Artikel 9 Gemengd - 3
9.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Gemengd - 3' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
-
a. kantoren;
-
b. een bank met een maximaal oppervlak van 400 m2, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'kantoor';
-
c. horecabedrijf categorie 1, 2, 3 met een oppervlakte van maximaal 450 m2 bvo (per gebouw). Een horecabedrijf is alleen op de begane grond toegestaan;
-
d. maatschappelijke en overige dienstverlening;
-
e. detailhandel met een oppervlakte van maximaal 450 m2 bvo (per gebouw). Detailhandel is alleen op de begane grond toegestaan. De vestiging van supermarkten is niet toegestaan;
-
f. detailhandel met een oppervlakte van maximaal 1025 m2, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van gemengd - detailhandel' en met dien verstande dat de hoofdentree gelegen moet zijn aan de oost- dan wel zuidzijde van het desbetreffende bouwvlak;
-
g. met de watersport gerelateerde functies, inclusief sanitaire voorzieningen, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van gemengd - watersport gerelateerde functies';
-
h. wegen met een functie van verblijf ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke bouwaanduiding - overbouwing';
-
i. wonen ter plaatse van het perceel Markt 32;
-
j. openbare nutsvoorzieningen;
met bijbehorende bouwwerken,(parkeer)voorzieningen (on)bebouwde gronden.
9.1.1 Uitzonderingen
Onder detailhandel en bedrijfsactiviteiten is niet begrepen:
-
a. detailhandel in volumineuze goederen dan wel in brand- en explosiegevaarlijke stoffen;
-
b. het vervaardigen en/of de opslag van vuurwerk;
-
c. risicovolle inrichtingen;
-
d. geluidzoneringsplichtige inrichtingen op grond van de Wet geluidhinder;
-
e. bedrijven die voldoen aan de activiteitomschrijvingen in kolom 1 van de onderdelen C en D van de bijlage bij het Besluit milieueffectrapportage.
9.2 Bouwregels
9.2.1 Hoofdgebouwen
Bouwen is toegestaan uitsluitend ten dienste van de in artikel 9.1 omschreven bestemming en met inachtneming van de volgende regels:
-
a. hoofdgebouwen mogen uitsluitend worden gebouwd binnen het bouwvlak hoofdgebouw met bijgebouwen;
-
b. het bouwvlak hoofdgebouw met bijgebouwen mag voor 100% worden bebouwd, met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke bouwaanduiding - overbouwing’ de gebouwen alleen overkragend mogen zijn, waarbij de afstand tussen het peil en de onderzijde van het overkragende bouwdeel minimaal 3 m dient te bedragen;
-
c. gebouwen moeten voldoen aan de maatvoeringseisen, zoals aangegeven in onderstaand schema:
Hoofdgebouwen
|
Eis
|
maximale bouwhoogte
|
zie verbeelding
|
maximale goothoogte
|
zie verbeelding
|
met dien verstande dat:
-
1. op het deel van het gebouw, waar een maximale bouwhoogte van 17,5 meter geldt, een “dakruiter” is toegestaan van maximaal 2,5 meter hoog;
-
2. ter plaatse van het voormalige gemeentehuis een dakruiter is toegestaan van maximaal 5 meter boven op de toegestane bouwhoogte van 11 meter;
-
3. de hoofdgebouwen, voor zover direct gelegen aan de openbare weg, moeten voorzien zijn van een kap, met uitzondering van de gebouwen waar tijdens de tervisielegging van het ontwerpbestemmingsplan een kap ontbreekt. Bij nieuwbouw dient de kap te beschikken over een dakhelling van ten minste 30° en ten hoogste 60°; voor het overige mag de dakhelling van een kap van gebouwen maximaal 45° bedragen.
9.2.2 Bijgebouwen
-
a. bijgebouwen mogen worden gebouwd in het bouwvlak;
-
b. bijgebouwen dienen voor het overige te voldoen aan de maatvoeringseisen, zoals aangegeven in onderstaande schema:
Bijgebouwen
|
Eis
|
maximale bouwhoogte
|
6 m
|
maximale goothoogte
|
3,5 m
|
9.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde, gelden de volgende regels:
-
a. er zijn uitsluitend vergunningsvrije erf- en perceelafscheidingen toegestaan overeenkomstig artikel 2 van bijlage 2 van het Besluit omgevingsrecht (zoals dat geldt op het moment van vaststelling van dit bestemmingsplan), met dien verstande dat bestaande erf- en perceelafscheidingen eveneens zijn toegestaan;
-
b. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde, bedraagt niet meer dan 5 m met dien verstande dat de hoogte van reclameobjecten op de gebouwen ten hoogste 5 m bedraagt (gemeten vanaf het hoogste punt van het gebouw) en de hoogte van vrijstaande reclameobjecten ten hoogste 8 m bedraagt.
9.2.4 Nutsvoorzieningen
Voor het bouwen van gebouwen voor openbare nutsvoorzieningen en verkeer en verblijf gelden de volgende regels:
-
a. de inhoud bedraagt per gebouw niet meer dan 30 m3;
-
b. de bouwhoogte bedraagt niet meer dan 3 m.
9.3 Nadere eisen
9.3.1 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan:
-
a. de bouwhoogte en/of de goothoogte van gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde;
-
b. de situering van gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
9.3.2 Voorwaarden
De nadere eisen als bedoeld in dit artikel mogen slechts worden gesteld indien dit noodzakelijk is ter voorkoming van een onevenredige aantasting van:
-
a. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken;
-
b. de stedenbouwkundige kwaliteit en beeldkwaliteit van de directe omgeving;
-
c. de milieukwaliteit;
-
d. de verkeersveiligheid;
-
e. de sociale veiligheid;
-
f. de brandveiligheid en rampenbestrijding;
-
g. het woon- en leefklimaat.
9.4 Afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
-
1. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
-
2. het bebouwingsbeeld;
-
3. de verkeersveiligheid;
-
4. parkeervoorzieningen;
bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in:
-
a. lid 9.2.1. sub c, voor het verhogen van de toegestane goot- en/of bouwhoogte met maximaal 15 %;
-
b. lid 9.2.3 sub b. tot een bouwhoogte van 15 m.
9.5 Specifieke gebruiksregels
Onder strijdig gebruik met deze bestemming wordt begrepen het gebruik dat afwijkt van de bestemmingsomschrijving, waaronder in elk geval wordt begrepen opslag voor de voorgevel van het hoofdgebouw.
9.6 Afwijken van de gebruiksregels
-
a. Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 9.1.1 sub d en lid 9.5 voor het toestaan van bedrijven die niet genoemd zijn in categorie 1 en 2 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten, maar die naar aard en effecten op het woon- en leefklimaat met in de categorie 1 en 2 genoemde bedrijven kunnen worden gelijkgesteld;
-
b. Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 9.1 voor het in één of meerdere woningen wonen in groepsverband voor speciale doelgroepen, zoals hulpbehoevenden met daarbij behorende speciale woonzorgfuncties, dan wel het toevoegen van zorgfuncties, zoals centrale verblijfsruimten, centrale keukens en dergelijke aan de woonfunctie, met dien verstande dat de vestiging geen onevenredige afbreuk ten aanzien van het woon- en leefklimaat (waaronder geluidhinder) voor omwonenden zal opleveren. De aanvraag om een omgevingsvergunning dient in te gaan op de mogelijkheid van verstoring van het woon- en leefklimaat en eventueel noodzakelijke maatregelen die nodig zijn om hinder voor omwonenden te voorkomen.