direct naar inhoud van Artikel 16 Wonen
Plan: Kleine kernen
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0175.klkernen201200001-va01

Artikel 16 Wonen

16.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. het bestaande aantal woningen;
  • b. detailhandel ter plaatse van de aanduiding 'detailhandel';
  • c. een recreatief nachtverblijf ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - recreatief nachtverblijf';
  • d. woonboerderijen met bijbehorend hobbymatig agrarisch gebruik waaronder paardenbakken, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - woonboerderij';
  • e. aan huis gebonden beroepen;
  • f. het bestaande aan huis verbonden bedrijf ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf aan huis';
  • g. het behoud en de bescherming van de cultuurhistorische waarden van het monument ter plaatse van de aanduiding 'cultuurhistorische waarden';
  • h. openbare nutsvoorzieningen;

met bijbehorende gebouwen, bouwwerken geen gebouwen zijnde, tuinen en erven.

16.2 Bouwregels
16.2.1 Hoofdgebouwen

Bouwen is toegestaan uitsluitend ten dienste van de in artikel 16.1 omschreven bestemming en met inachtneming van de volgende regels:

  • a. de gebouwen mogen de rooilijn niet overschrijden;
  • b. het aantal woningen per bouwperceel bedraagt niet meer dan het bestaande aantal;
  • c. de hoofdgebouwen dienen te worden geplaatst binnen een strook gemeten vanuit de rooilijn met een diepte van:
    • 1. 20 m voor vrijstaande woningen;
    • 2. 15 m voor de overige woningen;
  • d. de afstand van een hoofdgebouw of een blok van aaneen gebouwde hoofdgebouwen tot de zijdelingse bouwperceelgrens bedraagt ten minste 3 m, dan wel niet minder dan de afstand van het bestaande hoofdgebouw tot die perceelgrens voor zover deze minder bedraagt;
  • e. de goot- en bouwhoogte bedragen niet meer dan 115% van de goot- en bouwhoogte van het bestaande hoofdgebouw op het bouwperceel;
  • f. het bebouwingspercentage bedraagt niet meer dan 60%van het bouwperceel, dan wel ten hoogste het percentage aan bestaande bebouwing indien dat meer bedraagt;
  • g. aan- en uitbouwen dienen aan het hiervoor gestelde te voldoen, dan wel aan het gestelde in artikel 16.2.2.
16.2.2 Aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen

Voor het bouwen van aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte bedraagt niet meer dan 6 m, met dien verstande dat de bouwhoogte minimaal 1 m lager moet zijn dan de bouwhoogte van het hoofdgebouw en met dien verstande dat de bouwhoogte van bestaande bijgebouwen mag worden gehandhaafd indien deze meer bedraagt;
  • b. de goothoogte van een bijgebouw en de bouwhoogte van een overkapping bedraagt niet meer dan 3,5 m, dan wel de bestaande goot- dan wel bouwhoogte indien deze meer bedraagt;
  • c. de bijgebouwen worden achter (het verlengde van) de naar de weg gekeerde gevels van het hoofdgebouw gebouwd, met dien verstande dat bijgebouwen minimaal 3 m, dan wel minimaal de afstand van het bestaande bijgebouw indien deze minder is, achter (het verlengde van) de naar de weg gekeerde voorgevel van het hoofdgebouw worden gebouwd;
  • d. uitbouwen in de vorm van erkers mogen tot vóór (het verlengde van) de voorgevel van het hoofdgebouw worden gebouwd, mits:
    • 1. de horizontale diepte maximaal 1,20 m bedraagt;
    • 2. de diepte van de overblijvende, niet met gebouwen bebouwde gronden minimaal 2,5 m bedraagt;
    • 3. voor zover de erker wordt gebouwd tegen de voorgevel van het hoofdgebouw de breedte maximaal 75% van de breedte van die gevel bedraagt;
    • 4. de bouwhoogte maximaal 3 m bedraagt dan wel de hoogte van de eerste bouwlaag van het hoofdgebouw + 0,25 m;
  • e. gezamenlijke oppervlakte per hoofdgebouw:
    1. 75 m2 voor percelen met een oppervlakte tot 500 m2;
    2. 90 m2 voor percelen met een oppervlakte groter dan 500 m2;
    3. 200 m2 voor perceel ter plaatse van de aanduiding 'bijgebouwen';
    mits het bebouwingspercentage van het bouwperceel maximaal 50% bedraagt;
  • f. de in sub e bepaalde oppervlakte is alleen toegestaan indien niet meer dan 60% van het bouwperceel wordt bebouwd, dan wel niet meer dan het percentage aan bestaande bebouwing indien dat meer bedraagt, met dien verstande dat het maximale bebouwingspercentage van 60% ook van toepassing is op overkappingen;
  • g. in afwijking van het gestelde sub c mogen bijgebouwen, aan- en uitbouwen en overkappingen waarvan de bouwhoogte niet meer bedraagt dan 3 m tevens op een afstand van ten minste 1 m achter de naar de weg gekeerde gevel(s) van het hoofdgebouw, dan wel het verlengde daarvan worden gebouwd;
  • h. de bouwhoogte van overkappingen mag niet meer bedragen dan 3 m waarbij geldt dat deze op een afstand van ten minste 1 m achter de naar de weg gekeerde gevel(s) van het hoofdgebouw, dan wel het verlengde daarvan mogen worden gebouwd;
  • i. de bouwhoogte van garageboxen die zich niet op hetzelfde perceel als het hoofdgebouw bevinden, bedraagt niet meer dan 3 m.
16.2.3 Nutsvoorzieningen

Voor het bouwen van gebouwen voor openbare nutsvoorzieningen en verkeer en verblijf gelden de volgende regels:

  • a. de inhoud bedraagt per gebouw niet meer dan 30 m3;
  • b. de bouwhoogte bedraagt niet meer dan 3 m.
16.2.4 Bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde, gelden de volgende regels:

  • a. er zijn uitsluitend vergunningsvrije erf- en perceelafscheidingen toegestaan overeenkomstig artikel 2 van bijlage 2 van het Besluit omgevingsrecht (zoals dat geldt op het moment van vaststelling van dit bestemmingsplan), met dien verstande dat bestaande erf- en perceelafscheidingen eveneens zijn toegestaan;
  • b. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde bedraagt niet meer dan 3 m.
16.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:

  • de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
  • het bebouwingsbeeld;
  • de verkeersveiligheid;
  • de parkeervoorzieningen;

bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in:

  • a. artikel 16.2.1 sub a, met dien verstande dat de afstand tot de perceelsgrens tenminste 1 m moet bedragen;
  • b. artikel 16.2.1 sub e voor het verhogen van de toegestane goot- en/of bouwhoogte met maximaal 15% en/of voor een andere dakhelling en/of voor een plat dak;
  • c. artikel 16.2.1 sub f voor het verhogen van het bebouwingpercentage met dien verstande dat per bouwperceel voldoende ruimte voor parkeren of het stallen van auto's is aangebracht ten behoeve van de woonfunctie ter plekke, dan wel in alternatieve ruimte in de nabijheid is voorzien. Het bevoegd gezag kan bij verlening van de omgevingsvergunning voorwaarden stellen ten aanzien van het realiseren en onderhoud van de alternatieve parkeer- en/of stallingsruimte;
  • d. artikel 16.2.2 sub a, mits de bouwhoogte van het bijgebouw of de overkapping ondergeschikt blijft aan de bouwhoogte van het hoofdgebouw, dan wel de goothoogte van het bijgebouw of de overkapping ondergeschikt blijft aan de goothoogte van het hoofdgebouw;
  • e. artikel 16.2.2 sub e voor het vergroten van de gezamenlijke oppervlakte van aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen tot maximaal:
    • 1. 100 m2 voor bouwpercelen met een oppervlakte tot en met 500 m2, mits het bebouwingspercentage van het bouwperceel maximaal 60 % bedraagt;
    • 2. 100 m2 voor aan huis verbonden beroepen, mits niet meer dan 80% van het bouwperceel wordt bebouwd;
    • 3. 150 m2 voor bouwpercelen met een oppervlakte groter dan 500 m2, mits het bebouwingspercentage van het bouwperceel maximaal 60 % bedraagt;
  • f. artikel 16.2.2 sub e voor het vergroten van de gezamenlijke oppervlakte van aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen tot de oppervlakten genoemd sub e vermeerderd met 20 m2, uitsluitend in verband met het gebruik van genoemde bouwwerken als afhankelijke woonruimte, mits een dergelijk gebruik noodzakelijk is vanuit het oogpunt van mantelzorg;
  • g. artikel 16.2.2 sub e voor het vergroten van de gezamenlijke oppervlakte van aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen tot maximaal 200 m² ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen – woonboerderij' mits de ruimtelijke kwaliteit ter plaatse verbetert; artikel 16.2.4 sub a en b tot een bouwhoogte van 3 m voor erf- en terreinafscheidingen en 5 m voor overige bouwwerken.
16.4 Specifieke gebruiksregels
16.4.1 Algemeen

