direct naar inhoud van Artikel 15 Wonen
Plan: De Essen
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0173.BP09029-va01

Artikel 15 Wonen

15.1 bestemmingsomschrijving

De voor Wonen aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. het bestaande aantal woningen, met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden' het aangegeven aantal nieuwe woningen is toegestaan;
  • b. de uitoefening van een aan huis verbonden beroep, met dien verstande dat het vloeroppervlak dat (mede) wordt gebruikt voor de uitoefening van het beroep niet meer mag bedragen dan 20% van het gezamenlijke vloeroppervlak van de woning en de bijgebouwen met een maximum van 30 m2;
  • c. ter plaatse van de aanduidingen:

'specifieke vorm van wonen - naaiatelier'   een naaiatelier aan huis  
'specifieke vorm van wonen - schildersbedrijf'   een schildersbedrijf aan huis  

met dien verstande dat het vloeroppervlak dat (mede) wordt gebruikt voor de uitoefening van het bedrijf niet meer bedraagt dan 20% van het gezamenlijke vloeroppervlak van het hoofdgebouw en de bijgebouwen met een maximum van 30 m2;

  • d. een onderdoorgang ter plaatse van de aanduiding 'onderdoorgang';

met bijbehorende gebouwen, bouwwerken geen gebouwen zijnde, tuinen en erven.

15.2 bouwregels
15.2.1

Hoofdgebouwen voldoen aan de volgende kenmerken:

  • a. gebouwd binnen het bouwvlak;
  • b. goot- en bouwhoogte maximaal de ter plaatse van de aanduiding 'maximale goot- en bouwhoogte' aangegeven goothoogte respectievelijk bouwhoogte;
  • c. de afstand tot de zijdelingse perceelsgrens bedraagt bij:
    • 1. twee-aaneen gebouwde woningen aan één zijde minimaal 3 m;
    • 2. vrijstaande woningen aan twee zijden minimaal 3 m;
    • 3. aaneengebouwde woningen aan de niet-aangebouwde zijde van de eindwoningen minimaal 3 m;
  • d. de dakhelling van hoofdgebouwen dient minimaal 20 graden en maximaal 50 graden te bedragen.
15.2.2

Erkers aan de voorgevel van het hoofdgebouw voldoen aan de volgende kenmerken:

  • a. bij vrijstaande of dubbele woningen geldt dat:
    • 1. de breedte van de erker maximaal 50% van de breedte van de voorgevel en de diepte maximaal 1,5 m mag bedragen dan wel de breedte van de erker maximaal 2/3 van de breedte van de voorgevel en de diepte maximaal 1 m mag bedragen;
    • 2. de goothoogte maximaal 3 m bedraagt;
  • b. voor aaneengebouwde woningen geldt dat:
    • 1. de breedte van de erker maximaal 2/3 van de breedte van de voorgevel en de diepte maximaal 1 m mag bedragen;
    • 2. de goothoogte maximaal 3 m bedraagt;
  • c. bij een op een hoek van twee straten gelegen woning waarbij sprake is van twee voorgevelrooilijnen mag voor beide voorgevelrooilijnen een (hoek)erker worden gebouwd met dien verstande dat de erker voldoet aan de maatvoering zoals opgenomen in het bepaalde onder a en b.
15.2.3

Aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen mogen binnen en buiten het bouwvlak worden gebouwd, met dien verstande dat:

  • a. overkappingen minimaal 2 m achter de voorgevel van het hoofdgebouw of het verlengde daarvan worden gesitueerd;
  • b. aan- en uitbouwen en bijgebouwen op de begane grond minimaal 6 m achter de voorgevel van het hoofdgebouw of het verlengde daarvan worden gesitueerd;
  • c. voor zover deze voor of op gelijke hoogte met de achtergevel worden gebouwd deze uitsluitend aan één zijde van het hoofdgebouw mogen worden gebouwd;
  • d. aan- en uitbouwen en bijgebouwen op de verdieping minimaal 2 m achter de voorgevel van het hoofdgebouw of het verlengde daarvan worden gesitueerd;
  • e. de bouwhoogte en de goothoogte van de aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen maximaal bedraagt:
    • 1. 6,5 respectievelijk 3 meter over een afstand van:
      a. 15 meter gemeten vanaf de voorgevel van het hoofdgebouw bij vrijstaande of dubbele woningen;
      b. 12 meter bij overige woningen gemeten vanaf de voorgevel van het hoofdgebouw;
    • 2. 4,5 respectievelijk 3 meter in de overige gevallen.
  • f. een uitbouw aan de onbebouwde zijde bij vrijstaande woningen tevens aan de volgende bepalingen moet voldoen:
    • 1. de uitbouw dient ten minste 2 meter achter de voorgevel of het verlengde daarvan van het hoofdgebouw te worden gebouwd;
    • 2. de afstand van de uitbouw tot de zijdelingse perceelsgrens dient ten minste 2 meter te bedragen;
    • 3. de breedte van de uitbouw mag maximaal 1,5 meter en de diepte mag maximaal 50% van de diepte van het hoofdgebouw bedragen;
    • 4. de bouwhoogte van de uitbouw mag maximaal 3,5 meter bedragen.
  • g. de gezamenlijke oppervlakte van aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen maximaal bedraagt:
    - 50 m2 voor percelen kleiner dan 500 m2;
    - 75 m2 voor percelen groter dan 500 m2;
    - 100 m2 voor percelen groter dan 1000 m2,
    - 200 m2 voor percelen groter dan 5000 m2,
    met inachtneming van de volgende voorwaarden:
    • 1. voor de berekening van de gezamenlijke oppervlakte van aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen worden meegerekend:
      a. de gezamenlijke oppervlakte van aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen buiten het bouwvlak;
      b. de gezamenlijke oppervlakte van aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen binnen het bouwvlak, voor zover gelegen binnen een afstand van 3 m tot de zijdelingse bouwperceelgrens;
    • 2. tenminste 50% van het buiten het bouwvlak gelegen bouwperceel onbebouwd en onoverdekt blijft;
    • 3. de gebouwen en overkappingen binnen de bestemming Tuin meetellen voor de gezamenlijke oppervlakte van aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen.
15.2.4

In afwijking van het bepaalde in artikel 15.2.3 mogen bij gestapelde woningen maximaal 10 m2 aan bijgebouwen per woning worden gebouwd, met een maximale bouwhoogte van 3 m.

15.2.5

Bouwhoogte van bouwwerken geen gebouwen zijnde maximaal:

  • a. erf- en terreinafscheidingen vóór (het verlengde van) de voorgevel van het hoofdgebouw 1 m;
  • b. erf- en terreinafscheidingen achter (het verlengde van) de voorgevel van het hoofdgebouw 2 m;
  • c. overige bouwwerken geen gebouwen zijnde 2 m.
15.3 afwijking van de bouwregels
15.3.1

Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 15.2.1 onder b voor een maximale horizontale diepte van 15 m bij vrijstaande woningen of dubbele woningen en van 12 m bij meer dan twee aaneengebouwde woningen.

15.3.2

Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 15.2.1 onder c voor het bouwen van een dakopbouw op een woning dat bestaat uit twee bouwlagen waarbij de bouwhoogte wordt verhoogd, met dien verstande dat:

  • a. deze opbouw over de volle breedte van de woning wordt gebouwd;
  • b. de goothoogte van die dakopbouw maximaal 7,70 m bedraagt.
15.3.3

Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 15.2.1 onder d en toestaan dat de afstand tot de zijdelingse perceelsgrens minimaal 0 m bedraagt, mits dat niet leidt tot:

  • a. een uit stedenbouwkundig oogpunt onevenredige aantasting van het straatbeeld;
  • b. een onevenredige aantasting van het heersende woon- en leefmilieu op aangrenzende gronden.
15.3.4

Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 15.2.1 onder e voor het afwijken van de voorgeschreven dakhelling, mits dit uit oogpunt van welstand aanvaardbaar is.

15.3.5

Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 15.2.2 voor het bouwen van erkers met afwijkende afmetingen, mits dit uit oogpunt van welstand aanvaardbaar is.

15.3.6

Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 15.2.3 en toestaan dat aan- en uitbouwen en bijgebouwen worden gebouwd tot ten minste 2 meter achter de voorgevel of het verlengde daarvan van de woning mits voldoende parkeergelegenheid.

15.3.7

Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 15.2.5 voor het bouwen van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, mits:

  • a. de oppervlakte maximaal 50 m2 bedraagt;
  • b. de bouwhoogte maximaal 5 m bedraagt.
15.3.8

Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 15.2.3 onder g voor het vergroten van de maximale oppervlakte aan aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen met 25 m2, met dien verstande dat tenminste 50% van het buiten het bouwvlak gelegen bouwperceel onbebouwd en onoverdekt blijft.

15.3.9

Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 15.2.3 onder c voor het toestaan van aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen aan twee zijden van het hoofdgebouw voor zover gelegen voor of op gelijke hoogte met de achtergevel van het hoofdgebouw, mits dat niet leidt tot:

  • a. een uit stedenbouwkundig oogpunt onevenredige aantasting van het straatbeeld;
  • b. een onevenredige aantasting van het heersende woon- en leefmilieu op aangrenzende gronden.
15.4 afwijking van de gebruiksregels
15.4.1

Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 15.1 voor het toestaan van een aan huis verbonden bedrijf, mits:

  • a. het bedrijf is opgenomen in categorie 1 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten dan wel het een bedrijf betreft dat voor wat betreft de aard en de omvang van de milieuhinder die het veroorzaakt gelijk kan worden gesteld met een bedrijf genoemd in categorie 1;
  • b. het vloeroppervlak dat (mede) wordt gebruikt voor de uitoefening van het bedrijf niet meer dan 30% van het gebruiksoppervlak van het hoofdgebouw en de bijgebouwen mag bedragen met een maximum van 30 m2. Voor medische dienstverlening kan in verband met scheiding van praktijkruimte en wachtruimte een uitzondering worden gemaakt tot een absoluut maximum van 70 m2;
  • c. het geen detailhandel (met uitzondering van ondergeschikte detailhandel behorende bij de dienstverlening van kapsalons, schoonheidssalons, e.d.) en/of horeca activiteiten en/of prostitutieactiviteiten betreft en het aantal bezoekers dat tegelijk aanwezig is maximaal 5 bedraagt;
  • d. er een directe relatie bestaat tussen het bedrijf en de bewoner van de woning en er geen personeel in dienst wordt genomen;
  • e. de bijgebouwen die voor deze doeleinden worden gebruikt goed bereikbaar zijn vanaf de openbare weg;
  • f. er voldoende parkeergelegenheid op eigen terrein of in de directe omgeving aanwezig is waardoor er geen onevenredige parkeerdruk op de openbare ruimte ontstaat.
15.4.2

Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 15.1 ten behoeve van inwoning mits de belangen van de eigenaren en/of gebruikers van betrokken en nabijgelegen gronden niet onevenredig worden geschaad.