Plan: | Nagele, Noorderwinkels e.a. - partiële herziening |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0171.BP00581-VS01 |
Het bestemmingsplan 'Nagele, Noorderwinkels e.a. - partiële herziening' regelt het gebruik van de gronden en opstallen ter plaatse van de locatie 'Noorderwinkels' en de locatie 'Mierenhoop'.
De plangebieden zijn onderdeel van het bestemmingsplan 'Nagele' dat is vastgesteld op 7 oktober 2010.
Sinds de vaststelling van het bestemmingsplan 'Nagele' hebben zich in Nagele veranderingen voorgedaan die een aanpassing van het bestemmingsplan op onderdelen noodzakelijk maakt.
Het dorp heeft te maken met een lichte daling van de bevolking. Het woningen- en voorzieningenaanbod sluit onvoldoende aan bij de vraag van de hedendaagse samenleving. Gebouwen staan leeg en op sommige plekken maakt het dorp een verloederde indruk. Een herschikking van functies en een aanpassing van de inrichting is op enkele plekken in het dorp nodig.
Daarnaast is het dorp in 2012 aangewezen als pilot 'Nationaal Wederopbouwgebied' in de 'Visie Erfgoed en Ruimte' van de Rijksoverheid. Een toegenomen aandacht en waardering van het na-oorlogs erfgoed en de cultuur- en architectuurhistorische waarde van Nagele, vraagt eveneens om aanpassing van de stedenbouwkundige structuur bij de functiewijzigingen en herontwikkeling die zich nu voordoen.
Met het oog hierop zijn voor het kerngebied van Nagele (de locaties Noorderwinkels en Schokkererf) plannen ontwikkeld. In de voorontwerpfase van bestemmingsplan 'Nagele - partiële herziening 2015' zijn beide locaties samen met enkele andere locaties (Zuiderwinkels, Mierenhoop, woningen noordzijde Lucernehof, parkeren nabij sportvelden, de woonwagenstandplaats aan de Akkerstraat en de natuurbelevingsweide 'Wei van Geluk') in procedure gebracht. Omdat er op dat moment nog onvoldoende duidelijkheid was over de economische uitvoerbaarheid van de locaties Schokkererf en Noorderwinkels zijn deze plandelen uit het definitieve ontwerp van bestemmingsplan 'Nagele -partiële herziening 2015' geknipt (zie ook:5.1.2 Voorontwerp en ontwerp). De overige plandelen zijn vervolgens wel als ontwerp bestemmingsplan ter inzage gelegd. Om uiteenlopende redenen is het niet meer nodig deze procedure voort te zetten:
De procedure voor bestemmingsplan 'Nagele - partiële herziening 2015' is derhalve gestaakt.
Inmiddels is de economische uitvoerbaarheid van de locatie 'Noorderwinkels' voldoende aangetoond (zie ook: 5.2 Uitvoerbaarheid). Voor deze locatie is vervolgens het voorliggende plan in procedure gebracht. Dit plan heet bestemmingsplan 'Nagele, Noorderwinkels e.a. - partiële herziening. Ook de locatie 'Mierenhoop' wordt in dit plan meegenomen, aan deze locatie wordt net als in de eerdere plannen een wijzigingsbevoegheid van 'Maatschappelijk' en 'Groen' naar 'Wonen', 'Tuin' en 'Groen' toegekend.
Omdat beide plandelen in grotendeels dezelfde vorm als onderdeel van voorontwerpbestemmingsplan 'Nagele - partiële herziening 2015' ter inzage hebben gelegen is er voor voorliggend plan geen voorontwerp ter inzage gelegd. De formele bestemmingsplan wordt wordt gestart met de ter inzage legging van het ontwerpbestemmingsplan.
Hoofdstuk 3 geeft een uitvoerige beschrijving van de achtergronden van de voorgestelde wijzigingen en licht de voorgenomen wijzigingen toe.
Een actueel plan
Het bestemmingsplan is een belangrijk beleidsinstrument voor de gemeente en tevens het planologische juridisch bindend kader voor burgers. In het plan wordt het ruimtelijk beleid aangegeven voor (in beginsel) de komende tien jaar en het dient vooral als toetsingskader voor bouwplannen en de ruimtelijke inrichting van het gebied. Daarom is het voor bedrijven en burgers van belang dat het bestemmingsplan duidelijk aangeeft wat de ruimtelijke mogelijkheden zijn.
Digitaal uitwisselbare en vergelijkbare ruimtelijke plannen
In de Wet ruimtelijke ordening (Wro) is de verplichting opgenomen om ruimtelijke plannen en besluiten te digitaliseren. Dit betekent dat het verplicht is om een nieuw (bestemmings)plan in digitale vorm vast te stellen. Ook moet van het plan een analoge versie op papier worden vastgesteld. De digitale aspecten omvatten het in digitale vorm vaststellen, beschikbaar stellen, kenbaar maken en verbeelden.
De Standaard Vergelijkbare BestemmingsPlannen (SVBP 2012) maakt het mogelijk om bestemmingsplannen te maken die op vergelijkbare wijze zijn opgebouwd en op eenzelfde manier worden verbeeld. Vergelijkbare bestemmingsplannen leiden tot een betere dienstverlening en tot een effectievere en efficiëntere overheid.
Dit bestemmingsplan is digitaal opgezet conform de landelijk ontwikkelde standaard: het IMRO (InformatieModel Ruimtelijke Ordening). Zodoende is het mogelijk het plan digitaal uit te wisselen (met overheden) en digitaal te gaan raadplegen.
Het bestemmingsplan 'Nagele, Noorderwinkels e.a. - partiële herziening' bestaat uit de volgende stukken:
Voor de analoge verbeelding is de GBKN-ondergrond van maart 2015 gebruikt.
Met de verbeelding zijn de bestemmingen van de in het plan begrepen gronden en opstallen aangegeven. De bijbehorende legenda legt een verbinding tussen de bestemmingen en de regels. In de regels zijn bepalingen opgenomen teneinde de uitgangspunten van het plan zeker te stellen.
Het plan gaat vergezeld van deze toelichting, waarin de aan het plan ten grondslag liggende gedachten, de uitkomsten van het onderzoek en de beschrijving van het plan zijn weergegeven. Tevens worden enige juridisch-technische aspecten belicht.
De locatie 'Noorderwinkels' omvat het noordelijke deel van het oorspronkelijk geplande centrum van Nagele en wordt afgebakend door de Noorderlaan aan de west- en zuidzijde, de Noorderdwaarsstraat aan de noordzijde en De Ring aan de oostzijde. De locatie kenmerkt zich in de huidige situatie als een mix tussen commerciële en woonfuncties.
De locatie 'Mierenhoop' is gelegen op de 'drempel' van de Lucernehof en heeft in het verleden steeds een invulling met maatschappelijke functies gehad.
In Bijlage 1 is de begrenzing van het plangebied weergegeven.
De planregeling kenmerkt zich door gedetailleerde bestemmingen. Uitgangspunt is dat de gedetailleerde bestemmingen goed inzicht geven in de gebruiks- en bouwmogelijkheden. De bij de bestemming horende omschrijving beschrijft de gebruiksmogelijkheden.
Afhankelijk van de bestemming is de ene keer sprake van ruime gebruiksmogelijkheden (bijvoorbeeld 'Maatschappelijk') en de andere keer gericht toegesneden gebruiksmogelijkheden (bijvoorbeeld 'Wonen').
Deze toelichting is als volgt opgebouwd. In dit hoofdstuk 1 is een overzicht gegeven van de bij dit plan behorende stukken alsmede een toelichting op de ligging en de planbegrenzing van dit plan. In hoofdstuk 2 volgt een toelichting op de achtergronden van deze noodzakelijke aanpassingen van het vigerende bestemmingsplan alsmede een overzicht van het rijks-, provinciaal - en gemeentelijk beleid. Ook wordt verslag gedaan van de uitkomsten van verrichte onderzoeken. In hoofdstuk 3 wordt het plan beschreven. De juridisch technische aspecten van de (juridisch bindende) regels worden in hoofdstuk 4 toegelicht. Hoofdstuk 5 sluit af met gegevens over de voorbereiding van het plan en de uitvoerbaarheid.
Omdat het hier gaat om een partiële herziening van het bestemmingsplan Nagele, wordt in dit hoofdstuk volstaan met een toelichting op het beleid van het Rijk, de provincie als ook het gemeentelijk beleid dat gewijzigd is ten opzichte van het moederplan bestemmingsplan 'Nagele' èn dat relevant is voor de inhoud van de voorgestelde aanpassingen.
In hoofdstuk 3 wordt als toelichting op de plannen ingegaan op de achtergronden van de aanpassingen waarvoor deze partiële herziening is opgesteld. Voor een uitgebreide toelichting op de historische ontwikkeling van Nagele, de ontstaansgeschiedenis, het ontwerp(proces), de architectuur en de functies wordt verwezen naar het moederplan bestemmingsplan 'Nagele'.
De Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (hierna: SVIR), vastgesteld door de Minister op 13 maart 2012, vormt de nieuwe, overkoepelende rijksstructuurvisie voor de ruimtelijke ontwikkeling van Nederland tot 2028, met een doorkijk naar 2040.
In de SVIR is de inhoud van een groot aantal beleidsstukken, waaronder de Nota Ruimte en diverse planologische kernbeslissingen, opgenomen. Het rijksbeleid richt zich op het versterken van de internationale positie van Nederland en het behartigen van de nationale belangen, zoals de hoofdnetwerken voor personen en goederenvervoer, energie, natuur, waterveiligheid, milieukwaliteit en bescherming van het werelderfgoed. Het beleid met betrekking tot verstedelijking, groene ruimte en landschap laat het Rijk, onder het motto 'decentraal wat kan, centraal wat moet', over aan provincies en gemeenten. Alleen in de stedelijke regio's rond de mainports Amsterdam en Rotterdam maakt het Rijk afspraken met decentrale overheden over de programmering van verstedelijking. Overige sturing op verstedelijking, zoals afspraken over binnenstedelijk bouwen, rijksbufferzones en doelstellingen voor herstructurering, laat het Rijk los. Er is enkel nog sprake van een 'ladder' voor duurzame verstedelijking, die is vastgelegd in het Besluit ruimtelijke ordening.
Het Rijk streeft naar een concurrerend, bereikbaar, leefbaar en veilig Nederland, door middel van een krachtige aanpak die ruimte geeft aan regionaal maatwerk, de gebruiker voorop zet, investeringen prioriteert en ruimtelijke ontwikkelingen en infrastructuur met elkaar verbindt. Om dit doel te bereiken werkt het Rijk samen met andere overheden. In de SVIR zijn ambities tot 2040 en doelen, belangen en opgaven tot 2028 geformuleerd. Het Rijk heeft drie hoofddoelen geformuleerd:
In totaal zijn 13 onderwerpen van nationaal belang benoemd, die bijdragen aan het realiseren van de drie hoofddoelen. Het betreft onder meer het borgen van ruimte voor de hoofdnetwerken (weg, spoor, vaarwegen, energievoorziening en buisleidingen), het verbeteren van de milieukwaliteit, ruimte voor waterveiligheid, een duurzame zoetwatervoorziening en een klimaatbestendige stedelijke ontwikkeling, ruimte voor behoud van unieke cultuurhistorische en natuurlijke kwaliteiten, ruimte voor een nationaal netwerk voor natuur en ruimte voor militaire terreinen en activiteiten.
Toepassing op het plan
Van de in het SVIR genoemde nationale belangen is nummer 10 van belang voor het plangebied. Het SVIR zet in op ruimte voor behoud van (inter)nationale unieke cultuurhistorische en natuurlijke kwaliteiten. Voor de periode 1940-1965 zijn 30 'wederopbouwgebieden' geselecteerd die gezamenlijk de maatschappelijke dynamiek van de Wederopbouw van ons land na de Tweede Wereldoorlog verbeelden. Zowel de Noordoostpolder als 'landelijk gebied' als de kern Nagele als 'naoorlogse woonwijk' zijn als wederopbouwgebied aangemerkt. In de Visie Erfgoed en Ruimte (zie 2.2.2) worden de kernkwaliteiten van deze gebieden toegelicht. Het Rijk zet in op bestuurlijke afspraken met gemeenten over een ontwikkelingsgerichte bescherming in bestemmingsplannen van deze wederopbouwgebieden. Bij de totstandkoming van de plannen die met voorliggend bestemmingsplan mogelijk gemaakt worden is intensief overleg gevoerd met ondermeer de Rijksdienst voor Cultureel Erfgoed (RCE).
Per 1 oktober 2012 is de ladder voor duurzame verstedelijking als extra motiveringseis in het Besluit ruimtelijke ontwikkeling opgenomen. De ladder voor duurzame ontwikkeling is ingericht voor een zorgvuldige afweging en transparante besluitvorming bij alle ruimtelijke en infrastructurele besluiten. Door het volgen van de 'ladder' wordt getracht te komen tot een optimale benutting van de ruimte in het stedelijk gebied.
Toepassing op het plan (wonen)
De locatie 'Noorderwinkels' is een nieuwe stedelijke ontwikkeling in bestaand stedelijk gebied. Het betreft een herontwikkeling van een gebied dat nu is bestemd als 'Centrum' en 'Groen' naar een een woonfunctie. Het programma voor de locatie 'Noorderwinkels' omvat 18 grondgebonden woningen. Voor de locatie 'Mierenhoop' wordt een wijzigingsbevoegdheid opgenomen die het mogelijk maakt om op termijn vier woningen te realiseren.
Trede 1: In trede 1 wordt de regionale vraag naar ruimte bepaald. Voor het bepalen van deze vraag voor het onderdeel wonen verwijzen wij naar de 'Woonvisie Noordoostpolder 2.0'. Het dorp Nagele heeft geen uitbreidingslocaties. Voor woningbouw moet volgens de woonvisie gezocht worden naar ruimte voor inbreiding. Ook moet er gezocht worden naar een passend programma voor de centrumontwikkeling. Op grond van de woonvisie is er in de kleinere kernen (dus uitgezonderd Emmeloord) jaarlijks ruimte voor gemiddeld drie woningen. Het totale programma in het voorliggende bestemmingsplan betreft 22 woningen. Samen met voorliggend plan wordt ook gewerkt aan de ontwikkeling van de locatie Schokkererf. Op grond van de voorlopige plannen is hier een programma van circa 14 woningen voorzien. Op grond van de groeiruimte die de woonvisie zouden de drie locaties samen voor een periode van ongeveer twaalf jaar voorzien in de locale nieuwbouw behoefte.
Hiernaast moet er ook rekening gehouden worden met het feit dat er ruim tien jaar geen bouwmogelijkheden zijn geweest in Nagele. Dit heeft een stuwend effect op de actuele behoefte aan nieuwbouwwoningen in het dorp.
Verder kon er onder het regime van het oude bestemmingsplan binnen de nu wegbestemde centrumbestemming op de locatie 'Noorderwinkels' ook gewoond worden. De groei van het planologisch aanwezige woningvoorraad ten opzichte van de bestaande situatie is op de locatie 'Noorderwinkels' dus aanzienlijk minder dan het aantal van achttien woningen die nu toegevoegd worden.
Aangezien er verder geen ruimte is voor nieuwbouw in Nagele is hiermee de regionale behoefte aan nieuw te bouwen woningen voldoende aangetoond.
Trede 2: In trede 2 wordt afgewogen of (een deel van) de hierboven aangetoonde regionale behoefte op te vangen is binnen het bestaande stedelijk gebied. Zowel de locatie 'Noorderwinkels' als de locatie 'Mierenhoop' betreffen herontwikkellocaties binnen de bebouwde kom van Nagele. De behoefte aan nieuwe woningen wordt dus opgevangen binnen het bestaande stedelijke gebied. Hiermee is de locatiekeuze wat betreft de ladder van duurzame verstedelijking voldoende gemotiveerd.
Toepassing op het plan (centrumfuncties)
In het plangebied 'Noorderwinkels' wordt met voorliggend bestemmingsplan 1.915 vierkante meter met een centrumbestemming wegbestemd. Een gedeelte van deze vierkante meters wordt in de toekomst vermoedelijk aangewend ten behoeve van de ontwikkeling van het plandeel 'Schokkererf'. In dit plandeel zijn naast woningen (appartementen) enkele centrumfuncties voorzien. Omdat de exacte invulling van het plandeel 'Schokkererf' vooralsnog niet bekend is maakt het geen deel uit van het voorliggende plan. Het plandeel 'Schokkererf' wordt zodra de planvorming voldoende concreet is met een separate bestemmingsplanprocedure geregeld.
De gemeente wil met de provincie nadere afspraken maken over mogelijkheid om op een later tijdstip de met voorliggend bestemmingsplan wegbestemde vierkante meters ten behoeve van een centrumfunctie opnieuw aan te kunnen wenden. Dit in het kader van het aantonen van de regionale behoefte aan centrumfuncties bij de ontwikkeling van de locatie 'Schokkererf'. De nadere afspraken zijn er op gericht om op de locatie 'Schokkererf' nieuwe detailhandel mogelijk te maken. Dit onder de voorwaarde dat het aantal vierkante meters detailhandel minder betreft dan dat onder de bestemming 'Centrum' al was toegestaan op grond van de oude planologische regeling (bestemmingsplan 'Nagele') op de locatie 'Noorderwinkels'.
In 'Kiezen voor karakter, Visie erfgoed en ruimte' (vastgesteld op 15 juni 2011) schetst het kabinet haar visie op het borgen van onroerend cultureel erfgoed in de ruimtelijke ordening. De modernisering van de monumentenzorg wordt hiermee voortgezet. Voor de komende vijf jaren heeft het Rijk vijf prioritaire belangen benoemd:
Toepassing op het plan
Voor de Noordoostpolder en daarmee voor het plangebied is het vijfde belang (wederopbouw) relevant. Met uitzondering van Schokland en Urk is de gehele polder aangewezen als wederopbouwgebied (zie: afbeelding 1). Nagele is opgenomen als een naoorlogse woonwijk. Doelstelling van het Rijk is dat de periode 1940-1965 in de toekomstige inrichting van Nederland herkenbaar aanwezig blijft op gebiedsniveau. Ondanks – of misschien ook dankzij - de massale en soms nietsontziende ontwikkelingen, zijn er in deze periode veel ideeënrijke, innovatieve en ongekende ontwerpen gerealiseerd, zowel bij stedelijk herstel en uitbreiding als bij de herinrichting van het landelijk gebied en de aanwinst van nieuw land. De bijzondere eigenschappen van deze gebieden verdienen meer publieke aandacht en de meest bijzondere gebieden een publieke bescherming. De Noordoostpolder is op grond van de volgende karakteristieken aangemerkt als nationaal erfgoed:
Voor Nagele als naoorlogse woonwijk zijn in de visie fysieke kwaliteiten genoemd die de kenmerken beschrijven die het gebied van nationale betekenis maken. Deze beschrijvingen zijn indicatief en worden in overleg met de betrokken gemeenten nader geduid en uitgewerkt. Voor Nagele betreft het de volgende kwaliteiten:
Het voorliggende bestemmingsplan wordt opgesteld met als doel om het dorp Nagele te revitaliseren. Bij het opstellen van de plannen is nadrukkelijk rekening gehouden met de specifieke kwaliteiten van Nagele als wederopbouwgebied. De structuur en stedenbouwkundige opzet van het nieuwe bouwen worden voortgezet en er wordt uitsluitend gewerkt met platte daken. Bij de totstandkoming van de plannen die met voorliggend bestemmingsplan mogelijk gemaakt worden is intensief overleg gevoerd met ondermeer de Rijksdienst voor Cultureel Erfgoed (RCE).
Afbeelding 1: Uitsnede kaartbeeld wederopbouwgebieden. Bron: Visie Erfgoed en Ruimte.
Sinds 1 april 2002 regelt de Flora- en faunawet de bescherming van in het wild voorkomende inheemse planten en dieren. Met de inwerkingtreding van de Flora- en faunawet is een belangrijk deel van de doorwerking van de Vogel- en Habitatrichtlijn geregeld. Samen met de Natuurbeschermingswet heeft de Flora- en faunawet tot doel de Nederlandse natuur te beschermen. In de wet is onder meer bepaald dat beschermde dieren niet gedood, gevangen of verontrust mogen worden en planten niet geplukt, uitgestoken of verzameld mogen worden. Bovendien dient iedereen voldoende zorg in acht te nemen voor in het wild levende planten en dieren. Daarnaast is het niet toegestaan om hun directe leefomgeving, waaronder nesten en holen, te beschadigen, te vernielen of te verstoren. De Flora- en faunawet heeft dan ook belangrijke consequenties voor ruimtelijke plannen.
Onder bepaalde voorwaarden is het mogelijk van de Minister van Economische Zaken vrijstelling of ontheffing te krijgen. De wet biedt in artikel 75 de mogelijkheid om ontheffing aan te vragen van overtreding van de verboden uit de artikelen 8 tot en met 18.
Ontheffingen kunnen alleen worden verleend als aan bepaalde voorwaarden van zorgvuldigheid is voldaan. Wanneer plannen worden ontwikkeld voor ruimtelijke ingrepen of voornemens bestaan om werkzaamheden uit te voeren, dan dient vooraf goed te worden beoordeeld of er mogelijke nadelige consequenties voor beschermde inheemse soorten zijn. In beginsel is daarvoor de initiatiefnemer zelf verantwoordelijk.
Sinds 23 februari 2005 is het zogenaamde 'Wijzigingsbesluit AMvB Artikel 75' in werking getreden. Dit houdt onder meer in dat voor veel algemeen voorkomende, maar nog wel beschermde, planten- en diersoorten, automatisch een vrijstelling geldt en geen ontheffing meer hoeft te worden aangevraagd.
Toepassing op het plan
Het bestemmingsplan maakt de herontwikkeling van reeds grotendeels bebouwde kavels mogelijk. Het plan heeft geen nadelige gevolgen voor dieren of planten. In paragraaf 2.8 Ecologie wordt nader ingegaan op dit onderwerp.
In november 2006 hebben Provinciale Staten het tweede Provinciaal Omgevingsplan (POP) vastgesteld. De provincie wil in Flevoland verdere grootschalige ontwikkelingen mogelijk maken en deze deels zelf, samen met partners, ter hand nemen. De provincie is bereid om ruimte te reserveren voor functies waarvoor in omliggende regio's onvoldoende ruimte is. De voorwaarde daarvoor is een evenwichtige ontwikkeling. Samen met partners binnen en buiten het gebied wordt zicht geboden op het oplossen van maatschappelijke vraagstukken, die samengaan met het tempo van de ruimtelijke ontwikkelingen in Flevoland, zoals achterblijvende bereikbaarheid, voorzieningenniveau en werkgelegenheid. Het doel van het verstedelijkingsbeleid is de ontwikkeling van vitale steden en dorpen. Het beleid is gericht op het behoud en de versterking van de kwaliteit van de fysieke omgeving via efficiënt ruimtegebruik, kwaliteitsverbetering en herstructurering van het stedelijk gebied en versterking van het draagvlak voor voorzieningen. Deze doelen worden gediend door de stedelijke ontwikkeling van de kernen te bundelen, waarmee nieuwe bebouwing wordt geconcentreerd in of aansluitend aan het bestaande bebouwde gebied.
In het POP is specifiek voor de Noordoostpolder aangegeven dat de eigen woningbehoefte leidt tot een groei naar ongeveer 55.000 inwoners in 2030. De groeiambitie vereist een verbetering van de omgevingskwaliteit. Naast investeringen in de bestaande woningvoorraad en het voorzieningenniveau zijn ook investeringen in recreatief uitloopgebied nodig.
Toepassing op het plan
De op basis van dit plan voorliggende herstructurering van het kerngebied van Nagele en de uitvoering van de overige planonderdelen passen binnen dit provinciale beleid.
De 'Structuurvisie Noordoostpolder 2025' is op 9 december 2013 vastgesteld door de gemeenteraad van de gemeente Noordoostpolder. De structuurvisie is een integrale ruimtelijke visie, die de huidige en gewenste waarden en kwaliteiten beschrijft. De visie heeft als doel de verschillende belangen, zoals het landschap, de kernen en de gemeenschap, zorgvuldig af te wegen en hieruit een integrale ontwikkelingsrichting te bepalen voor de periode tot 2025. De structuurvisie is vooral gericht op het behoud en de verbetering van de bestaande ruimtelijke, economische en sociale kwaliteiten en daarmee op het versterken van het landschap en de leefbaarheid in de gemeente Noordoostpolder.
De structuurvisie is een document voor de langere termijn. Daarom kent deze een zekere mate van globaliteit en abstractie. De visie vormt de basis voor het toekomstig gemeentelijk beleid. Ter uitwerking van de structuurvisie zijn gebiedsvisies, masterplannen, uitwerkingsplannen, bestemmingsplannen en beleidsplannen nodig om concrete (plan)ontwikkelingen in gang te zetten.
De structuurvisie richt zich hoofdzakelijk op het landelijk gebied, op de relatie tussen het landelijk gebied en de kernen en op de relatie tussen Emmeloord en de dorpen. Hier is vooral voor gekozen omdat voor Emmeloord en de dorpen al door de bewoners - met ondersteuning van de gemeente - wordt gewerkt aan dorpsvisies. Dit betekent dat de structuurvisie voor Emmeloord en de dorpen alleen op hoofdlijnen ingaat op de relevante thema's (wonen, werken, voorzieningen en infrastructuur).
Toepassing op het plan
Het voorliggende bestemmingsplan kent geen strijdigheden met de uitgangspunten die in de structuurvisie omschreven zijn.
Voor Nagele is in 2012 een dorpsvisie opgesteld. Het college van B en W heeft op 8 mei 2012 kennisgenomen van deze dorpsvisie en ingestemd met de uit deze visie voortvloeiende uitvoeringsactiviteiten. In de dorpsvisie wordt met betrekking tot het centrumgebied uitgegaan van de ontwikkeling van een integraal centrumplan:
Toepassing op het plan
De in het voorliggende bestemmingsplan voorgestelde ingrepen geven uitvoering aan de uitgangspunten van de dorpsvisie Nagele.
In 2012 is door de gemeente het projectplan 'Uitvoeringslab Nagele' 2013 -2015 opgesteld. Dit projectplan is opgesteld om een noodzakelijke revitalisering van Nagele integraal vorm en inhoud te geven.
Toepassing op het plan
De aanpassingen waarvoor onderhavige partiële herziening is opgesteld vallen direct terug te voeren op de ambities, doelstellingen en resultaten die in dit projectplan zijn benoemd. Een verdere toelichting vindt u in hoofdstuk 3.
Op 7 oktober 2010 heeft de gemeenteraad de 'Welstandsnota gemeente Noordoostpolder' vastgesteld. De Welstandsnota geeft richting aan het welstandstoezicht in de Noordoostpolder en voor de inwoners van de gemeente biedt het plan helderheid over de welstandsbeoordeling van hun bouwplannen.
In dat kader is bepaald dat een groot deel van het grondgebied van de gemeente welstandsvrij of welstandsluw is. In deze gebieden hoeven bouwplannen niet meer of slechts beperkt te worden getoetst aan redelijke eisen van welstand. Naast woonwijken die zijn gebouwd na de jaren 50 van de vorige eeuw geldt dit ook voor bedrijventerreinen, achterkantsituaties en het buitengebied. In de Welstandsnota is bepaald dat achterkanten van gebouwen in deze gebieden niet onder de welstand vallen.
Toepassing op het plan
Nagele valt vanwege haar uitzonderlijke karakter, in tegenstelling tot de algemene lijn, wel in het geheel onder het welstandsregime. Hiertoe heeft de gemeenteraad van Noordoostpolder op 6 oktober 2015 'Beeldkwaliteitsplan Nagele' vastgesteld. Bij de vaststelling is bepaald dat het beeldkwaliteitsplan onderdeel is gaan uitmaken van de welstandsnota. Concrete initiatieven zullen hieraan getoetst worden. Momenteel is er een actualisatie van het welstandsbeleid in procedure. Ook in de nieuwe welstandsnota zal 'Beeldkwaliteitsplan Nagele' het kader vormen waaraan initiatieven getoetst zullen worden.
In het projectplan 'Uitvoeringslab Nagele' is binnen het thema 'wonen' de borging van de stedenbouwkundige kwaliteiten en beeldkwaliteitseisen van de woonhoven als impuls opgenomen. Om deze borging te waarborgen is het 'Kwaliteitsteam Nagele' in het leven geroepen. Ook het opstellen van een beeldkwaliteitsplan geeft uitvoering het uitvoeringslab.
Toepassing op het plan:
Kwaliteitsteam Nagele
Om de kwaliteit en samenhang van stedenbouw, architectuur en openbare ruimte van (deel)projecten, in relatie tot de cultuur- en architectuurhistorische achtergrond van Nagele, zeker te stellen is een kwaliteitsteam (hierna: KW-team) ingesteld. Het KW-team Nagele is het 'geweten van Nagele' en moet ruimte geven aan individuele vrijheid en ruimte voor ontwikkeling binnen het collectieve belang om de identiteit en cultuur- en architectuurhistorische waarde van Nagele te behouden. Om dit te kunnen doen, werkt het kwaliteitsteam nauw samen met de Rijksdienst voor Cultureelerfgoed, 't Oversticht en de supervisor Nagele.
Het KW-team Nagele presenteert zich als kritische, meedenkende bondgenoot. Het KW-team Nagele stelt zich tot doel om door middel van advies samenhang en consistentie in plannen aan te brengen én om de voortgang te versnellen van planvorming met kwaliteit. Het KW-team Nagele voorziet plannen bij voorkeur in een zo vroeg mogelijk stadium van een schriftelijk advies. Ook tijdens het planproces is advies mogelijk, bijvoorbeeld om de keuze tussen alternatieven beter te kunnen onderbouwen.
Het KW-team Nagele heeft uitdrukkelijk niet de intentie om in de plaats te treden van de formele welstandsadvisering zoals die nu geregeld is. Die procedure en advisering blijft ongewijzigd. Het Kwaliteitsteam Nagele vervult vooral een sturende en adviserende rol; zij begeleidt de planvorming en geeft waar nodig advies. Het beelkwaliteitsteam heeft ingestemd met de voorlopige ontwerpen voor de locatie 'Noorderwinkels'.
Beeldkwaliteitsplan Nagele
Het welstandsbeleid is door de loop der jaren verouderd geraakt. Het paste niet goed meer bij de hernieuwde kijk op Nagele. Het bleek onvoldoende flexibel en paste in sommige gevallen niet meer bij de opgedane kennis over Nagele uit het 'Onderzoekslab Nagele', 'Ontwerplab Nagele' en nu het 'Uitvoeringslab Nagele'. Om die reden is op 6 oktober 2015 'Beeldkwaliteitsplan Nagele' vastgesteld. De voorlopige ontwerpen voor de locatie 'Noorderwinkels' zijn getoetst aan het beeldkwaliteitsplan en passen binnen de gestelde kaders.
Op 4 oktober 2007 heeft de gemeenteraad van Noordoostpolder de 'Archeologische basis- en beleidsadvieskaart' inclusief bijbehorende rapportage vastgesteld als gemeentelijk toetsingskader. Op de archeologische beleidsadvieskaart is duidelijk aangegeven in welke gebieden er onderzoek gedaan moet worden en in welke gebieden onderzoek achterwege kan blijven. Ook wordt vermeld in welke mate er archeologische waarden verwacht worden of beschermd zijn.
Toepassing op het plan
In paragraaf 2.9 'Cultuurhistorie/archeologie' wordt ingegaan op de verwachtingswaarde voor het plangebied. In de planregels zal de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologische verwachtingswaarde gematigd' opgenomen. Op deze wijze word de archeologie naar de toekomst toe goed beschermd. Voor de locaties Noorderwinkels, Schokkererf en Mierenhoop is verkennend archeologisch onderzoek uitgevoerd, dit onderzoek wordt in paragraaf 2.9 besproken.
De gemeenteraad heeft in februari 2013 in de 'Woonvisie Noordoostpolder 2.0; Vernieuwing van binnenuit' vastgesteld. Hierin verwoordt de gemeenteraad haar visie op wonen, hoe zij haar rol ziet en op welke wijze zij wil samenwerken met haar partners.
Voor wat betreft de herstructureringsopgave in het voorliggende plan is paragraaf 3.3 'Vernieuwen van binnenuit' van belang. Er komt een grote en complexe vernieuwingsopgave op de gemeente af:
Er zijn te weinig middelen beschikbaar om alle opgaven volledig aan te pakken; met oog op de bezuinigingen weegt de gemeente goed af hoe ze de schaarse middelen inzet. De gemeenteraad kiest daarom voor effectrijke maatregelen voor de bestaande bebouwde omgeving waarop we invloed hebben. Daarbij werkt de gemeente samen met (professionele) partners zoals: corporatie, zorgpartijen, onderwijsorganisaties en bewonersvertegenwoordigers.
Niet elke wijk en dorp in Noordoostpolder vraagt om dezelfde aandacht. Voor Nagele is het tweede punt 'transformatie in dorpen' van belang. Hier wordt ingezet op een gemengd programma rondom en in de dorpskern.
Toepassing op het plan:
Voor Nagele zijn in in hoofdstuk 6 'Programma woningvoorraad' van de woonvisie geen uitbreidingslocaties aangewezen. Wel wordt gezocht naar ruimte voor inbreiding voor enkele kavels en wordt er gewerkt aan een passend programma voor de centrumontwikkeling.
Het voorliggende bestemmingsplan is tot stand gekomen op grond van een overlegtraject waar verschillende partners inclusief de bewoners van Nagele intensief bij betrokken zijn. Uitgangspunten hierbij zijn het behoud van het stedenbouwkundig erfgoed en het verbeteren van de kwaliteit van de woonomgeving. Het plan kan gezien worden als de ruimtelijk planologische uitwerking van dit proces en is daarmee in lijn met de woonvisie.
De provincie Flevoland dient conform het landelijke Convenant Bedrijventerreinen 2010-2020 een regierol op zich te nemen waar het de plannen van nieuwe bedrijventerreinen en herstructurering van bestaande bedrijventerreinen en kantorenlocaties betreft. Om deze regierol invulling te geven is er een bestuurlijke afspraak tussen de provincie en de gemeenten in Flevoland gemaakt dat elke vier jaar een gemeentelijke vestigingsvisie (GVV) wordt ontwikkeld of geactualiseerd. In 2008 is de eerste gemeentelijke vestigingsvisie ontwikkeld door de gemeente Noordoostpolder. In oktober 2013 is de visie geactualiseerd.
De provincie vraagt de gemeente om over een aantal thema's die spelen op werklocaties een uitspraak te doen hoe hier in de toekomst mee om gegaan wordt. Op deze manier kan de provincie haar rol bij toekomstige wijzigingen van bestemmingsplannen eenvoudiger invullen. Wijzigingen worden dan getoetst aan deze visie. De vestigingsvisie gaat met name in op grootschalige werklocaties (bedrijventerreinen en kantorenlocaties). Op de centrumgebieden in de dorpen wordt niet specifiek ingegaan. Voor woongebieden is alleen de regeling 'Werken in de woonomgeving' van belang.
Toepassing op het plan
De regeling 'Werken in de woonomgeving' is vertaald in de planregels van het het voorliggende bestemmingsplan. Het plan is overeenstemming met de gemeentelijke vestigingsvisie.
2.5.1 Europese Kaderrichtlijn Water
De Europese Kaderrichtlijn Water is vastgesteld in 2000. De kaderrichtlijn heeft als doelstellingen:
Sinds 1 november 2003 is er een wettelijke verplichting om een watertoets uit te voeren bij ruimtelijke plannen, waaronder bestemmingsplannen. Bij het opstellen van een bestemmingsplan moet inzichtelijk worden gemaakt wat de gevolgen zijn van een ruimtelijke ontwikkeling voor het waterbeheersysteem en op welke wijze de ruimtelijke ontwikkeling en het waterbeheer op elkaar worden afgestemd.
2.5.2 Waterwet
Op 22 december 2009 is de Waterwet in werking getreden. De Waterwet vervangt de bestaande wetten voor het waterbeheer in Nederland:
De Waterwet stelt integraal waterbeheer op basis van de 'watersysteembenadering' centraal. Deze benadering gaat uit van het geheel van relaties binnen watersystemen. Hierbij moet worden gedacht aan de relaties tussen waterkwaliteit, -kwantiteit, oppervlakte en grondwater, maar ook aan de samenhang tussen water, grondgebruik en watergebruikers. Hiernaast kenmerkt integraal waterbeheer zich ook door de samenhang met de omgeving. De Waterwet regelt het beheer van oppervlaktewater en grondwater en verbetert ook de samenhang tussen waterbeleid en ruimtelijke ordening. Daarnaast levert de Waterwet een flinke bijdrage aan kabinetsdoelstellingen zoals vermindering van regels, vergunningstelsels en administratieve lasten. Een belangrijk gevolg van de Waterwet is dat de huidige vergunningstelsels uit de afzonderlijke waterbeheerwetten worden gebundeld. Dit resulteert in één vergunning, de Watervergunning, die met een wettelijk vastgesteld aanvraagformulier kan worden aangevraagd.
2.5.3 Nationaal Waterplan
Het ontwerp Nationaal Waterplan is de opvolger van de Vierde Nota Waterhuishouding uit 1998 en vervangt alle voorgaande Nota's Waterhuishouding. Het Nationaal Waterplan is pgesteld op basis van de Waterwet die op 22 december 2009 in werking is getreden. Het Nationaal Waterplan beschrijft de hoofdlijnen van het nationale waterbeleid. Op basis van de Wet ruimtelijke ordening heeft het Nationaal Waterplan voor de ruimtelijke aspecten de status van structuurvisie. Belangrijke onderdelen van het Nationaal Waterplan zijn het nieuwe beleid op het gebied van waterveiligheid, het beleid voor het IJsselmeergebied, het Noordzeebeleid en de Stroomgebiedbeheerplannen. Als bijlage bij het ontwerp Nationaal Waterplan zijn beleidsnota's toegevoegd over waterveiligheid, het IJsselmeergebied en de Noordzee. Deze beleidsnota's vormen een nadere uitwerking en onderbouwing van de keuzes die in de hoofdtekst staan van het Nationaal Waterplan en dienen in samenhang ermee te worden gelezen. Bij de ontwikkeling van locaties binnen de bebouwde kom wordt ernaar gestreefd dat de hoeveelheid groen en water per saldo gelijk blijft of toeneemt. Dit moet stedelijk gebied aantrekkelijk en leefbaar maken en houden.
2.5.4 Het Nationaal Bestuursakkoord Water
Dit akkoord is op 25 juni 2008 onder andere in verband met de implementatie van de Europese Kaderrichtlijn Water geactualiseerd. Met de actualisatie van het NBW onderstrepen de betrokken partijen, rijk, provincies, gemeenten en waterschappen nogmaals het belang van samenwerking om het water duurzaam en klimaatbestendig te beheren. In het akkoord staat onder meer hoe met klimaatveranderingen, de stedelijke wateropgave en de ontwikkelingen in woningbouw en infrastructuur moet worden omgegaan. Ook is er meer aandacht voor het realiseren van schoon en ecologisch gezond water. Het NBW heeft tot doel om in de periode tot 2015 het watersysteem in Nederland op orde te brengen en te houden en te anticiperen op klimaatverandering. Het gaat hierbij om de verwachte zeespiegelstijging, bodemdaling en klimaatverandering. Nederland krijgt hierdoor steeds meer te maken met extreem natte en extreem droge periodes.
2.5.5 Beleid Waterschap Zuiderzeeland
Op 8 januari 2008 is de Wet gemeentelijke watertaken in werking getreden. Deze wet maakt inmiddels onderdeel uit van de Waterwet. De al bestaande gemeentelijke zorgplicht voor het doelmatig inzamelen en transporteren van stedelijk afvalwater is "verbreed". De gemeente heeft ook een zorgplicht voor het inzamelen en verwerken van afvloeiend hemelwater in welke situaties zij redelijkerwijs van de particulier niet kan verlangen om het hemelwater zelf te verwerken. Daarnaast heeft de gemeente de zorg om in het openbaar gebied maatregelen te treffen om structureel nadelige gevolgen van de grondwaterstand voor de aan de grond gegeven bestemming zoveel mogelijk te voorkomen of te beperken voor zover deze verantwoordelijkheid bij de gemeente gelegd kan worden.
In de Keur van het waterschap Zuiderzeeland, onderdeel uitmakend van de Waterwet, is aangegeven wat wel en niet mag bij waterkeringen en wateren (de zogenaamde waterstaatswerken).
Toepassing op het plan
Het plan past binnen de kaders van het Europese, het nationale en het waterschapsbeleid voor het aspect water.
Gelezen de aard van het plan c.q. de plannen en op basis van de toelichting, de regels en de verbeelding van het voorliggend voorontwerpbestemmingsplan acht het waterschap de korte procedure in het kader van de watertoets van toepassing.
De aard, de bestemming en de grootte van de plannen hebben een dusdanig geringe invloed op de waterhuishouding en de afvalwaterketen dat op basis van de volgende standaard waterparagraaf/uitgangspuntennotitie het waterschap een positief wateradvies geeft.
Nader overleg in het kader van de watertoets acht het waterschap dan ook niet noodzakelijk.
2.6.1 Veiligheid
Primaire -en regionale waterkeringen op orde
Het plan ligt niet buitendijks of in de keurzones van een waterkering. Het plan zal daarom niet van invloed zijn op de veiligheid van een waterkering.
2.6.2 Voldoende water
Wateroverlast
Het waterschap streeft naar robuuste watersystemen. De plangebieden bevinden zich niet binnen een aandachtsgebied voor wateroverlast 2050. Binnen de plangebieden is geen sprake van (grond)wateroverlast.
De plangebieden liggen in het stedelijk gebied van Nagele. Met het voorontwerpbestemmingsplan worden op de genoemde locaties ontwikkelingen (betreffende herstructurering en revitalisering) mogelijk gemaakt. Ten opzichte van de huidige situatie zullen de ontwikkelingen mogelijk slechts in geringe mate leiden tot een toename van het verhard oppervlak. Zodoende is er geen compensatie nodig om piekafvoeren van hemelwater op te vangen.
Goed functionerend watersysteem
Het functioneren van het huidige watersysteem (doorstroming, afwatering, etc.) zal door de planuitvoering niet verslechteren. Het streefpeil zal als gevolg van de plannen niet veranderen.
Indien voor de plannen grondwerk benodigd is dient opbarsten of het (bijna) aansnijden van het pleistocene zandpakket voorkomen te worden. Dit om de kans op instabiliteit van de bodem of ongewenste kwel of inzijging te voorkomen.
Hoewel het mogelijk is om binnen de gebieden met bestemming 'Groen' een watersysteem aan te leggen is dit op basis van de toelichting en de verbeelding van voorliggend voorontwerpbestemmingsplan vooralsnog niet het voornemen.
2.6.3 Schoon water
Goed omgaan met afvalwater
Voor de te (her)ontwikkelen terreinen wordt uitgegaan van het afkoppelen van schoon hemelwater en is de aanleg van een 'zuiverend' gescheiden rioolstelsel een voorwaarde. Het hemelwater afkomstig van schone oppervlakken wordt geïnfiltreerd of direct afgevoerd naar open water. Oppervlakken die vervuild zijn of waar de kans op vervuiling groot is (wegen, parkeerplaatsen, etc.) worden bij voorkeur afgevoerd via een lokale zuivering bijvoorbeeld een (in)filtratievoor-ziening naar het oppervlaktewater. De afvoer van minder schone oppervlakken via het vuilwaterstelsel vindt plaats op basis van expert-judgement.
Onder schoon hemelwater wordt verstaan:
Verontreinigingen door stedelijk afvalwater (huishoudelijk afvalwater en bedrijfsafvalwater) worden voorkomen.
Toepassing op het plan
Het omgevingsaspect water staat vaststelling van het plan niet in de weg.
Bij de voorbereiding van dit bestemmingsplan moet worden nagegaan of er bronnen zijn en zo ja, welke, die in of nabij het plangebied een belemmering (kunnen) vormen met name ten opzichte van de in het plan opgenomen gevoelige functies zoals wonen. In dit kader dient aandacht te worden besteed aan:
Het doel van de bodemtoets bij ruimtelijke plannen is de bescherming van de bodem en toetsen van de te verwachten milieu hygiënische bodemkwaliteit aan het (toekomstige) gebruik. Soms moet een bodemonderzoek worden uitgevoerd om te kunnen beoordelen of de bodem geschikt is voor de geplande functie en of sprake is van een eventuele saneringsnoodzaak.
Artikel 9 van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) bepaalt dat in het bestemmingsplan rekening gehouden moet worden met de bodemkwaliteit ter plaatse. De reden hiervoor is dat eventueel aanwezige bodemverontreiniging van groot belang kan zijn voor de keuze van bepaalde bestemmingen en/of voor de uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan. De bodemtoets moet worden uitgevoerd bij het wijzigen of opstellen van een bestemmingsplan.
Toepassing op het plan (locatie Noorderwinkels)
(Historisch) gebruik
Het onderzoeksterrein heeft sinds de inpoldering tot eind jaren vijftig deel uitgemaakt van een agrarisch perceel. De panden Noorderwinkels 1 t/m 4, en 6-8 zijn in 1958 en 1959 gerealiseerd. Het pand Noorderlaan 21 is gerealiseerd in 1989.
Ter plaatse van Noorderwinkels 2-4 was in het verleden een autoreparatiebedrijf met tankstation gesitueerd. Ter plaatse van Noorderwinkels 1 was in het verleden een electriciteitswinkel met werkplaats gesitueerd en ter plaatse van Noorderwinkels 6 is een cafetaria gesitueerd.
Kwaliteit bodem en herkomst verhoogde stoffen
Ter plaatse van het tankstation bij Noorderwinkels 2-4 zijn in het verleden een aantal bodemonderzoeken en een bodem-/tanksanering uitgevoerd. Na afloop van de bodem- en tanksanering zijn in het grondwater licht verhoogde gehalten aan vluchtige aromaten gemeten.
Door Grondslag BV is een verkennend bodemonderzoek (zie: Bijlage 2, d.d. 20 mei 2015) uitgevoerd om de milieuhygiënische kwaliteit van de bodem te bepalen ter plaatse van de gehele onderzoekslocatie. Zintuiglijk zijn ter plaatse van het voormalige tankstation en autoreparatiebedrijf in het opgeboorde materiaal plaatselijk zwakke olie-waterreacties en zwakke brandstofgeuren waargenomen. In het monster van de ondergrond ter plaatse van het voormalige tankstation, waar zintuiglijk zwakke olie-waterreacties zijn waargenomen, is een licht verhoogd gehalte aan minerale olie gemeten en in het grondwater zijn plaatselijk licht verhoogde gehalten aan benzeen, naftaleen en som xylenen gemeten. In het grondwater ter plaatse van het voormalig autoreparatiebedrijf is een licht verhoogd gehalte aan barium gemeten. Ter plaatse van het terreindeel waar geen bodembedreigende activiteiten hebben plaatsgevonden zijn plaatselijk licht verhoogde gehalten aan cadmium, kwik, zink en/of nikkel gemeten in de boven- en ondergrond. In het grondwater is een matig verhoogd gehalte aan barium gemeten.
Verder zijn in de geanalyseerde (meng)monsters van grond en grondwater, van het verdachte en onverdachte deel van de onderzoekslocatie, aan de geanalyseerde parameters geen gehalten gemeten boven de achtergrondwaarden en/of de detectielimiet.
De locatie valt binnen de bodemkwaliteitszone 'Woonkernen' en de ontgravingskwaliteitsklasse betreft 'Landbouw/natuur'. Uit het door de gemeente uitgevoerde dossier onderzoek blijkt dat er voor zover bij de gemeente bekend ter plaatse verder:
Formeel is, op grond van de Wet bodembescherming een matig verhoogt gehalte aanleiding tot het uitvoeren van een nader onderzoek. Gezien er in de mengmonsters van de boven- en ondergrond van het onverdachte deel van de onderzoekslocatie geen verhoogde gehalten aan barium zijn gemeten en het feit dat er plaatselijk van nature zelfs sterk verhoogde gehalten aan barium zijn gemeten, is aangenomen dat het matig verhoogde gehalte aan barium een natuurlijke oorsprong heeft.
Conclusie Noorderwinkels
Bij het aspect 'bodem' staat de vraag centraal of de bodemkwaliteit toereikend is voor het nieuwe gebruik. De geplande nieuwe bestemming 'Wonen' staat voor de eisen behorend bij bodemonderzoek qua gebruik gelijk aan de bestaande bestemmingen 'Groen' en 'Centrum'. Er is al sprake van verblijfsfuncties.
Het uitgevoerde bodemonderzoek, evaluatierapport van de bodemsanering en tankverwijdering en het dossier onderzoek geven samen met de bodemkwaliteitskaart van de gemeente Noordoostpolder voldoende informatie over de te verwachten milieuhygiënische kwaliteit ter plaatse van de geplande bouwlocatie.
Voor wat betreft de kwaliteit van de bodem hoeven er vanuit milieu hygiënisch oogpunt geen beperkingen te worden gesteld aan het gebruik van de onderzochte locatie en bestaan er geen bezwaren tegen de voorgenomen bouw van woningen ter plaatse.
Toepassing op het plan (locatie Mierenhoop)
Kwaliteit bodem en herkomst verhoogde stoffen
De locatie Mierenhoop valt binnen de bodemkwaliteitszone 'Woonkernen' en de ontgravingskwaliteitsklasse betreft 'Landbouw/natuur'. Uit het door de gemeente uitgevoerde dossier onderzoek blijkt dat er voor zover bij de gemeente bekend ter plaatse geen bodemonderzoek is uitgevoerd, geen calamiteiten hebben voorgedaan, dempingen zijn verricht en/of activiteiten hebben plaatsgevonden met een bodembedreigend karakter.
Conclusie Mierenhoop
Bij het aspect 'bodem' staat de vraag centraal of de bodemkwaliteit toereikend is voor het nieuwe gebruik. De geplande nieuwe bestemming 'wonen' staat voor de eisen behorend bij bodemonderzoek qua gebruik gelijk aan de bestaande bestemming 'maatschappelijk'. Er is al sprake van een verblijfsfunctie.
Het uitgevoerde dossier onderzoek geeft samen met de bodemkwaliteitskaart van de gemeente Noordoostpolder voldoende informatie over de te verwachten milieuhygiënische kwaliteit ter plaatse van de mogelijke bouwlocatie op het perceel.
Voor wat betreft de kwaliteit van de bodem hoeven er vanuit milieuhygiënisch oogpunt geen beperkingen te worden worden gesteld aan het gebruik van de onderzochte locatie en bestaan er geen bezwaren tegen de mogelijke bouw van woningen ter plaatse.
De Wet geluidhinder (Wgh) heeft tot doel de mensen te beschermen tegen geluidsoverlast. Op basis van deze wet dient bij het opstellen van een bestemmingsplan aandacht te worden besteed aan het aspect "geluid".
In de Wet geluidhinder is een zonering van industrieterreinen, wegen en spoorwegen geregeld. Dit betekent dat er geluidseisen worden gesteld aan de milieubelastende functies en gelijktijdig dat beperkingen worden opgelegd aan milieugevoelige functies.
In dit geval wordt uitsluitend ingegaan op geluidsaspecten met betrekking tot het wegverkeer. In de nabijheid van het plangebied is geen sprake van een zonering industrieterrein of vanwege een spoorweg.
Ingevolge het bepaalde in de Wet geluidhinder heeft iedere weg in beginsel een geluidszone. En dergelijke zone geldt niet voor wegen die gelegen zijn binnen een als woonerf aangewezen gebied of voor wegen waarvoor een maximum snelheid van 30 km/ u geldt.
Bij de voorbereiding van de vaststelling van een bestemmingsplan dat geheel of gedeeltelijk betrekking heeft op gronden binnen een dergelijke geluidszone, wordt akoestisch onderzoek ingesteld. Onderzoek naar geluidsaspecten van verkeer kan echter achterwege blijven indien op het tijdstip van de vaststelling van een bestemmingsplan een weg reeds aanwezig of in aanleg is en de woningen of andere geluidsgevoelige objecten ook reeds aanwezig of in aanbouw zijn. De verplichting tot het uitvoeren van een akoestisch onderzoek geldt evenmin, indien in dat bestemmingsplan geen mogelijkheden worden geboden voor het realiseren van nieuwe woningen en andere geluidsgevoelige objecten.
Op de locaties 'Noorderwinkels' en 'Mierenhoop' worden met voorliggend bestemmingsplan (mogelijk) nieuwe geluidsgevoelige functies (woningen) toegestaan.
Toepassing op het plan (locatie Noorderwinkels)
De locatie 'Noorderwinkels' maakt deel uit van het kerngebied van Nagele. Voor dit gebied wordt een herontwikkeltraject gevolgd. Op de locatie 'Noorderwinkels' zijn 18 grondgebonden woningen geprojecteerd. In het kader van voorliggend bestemmingsplan moet de goede ruimtelijke ordening worden aangetoond. Woningen zijn geluidsgevoelige functies waarvoor, indien gelegen binnen de geluidszone van een gezoneerde weg, akoestisch onderzoek nodig is.
Onderzoek
De locatie is gelegen binnen de geluidszones de Akkerstraat, de Ploegstraat en de Zuidwesterringweg. Deze wegen zijn op grond van de Wet geluidhinder (Wgh) gezoneerd. Alle wegen zijn gelegen binnen de bebouwde kom en kennen een maximumsnelheid van 50 km/h en hebben een geluidszone van 200 meter. Ten gevolge van het verkeer op deze weg is dan ook onderzoek (zie: Bijlage 3, d.d. 3 juli 2015) uitgevoerd op de gevels van de nieuwbouw.
Resultaten
Uit het akoestisch onderzoek is gebleken dat de voorkeursgrenswaarden worden overschreden.
Voor de locatie 'Noorderwinkels' bedraagt de geluidsbelasting vanwege de Akkerstraat en de Ploegstraat op de geplande gevel op de eerste verdieping ten hoogste 50 dB (inclusief correctie). Hierbij wordt de voorkeursgrenswaarde overschreden. De maximale ontheffingswaarde is 63 dB. Dit betekent dat in onderhavige situatie de maximale ontheffingswaarde niet wordt overschreden. De geluidsbelasting op de begane grond als gevolg van de Akkerstraat en de Ploegstraat en de geluidsbelasting ten gevolge van de Zuidwesterringweg blijven onder de voorkeursgrenswaarde.
Conclusie
Indien de voorkeursgrenswaarde wordt overschreden en de geluidsbelasting redelijkerwijs niet kan worden teruggebracht, kan een ontheffing tot een ten hoogste toelaatbare geluidsbelasting van (in dit geval) respectievelijk 54 dB en 50 dB worden verleend, een zogenaamde hogere waarde.
Er is onderzocht of maatregelen kunnen worden getroffen om de geluidsbelasting te reduceren. Uit het akoestisch onderzoek blijkt dat maatregelen om de geluidsbelasting te reduceren niet mogelijk, gewenst en/of doelmatig zijn. Voor de locatie 'Noorderwinkels' zal een hogere waarde vastgesteld moeten worden. Het ontwerpbesluit hogere waarde wordt tegelijkertijd met het ontwerpbestemmingsplan voor zienswijzen ter inzage gelegd.
Toepassing op het plan (locatie Mierenhoop)
Voor de locatie 'Mierenhoop' geldt dat door een afstand van van meer dan 200 meter (namelijk 340 meter) van het het plangebied tot de dichtstbijzijnde gezoneerde weg (Nagelerweg) op grond van artikel 74 en artikel 76 van de Wet geluidhinder geen akoestisch onderzoek uitgevoerd hoeft te worden.
Met de voorbereiding van het onderhavige bestemmingsplan dient te worden nagegaan welke bronnen in of nabij het plangebied een belemmering kunnen vormen voor gevoelige functies als wonen.
Het ruimtelijk beleid van rijk en provincies biedt gemeenten beleidsvrijheid voor maatwerk op lokaal niveau. De VNG-handreiking 'Bedrijven en milieuzonering' is een hulpmiddel bij de invulling daarvan. De brochure kent Staten van Bedrijfsactiviteiten met indelingen in categorieën van bedrijven.
Door voldoende afstand in acht te nemen tussen milieubelastende activiteiten (zoals bedrijven) en gevoelige functies (zoals woningen en scholen) worden hinder en gevaar voorkomen en wordt het bedrijven mogelijk gemaakt zich binnen aanvaardbare voorwaarden te vestigen.
De mogelijkheden voor bedrijfsvoering worden (vooral) bepaald door milieuregelgeving (o.a. Activiteitenbesluit, Wet Milieubeheer) en het kan voorkomen dat de planologisch geboden gebruiksmogelijkheden dan niet (maximaal) kunnen worden benut.
Wet milieubeheer/Activiteitenbesluit
Op 1 januari 2008 is het Besluit algemene regels voor inrichtingen milieubeheer (Activiteitenbesluit) in werking getreden. Dit besluit bevat algemene milieuregels voor bedrijven. Inrichtingen die vallen onder het regime van het Activiteitenbesluit hebben vaak geen milieuvergunning nodig, maar moeten wel voldoen aan de voorschriften van het besluit. In de huidige systematiek vallen alle Wet-milieubeheerinrichtingen onder de algemene regels uit het Activiteitenbesluit, tenzij ze zijn uitgezonderd.
Relatie bedrijfsactiviteiten/woningen
In het woongebied mag slechts lichte aan huis verbonden bedrijvigheid plaatsvinden. Dit betreft dan bedrijfsactiviteiten waar geen of nauwelijks hinder van uitgaat (zoals een kapsalon of pedicure).
De juridische regeling is zodanig opgesteld, dat in het plangebied geen bedrijvigheid wordt toegestaan die niet past in de directe nabijheid van woningen.
Benadrukt moet worden dat de mogelijkheden voor bedrijvigheid tevens in het kader van de milieuregelgeving wordt beoordeeld.
