direct naar inhoud van Artikel 3 Agrarisch
Plan: De Essen
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0173.BP09029-va01

Artikel 3 Agrarisch

3.1 bestemmingsomschrijving
3.1.1

De voor Agrarisch aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. de uitoefening van een agrarisch bedrijf;
  • b. het weiden van vee en/of het verbouwen van gewassen (niet in een volkstuincomplex);
  • c. infrastructurele voorzieningen zoals deze bestaan op het tijdstip van de terinzagelegging van het ontwerp van dit plan;
  • d. schuilstallen en veldschuren, voor zover gebouwd met inachtneming van het bepaalde in of krachtens de Woningwet en zoals deze bestaan op het tijdstip van de terinzagelegging van het ontwerp van dit plan;
  • e. de waterhuishouding en waterlopen, daaronder begrepen het ten dienste van landinrichting en natuurwaarden aanleggen dan wel verleggen van waterlopen, beken daaronder begrepen;

met bijbehorende bouwwerken geen gebouwen zijnde en voorzieningen, niet zijnde bouwwerken geen gebouwen zijnde of voorzieningen ten behoeve van opslag van mest, en terreinen.

3.2 bouwregels

Op de voor Agrarisch bestemde gronden mogen uitsluitend worden gebouwd bouwwerken geen gebouwen zijnde ten dienste van de bestemming, met dien verstande dat de bouwhoogte niet meer dan 1,5 m mag bedragen.

3.3 afwijking van de gebruiksregels
3.3.1

Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 3.1 voor gronden die feitelijk niet meer in gebruik zijn ten dienste van een agrarisch bedrijf, voor het gebruik van die gronden als tuin of erf ten dienste van een nabijgelegen woning met dien verstande dat:

  • a. de totale terreinoppervlakte van woning, erf en tuin aaneengesloten ligt en niet meer mag bedragen dan 850 m2;
  • b. daar uitsluitend bouwwerken geen gebouwen zijnde mogen worden gebouwd met inachtneming van het bepaalde in artikel 3.2.
3.3.2

De in artikel 3.3.1 genoemde omgevingsvergunning kan slechts worden verleend indien geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:

  • a. de milieusituatie;
  • b. de verkeersveiligheid;
  • c. de gebruiksmogelijkheden van de (aangrenzende) gronden;
  • d. de waarden van de (aangrenzende) gronden.
3.4 Omgevingsvergunning ten behoeve van het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden
3.4.1

Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het aanleggen of verharden van wegen, voet-, fiets- en/of ruiterpaden of parkeergelegenheden, alsmede het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen van meer dan 100 m2, met uitzondering van:
    • 1. het aanleggen en verharden van wegen en/of paden ter directe ontsluiting van bouwpercelen;
    • 2. het aanbrengen van kuilvoerplaten en sleufsilo's in een directe ruimtelijke relatie met een agrarisch bouwperceel;
    • 3. het aanbrengen van koe en kavelpaden;
  • b. het bewerken c.q. gebruiksklaar maken van gronden voor de uitoefening van containerteelt.
3.4.2

Het in artikel 3.4.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden die:

  • a. het normale onderhoud en/of de normale exploitatie betreffen;
  • b. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan.
3.4.3

De in artikel 3.4.1 genoemde omgevingsvergunning wordt slechts verleend indien door de werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden dan wel door de daarvan (direct of indirect) te verwachten gevolgen de agrarische waarden van deze gronden niet onevenredig (kunnen) worden geschaad, dan wel de mogelijkheden voor het herstel van die waarden niet onevenredig (kunnen) worden verkleind.