Plan: | Tussen Grachten en Vaarten |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0171.BP00486-VS01 |
Bij de voorbereiding van dit bestemmingsplan moet worden nagegaan of er bronnen zijn en zo ja, welke, die in of nabij het plangebied een belemmering (kunnen) vormen met name ten opzichte van de in het plan opgenomen gevoelige functies zoals wonen. In dit kader dient aandacht te worden besteed aan:
Bij het opstellen van een bestemmingsplan dient onderzoek te worden gedaan naar de kwaliteit van de bodem. Wanneer een bestemmingsplan betrekking heeft op vastlegging van een bestaande situatie is in beginsel geen bodemonderzoek noodzakelijk. Voorliggend bestemmingsplan betreft in hoofdzaak een consoliderend plan en is in beginsel gericht op het regelen van de bestaande functies in het plangebied.
Op de hoek Zuiderkade - Nagelerstraat - Baardmezenstraat is sprake van ernstige bodem: grond en grondwater zijn verontreinigd. Met het oog op die verontreiniging zijn deze gronden aangeduid met 'milieuzone' en is voor graafactiviteiten een aanlegvergunningstelsel opgenomen.
Vorenstaande impliceert niet dat elders in het plangebied geen verontreinigingen voorkomen en dienaangaande kan gesteld worden dat in het kader van een aanvraag om een reguliere bouwvergunning ook wordt getoetst of de bodemkwaliteit geschikt is om te bouwen.
De Wet geluidhinder (Wgh) heeft tot doel de mensen te beschermen tegen geluids- overlast. Op basis van deze wet dient bij het opstellen van een bestemmingsplan aandacht te worden besteed aan het aspect "geluid".
In de Wet geluidhinder is een zonering van industrieterreinen, wegen en spoorwegen geregeld. Enerzijds betekent dit dat (geluids)eisen worden gesteld aan de milieu- belastende functies, anderzijds betekent dit dat beperkingen worden opgelegd aan milieugevoelige functies.
In deze paragraaf wordt enkel ingegaan op de geluidsaspecten met betrekking tot wegverkeer en industrieterreinen. In of nabij het plangebied zelf is geen sprake van een zonering spoorweg.
Wegverkeer
Ingevolge het bepaalde in de Wet geluidhinder heeft in beginsel iedere weg een geluidszone. Een dergelijke zone geldt niet voor wegen die gelegen zijn binnen een als woonerf aangewezen gebied of wegen waarvoor een maximumsnelheid van 30 km/uur geldt.
Bij de voorbereiding van de vaststelling van een bestemmingsplan dat geheel of gedeeltelijk betrekking heeft op gronden binnen een dergelijke geluidszone, wordt akoestisch onderzoek ingesteld. Onderzoek naar geluidsaspecten van verkeer kan echter achterwege blijven indien op het tijdstip van de vaststelling van een bestemmingsplan een weg reeds aanwezig of in aanleg is en de woningen of andere geluidgevoelige objecten ook reeds aanwezig of in aanbouw zijn. De verplichting tot het uitvoeren van een akoestisch onderzoek geldt evenmin, indien in dat bestemmingsplan geen mogelijkheden worden geboden voor het realiseren van nieuwe woningen en andere geluidgevoelige objecten.
Omdat in het voorliggende plangebied geen nieuwe gevoelige functies worden geprojecteerd, hoeft derhalve geen akoestische toetsing plaats te vinden.
Zones rond industrieterrein
In de Wet geluidhinder wordt een industrieterrein als volgt gedefinieerd ' terrein waaraan een bestemming is gegeven die de mogelijkheid van vestigingen van inrichtingen, behorende tot een bij algemene maatregel van bestuur aan te wijzen categorie van inrichtingen die in belangrijke mate geluidhinder kunnen veroorzaken, insluit'.
Ingevolge het bepaalde in artikel 40 van die wet dient bij vaststelling van een plan voor een dergelijk industrieterrein een rond het betrokken terrein gelegen zone vastgesteld, waarbuiten de geluidsbelasting vanwege dat terrein de waarde van 50 dB(A) niet te boven mag gaan.
