijnde een veehouderij waar 50 of meer mestvarkeneenheden op grond van een vergunning aanwezig mogen zijn; - verspreid liggende niet-agrarische bebouwing. |
V | - woning, behorend bij een veehouderij waar 50 of meer mestvarkeneenheden op grond van een vergunning aanwezig mogen zijn. |
Overigens zullen de afstanden tot gevoelige objecten in de toekomst nog worden afgestemd op de Wet geurhinder en veehouderij.
Glastuinbouw
Met name als gevolg van het gebruik van bestrijdingsmiddelen, kunnen in de directe omgeving van glastuinbouwbedrijven milieuhinder en gezondheidsrisico's optreden. Het is daarom gewenst om in nieuwe situaties een zekere afstand tussen gevoelige bestemmingen en kassen aan te houden. In het Besluit glastuinbouw (2002) is aangegeven dat glastuinbouwbedrijven vergunningplichtig zijn, tenzij bepaalde afstanden in acht worden genomen. Deze afstanden zijn afhankelijk van de soort bebouwing in de omgeving van de glastuinbouwbedrijven.
Tabel 13.6 Aan te houden afstand tussen glastuinbouwbedrijf en (gevoelig) object
soort objecten | aan te houden afstand | ||
indien glastuinbouwbedrijf voor 1 mei 1996 is opgericht (met inbegrip van eventuele uitbreidingen) | indien bedrijf na 30 april 1996 is opgericht | ||
categorie I: bijvoorbeeld aaneengesloten woonbebouwing, gevoelig object | 25 m | 50 m | |
categorie II: bijvoorbeeld niet aaneengesloten woonbebouwing, restaurant | 10 m | 25 m |
Onderzoek en conclusie
In de bestemmingsregeling zijn afstandseisen en voorwaarden opgenomen ten behoeve van de afstemming tussen agrarische bedrijven en omliggende gevoelige functies (zoals woningen) door als criterium op te nemen dat nieuwe ontwikkelingen milieuhygiënisch inpasbaar moeten zijn. Op die manier wordt voorkomen dat: