direct naar inhoud van Regels
Plan: Cultuurhistorische waarden binnenstad
Status: ontwerp
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0173.BP05011-on01

Regels

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

Artikel 1 Begrippen

In deze regels wordt verstaan onder:

1.1 plan

het bestemmingsplan Cultuurhistorische waarden binnenstad van de gemeente Oldenzaal;

1.2 bestemmingsplan

de geometrische bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0173.BP05011-on01 met bijbehorende regels en bijlagen;

1.3 moederplan

de bestemmingsplannen die gelden op het moment van vaststelling van het bestemmingsplan, bedoeld in 1.1 en zijn gelegen binnen het plangebied van het bestemmingsplan;

1.4 de verbeelding

de analoge en digitale voorstelling van de in het bestemmingsplan opgenomen digitale ruimtelijke informatie;

1.5 aanduiding

een geometrisch bepaald vlak of figuur waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;

1.6 aanduidingsgrens

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;

1.7 architectuurhistorische waarde

de architectuurhistorische waarde zegt iets over de bijzonderheid van de architectuur van het pand;

1.8 bestaand

bij bouwwerken: een bouwwerk dat op het moment van inwerkingtreding van het plan bestaat of wordt gebouwd, dan wel nadien kan worden gebouwd krachtens een bouwvergunning, waarvoor de aanvraag voor het tijdstip van inwerkingtreding is ingediend, tenzij in de regels anders is bepaald;

bij gebruik: het gebruik dat op het moment van inwerkingtreding van het plan bestaat, tenzij in de regels anders is bepaald;

1.9 bestemmingsgrens

de grens van een bestemmingsvlak;

1.10 bestemmingsvlak

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;

1.11 bouwen

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats;

1.12 bouwvlak

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten;

1.13 bouwwerk

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct, hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond;

1.14 cultuurhistorische waarde

de cultuurhistorische waarde wordt bepaald door de geschiedenis van het object of zijn omgeving;

1.15 gebouw

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;

1.16 hoofdgebouw

een gebouw dat, gelet op de bestemming, als het belangrijkste bouwwerk op het bouwperceel kan worden aangemerkt;

1.17 stedenbouwkundige waarde

deze waarde zegt iets over de plek die het object inneemt binnen de stedelijke (dorps)structuur.

Artikel 2 Wijze van meten

2.1 Algemeen

Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1.1 de bouwhoogte van een bouwwerk

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;

2.1.2 de dakhelling

langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak;

2.1.3 de goothoogte van een bouwwerk

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot c.q. de druiplijn, het boeibord of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel;

2.1.4 de inhoud van een bouwwerk

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;

2.1.5 de oppervlakte van een bouwwerk

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.

2.2 Ondergeschikte bouwdelen

Bij het meten worden ondergeschikte bouwonderdelen, als plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, gevel- en kroonlijsten, luifels, balkons, dakkapellen en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding van bouwvlak of bestemmingsgrenzen niet meer dan 1 m bedraagt.

2.3 Maatvoering

Alle maten zijn tenzij anders aangegeven:

  • a. voor lengten in meters (m);
  • b. voor oppervlakten in vierkante meters (m2);
  • c. voor inhoudsmaten in kubieke meters (m3);
  • d. voor verhoudingen in procenten (%).
2.4 Meten

Bij de toepassing van deze regels wordt gemeten tot of vanuit het hart van de lijn.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Waarde - Cultuurhistorie

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Cultuurhistorie' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor het behoud van de bestaande ruimtelijke kwaliteiten waaronder wordt begrepen:

  • a. de cultuurhistorische, stedenbouwkundige en architectuurhistorische waarde van gebouwen ter plaatse van de aanduiding 'karakteristiek';
  • b. het aanwezige straat- en bebouwingsbeeld ter plaatse van de aanduiding 'specifieke gebiedsaanduiding - karakteristiek ensemble' en 'specifieke gebiedsaanduiding - cultuurhistorische route'.

3.2 Bouwregels

Voor het bouwen op of in de in lid 3.1 bedoelde gronden gelden de volgende regels:

3.2.1 Algemeen
  • a. een omgevingsvergunning voor het bouwen overeenkomstig de andere hier voorkomende bestemmingen wordt slechts verleend, indien is aangetoond dat de op de betreffende gronden aanwezige cultuurhistorische waarden niet onevenredig worden verstoord, waarbij de volgende principes gelden:
    • 1. behoud, onderhoud en versterking van waarden gaan voor vernieuwen en ontwikkelen;
    • 2. vernieuwen en ontwikkelen geschieden op basis van en met respect voor de cultuurhistorische waarden;
  • b. in afwijking van het bepaalde in de andere daar voorkomende bestemming(en) geldt ter plaatse van de aanduiding 'karakteristiek' voor het bouwen van hoofdgebouwen dat de karakteristieke hoofdvorm, bestaande uit goot- en bouwhoogten, de kapvorm, nokrichting, gevelindeling en oppervlakte van gebouwen en van andere bouwwerken, dient te worden gehandhaafd alsmede de bestaande ligging;
  • c. in afwijking van het bepaalde in de andere daar voorkomende bestemming(en) geldt ter plaatse van de aanduiding 'specifieke gebiedsaanduiding - karakteristiek ensemble' en specifieke gebiedsaanduiding - cultuurhistorische route' voor het bouwen van hoofdgebouwen dat de bestaande hoofdvorm, bestaande uit goot- en bouwhoogten, dient te worden gehandhaafd.

3.3 Afwijken van de bouwregels
3.3.1 Bevoegdheden

Burgemeester en wethouders kunnen een omgevingsvergunning verlenen in afwijking van het bepaalde in artikel:

  • a. 3.2.1 onder b, en toestaan dat de goot- of bouwhoogte, kapvorm, nokrichting, de gevelindeling, oppervlakte en/of de ligging van de bouwwerken wordt gewijzigd;
  • b. 3.2.1 onder c en toestaan dat de goot- of bouwhoogte wordt gewijzigd.

3.3.2 Criteria
  • a. de omgevingsvergunning zoals bedoeld in sublid 3.3.1 onder a wordt slechts verleend, indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de karakteristieke verschijningsvorm van het bouwwerk, waarbij de verbouwingen of nieuwbouw in ieder geval moeten passen bij de architectuur en vormgeving van het bestaande bouwwerk en er rekening wordt gehouden met ligging en context van het bestaande bouwwerk zoals beschreven in Bijlage 1 Karakteristieke waarden binnenstad Oldenzaal;
  • b. de omgevingsvergunning zoals bedoeld in sublid 3.3.1 onder b wordt slechts verleend, indien geen afbreuk wordt gedaan aan de cultuurhistorische waarde van het karakteristieke ensemble of de cultuurhistorische route zoals beschreven in Bijlage 1 Karakteristieke waarden binnenstad Oldenzaal.

3.4 Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk
3.4.1 Vergunningplicht

Het is verboden zonder een omgevingsvergunning van burgemeester en wethouders:

  • a. ter plaatse van de aanduiding 'karakteristiek' hoofdgebouwen of delen daarvan en de in de Bijlage 1 Karakteristieke waarden binnenstad Oldenzaal genoemde andere gebouwen en bouwwerken, of delen daarvan te slopen;
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke gebiedsaanduiding - karakteristiek ensemble' en de aanduiding 'specifieke gebiedsaanduiding - cultuurhistorische route' hoofdgebouwen te slopen.

3.4.2 Uitzonderingen vergunningplicht

Het in sublid 3.4.1 bedoelde verbod geldt niet voor sloopwerkzaamheden:

  • a. waarmee op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan:
    • 1. is begonnen, voor zover daarvoor tot dat tijdstip geen omgevingsvergunning was vereist;
    • 2. is of mag worden begonnen krachtens een verleende omgevingsvergunning;
  • b. voor zover het betreft sloopwerkzaamheden:
    • 1. ingevolge een aanschrijving of een besluit van burgemeester en wethouders;
    • 2. voortvloeiende uit het gewone onderhoud;
    • 3. ter voorkoming van instortingsgevaar in geval er sprake is van een acute bedreiging van veiligheid van personen of beschadiging van omliggende bebouwing of percelen;
    • 4. van ondergeschikte betekenis en waarvoor schriftelijk door of namens burgemeester en wethouders is meegedeeld dat geen omgevingsvergunning is vereist.

3.4.3 Criteria voor vergunningverlening
  • a. Ter plaatse van de aanduiding 'karakteristiek' geldt dat:
    • 1. een omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 3.4.1 onder a kan worden verleend indien:
      • de karakteristieke hoofdvorm van het bouwwerk niet langer aanwezig is en alleen met ingrijpende wijzigingen aan het gebouw of ander bouwwerk, kan worden hersteld; en/of
      • de karakteristieke hoofdvorm in redelijkheid niet is te handhaven; en/of
      • het delen van een gebouw of ander bouwwerk, betreffen die op zichzelf niet als karakteristiek zijn aan te merken en door sloop van deze delen geen onevenredige aantasting van de kararakteristieke hoofdvorm plaatsvindt; en/of
      • het delen van een gebouw of ander bouwwerk, geen gebouw zijnde, betreffen die wel als karakteristiek zijn aan te merken, maar deze delen worden vervangen door gelijkwaardige karakteristieke delen;
      • er garantie bestaat voor een goede herinvulling binnen redelijke termijn na de sloop van een gebouw of ander bouwwerk, geen gebouw zijnde, waardoor de ruimtelijke kwaliteit van het gebied wordt hersteld.
    • 2. in het geval dat sloop van volledige gebouwen of andere bouwwerken mogelijk is, dient de aanvraag om een sloopvergunning tevens te worden voorzien van:
      • een door burgemeester en wethouders goedgekeurd plan voor de herinrichting van de locatie ten behoeve van het behoud van de ruimtelijke kwaliteit;
      • een schriftelijke verklaring en planning van de uitvoering waarmee de uitvoering van de sloop en herinrichting van de locatie is vastgelegd.

  • b. Ter plaatse van de aanduiding 'specifieke gebiedsaanduiding - karakteristiek ensemble' en de aanduiding 'specifieke gebiedsaanduiding - cultuurhistorische route' geldt dat:
    • 1. een omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 3.4.1 onder b kan worden verleend indien:
      • de sloop niet leidt tot achteruitgang van de kenmerkende waarden van een gebied, zodanig dat het stedenbouwkundig beeld onevenredig wordt aangetast;
    • 2. de aanvraag voor een omgevingsvergunning is voorzien van:
      • een door burgemeester en wethouders goedgekeurd plan voor herinrichting van de locatie waaruit blijkt dat het kenmerkende stedenbouwkundige beeld niet onevenredig wordt aangetast;
      • een schriftelijke verklaring en planning van de uitvoering waarmee de uitvoering van de sloop en herinrichting van de locatie is vastgelegd.

Hoofdstuk 3 Algemene regels

Artikel 4 Anti-dubbeltelbepaling

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 5 Overige regels

De bestemmingen en de regels van de moederplannen blijven van toepassing, voor zover in dit plan niet anders wordt bepaald.

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels

Artikel 6 Overgangsrecht

6.1 Overgangsrecht bouwwerken
6.1.1 Algemeen

Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,

  • a. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
  • b. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
6.1.2 Afwijking

In afwijking van het bepaalde in artikel 6.1.1 kan een omgevingsvergunning vworden verleend voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in artikel 6.1.1 met maximaal 10%.

6.1.3 Uitzondering

Artikel 6.1.1 is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

6.2 Overgangsrecht gebruik
6.2.1 Algemeen

Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.

6.2.2 Strijdig gebruik

Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in artikel 6.2.1, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.

6.2.3 Onderbroken gebruik

Indien het gebruik, bedoeld in artikel 6.2.1, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.

6.2.4 Uitzondering

Artikel 6.2.1 is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 7 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als: Regels van het bestemmingsplan Cultuurhistorische waarden binnenstad van de gemeente Oldenzaal.