direct naar inhoud van Artikel 8 Wonen
Plan: De Elsmors
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0173.BP12002-va01

Artikel 8 Wonen

8.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Wonen aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. wonen, al dan niet in combinatie met ruimte voor een aan huis verbonden beroep;
  • b. de huisvesting van twee huishoudens in één woonhuis (inwoning);
  • c. verblijfsrecreatieve voorzieningen in de vorm van bed & breakfast tot een oppervlakte van niet meer dan 50 m2;
  • d. een buitenrijbaan, zoals deze bestaat op het tijdstip van terinzagelegging van het ontwerp van dit plan;
  • e. de waterhuishouding;

met daarbij behorende:

  • f. gebouwen;
  • g. bouwwerken geen gebouwen zijnde;
  • h. werken, geen bouwwerk zijnde, en werkzaamheden;
  • i. tuinen;
  • j. erven.
8.2 Bouwregels

Op de voor Wonen bestemde gronden mogen uitsluitend worden gebouwd bouwwerken ten dienste van de bestemming, met dien verstande dat:

8.2.1

Voor hoofdgebouwen de volgende bepalingen gelden:

  • a. per bestemmingsvlak mag niet meer dan één vrijstaand woonhuis worden gebouwd en ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden' woonhuizen tot het aangegeven aantal;
  • b. de inhoud van een woonhuis mag niet meer dan 750 m3 bedragen, dan wel de bestaande inhoud indien deze meer bedraagt;
  • c. de afstand van een hoofdgebouw ten opzichte van de weg bedraagt ten minste de bestaande afstand;
  • d. de afstand van een vrijstaand woonhuis en van de vrijstaande zijde van een aaneengebouwd woonhuis tot de zijdelingse perceelsgrens mag niet minder dan 3 m bedragen;
  • e. de goothoogte mag niet meer dan 4 m bedragen;
  • f. de bouwhoogte mag niet meer dan 9 m bedragen;
  • g. de breedte mag niet minder dan 5 m bedragen;
  • h. de dakhelling mag niet minder dan 30° bedragen;
  • i. herbouw van bestaande woningen is uitsluitend toegestaan indien en voor zover:
    • 1. de herbouw grotendeels plaatsvindt op de (voor zover aanwezig) bestaande fundamenten;
    • 2. de voorgevel van de te herbouwen woning wordt geplaatst in de (voormalige) voorgevelrooilijn;
    • 3. de bouwwijze (vrijstaand of aaneengebouwd) van de te herbouwen woning(en) niet afwijkt van de bouwwijze van de oorspronkelijke woningen.
8.2.2

Voor aanbouwen, uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen de volgende bepalingen gelden:

  • a. de gezamenlijke oppervlakte mag niet meer dan 100 m2 bedragen, met dien verstande dat niet meer dan 50 m2 daarvan mag worden benut voor aanbouwen, uitbouwen, aangebouwde bijgebouwen en overkappingen;
  • b. een vrijstaand bijgebouw mag worden gebouwd op een afstand van 4 m achter de naar de weg(en) gekeerde (voor)gevel(s) van het woonhuis en het verlengde daarvan en de afstand tot het woonhuis mag niet meer dan 25 m bedragen;
  • c. de afstand van een bijgebouw tot de zijdelingse perceelgrens mag niet minder dan 1 m bedragen, tenzij in de perceelgrens wordt gebouwd;
  • d. de goothoogte van een aanbouw, uitbouw, overkapping of een aangebouwd bijgebouw mag niet meer dan 3 m bedragen met dien verstande dat de goothoogte mag worden vergroot tot ten hoogste 0,25 m boven de vloer van de eerste verdieping van het woonhuis;
  • e. de goothoogte van een vrijstaand bijgebouw mag niet meer dan 3 m bedragen;
  • f. de bouwhoogte van een vrijstaand bijgebouw mag niet meer dan 6 m bedragen.
8.2.3

Voor bouwwerken geen gebouwen zijnde de volgende bepalingen gelden:

  • a. indien zij vóór de voorgevel of een naar de weg gekeerde zijgevel van het woonhuis of het verlengde daarvan worden opgericht mag de bouwhoogte niet meer dan 1 m bedragen;
  • b. in overige gevallen mag de bouwhoogte niet meer dan 2,50 m bedragen, met uitzondering van vlaggenmasten en lichtmasten waarvan de bouwhoogte niet meer dan 6 m mag bedragen.
8.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing ten behoeve van:

  • a. het straat- en bebouwingsbeeld;
  • b. een goede woonsituatie;
  • c. de verkeersveiligheid;
  • d. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
  • e. de sociale veiligheid.
8.4 Afwijken van de bouwregels
8.4.1

Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in:

  • a. artikel 8.2.1d voor het toestaan van een vermindering van de afstand tot 0 m;
  • b. artikel 8.2.1e voor het toestaan van een vergroting van de goothoogte tot de goothoogte van de bestaande bebouwing;
  • c. artikel 8.2.1i voor het toestaan van de herbouw van een woning(en) buiten de bestaande funderingen en/of de voorgevelrooilijn en/of af te wijken van de bouwwijze van de oorspronkelijke woningen;
  • d. artikel 8.2.2a ten behoeve van de vervanging van meerdere bijgebouwen, waarvan de gezamenlijke oppervlakte op het tijdstip van de terinzagelegging van het ontwerp van dit plan meer bedraagt dan 100 m2, door één of meerdere bijgebouw(en), met dien verstande dat met de vervanging een vermindering (sanering) van de oppervlakte wordt gerealiseerd en dat niet meer dan 100 m2 plus 50% van het meerdere boven de 100 m2 wordt teruggebouwd, en mits de vervanging bijdraagt aan een aanmerkelijke verbetering van de landschappelijke situatie ter plaatse;
  • e. artikel 8.2.2a voor het toestaan van een vergroting van de gezamenlijke oppervlakte van de aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen bij een hoofdgebouw tot niet meer dan 200 m2 ten behoeve van de stalling van dieren en/of de opslag, mits de noodzaak is aangetoond, er sprake is van eigendom van gronden met een oppervlakte van niet minder dan 5.000 m2 en hierdoor geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de natuurlijke en landschappelijke waarden, de woonsituatie en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
8.4.2

Een omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 8.4.1 kan slechts worden verleend indien geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:

  • a. het straat- en bebouwingsbeeld;
  • b. een goede woonsituatie;
  • c. de verkeersveiligheid;
  • d. de natuurlijke en landschappelijke waarden;
  • e. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
  • f. de milieusituatie;
  • g. de sociale veiligheid.
8.5 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik in strijd met het bestemmingsplan wordt in ieder geval gerekend het gebruik van een vrijstaand bijgebouw voor zelfstandige bewoning.

8.6 Afwijken van de gebruiksregels
8.6.1

Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in:

  • a. artikel 8.1 ten behoeve van een buitenrijbaan tot een oppervlakte van maximaal 200 m2, met dien verstande dat:
    • 1. de afstand tussen de buitenrijbaan en de bestaande rechtmatig geplaatste bebouwing niet meer dan 25 m mag bedragen;
    • 2. de afstand tussen de buitenrijbaan en een woning van derden niet minder dan 70 m mag bedragen;
    • 3. verlichtingsvoorzieningen mogen worden gebouwd tot een bouwhoogte van niet meer dan 8 m.
  • b. artikel 8.1 voor het toestaan van het gebruik van een bijgebouw voor afhankelijke woonruimte (mantelzorg), met dien verstande dat dit plaatsvindt binnen de bestaande bebouwingsregeling en tot een oppervlakte van niet meer dan 75 m2.
8.6.2

Een omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 8.6.1 kan slechts worden verleend indien geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:

  • a. het straat- en bebouwingsbeeld;
  • b. een goede woonsituatie;
  • c. de verkeersveiligheid;
  • d. de natuurlijke en landschappelijke waarden;
  • e. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
  • f. de milieusituatie;
  • g. de sociale veiligheid.