Toepassing op het plan (locatie Noorderwinkels)
De locatie Noorderwinkels transformeert van de bestemmingen 'Centrum' en 'Groen' naar de bestemming 'Wonen'. Hiermee worden de mogelijk hinder veroorzakende bestemmingen (Centrum) wegbestemd ten behoeve nieuw te realiseren woningen. Van de locatie Noorderwinkels zelf gaat dus geen hinder meer uit.
Op circa 38 meter van het plangebied Noorderwinkels is binnen de bestemming 'Maatschappelijk' een basisschool gevestigd. Deze school valt op grond van de hierboven genoemde publicatie van de VNG in de categorie 'Scholen voor basis- en algemeen voortgezet onderwijs'. Bij deze categorie hoort een richtafstand van 30 meter. Derhalve is ter plaatse van de locatie Noorderwinkels een goed woon- en leefklimaat voldoende gewaarborgd.
Toepassing op het plan (locatie Mierenhoop)
Ter plaatse van het plandeel Mierenhoop wordt een wijzigingsbevoegdheid naar de bestemming 'Wonen' opgenomen. Ten opzichte van de huidig bestemde situatie (Maatschappelijk) is er geen sprake van het toevoegen van bedrijvigheid (anders dan eventueel een aan huisverbonden beroep of bedrijvigheid) in de directe omgeving van gevoelige functies. Het goede woon- en leefklimaat is op deze locaties niet in het geding.
Met betrekking tot luchtkwaliteit moet rekening worden gehouden met het gestelde in de Wet Milieubeheer (Wm), hoofdstuk 5, titel 5.2 Luchtkwaliteitseisen en de bijbehorende bijlagen.
Op basis van artikel 5.16 Wm kan, samengevat, een bestemmingsplan worden vastgesteld, indien:
Van een verslechtering van de luchtkwaliteit 'in betekenende mate' is sprake indien zich één van de volgende ontwikkelingen voordoet:
Toepassing op het plan
Het plan blijft ruim onder de hierboven genoemde grenzen. Het plan draagt 'in niet betekende mate' bij aan de verslechtering van de luchtkwaliteit. Vanuit een oogpunt van luchtkwaliteit bestaat er geen bezwaar tegen de op basis van dit plan mogelijke invulling van de verschillende plangebieden.
Bij ruimtelijke planvorming moet aandacht worden besteed aan de natuurwetgeving. De op 1 oktober vastgestelde gewijzigde Natuurbeschermingswet 1998 en de Flora- en faunawet vormen het belangrijkste juridische kader voor natuurbescherming in Nederland. De verplichtingen voor de bescherming van natuurgebieden zijn opgenomen in de Natuurbeschermingswet 1998 en de bescherming van plant- en diersoorten is vastgelegd in de Flora- en faunawet. Deze wetten kunnen worden gezien als een vertaling van de Europese Vogelrichtlijn en Habitatrichtlijn. Er kan een tweedeling worden gemaakt in soort- en gebiedsbescherming.
De Flora- en faunawet regelt de bescherming van in het wild voorkomende inheemse planten en dieren. Deze wet heeft tot doel om beschermde flora- en faunasoorten te beschermen. Ruimtelijke ontwikkelingen kunnen tot gevolg hebben dat beschermde soorten in het geding komen. Indien dergelijke soorten aanwezig zijn en door de voorgenomen ruimtelijke ontwikkeling bedreigd worden, moet een ontheffing aangevraagd worden.
Toepassing op het plan
Gelet op het feit dat het bestemmingsplan uitsluitend ziet op de herontwikkeling en revitalisering van reeds met stedelijke functies ingerichte gebieden hoeft er geen nader ecologisch onderzoek plaats te vinden.
Bij iedere ruimtelijke ontwikkeling is een gemeente verplicht om te onderzoeken of het plangebied in of bij een speciale beschermingszone (sbz) als bedoeld in de Natuurbeschermingswet 1998 ligt. Hierbij wordt uitvoering gegeven aan de Europese Vogel- en Habitatrichtlijn. De kwaliteit van de natuurlijke habitats en de habitats van soorten mogen niet worden aangetast.
Toepassing op het plan
Het plangebied ligt niet binnen of in de directe nabijheid van een speciale beschermingszone, waardoor nader onderzoek voor dit aspect niet noodzakelijk is.
Afbeelding 2 Ligging Natura 2000-gebieden
2.9.1 Archeologie
Aspecten van de cultuurhistorie zijn archeologie, historische geografie en historische bouwkunde. Samengenomen leveren ze een meerwaarde op. Vooral bij ontwikkelingen dient te worden bezien in hoeverre aanwezige cultuurhistorische waarden kwetsbaar zijn voor geplande bodemingrepen. Niet ongebruikelijk is dat dan aangegeven wordt op welke manier de cultuurhistorische waarden behouden, hersteld of verder ontwikkeld kunnen worden.
Archeologische waarden worden in toenemende mate in de planvorming betrokken. Een instrument hiervoor is de Archeologische monumentenkaart (AMK). Hierop zijn de bekende en gewaardeerde vindplaatsen aangegeven. Er zijn in het plangebied geen archeologische monumenten bekend. Complementair aan deze kaart zijn de Indicatieve Kaart van Archeologische Waarden (IKAW) en de Archeologische Basis- en Beleidsadvieskaart (ABB) voor het grondgebied van Noordoostpolder.
Op de speciaal voor de gemeente Noordoostpolder in 2007 ontwikkelde en door de raad vastgestelde beleidskaart is aangegeven welke gebieden een hoge, een gematigde, dan wel een lage verwachtingskans op archeologische vondsten hebben. Verder is op de kaart aangegeven waar zich scheepswrakken bevinden en welke gebieden een archeologisch monument betreffen.
Toepassing op het plan
In opdracht van de gemeente Noordoostpolder heeft RAAP Archeologisch Adviesbureau in maart 2015 een bureau- en inventariserend veldonderzoek (zie: Bijlage 4, d.d. 1 april 2015) uitgevoerd in verband met de op dat moment in voorbereiding zijnde ontwikkeling van drie locaties in de kern van Nagele (Schokkererf, Noorderwinkels en Mierenhoop). Doel van dit onderzoek was allereerst het middels bureauonderzoek verwerven van informatie over bekende en te verwachten archeologische waarden teneinde een gespecificeerde verwachting op te stellen. Het doel van het veldonderzoek was vervolgens die verwachting te toetsen en, voor zover mogelijk, een eerste indruk te geven van de aard, omvang, datering, kwaliteit (gaafheid en conservering) en diepteligging van eventueel aangetroffen archeologische vindplaatsen. Op basis van de onderzoeksresultaten en de aard en omvang van de voorgenomen bodemingrepen in het plangebied is vervolgens een advies met betrekking tot archeologisch vervolgonderzoek geformuleerd.
Op basis van de resultaten van het bureauonderzoek gold voor het plangebied een middelhoge archeologische verwachting voor vindplaatsen uit de Steentijd (Laat Paleolithicum t/m Neolithicum). Ten aanzien van vindplaatsen uit de (Volle en) Late Middeleeuwen gold een lage archeologische verwachting. Voor resten uit andere perioden (Bronstijd t/m Romeinse tijd en Nieuwe tijd) gold een zeer lage archeologische verwachting. Voor scheepsresten die zich op de bodem van de voormalige Zuiderzee(/Almere) kunnen bevinden, gold een onbekende archeologische verwachting. Binnen geen van de drie locaties waren archeologische vindplaatsen bekend. Tijdens het veldonderzoek zijn tien boringen verspreid over de drie locaties gezet. De top van de pleistocene ondergrond is aangetroffen vanaf 2,75 m -Mv (boring 2: locatie Schokkererf), in de overige boringen ligt het dekzandoppervlak dieper dan 3,65 m -Mv. Uit het booronderzoek blijkt verder dat de top van het veen is geërodeerd. Tijdens het booronderzoek zijn geen archeologische resten aangetroffen.
Op grond van de onderzoeksresultaten kan worden geconcludeerd dat bij de realisering van de bouwplannen (graafwerkzaamheden) geen archeologische resten zullen worden verstoord. Op basis van de onderzoeksresultaten wordt in het kader van de voorgenomen bodemingrepen voor geen van de drie locaties archeologisch vervolgonderzoek aanbevolen. Ter plaatse van de locaties Noorderwinkels en Mierenhoop is dan ook geen dubbelbestemming voor het beschermen van archeologische waarden opgenomen.
Indien bij de uitvoering van de werkzaamheden onverwacht toch archeologische resten worden aangetroffen, dan is conform artikel 53 en 54 van de Monumentenwet 1988 (herzien in 2007) aanmelding van de desbetreffende vondsten bij de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap c.q. de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed verplicht (vondstmelding via ARCHIS).
2.9.2 Monumenten en cultuurhistorie
Op grond van artikel 3.1.6 van het Bro dienen cultuurhistorische waarden uitdrukkelijk te worden meegewogen bij het opstellen van bestemmingsplannen. Dat betekent dat gemeenten een analyse moeten verrichten van de cultuurhistorische waarden in een bestemmingsplangebied en moeten aangeven welke conclusies ze daar aan verbinden en op welke wijze ze deze waarden borgen in het bestemmingsplan. Voor enkele specifieke belangen, zoals archeologie, was al voorgeschreven dat moet worden aangegeven op welke wijze met deze belangen is omgegaan.
Toepassing op het plan
In het plangebied liggen geen rijks- of gemeentelijke monumenten. Wel liggen nabij het plangebied scholen (Ring 1, 11 en 17) en een kerk (Ring 15) die zijn aangewezen als monument. Bij het ontwerpen van het plan is nadrukkelijk rekening gehouden gehouden met de unieke stedenbouwkundige, architectonische en cultuurhistorische kwaliteiten van Nagele. In hoofdstuk 3 wordt hier uitvoerig op ingegaan (bij voorbeeld in het Onderzoeks-, ontwerp- en uitvoeringslab Nagele). De onderwerpen monumenten en cultuurhistorie zijn nadrukkelijk betrokken in het plan- en ontwerpproces. Het plan voldoet hiermee aan een goede ruimtelijke ordening.
Externe veiligheid gaat over het beheersen van de risico's voor de omgeving bij gebruik, opslag en vervoer van gevaarlijke stoffen als vuurwerk, lpg en munitie over weg, water en spoor en door buisleidingen. Ook de risico's van het gebruik van luchthavens vallen onder externe veiligheid. VROM coördineert het overheidsbeleid voor externe veiligheid.
Van de ramptypes die verband houden met externe veiligheid zijn met name ongevallen met brandbare/explosieve of giftige stoffen van belang. Deze ongevallen kunnen nader worden onderscheiden in ongevallen met betrekking tot:
Afbeelding 3: Uitsnede Risicokaart IPO
De risico's waaraan burgers in hun leefomgeving worden blootgesteld door activiteiten met gevaarlijke stoffen in inrichtingen dienen tot een aanvaardbaar minimum te worden beperkt. Daartoe zijn in het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) regels gesteld. Bij het toekennen van bepaalde bestemmingen dient onderzocht te worden:
Toepassing op het plan
In of aangrenzend aan het plangebied zijn geen Bevi-inrichtingen gevestigd en het plan biedt hiertoe ook geen mogelijkheid (zie: Afbeelding 3).
Bij het toekennen van bepaalde bestemmingen dient onderzocht te worden of er ten opzichte van buisleidingen voldoende afstand wordt aangehouden.
Toepassing op het plan
In of bij het plangebied zijn geen buisleidingen gelegen waardoor gevaarlijke stoffen worden getransporteerd (zie: Afbeelding 3).
De routering gevaarlijke stoffen wordt sinds 1 augustus 1996 geregeld in de Wet vervoer gevaarlijke stoffen (Wvgs). Als verplichte route voor het vervoer van gevaarlijke stoffen kunnen rijks-, provinciale en gemeentelijke wegen worden aangewezen. Op basis van artikel 18 van deze wet is de gemeenteraad bevoegd wegen of weggedeelten aan te wijzen waarvoor een routeplicht geldt. Deze route dient echter aan te sluiten op die route, die in dat kader door het rijk en de provincie is vastgesteld.
Toepassing op het plan
Binnen of grenzend aan het voorliggend plangebied is geen route aangewezen waarvoor een routeplicht gevaarlijke stoffen geldt (zie: Afbeelding 4). Vanuit een oogpunt van externe veiligheid bestaat er geen bezwaar tegen de op basis van dit plan mogelijke invulling van de gronden in de verschillende plangebieden.
Bij een plan moet aangetoond worden dat de verkeersafwikkeling en het parkeren op een goede wijze opgevangen kan worden. Het parkeren wordt middels een voorwaardelijke verplichting geborgd in de planregels van het bestemmingsplan. Hieronder wordt voor beide planlocaties inzichtelijk gemaakt dat er voldoende parkeerruimte is. Wat betreft de verkeersaantrekkende werking volstaat de opmerking dat voor zowel de locatie Noorderwinkels als de locatie Mierenhoop de bestaande infrastructuur ruim voldoende capaciteit heeft om de nieuwe invulling af te wikkelen.
Toepassing op het plan (locatie Noorderwinkels)
Op de locatie Noorderwinkels worden 18 grondgebonden woningen gerealiseerd. Het betreft 16 twee-onder-éen-kapwoninen en 2 vrijstaande woningen. Voor grondgebonden woningen in de categorie 'twee-onder-één-kap geldt op grond van de Nota Parkeernormen in Nagele een norm van 2,2 parkeerplaatsen per woning. Van deze 2,2 plaatsen is 0,3 gereserveerd voor bezoekers. Voor de categorie 'vrijstaand' geldt een nornm van 2,3 parkeerplaatsen per woning. Voor de 18 woningen moeten dus 39,9 parkeerplaatsen gerealiseerd worden. Alle woningen hebben een oprit waarop geparkeerd kan worden. Voor woningen met een oprit maar zonder garage geldt een reductiefactor van 0,8. Op de erven kunnen dus 14,4 plaatsen gerealiseerd worden. Aan de noordzijde van van de Noorderdwarsstraat worden 6 nieuwe parkeerplaatsen aangelegd. Dit betekent dat er elders nog 19,5 parkeerplaatsen gezocht moeten worden. Op grond van de Nota parkeernormen moet onderzocht worden of gebruik gemaakt kan worden van bestaande parkeerplaatsen in de openbare ruimte. De Noorderlaan (westzijde plangebied) en de Ring (oostzijde plangebied) zijn breed genoeg om te voorzien in langsparkeren. Voor de resterende 9,5 parkeerplaatsen kan gebruik gemaakt worden van de restcapaciteit van de achtien reeds aanwezige dwarsparkeerplaatsen aan de Ring ter hoogte 'Het Rietveld'. Hierbovenop is in en rond het plangebied nog voldoende ruimte voor langsparkeren binnen de bestaande wegprofielen. Alle besproken parkeerplaatsen in de openbare ruimte zijn gelegen binnen een straal van 100 meter rond het plangebied. Hiermee wordt volgens de Nota Parkeernormen voldaan aan een acceptabele loopafstand. Op deze wijze is voorzien in voldoende parkeerruimte.
