direct naar inhoud van Artikel 20 Leiding - Hoogspanning
Plan: Wonen Ommen
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0175.wonen201200001-va01

Artikel 20 Leiding - Hoogspanning

20.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Leiding - Hoogspanning' aangewezen gronden zijn, naast de andere voor die gronden aangewezen bestemmingen, mede bestemd voor:

  • a. de aanleg, het beheer en instandhouding van hoogspanningsleiding met de daarbij behorende bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
20.2 Bouwregels

Voor het bouwen gelden de volgende regels:

  • a. op de gronden mogen uitsluitend bouwwerken ten behoeve van de hoogspanningsleiding worden gebouwd;
  • b. de bouwhoogte van overige bouwwerken mag ten hoogste 2 m bedragen;
  • c. ten behoeve van andere, voor deze gronden geldende bestemmingen mag - met inachtneming van de voor de betrokken bestemmingen geldende bouwregels - uitsluitend worden gebouwd indien het bouwplan betrekking heeft op vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bouwwerken, waarbij de oppervlakte en bouwhoogte niet worden vergroot en gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering.
20.3 Afwijken van de bouwregels

Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 20.2 onder c indien de belangen en de veiligheid van de betrokken hoogspanningsleiding niet worden geschaad en de leidingbeheerder in de gelegenheid is gesteld schriftelijk advies uit te brengen. Indien door de bouw, de situering, dan wel de hoogte van een bouwwerk schade wordt of kan worden toegebracht aan de bedrijfsveiligheid van de betrokken hoogspanningsleiding, wordt geen omgevingsvergunning verleend.

20.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
  • a. Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van het bevoegd gezag op de in artikel 20.1 bedoelde gronden de volgende andere-werken uit te voeren:
    • 1. het aanbrengen van beplanting en bomen;
    • 2. het aanleggen van wegen of paden en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;
    • 3. het indrijven van voorwerpen in de bodem;
    • 4. het uitvoeren van grondbewerkingen, waartoe worden gerekend afgraven, ontginnen en ophogen;
    • 5. het aanleggen, vergraven, verruimen of dempen van sloten, vijvers en andere wateren;
    • 6. het permanent opslaan van goederen.
  • b. Een omgevingsvergunning als bedoeld in dit lid onder a kan worden verleend indien de betreffende werken en/of werkzaamheden niet strijdig zijn met de belangen en de veiligheid van de hoogspanningsleiding;
  • c. Een omgevingsvergunning wordt niet eerder verleend dan nadat de leidingbeheerder is gehoord;
  • d. Geen omgevingsvergunning is nodig voor:
    • 1. andere-werken die verband houden met de aanleg of instandhouding van de betreffende hoogspanningsleiding;
    • 2. andere-werken die het normale onderhoud en beheer betreffen;
    • 3. andere-werken die reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan.