direct naar inhoud van Artikel 10 Maatschappelijk
Plan: Kleine kernen
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0175.klkernen201200001-va01

Artikel 10 Maatschappelijk

10.1 Bestemmingsomschrijving
10.1.1

De voor 'Maatschappelijk' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. maatschappelijke voorzieningen;
  • b. een begraafplaats uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'begraafplaats';
  • c. dagrecreatieve doeleinden in de vorm van kijk- en doevoorzieningen alsmede zorgvoorzieningen ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van maatschappelijk - kdz', met dien verstande dat deze doeleinden niet zijn toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning';
  • d. wonen ten behoeve van het uitoefenen van de maatschappelijke functie uitsluitend ter plaatse van een bestaande bedrijfswoning, met dien verstande dat voor zover de aanduiding 'bedrijfswoning' is opgenomen, de bedrijfswoning ter plaatse van die aanduiding mag worden gebouwd;
  • e. standplaatsen voor kampeermiddelen, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van maatschappelijk - kamperen';
  • f. het behoud en de bescherming van de cultuurhistorische waarden van het monument ter plaatse van de aanduiding 'cultuurhistorische waarden;

met bijbehorende voorzieningen zoals:

  • g. wegen en paden;
  • h. parkeervoorzieningen;
  • i. speelvoorzieningen;
  • j. water en voorzieningen voor de waterhuishouding
  • k. tuinen en erven;
  • l. openbare nutsvoorzieningen.
10.1.2

Onder dagrecreatieve doeleinden in de vorm van kijk- en doevoorzieningen wordt mede begrepen het houden van maximaal 50 fokzeugen in een stal, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van maatschappelijk - kdz 2'.

10.2 Bouwregels
10.2.1

Bouwen is toegestaan uitsluitend ten dienste van de in artikel 10.1 omschreven bestemming en met inachtneming van de volgende regels:

  • a. de gebouwen mogen de rooilijn niet overschrijden;
  • b. de goot- en bouwhoogte bedragen niet meer dan 115% van de bestaande goot- en bouwhoogte;
  • c. het bebouwingspercentage bedraagt niet meer dan 70% van het bouwperceel, dan wel ten hoogste het bestaande percentage indien dat meer bedraagt; gebouwen worden gebouwd binnen het bouwvlak.
10.2.2

In aanvulling op het bepaald in artikel 5.2.1 gelden voor bijgebouwen de volgende regels:

  • a. de gebouwen mogen de rooilijn niet overschrijden;
  • b. de gebouwen mogen zowel aangebouwd als vrijstaand worden gebouwd;
  • c. de gezamenlijke oppervlakte van bij een bedrijfswoning behorende bijgebouwen mag niet meer dan 75 m2 bedragen;
  • d. de goot- en bouwhoogte van bijgebouwen bij een bedrijfswoning bedragen maximaal 3,5 m respectievelijk 6 meter.
10.2.3

In aanvulling op het bepaalde in artikel 10.2.1 en 10.2.2 bedraagt de afstand van gebouwen tot de zijdelingse bouwperceelgrens minimaal 3 meter.

10.2.4

Voor het bouwen van bouwwerken geen gebouwen en geen overkappingen zijnde, gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van bedrijfsinstallaties en lichtmasten bedraagt maximaal 8 m;
  • b. er zijn uitsluitend vergunningsvrije erf- en perceelafscheidingen toegestaan overeenkomstig artikel 2 van bijlage 2 van het Besluit omgevingsrecht (zoals dat geldt op het moment van vaststelling van dit bestemmingsplan), met dien verstande dat bestaande erf- en perceelafscheidingen eveneens zijn toegestaan;
  • c. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde, bedraagt niet meer dan 5 m.
10.2.5

Voor het bouwen van gebouwen voor openbare nutsvoorzieningen en verkeer en verblijf gelden de volgende regels:

  • a. de inhoud bedraagt per gebouw niet meer dan 30 m3;
  • b. de bouwhoogte bedraagt niet meer dan 3 m.
10.2.6

In afwijking van het bepaalde in de artikelen 10.2.1 en 10.2.3 gelden ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van maatschappelijk - kdz' de volgende bouwregels:

  • a. Voor gebouwen geldt dat:
    • 1. gebouwen mogen uitsluitend worden gebouwd ter plaatse van de aanduidingen 'specifieke vorm van maatschappelijk - kdz 1', 'specifieke vorm van maatschappelijk - kdz 2', 'specifieke vorm van maatschappelijk - kamperen' en 'bedrijfswoning';
    • 2. de gezamenlijke oppervlakte van gebouwen ter plaatse van de aanduidingen 'specifieke vorm van maatschappelijk - kdz 1 ' en 'specifieke vorm van maatschappelijk - kdz 2' bedraagt maximaal 650 m2, waarvan maximaal 450 m2 ten behoeve van maximaal 50 fokzeugen;
    • 3. de goot en bouwhoogte van gebouwen ter plaatse van de aanduidingen 'specifieke vorm van maatschappelijk - kdz 1', 'specifieke vorm van maatschappelijk - kdz 2' en 'bedrijfswoning' mogen niet meer dan 4,5 m respectievelijk 9 m bedragen;
    • 4. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van maatschappelijk - kamperen' mag ten hoogste één gebouw worden gebouwd ten behoeve van sanitaire voorzieningen met een oppervlakte van maximaal 50 m2, een goothoogte van maximaal 3,5 m en een bouwhoogte van maximaal 5 m;
  • b. Voor bouwwerken geen gebouwen en geen overkappingen zijnde, geldt dat de bouwhoogte niet meer dan 5,5 m mag bedragen, met dien verstande dat buiten de aanduidingen 'specifieke vorm van maatschappelijk - kdz 1', 'specifieke vorm van maatschappelijk - kdz 2', 'specifieke vorm van maatschappelijk - kamperen' en 'bedrijfswoning' bouwwerken geen gebouwen en geen overkappingen zijnde, uitsluitend zijn toegestaan in de vorm van bouwwerken ten behoeve van waterhuishoudkundige doeleinden.
10.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:

  • de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
  • het bebouwingsbeeld;
  • de verkeersveiligheid;
  • parkeervoorzieningen;

bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in:

  • a. artikel 10.2.1 sub a, met dien verstande dat de afstand tot de perceelsgrens ten minste 1 m dient te bedragen;
  • b. artikel 10.2.1 sub b, voor het verhogen van de toegestane goot- en/of bouwhoogte met maximaal 15 %;
  • c. artikel 10.2.1 sub c voor het verhogen van het bebouwingspercentage met dien verstande dat op ieder bouwperceel voldoende ruimte voor het parkeren of stallen van auto's is aangebracht ten behoeve van de bedrijfsvoering en eventuele woonfunctie ter plekke dan wel in alternatieve ruimte in de nabijheid is of wordt voorzien. Het bevoegd gezag kan bij verlening van de omgevingsvergunning voorwaarden stellen ten aanzien van het realiseren en onderhoud van de alternatieve parkeer- en stallingsruimte;
  • d. artikel 10.2.3 met dien verstande dat de afstand tot de naast liggende bebouwing ten minste 1 m bedraagt;
  • e. artikel 10.2.4 sub b en c tot een bouwhoogte van 3 m voor erf- en terreinafscheidingen en 15 m voor overige bouwwerken.