Toepassing op het plan (locatie Mierenhoop)
Op de locatie Mierenhoop dient parkeren na toepassing van de wijzigingsbevoegdheid zoveel mogelijk op eigen terrein opgelost te worden. Mocht er binnen het eigen terrein niet voldaan kunnen worden aan de parkeernormen kan een beroep gedaan worden op de nog aanwezige parkeerfaciliteiten die oorspronkelijk voor de inmiddels verdwenen maatschappelijke functie is aangelegd. Er is dus voorzien in voldoende parkeerruimte.
Politiek en samenleving onderkennen de cruciale rol van handhaving bij het met elkaar verbinden van regels en realiteit. Met dit groeiend besef van het belang van handhaving en de hierop betrekking hebbende jurisprudentie in het bestuursrecht waarin steeds meer de beginselplicht tot handhaven is uitgesproken, wordt de noodzaak tot handhaving benadrukt. Een vereiste voor een goede handhaving is een handhaafbaar bestemmingsplan.Daarom is gekozen voor een zo helder mogelijke juridische methodiek. De regels zijn zodanig geredigeerd dat deze in de toetsingspraktijk goed hanteerbaar zijn.
Regels dienen duidelijke normen te bevatten die niet voor meerdere uitleg vatbaar zijn en tevens actueel en controleerbaar zijn.
Op 26 juli 2011 heeft de gemeenteraad van de gemeente Noordoostpolder een Integraal Handhavingsbeleidsplan vastgesteld. Het plan bevat beleid dat burgemeester en wethouders voeren voor toezicht en handhaving van regelgeving voor de fysieke woon-, werk- en leefomgeving.
Het beleid kenmerkt zich door integraal, programmatisch, gebieds- en klantgericht werken en is een samenspel tussen de geformuleerde doelstellingen, prioriteiten, naleefstrategie en werkwijzen.
Doelstellingen van het beleid zijn het creëren van een veilige, gezonde en leefbare woon- en werkomgeving en het bevorderen van de rechtsorde. Prioriteiten worden per toezichts- en handhavingsdiscipine op basis van daarop toegesneden risicoanalyses bepaald.
Ook is er aandacht voor niet-geprioriteerde zaken als klachten, clandestiene bouw, overtreding van gebruiksregels van bestemmingsplannen en voor handhaven van regelgeving bij overtredingen door overheden.
Verschillende onderdelen in deze nota worden zijn nader uitgewerkt in actieplannen. Daarmee wordt concreet invulling gegeven aan de doelstellingen van de nota.
Toepassing op het plan
Vanuit een oogpunt van handhaving bestaat er geen strijdigheid met het voorliggende plan.
Dit hoofdstuk geeft een toelichting op de plannen. Om deze plannen te begrijpen worden eerst de achtergronden en aanleiding voor de veranderingen toegelicht alvorens de eigenlijke plannen te beschrijven.
In 2012 is door de gemeente het projectplan 'Uitvoeringslab Nagele' 2013 - 2015 opgesteld. Dit projectplan is opgesteld om een noodzakelijke revitalisering van Nagele integraal vorm en inhoud te geven. Ook de aanpassingen waarvoor onderhavige partiële herziening nu is opgesteld vallen direct terug te voeren op de ambities, doelstellingen en resultaten die in dit projectplan zijn benoemd. Hieronder volgt daarom een samenvatting van dit projectplan waarbij met name achtergrond, aanleiding, ambities, doelstellingen en resultaten worden belicht.
Achtergrond
Nagele staat nationaal en internationaal bekend als een icoon van het Nieuwe Bouwen. Veel ontwerpprincipes en bouwmethoden hebben doorwerking gekregen in dorpen en steden in naoorlogs Nederland.
Maar nu, meer dan vijftig jaar later, staat Nagele aan de vooravond van een nieuw hoofdstuk in haar geschiedenis. Nagele is geen landarbeidersdorp meer. Het dorp heeft te maken met een lichte daling van de bevolking. Het woningen- en voorzieningenaanbod sluit onvoldoende aan bij de vraag van de hedendaagse samenleving. Gebouwen staan leeg en op sommige plekken maakt het dorp een verloederde indruk. Tegelijkertijd is het besef aanwezig dat Nagele bijzonder is en wordt er hard gewerkt aan de toekomst van het dorp. Dorpsbewoners dragen actief bij aan het creëren van een prettige woon- en leefomgeving.
Met het Onderzoekslab in 2009 is begonnen met de vernieuwing van Nagele. Dit lab stond in het teken van inspireren door onderzoek te doen naar ontwikkelingsmogelijkheden. Het Ontwerplab (2010) richtte zich op het concretiseren van de onderzochte ideeën. Met het Uitvoeringslab wordt nu de volgende stap gezet, namelijk de implementatie en realisatie van verschillende ideeën. Gezamenlijk werken aan het behoud van het bijzondere karakter en een prettige leefomgeving staat hierbij centraal. Nagele heeft kwaliteiten die uitzonderlijk zijn en met het Uitvoeringslab krijgt het dorp de impuls die het verdient.
Aanleidingen
Nagele staat onder druk. De woningvoorraad sluit niet aan bij de behoeften, de bevolking krimpt, het voorzieningenniveau daalt en gebouwen staan leeg. Sommige gebouwen staan er verwaarloosd bij en het dorp maakt op sommige plekken een verloederde indruk. De unieke kenmerken van Nagele zijn langzaam aan het vervagen. De noodzaak tot herstructurering en revitalisering zijn nadrukkelijk aanwezig.
De prognoses laten zien dat de bevolkingsgroei van Nagele stagneert en het aantal inwoners stabiliseert en zelfs gaat dalen. Dit betekent nogal wat voor het dorp de komende jaren. In de contourennota van de woonvisie worden de hoofdlijnen al uiteengezet: dit raakt Nagele, want Nagele breidt niet uit. Door de gemeente wordt gekozen voor het versterken van de bestaande woonkwaliteit om zo de leefbaarheid in het dorp te behouden. De tijd van het aantrekken van mensen door in grote getalen nieuwe woningen te bouwen is voorbij. Het gaat nu om het behouden van de mensen die er al wonen. Hierbij komen vragen naar boven als: Hoe voorkomen we leegstand op termijn en hoe houden we Nagele in de toekomst vitaal en leefbaar?
Meer samenwerking vergroot de kansen op behoud van bepaalde functies, voorzieningen of faciliteiten. Samenwerken vergroot wederzijds begrip voor de problematiek, creëert draagvlak en levert nieuwe kansrijke initiatieven op. Bijvoorbeeld het concentreren en samenvoegen van functies en voorzieningen. Belangrijk daarbij is dat zo'n proces bottum-up georganiseerd wordt, dus vanuit de bewoners en bedrijven zelf. In de praktijk blijkt dat initiatieven die op die manier georganiseerd zijn, sneller zijn en duurzamer resultaat opleveren. Men is trots op wat men zelf heeft bereikt. Het is een uitdaging om zo'n proces op gang te krijgen. De Dorpsvisie speelt hierin een belangrijke rol; acties worden benoemd en samen georganiseerd.
Het onderscheidend vermogen, de identiteit van Nagele kan meer benadrukt worden ter versterking van het dorp. Voor de toekomst vormt het benutten en versterken van die unieke erfenis van Nagele de opgave. Het verschaft Nagele identiteit en vormt een drager voor nieuwe ontwikkelingen. De kernwaarden en kernkwaliteiten moeten benoemd en veelvuldig uitgedragen worden. Dit kan leiden tot meer bewustwording en een grotere aantrekkingskracht van Nagele.
Nagele is in de Visie Erfgoed en Ruimte “Kiezen voor karakter” (VER) aangewezen als nationaal wederopbouwgebied (1940-1965) en vormt daarbinnen een voorbeeld. Het dorp is van nationaal cultuurhistorisch belang vanwege haar kwaliteiten/karakteristieken: haar structuur en bebouwing volgens het principe van het nieuwe bouwen; de groepering van geclusterde bebouwing met platte daken rondom een centrale groene ruimte; omsluiting van het dorp met groene beplanting.
Het is de wens van de gemeente om aan Nagele een impuls en een gezicht van de nieuwe zakelijkheid te geven. Kortom er moeten handen en voeten worden gegeven aan een toekomstbestendige herstructureringsopgave van het dorp Nagele met behoud van de genoemde kwaliteiten.
De aanpak van Nagele volgt op een periode waarin erkend is dat het dorp gerevitaliseerd moet worden met behoud van en respect voor de architectonische en stedenbouwkundige waarden. Er zijn veel plannen ontwikkeld voor Nagele. Het Onderzoekslab en Ontwerplab (i.o.v. het College van Rijksadviseurs) heeft in samenwerking met de gemeente, lokale organisaties en bewoners veel ideeën opgeleverd. Deze ideëen zijn samengevat in 'De Nieuwe Kaart van Nagele'. Al deze aandacht heeft in het dorp Nagele, de gemeente Noordoostpolder en ook landelijk voor meer bewustzijn gezorgd van de cultuurhistorische betekenis van Nagele.
Toegenomen aandacht en meer middelen
Financiële middelen waren tot oktober 2012 beperkt aanwezig. Door de rijksbijdrage vanuit de Visie Erfgoed en Ruimte (VER) 'Kiezen voor karakter' ontstaat er een kentering. De betrokkenheid van de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed (RCE) bij Nagele en hun bijdrage hebben een aanjaagfunctie naar andere partijen. De gemeente Noordoostpolder en de RCE trekken samen op. Woningbouwvereniging Mercatus en dorpsbelang Nagele zijn de belangrijkste partijen waarmee wordt samengewerkt. Ook de provincie Flevoland wil aanhaken bij enkele specifieke projecten, vanuit hun belang bij behoud en herstel van Flevolands cultureel erfgoed. Dat geldt ook voor Vereniging Hendrick de Keyser, het Nationaal Restauratiefonds, het Nationaal Groenfonds, het Groenhorst College, Buro Mien Ruys, Landschapsbeheer Flevoland en cineast Louis van Gasteren, de Paviljoens. Ondersteuning van bewonersparticipatie en particulier ondernemerschap krijgt eveneens vorm in een aantal specifieke projecten.
Ambities doelstellingen en resultaten
De ambities voor Nagele zijn tweeledig. Enerzijds is de ambitie om in samenwerking met de betrokken partijen te komen tot een vitaal en leefbaar Nagele. Anderzijds is de ambitie om een duurzame verankering en uitvoering van gebiedsgericht erfgoedmanagement te bewerkstelligen. Dit houdt in het herstellen, behouden, versterken en benutten van de waardevolle betekenis en het bijzondere karakter van Nagele. Nagele moet opnieuw het icoon van het Nieuwe Bouwen worden. Erfgoedmanagement houdt in, het herkenbaar houden van het unieke concept, het nieuw leven in blazen van de innovatiewaarde en het ondersteunen van op erfgoed geïnspireerde ontwikkelingen en particulier ondernemerschap.
Doel
Het doel van het 'Uitvoeringslab Nagele' is om uitvoering te geven aan de per thema geformuleerde impulsen, met als inzet:
Resultaat
De resultaten van het uitvoeringslab zijn uitgesplitst naar bovengenoemde thema's. Voorliggende partiële herziening van het bestemmingsplan Nagele is feitelijk rechtstreeks terug te voeren op de gewenste resultaten genoemd onder de thema's wonen en voorzieningen.
Wonen
Voorzieningen
De juridisch bindende elementen van het bestemmingsplan zijn de verbeelding (plankaart) en de regels. Gekozen is voor een gedetailleerd bestemmingsplan, wat inhoudt dat per bestemming gedetailleerd inzicht wordt gegeven in de gebruiks- en bouwmogelijkheden. Die gebruiksmogelijkheden worden in de bestemmingsomschrijving benoemd. De inhoud van het plan volgt uit de historie, de opgaven en stedenbouwkundige uitwerking voor de locaties.
Het plangebied 'Kerngebied' omvat het centrum van Nagele dat bekend staat als Noorderwinkels, (voormalig) Schokkererf en Zuiderwinkels. Dit plangebied wordt globaal genomen begrensd door de Noorderpoort aan de noordzijde, de Noorderlaan en de Zuiderachterstraat aan de westzijde, de Ring aan de oostzijde en de Zuiderpoort aan de zuidzijde. Voorliggend bestemmingsplan regelt voor wat betreft het 'Kerngebied' uitsluitend de deellocatie 'Noorderwinkels'. Om toch een samenhangend verhaal te geven wordt hieronder aandacht besteed aan het gehele kerngebied.
Historie
In 1954 kregen 'De 8' en 'Opbouw' (met enkele anderen) de opdracht de bebouwing voor het kerngebied uit te werken. Dit gebeurde samen met het bouwbureau van de Directie van de Wieringermeer. In deze periode zijn nog enkele wijzigingen doorgevoerd: een toename van het aantal woningen en een vermindering van het aantal winkels1.
In Nagele werd gekozen voor het modernistische idee om functies van elkaar te scheiden en te concentreren alsmede vanuit de wens om met de winkels zowel het dorp als het buitengebied te bedienen. Er werd in Nagele ingezet op een centrale voorzieningenstrook met winkels voor dagelijkse levensbehoeften (kruidenier, bakker, slager, melkboer enz.) gelegen aan de doorgaande weg. De opzet van deze winkelstrip ontleenden Van den Broek & Bakema aan de eerder door dit bureau ontworpen Rotterdamse Lijnbaan (1948-1957). De functies wonen, werken, winkelen, ontspannen en verkeer kregen in de nieuwe opzet allemaal een eigen plek. Daarbij koppelde het plan de verschillende functies los en splitste het de verschillende verkeerssoorten op. Dat zat elkaar toch maar in de weg. In essentie resulteerde dat in een brede straat voor voetgangers met lage en transparante winkelunits aan weerszijden met verbindende luifels, expeditiestraten aan de achterzijde en groene hoven met hoogbouw (wonen en werken) in de flanken van de winkelstraat. Dit alles kreeg een doorvertaling in zijn ontwerp voor de Lijnbaan. Na oplevering in 1957 kreeg dat concept al snel veel navolging in andere steden en dorpen, vooral in de naoorlogse uitbreidingswijken. Een bijzonder en vroeg voorbeeld hiervan van dezelfde ontwerpers is het complex Zuiderwinkels in Nagele.