Onder strijdig gebruik met deze bestemming wordt begrepen het gebruik dat afwijkt van de bestemmingsomschrijving, waaronder in ieder geval wordt begrepen:

  • a. wonen in een woning, anders dan ten behoeve van een huishouding, met dien verstande dat een huishouden wel mag worden aangevuld met een huishouding ten behoeve van dringende sociale, verzorgings- of sociaal-economische redenen;
  • b. het gebruik van gronden en bouwwerken in combinatie met bedrijfsdoeleinden anders dan een aan huis gebonden beroep;
  • c. opslag voor de voorgevel van het hoofdgebouw.
16.4.2 Aan huis gebonden beroep

De uitoefening van aan huis gebonden beroepen is alleen toegestaan met inachtneming van de volgende bepalingen:

  • a. de aan huis gebonden activiteiten voor het beroep mogen uitsluitend inpandig worden verricht;
  • b. de oppervlakte mag niet meer bedragen dan 30% van de gezamenlijke bruto vloeroppervlakte van de woning en de bijgebouwen, tot een maximum van 45 m2;
  • c. degene die de gebruiker is van de woning moet ook degene zijn die het aan huis gebonden beroep uitoefent;
  • d. er mag geen detailhandel plaatsvinden, behoudens een beperkte verkoop in het klein, in direct verband met het aan huis gebonden beroep;
  • e. het parkeren dient binnen het erf op eigen terrein plaats te vinden, dan wel in alternatieve ruimte waarin in de nabijheid wordt voorzien. Het bevoegd gezag kan bij de omgevingsvergunning voorwaarden stellen ten aanzien van het realiseren en/of onderhouden van alternatieve parkeer- en/of stallingsruimte.
16.5 Afwijken van de gebruiksregels
16.5.1 Kleinschalige bedrijfsactiviteiten

Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 16.1 voor het toestaan van kleinschalige beroeps- en/of bedrijfsmatige activiteiten waarbij niet meer dan maximaal 30 % met een maximum van 45 m2 van de gezamenlijke bruto vloeroppervlakte van de woning en de bijgebouwen ten behoeve van de kleinschalige beroeps- en/of bedrijfsmatige activiteiten in gebruik mag worden genomen met dien verstande dat:

  • a. de kleinschalige beroeps- en of bedrijfsactiviteiten behoren tot maximaal categorie 1 van de in de bijlage opgenomen Staat van Bedrijfsactiviteiten met inachtneming van de hierin genoemde afstanden;
  • b. niet is toegestaan een horeca-inrichting, met uitzondering van een bed en breakfast voorziening;
  • c. niet toegestaan is detailhandel, behoudens als ondergeschikte activiteit bij en direct verband houdend met de uitoefening van de kleinschalige beroeps- en/of bedrijfsmatige activiteiten;
  • d. niet toegestaan is groothandel;
  • e. niet toegestaan zijn reparatiewerkzaamheden voor particulieren van motoren, motorvoertuigen, vaartuigen, caravans, landbouwvoertuigen of bromfietsen;
  • f. kleinschalige bedrijfsactiviteiten die niet zijn genoemd in categorie 1 van de als bijlage opgenomen Staat van Bedrijfsactiviteiten eveneens zijn toegestaan nadat door aanvrager is aangetoond dat deze activiteiten wat betreft geur, stof en geluid en gevaar en wat betreft ruimtelijke uitstraling, omvang en intensiteit, met een bedrijf uit categorie 1 van de Staat van bedrijfsactiviteiten gelijk kunnen worden gesteld;
  • g. de kleinschalige bedrijfsactiviteiten mogen geen onevenredige hinder opleveren voor de omgeving, geen onevenredige afbreuk doen aan het ruimtelijk (woon) karakter van de buurt, geen onevenredige aantasting opleveren voor de bebouwings- en gebruiksmogelijkheden van de nabijgelegen gronden, geen onevenredige nadelige invloed hebben op de verkeersafwikkeling en mogen niet leiden tot onaanvaardbare parkeerdruk, geen publieksgericht karakter hebben, uitsluitend bezoek op afspraak is toegestaan;
  • h. opslag van goederen of stalling van motorrijtuigen, aanhangwagens en fietsen die verband houden met de kleinschalige bedrijfsactiviteiten zijn uitsluitend toegestaan in gebouwen;
  • i. degene die gebruiker is van de woning moet ook degene zijn die de kleinschalige bedrijfsactiviteiten uitoefent;
  • j. de kleinschalige bedrijfsactiviteiten mogen uitsluitend inpandig worden verricht.
16.5.2 Zorgfuncties bij het wonen

Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 16.1 sub a. voor het in één of meerdere woningen wonen in groepsverband voor speciale doelgroepen, zoals hulpbehoevenden met daarbij behorende speciale zorgfuncties, met dien verstande dat:

  • a. de vestiging geen onevenredige afbreuk ten aanzien van het woon- en leefklimaat (waaronder geluidhinder) voor omwonenden zal opleveren;
  • b. de aanvraag om een omgevingsvergunning in dient te gaan op de mogelijkheid van verstoring van het woon- en leefklimaat en eventueel noodzakelijke maatregelen die nodig zijn om hinder voor omwonenden te voorkomen.
16.5.3 Aan landbouw verwante nevenactiviteiten

Bij omgevingsvergunning kan ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - woonboerderij' worden afgeweken van het bepaalde in artikel 16.1 ten behoeve van de volgende aan landbouw verwante nevenactiviteiten:

  • a. opslag en stalling van agrarische producten (meer dan reguliere opslag van eigen bedrijfsvoering) tot een maximaal bebouwd oppervlak van 500 m2;
  • b. agrarische loonbedrijven in de categorieën 1 en 2 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten of bedrijven die daarmee naar aard en omvang gelijk te stellen zijn tot een maximaal bebouwd oppervlak van 500 m2;
  • c. ambachtelijke be- en verwerking van agrarische producten (kaasmakerij, imkerij, riet- en vlechtwerk, klompenmakerij) tot een maximaal bebouwd oppervlak van 200 m2;

waarbij de volgende voorwaarden gelden:

  • de activiteit dient geen onevenredige afbreuk ten aanzien van het woon- en leefklimaat voor omwonenden op te leveren;
  • bestaande natuur- en landschapswaarden mogen niet onevenredig worden aangetast;
  • er mag geen sprake zijn van een onevenredige vergroting van de publieks- en/of verkeersaantrekkende werking;
  • parkeren dient binnen het eigen erf plaats te vinden;
  • voor zover de nevenfuncties zijn gelegen in grondwaterbeschermingsgebieden of intrekgebieden, mag er geen verslechtering optreden van de grondkwaliteit en mag er geen vergroting van het risico op verontreiniging van het grondwater plaats plaatsvinden;
  • buitenopslag is niet toegestaan.
16.5.4 Niet agrarische bedrijfsactiviteiten

Bij omgevingsvergunning kan ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - woonboerderij' worden afgeweken van het bepaalde in artikel 16.1 ten behoeve van de volgende niet agrarische bedrijfsactiviteiten:

  • a. opslag/stalling van niet-agrarische goederen behorende tot de categorieën 1 en 2 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten in bestaande bebouwing of bedrijven die daarmee naar aard en omvang gelijk te stellen zijn, tot een maximaal bebouwd oppervlak van 500 m2;
  • b. overige bedrijven in de categorieën 1 en 2 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten of bedrijven die daarmee naar aard en omvang gelijk te stellen zijn, tot een maximaal bebouwd oppervlak van 200 m2;

waarbij de volgende voorwaarden gelden:

  • de activiteit dient geen onevenredige afbreuk ten aanzien van het woon- en leefklimaat voor omwonenden op te leveren;
  • bestaande natuur- en landschapswaarden mogen niet onevenredig worden aangetast;
  • er mag geen sprake zijn van een onevenredige vergroting van de publieks- en/of verkeersaantrekkende werking;
  • parkeren dient binnen het eigen erf plaats te vinden;
  • voor zover de nevenfuncties zijn gelegen in grondwaterbeschermingsgebieden of intrekgebieden, mag er geen verslechtering optreden van de grondkwaliteit en mag er geen vergroting van het risico op verontreiniging van het grondwater plaats plaatsvinden;
  • buitenopslag is niet toegestaan.
16.5.5 Recreatieve functies/agrotoerisme

Bij omgevingsvergunning kan ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - woonboerderij' worden afgeweken van het bepaalde in artikel 16.1 ten behoeve van de volgende recreatieve functies/agrotoerisme:

  • a. kleinschalige horecagelegenheid/dagrecreatie (speelboerderij, theeschenkerij, restaurant, boerderijcafé, wijnproeverij) tot een maximaal bebouwd oppervlak van 200 m2;
  • b. recreatief nachtverblijf tot een maximaal bebouwd oppervlak van 300 m2;
  • c. groepsaccommodatie tot een maximaal bebouwd oppervlak van 200 m2;

met dien verstande dat de activiteit uitsluitend is toegestaan indien de activiteit een toegevoegde waarde heeft voor het bestaande toeristisch-recreatieve product. Dit dient te worden getoetst aan het vastgesteld toeristisch-recreatief beleid van de gemeente,

waarbij de volgende voorwaarden gelden:

  • de activiteit dient geen onevenredige afbreuk ten aanzien van het woon- en leefklimaat voor omwonenden op te leveren;
  • bestaande natuur- en landschapswaarden mogen niet onevenredig worden aangetast;
  • er mag geen sprake zijn van een onevenredige vergroting van de publieks- en/of verkeersaantrekkende werking;
  • parkeren dient binnen het eigen erf plaats te vinden;
  • voor zover de nevenfuncties zijn gelegen in grondwaterbeschermingsgebieden of intrekgebieden, mag er geen verslechtering optreden van de grondkwaliteit en mag er geen vergroting van het risico op verontreiniging van het grondwater plaats plaatsvinden;
  • buitenopslag is niet toegestaan.
16.5.6 Overige dienstverlening

Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 16.1 ten behoeve van de volgende overige dienstverlening:

  • a. sociale functie (resocialisatie, therapie, kinderopvang, zorgboerderij) tot een maximaal bebouwd oppervlak van 200 m2;
  • b. tentoonstellingsruimte/museum tot een maximaal bebouwd oppervlak van 200 m2;

waarbij de volgende voorwaarden gelden:

  • de activiteit dient geen onevenredige afbreuk ten aanzien van het woon- en leefklimaat voor omwonenden op te leveren;
  • bestaande natuur- en landschapswaarden mogen niet onevenredig worden aangetast;
  • er mag geen sprake zijn van een onevenredige vergroting van de publieks- en/of verkeersaantrekkende werking;
  • parkeren dient binnen het eigen erf plaats te vinden;
  • voor zover de nevenfuncties zijn gelegen in grondwaterbeschermingsgebieden of intrekgebieden, mag er geen verslechtering optreden van de grondkwaliteit en mag er geen vergroting van het risico op verontreiniging van het grondwater plaats plaatsvinden;
  • buitenopslag is niet toegestaan.
16.6 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen voor het toestaan van maximaal één extra woning ter plaatse van de aanduiding 'wro-zone - wijzigingsgebied 2' met dien verstande dat de goot- en bouwhoogte van gebouwen ten behoeve van de woning niet meer dan 6 m respectievelijk 10 m mogen bedragen.