Afbeelding 4 Luchtfoto Zuiderwinkels met op de achtergrond Het Voorhof vlak na realisatie
De Noorderwinkels zijn ontworpen door E. Groosman. De winkels zijn net als de Zuiderwinkels geplaatst volgens een dambordpatroon. Door dit patroon is er tussen de winkels door zicht op het middenterrein. De Noorderwinkels bestonden uit woonhuizen volgens hetzelfde principe als in de Karwijhof, nl. U-vormige winkelwoningen met aan weerszijden van het twee lagen tellende woningblok een dieper winkelpand met een kantoorvertrek. De entrees van kantoor, winkel en woning liggen aan het centrale voetpad. Dankzij een zichtas over het voetpad bestaat er een visuele verbinding met de Voorhof en Zuiderwinkels. Het concept sluit aan op de opbouw van Zuiderwinkels. De gelede opbouw van het kerngebied is uniek en typisch voor Nagele.
De opdracht tot de bouw van een klein café-restaurant in Nagele op de Voorhof voor de Brouwerij “d'Oranjeboom” maakte deel uit van een serie van vier dergelijke gebouwen in de Noordoostpolder. De onzekerheid ten aanzien van de exploitatie in zo'n kleine plaats maakte grote eenvoud en soberheid noodzakelijk. Het gebouwtje omvatte een café-zaal, toneelzaal, vergaderzaaltje en een woning. Het café werd geplaatst aan de winkelstraat en kreeg in afwijking van de architectuur in Nagele een ongewone, flauw hellende afdekking. In analogie met de winkels en bedrijven werd het gebouw enerzijds op de open ruimte en anderzijds op een besloten hof betrokken, in welk hof zich de expeditie met garage en bergplaats afspeelde en waar verder nog ruimte was voor een binnentuin. De locatie is nu bekend al 'Schokkererf'.
Afbeelding 5 Het Voorhof; 'Schokkererf'
De opgave voor Noorderwinkels
Voor de Noorderwinkels ligt er een transformatie-opgave. Het behouden van de oorspronkelijke winkelfunctie in het volledige kerngebied is economisch niet haalbaar. Er wordt ingezet op een verplaatsing en concentratie van de (winkel)voorzieningen naar de Zuiderwinkels en de Voorhof. Voor de Noorderwinkels ligt een functieverandering naar wonen voor de hand. Uitgangspunten daarbij zijn; een aansluiting op en voortzetting van het wonen aan de Noorderpoort met gebruikmaking van de ruimtelijke grammatica en architectuurtaal van Nagele.
Uitwerking Noorderwinkels
Om de opgaven voor de locaties 'Noorderwinkels' en 'Schokkererf' vorm en inhoud te geven is Mecanoo Architecten gevraagd om een stedenbouwkundig plan te maken. Hiertoe hebben zij de rapportage 'Een nieuw portaal, stedenbouwkundig ontwerp kerngebied Nagele' (zie Bijlage 5, d.d. 16 april 2014), opgesteld. Hierin zijn de belangrijkste uitgangspunten voor een vernieuwde stedenbouwkundige opzet alsmede de architectonische eisen verwoord. Voor de locatie 'Noorderwinkels' is naar aanleiding van het stedenbouwkundig ontwerp gekozen voor 18 grondgebonden woningen. Het programma omvat 16 twee-aan-één-gebouwde woningen en 2 vrijstaande woningen. De locatie 'Noorderwinkels' krijgt de bestemming 'Wonen' met een bouwblok dat deze woningen mogelijk maakt. Op de verbeelding en in de planregels is voor de loactie 'Noorderwinkels' een specifieke bouwaanduiding opgenomen. Dit is gedaan omdat het voorlopig ontwerp voor de locatie Noorderwinkels niet past binnen de reguliere regeling van de bestemming 'Wonen' voor wat betreft de minimale afstanden tot de zijdelingse perceelsgrenzen.
Het plangebied 'Mierenhoop' maakt deel uit omvat het woonhof Lucernehof. Dit woonhof bevindt zich in het uiterste noordoosten van het dorp en wordt globaal genomen begrensd door de bossingel aan noord- en oostzijde, het woonhof Gerstehof aan de westzijde en een groensingel en de Nagelertocht aan de zuidzijde. Op de drempel van de Lucernehof is de locatie 'Mierenhoop' gelegen.
Historie
Elk woonhof in Nagele kent een min of meer gelijke opzet en vormt een collectief, een stedenbouwkundig ensemble met een gezamenlijke hofweide. Rondom de hofweide ligt een lusvormige infrastructuur. Woonstroken waarin seriematige woningen zijn ondergebracht, vormen de hofbebouwing. Deze bestaat uit een L-vormig ensemble (de haak), een drempel en een tussenzone (overgang). De Tarwehof is een uitzondering op dit principe. Kenmerkend is de sobere architectuur met een bescheiden uitstraling en een plat dak. De eenvoud van de woningbouw wordt verrijkt door de getrapte overgangen van privé naar openbaar en de subtiele detaillering. Bij vrijwel alle stroken zijn lage volumes aan het hoofdbouwvolume geschakeld. De woningen aan het voetpad beschikken over een gezamenlijke groenstrook. Grasveldjes, garageboxen met (voetbal)pleintje en andere openbare ruimte dienen collectief te blijven en niet te worden geprivatiseerd. Hoewel ieder hofje is opgebouwd uit dezelfde stedenbouwkundige elementen heeft ieder hofje zijn specifieke kenmerken en eigen mogelijkheden voor ver- en nieuwbouw.
Afbeelding 6 Opbouw woonhoven Nagele
De Lucernehof is onderdeel van het tweelinghof Gerstehof en Lucernehof. Deze zijn een vroeg voorbeeld van succesvolle seriematig geproduceerde woningbouw die op grote schaal is gerealiseerd. Het rationaliseren van het bouwproces ligt aan de basis van het gedachtengoed van Nagele. In combinatie met de wijze waarop deze zijn gebouwd binnen het stedenbouwkundig ensemble en daarmee in de context van Nagele en 'Het Nieuwe Bouwen' is er daarom sprake van een zekere cultuurhistorische waarde.
Gerstehof en Lucernehof zijn gebouwd rond 1967. De seriematig geproduceerde woningen, ontworpen door J. van Egteren, zijn op verschillende plaatsen in Nederland gebouwd. Deze architect maakte geen deel uit van het collectief van De 8 en Opbouw. De woningen vertegenwoordigen op basis van zeldzaamheid geen uitzonderlijke cultuurhistorische waarde.
De drempels van beide woonhoven zijn in tegenstelling tot het originele ontwerp toch ingevuld. In de Gerstehof zijn hier in de jaren '70 gelijktijdig met de drempel van de Klaverhof en de overgang van de Koolzaadhof, wegens geconstateerde vergrijzing, seniorenwoningen gebouwd. In de Lucernehof is een multifunctioneel verenigingsgebouw 'de Mierenhoop' gebouwd dat onderdak bood aan verschillende verenigingen en waar de peuterspeelzaal en kinderopvang gehuisvest was.
Opgave Mierenhoop
De functies van de locatie 'Mierenhoop' zijn overeenkomstig de doelstellingen van 'Uitvoeringslab Nagele' verplaatst naar Ring 1. De oorspronkelijke bebouwing is inmiddels gesloopt. De vrijgekomen locatie kan, mits voorzien van een stedenbouwkundig plan dat overeenstemt met het Beeldkwaliteitsplan Nagele, in de toekomst eventueel benut worden voor woningbouw.
Uitwerking Mierenhoop
Omdat de plannen voor de locatie 'Mierenhoop' nog niet volledig uitgewerkt zijn is er voor deze locatie een wijzigingsbevoegdheid opgenomen om de bestemming te veranderen in Wonen (inclusief bouwvlak) en Tuin. Uit archeologisch onderzoek (zie: paragraaf 2.9) en een beoordeling van de akoestische situatie (zie: paragraaf 2.7.2) en van de bodemkwaliteit (zie: paragraaf 2.7.1) blijkt dat er op de locatie Mierenhoop geen belemmeringen zijn voor uitvoering van de wijzigingsbevoegdheid. Ook wat betreft beleid en en overige milieutechnische aspecten wordt in voorliggende ruimtelijke onderbouwing aangetoond dat de kaders van de wijzigingsbevoegdheid voldoen aan de eisen van een goede ruimtelijke ordening.
De in het plangebied voorkomende bestemmingen zijn:
Ter plaatste van de locatie 'Mierenhoop' is een wijzigingsbevoegdheid van de bestemmingen 'Maatschappelijk' en 'Groen' naar 'Wonen', 'Groen' en 'Tuin' opgenomen.
Voorts is in het plan ter plaatse van de locatie 'Noorderwinkels' sprake van bouw- en maatvoeringsaanduidingen. Deze aanduidingen worden in de regels nader verklaard.
De regels vormen een juridisch bindend element van het bestemmingsplan.
De regels geven inhoud aan de op de verbeelding (plankaart) aangegeven bestemmingen. Ze geven aan waarvoor de gronden en opstallen al dan niet gebruikt mogen worden en wat en hoe er gebouwd mag worden. Bij de opzet van de regels is getracht het aantal regels zo beperkt mogelijk te houden en slechts datgene te regelen, dat werkelijk noodzakelijk is.
Op 1 oktober 2010 is de Wabo (Wet algemene bepalingen omgevingsrecht) in werking getreden. Deze wet voegt diverse stelsels samen, opdat een samenhangende beoordeling van activiteiten mogelijk is in één procedure die leidt tot één besluit: de omgevingsvergunning.
Ingevolge die wet is ook een Algemene Maatregel van Bestuur (AMvB) uitgevaardigd waar ten aanzien van daarbij aan te wijzen activiteiten geen verbod geldt. De AMvB (Besluit omgevingsrecht) kan worden gezien als een opvolger van het Besluit bouwvergunningsvrije en licht-bouwvergunningsplichtige bouwwerken.
Dit bestemmingsplan voldoet aan bovengenoemde regelgeving met begripsbepalingen (onder andere achtererfgebied) en regels met betrekking tot vergunningvrij bouwen en gebruik.
Het kan in een concrete situatie voorkomen, dat afwijking van de gestelde normen gewenst is. Hiertoe worden dan afwijkingsbepalingen opgenomen.
De bevoegdheid om af te wijken van bepaalde normen is gebaseerd op artikel 3.6, lid 1, onder c van de Wet ruimtelijke ordening (Wro). Deze flexibiliteitsbepaling maakt afwijkingen van geringe aard mogelijk, waarbij de aan de grond toegekende bestemming gehandhaafd dient te blijven. Gelet op het bepaalde in de Algemene wet bestuursrecht en de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht dient het betreffende bevoegd gezag bij afwijkingen de nodige kennis omtrent de relevante feiten en de af te wegen belangen zorgvuldig te vergaren.
Voor de locatie 'Mierenhoop' is een wijzigingsbevoegdheid (artikel 3.6, lid 1, onder a van de Wro) opgenomen. Op deze locatie kunnen de bestemmingen 'Groen' en 'Maatschappelijk' gewijzigd worden in de bestemmingen 'Wonen' (inclusief bouwvlak), 'Groen' en 'Tuin'.
De bij dit plan behorende regels zijn onderverdeeld in vier hoofdstukken, te weten:
1. Inleidende regels.
2. Bestemmingsregels.
3. Algemene regels.
4. Overgangs- en slotregels.
In Hoofdstuk 1 worden enkele in de regels gehanteerde begrippen nader verklaard, zodat interpretatieproblemen zoveel mogelijk worden voorkomen. Daarnaast wordt aangegeven op welke wijze bepaalde afmetingen dienen te worden gemeten. In hoofdstuk 2 worden de op de kaart aangegeven bestemmingen omschreven en wordt bepaald op welke wijze de gronden en opstallen gebruikt mogen worden. Tevens worden per bestemming de bebouwingsmogelijkheden vermeld. Hoofdstuk 3 bevat de bepalingen die van toepassing zijn op meerdere bestemmingen, zodat het uit praktische overwegingen de voorkeur verdient deze in een afzonderlijke paragraaf onder te brengen en in hoofdstuk 4 komt het overgangsrecht aan de orde en de slotregel.
Groen
De groenvoorzieningen die structuurbepalend zijn voor het plangebied, zijn als zodanig bestemd. Binnen deze bestemmingen zijn onder meer voet- en fietspaden, water, speelvoorzieningen en dergelijke toegestaan. Ter plaatse van de Wei van GeLuc is de aanduiding 'natuurbelevingsweide' toegevoegd die gebruik van de gronden ten behoeve van natuureducatieve doeleinden toestaat. Ook is op deze locatie een bouwvlak toegevoegd waarbinnen een nieuwe berging gerealiseerd kan worden.
Maatschappelijk
Deze bestemming geldt voor de gronden die thans in gebruik zijn voor maatschappelijke doeleinden zoals scholen, kerken en dergelijke. Er is in beginsel ruimte voor activiteiten die van educatief, cultureel, religieus, medisch en/of van algemeen maatschappelijk belang zijn.
Tuin
De bestemming 'Tuin' komt niet voor op de verbeelding bij voorliggend bestemmingsplan. Voor de locatie 'Mierenhoop' is echter een wijzigingsbevoegdheid opgenomen om de bestemmingen 'Maatschappelijk' en 'Groen' te wijzigen naar de bestemmingen 'Wonen', 'Groen' en 'Tuin'. Om deze reden is er in de planregels een bestemming 'Tuin' opgenomen. Deze bestemming komt overeen met de regeling uit bestemmingsplan 'Nagele' zoals die op 7 oktober 2010 is vastgesteld. Binnen de bestemming 'Tuin' mogen geen gebouwen opgericht worden.
Verkeer
Deze bestemming heeft betrekking op alle (openbare) verkeers- en parkeervoorzieningen in het plangebied. De bestemmingsomschrijving is ruim van opzet, wat inhoudt dat naast wegen en paden ook groenvoorzieningen mogelijk zijn. Deze meer globale wijze van bestemmen maakt enige flexibiliteit binnen het openbaar gebied mogelijk.
Wonen
Kenmerkend voor de kern Nagele is dat de meeste woonblokken als rechte stroken zijn geplaatst met gevels op het oosten en het westen voor een optimale bezonning. De bebouwing kenmerkt zich door openheid en strakheid. Dit heeft tot een bijzonder bouwkenmerk geleid, te weten het bouwen van gebouwen met een platte afdekking. Dit is in de planregels vertaald met de bepaling dat de dakafdekking van gebouwen plat moet zijn.
In de bestemmingsomschrijving is opgenomen dat deze gronden zijn bestemd voor wonen, en dat kan in woonhuizen of (indien aangeduid) in woongebouwen. Gelet op de definitie van woonhuizen is sprake van gebouwen die slechts één woning omvatten.
In de bouwregels wordt onderscheid gemaakt tussen gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde. Bij gebouwen wordt nader onderscheid gemaakt tussen hoofdgebouwen enerzijds (de woonhuizen of woongebouwen) en bijbehorende bouwwerken anderzijds. Onder bijbehorende bouwwerken worden bijgebouwen, aan- en uitbouwen, alsmede bouwwerken met een dak begrepen.
Een bijbehorend bouwwerk mag bijvoorbeeld wel worden gebruikt als slaapkamer van het huishouden dat in de woning is gevestigd. Voor vrijstaande objecten geldt dat zelfstandige bewoning wordt aangemerkt als een gebruik in strijd met het bestemmingsplan. Voor mantelzorg geldt een speciale regeling (algemene gebruiksregel).
Hoofdgebouwen moeten binnen het bouwvlak worden gebouwd. Om stedenbouwkundige redenen kunnen bouwaanduidingen zijn aangegeven.
Voorts zijn regels gesteld voor wat betreft de maximale hoogtes, de breedte van woningen en de afstand tot de zijdelingse perceelsgrens. Bij de locatie 'Noorderwinkels' zijn de verplichte afstanden ten opzichte van de zijdelingse perceelsgrens losgelaten. Hiervoor is een specifieke bouwaanduiding opgenomen op de verbeelding en in de regels.
Aan de oppervlakte van bijbehorende bouwwerken zijn twee maxima verbonden: de 50%-norm en het aantal m2. De 50%-norm is een beperking op de bouwmogelijkheden op kleine percelen, het maximale aantal m2 is een rem op de bouwmogelijkheden op grote percelen. Bij het berekenen van de toegestane bebouwing geldt de oppervlakte van het zogenaamde achtererfgebied.
De bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, achter de voorgevel of het verlengde daarvan mag ten hoogste 2,5 meter bedragen. Deze bepaling is met name van belang voor erfafscheidingen.
Gebouwen mogen mede worden gebruikt voor beroeps- en bedrijfsuitoefening aan huis, mits de woonfunctie als hoofdfunctie aanwezig blijft. Onder beroepsuitoefening aan huis wordt onder meer verstaan het verlenen van diensten op administratief, maatschappelijk, juridisch, (para)medisch, therapeutisch, kunstzinnig of daarmee gelijk te stellen gebied. Deze regeling vloeit voort uit de jurisprudentie zoals die zich heeft ontwikkeld ten aanzien van aan huisgebonden beroepen. Bij twijfelgevallen zal aansluiting moeten worden gezocht bij deze jurisprudentie.
Voor de bedrijfsactiviteiten aan huis geldt een lijst op basis van de VNG-uitgave 'Bedrijven en milieuzonering'. Het betreft geselecteerde licht-milieubelastende bedrijven als genoemd in categorie 1, dan wel bedrijven die naar hun aard en invloed op de omgeving hiermee vergelijkbaar zijn.
Voor zowel beroeps- als bedrijfsuitoefening aan huis zijn eisen opgenomen die de inpasbaarheid in de woonomgeving dienen te waarborgen. Zo is bepaald dat ten hoogste 30% van de oppervlakte van de woning en ten hoogste 60% van de bijbehorende bouwwerken mag worden gebruikt voor de activiteit tot een maximum van 75 m2. Tevens dient de activiteit geen afbreuk te doen aan de uitstraling van de woning en dient er geen nadelige invloed te zijn op het woon- en leefmilieu. Ook is een onevenredige toename van de parkeer-/verkeersdruk niet geoorloofd en is detailhandel niet toegestaan. Tenslotte dient de activiteit aan huis door de bewoner te worden uitgeoefend.
Waarde - Archeologische verwachtingswaarde gematigd
Om de te verwachten archeologische waarden te beschermen is een dubbelbestemming opgenomen. Met een dubbelbestemming kunnen ruimtelijk relevante belangen veilig worden gesteld die niet of onvoldoende met de basisbestemmingen kunnen worden gewaarborgd. De met de dubbelbestemming samenhangende belangen hebben in beginsel voorrang op de belangen van de onderliggende bestemmingen.
In het gebied met een gematigde archeologische verwachting is sprake van een middelhoge hoge concentratie archeologische vindplaatsen. De conserveringsomstandigheden zijn minder gunstig en de dichtheid aan vindplaatsen is beduidend lager dan in gebieden met een hoge verwachting. Hiervoor geldt voor het bouwen van bouwwerken ten behoeve van de basisbestemming met een nader aangegeven oppervlakte een omgevingsvergunning op grond van een binnenplanse afwijking nodig is. Voor nader genoemde werken en werkzaamheden met een nader aangegeven oppervlakte is in principe een aanlegvergunning nodig. Op de locaties 'Noorderwinkels' en 'Mierenhoop' is archeologisch vooronderzoek uitgevoerd. Op basis van de onderzoeksresultaten wordt in het kader van de voorgenomen bodemingrepen voor geen van beide locaties archeologisch vervolgonderzoek aanbevolen. Voor deze gebieden is de dubbelbestemming derhalve niet opgenomen.
Anti-dubbeltelbepaling
Deze bepaling is opgenomen om een ongewenste verdichting van de bebouwing te voorkomen. Deze zou zich kunnen voordoen indien een deel van een bouwperceel dat reeds bij de berekening van een maximaal bebouwingspercentage was betrokken wederom bij een dergelijke berekening, doch nu ten behoeve van een ander bouwperceel wordt betrokken.
Algemene gebruiksregels
In het Besluit ruimtelijke ordening is een gebruiksverbod opgenomen. Deze gaat uit van de gedachte, dat het gebruik uitsluitend mag plaatsvinden in overeenstemming met de bestemming. Dit maakt het noodzakelijk, dat de bestemmingsomschrijving voldoende duidelijk is.
Bepaald is dat het gebruik van behorende bouwwerken bij een woning ten dienste van bewoning door een persoon die vanwege zijn gezondheidstoestand is aangewezen op de niet bedrijfsmatige zorg van een bewoner van de woning, is toegestaan (zogenaamde mantelzorg).
Algemene aanduidingsregels
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de bestemmingen ter plaatse van de aanduiding 'wetgevingszone - wijzigingsgebied' te wijzigen in de bestemmingen 'Wonen' (inclusief bouwvlak), 'Groen' en 'Tuin'. In dit artikel zijn de voorwaarden opgenomen waaronder gebruik gemaakt kan worden de wijzigingsbevoegdheid.
Algemene afwijkingsregels
In dit artikel is een aantal regels opgenomen, om het mogelijk te maken dat het plan op ondergeschikte punten wordt aangepast. Dit evenwel met het voorbehoud dat de belangen van derden in redelijkheid niet mogen worden aangetast. Ook kleine afwijkingen (maximaal 10%) van de in de regels opgenomen, dan wel op de verbeelding (plankaart) aangegeven maten, kunnen volgens dit artikel mogelijk worden gemaakt. Omdat een en ander zich niet beperkt tot één bestemming maar bij diverse bestemmingen gewenst dan wel noodzakelijk kan blijken, zijn deze regels in beginsel op alle bestemmingen van toepassing.
Het toestaan van afwijkingen mag geen automatisme zijn. Burgemeester en wethouders zullen de belangen zorgvuldig moeten afwegen en het besluit motiveren conform het bepaalde in de Algemene wet bestuursrecht.
Overgangsregels
Bebouwing die niet voldoet aan de bepalingen van dit bestemmingsplan is onder het overgangsrecht gebracht. Een geringe uitbreiding van de bebouwing wordt mogelijk gemaakt. Indien de onder het overgangsrecht gebrachte bebouwing door een calamiteit verloren gaat is volledige herbouw toegestaan.
Het gebruik van gronden en opstallen dat in strijd is met dit bestemmingsplan op het tijdstip van inwerkingtreding, mag in beginsel worden voortgezet. Wijziging van dit strijdige gebruik is verboden, indien de afwijking van het plan wordt vergroot.
In de toelichting van een bestemmingsplan moet ook zijn neergelegd een beschrijving van de wijze waarop burgers en maatschappelijke organisaties bij de voorbereiding van het bestemmingsplan zijn betrokken. In de onderstaande paragrafen wordt hier verslag van gedaan.
De planonderdelen 'Noorderwinkels' en 'Mierenhoop' hebben onderdeel uitgemaakt van het voorontwerpbestemmingsplan 'Nagele - partiële herziening 2015'. Dit plan heeft van 21 mei 2015 tot en met 1 juli 2015 voor inspraakreacties ter inzage gelegen. Gedurende deze termijn is op 23 juni 2015 in Het Rietveld te Nagele een informatiebijeenkomst geweest.
De plandelen 'Noorderwinkels' en 'Schokkererf' zijn in de ontwerpfase geschrapt uit bestemmingsplan 'Nagele - partiële herziening 2015'. De economische haalbaarheid van beide plandelen was destijds onvoldoende zekergesteld om het plan vast te kunnen stellen. Het ontwerpbestemmingsplan 'Nagele - partiële herziening 2015' heeft vervolgens (dus met het plandeel 'Mierenhoop' maar zonder het plandeel 'Noorderwinkels') van 18 november 2015 tot en met 31 december 2015 ter inzage gelegen voor zienswijzen. Tegen het plandeel 'Mierenhoop' zijn geen zienswijzen ingebracht. Mede naar aanleiding van de ingediende zienswijzen op andere plandelen is vervolgens besloten de procedure voor bestemmingsplan 'Nagele - partiële herziening 2015' niet verder door te zetten.
Inmiddels is voor het plandeel 'Noorderwinkels' de economische uitvoerbaarheid wel voldoende aangetoond (zie: paragraaf 5.2 Uitvoerbaarheid). Om deze reden is besloten voor de locatie 'Noorderwinkels' een zelfstandige bestemmingsplanprocedure te doorlopen. Er is besloten om aan deze procedure het toekennen van een de wijzigingsbevoegdheid aan de locatie 'Mierenhoop' toe te voegen. De naam van het nieuwe plan is 'Nagele, Noorderwinkels e.a. - partiële herziening'. Er zijn voor de locaties 'Noorderwinkels' en 'Mierenhoop' geen wezenlijke veranderingen aangebracht ten opzichte van het voorontwerpbestemmingsplan 'Nagele - partiële herziening 2015' zoals dat vanaf 21 mei 2015 ter inzage heeft gelegen. Om deze reden is er voor gekozen om voor bestemmingsplan 'Nagele, Noorderwinkels e.a. - partiële herziening' niet opnieuw een voorontwerp ter inzage te leggen. In plaats hiervan is meteen een ontwerpbestemmingsplan in procedure gebracht.
Op de voorbereiding van een bestemmingsplan is afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht van toepassing, met dien verstande dat door een ieder zienswijzen omtrent het ontwerp bij de gemeenteraad naar voren kunnen worden gebracht. Er is een zienswijze ingediend op het bestemmingsplan. Deze zienswijze is beantwoord in de 'Nota samenvatting en beantwoording zienswijzen bestemmingsplan 'Nagele, Noorderwinkels e.a. - partiële herziening''. De beantwoording maakt onderdeel uit van de toelichting van het bestemmingsplan en is opgenomen als bijlage (zie: bijlage 7).
Het voorontwerp van bestemmingsplan 'Nagele - partiële herziening 2015' is op 13 mei 2015 de gebruikelijke wijze voor vooroverleg aangeboden aan onder meer de provinciale diensten en het Waterschap. Ook is het het voorontwerp toegezonden aan de Rijksdienst voor Cultureel Erfgoed (RCE). Het vooroverleg met de instanties viel samen met de termijn van de terinzagelegging van het voorontwerpbestemmingsplan voor inspraak.
Op 17 juli 2015 hebben wij van het waterschap Zuiderzeeland in het kader van het ambtelijk vooroverleg op grond van artikel 3.1.1 van het Besluit ruimtelijke ontwikkeling een overlegreactie ontvangen. Het waterschap geeft aan een positief wateradvies te geven en nader overleg niet nodig te achten. Wel doet het waterschap een tekstvoorstel voor de waterparagraaf. Deze tekst is integraal overgenomen in de toelichting van dit bestemmingsplan. De brief van het waterschap is als bijlage bij het bestemmingsplan gevoegd (zie:Bijlage 6, d.d. 17 juli 2015).
Van zowel de provincie als van de RCE hebben wij geen overlegreacties ontvangen. Zij geven hiermee aan geen bezwaren te hebben tegen het aan hen voorgelegde plan.
Omdat de planonderdelen 'Noorderwinkels' en 'Mierenhoop' in bestemmingsplan 'Nagele, Noorderwinkels e.a. - partiële herziening' niet wezenlijk zijn aangepast ten opzichte van het voorontwerpbestemmingsplan 'Nagele - partiële herziening 2015' is ervoor gekozen het bij het eerder gevoerde vooroverleg te laten.
Ingevolge artikel 3.1.6. van het Bro geeft de toelichting inzicht in de uitvoerbaarheid van het plan. Op grond van artikel 6.12 van de Wro stelt de gemeenteraad een exploitatieplan vast voor gronden waarop een bij algemene maatregel van bestuur aangewezen bouwplan is voorgenomen. Bij een besluit tot vaststelling kan de raad besluiten geen exploitatieplan vast te stellen, indien het verhaal van kosten van de grondexploitatie over de in het plan begrepen gronden anderszins verzekerd is.
De gemeente heeft met de eigenaren van alle gronden in het plandeel 'Noorderwinkels' overeenstemming bereikt over het verwerven van de betreffende gronden. De locatie 'Mierenhoop' was al in handen van de gemeente. Beide locaties zijn opgenomen in een grondexploitatie. De grondexploitatie wordt tegelijkertijd met het bestemmingsplan ter vaststelling aan de gemeenteraad aangeboden. De grondexploitatie 'Locaties Nagele' is als Bijlage 8 opgenomen bij deze toelichting. De grondexploitatie kent een positief resultaat. De grondexploitatie omvat naast de locaties 'Noorderwinkels' en 'Mierenhoop' ook de locatie 'Schokkererf'. Voor het plandeel 'Schokkererf' zal een separate bestemmingsplanprocedure gevolgd worden. Omdat het gehele plangebied in handen is van de gemeente komt hoeven er geen afspraken met derden gemaakte te worden over het verhalen van kosten. Door het vaststellen van de grondexploitatie is het verhaal van kosten van de grondexploitatie over de in het plan begrepen gronden voldoende verzekerd.