Op de hoek Nijverheidsstraat/Bouwerskamp is IJsselmeerbeton gevestigd. Dit bedrijfsonderdeel levert betonmortel voor de bouw en wordt aangemerkt als een 'aangewezen inrichting' die in belangrijke mate geluidhinder kan veroorzaken. De geluidzone valt deels buiten het plangebied en heeft voor dat deel regeling gevonden in het bestemmingsplan Emmeloord-West 2006, vastgesteld door de gemeenteraad op 14 december 2006.
Met de voorbereiding van het onderhavige bestemmingsplan dient te worden nagegaan welke bronnen in of nabij het plangebied een belemmering kunnen vormen voor gevoelige functies als wonen.
Doelstelling van het bestemmingsplan is dat bestaande bedrijfsactiviteiten in beginsel worden gerespecteerd en geregeld. Uit een oogpunt van goede ruimtelijke ordening heeft het geen zin een bedrijfsbestemming te projecteren die vanwege milieuregelgeving niet kan worden gerealiseerd. Daarnaast dient te worden bezien of sprake is van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat (de '‘omgekeerde werking’'). Onderzocht moet dus worden wat – vooral in verband met de nabije aanwezigheid van gevoelige bebouwing of functies (als wonen)– de uitstralingseffecten van bedrijfsactiviteiten zijn en of dan in de nabijheid nog sprake is van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat. In dat kader worden in de VNG- brochure "Bedrijven en milieuzonering" richtafstanden gegeven. Die afstanden gaan uit van gemiddeld moderne bedrijven. Indien bekend is welke activiteiten concreet worden beoogd, dan kan gemotiveerd worden uitgegaan van de daadwerkelijk te verwachten milieubelasting (in plaats van de richtafstanden). Benadrukt moet worden dat de richtafstanden zijn afgestemd op het omgevingstype rustige woonwijk (of een vergelijkbaar omgevingstype) en dat de richtafstanden bij een omgevingstype gemengd gebied (een gebied met een matige tot sterke functiemenging) kunnen worden verlaagd zonder dat dit ten koste gaat van het woon- en leefklimaat.
Het ruimtelijk beleid van rijk en provincies biedt gemeenten beleidsvrijheid voor maatwerk op lokaal niveau. De genoemde VNG-handreiking "Bedrijven en milieuzonering" is een hulpmiddel bij de invulling daarvan. De brochure kent Staten van Bedrijfsactiviteiten met indelingen in categorieën van bedrijven. Door voldoende afstand in acht te nemen tussen milieubelastende activiteiten (zoals bedrijven) en gevoelige functies (zoals woningen en scholen) worden hinder en gevaar voorkomen en wordt het bedrijven mogelijk gemaakt zich binnen aanvaardbare voorwaarden te vestigen.
In de richtafstandenlijsten wordt onderscheid gemaakt naar richtafstanden voor de ruimtelijk relevante milieuaspecten geur, stof, geluid en gevaar. De grootste van de vier richtafstanden is bepalend voor de indeling van een activiteit in een milieucategorie. Onderstaand het verband tussen de afstand en de milieucategorie:
milieucategorie grootste richtafstand
1 10 meter
2 30 meter
3.1 50 meter
3.2 100 meter
4.1 200 meter
De factoren, die hebben geleid tot de indeling in categorieën dienen als indicatief te worden beschouwd, met dien verstande dat de bepalende "grootste afstand" niet mag worden overschreden indien daardoor een bedrijfsactiviteit ontstaat die niet meer past binnen de indeling. De Staat is gebaseerd op het gemiddelde bedrijfstype. Daardoor kan de milieubelasting van de binnen dit type voorkomende bedrijven onderling nogal verschillen. Deze verschillen kunnen voortvloeien uit:
Het bestemmingsplan en de milieuregelgeving vormen elkaars complement. Voor zo ver met behulp van een zonering eventuele overlast voor de omgeving niet voldoende kan worden beperkt, kan de toepassing van milieuregelgeving uitkomst bieden.
De mogelijkheden voor bedrijfsvoering worden (vooral) bepaald door milieuregelgeving (onder andere Activiteitenbesluit, Wet milieubeheer) en het kan voorkomen dat de planologisch geboden gebruiksmogelijkheden dan niet (maximaal) kunnen worden benut.
Wet milieubeheer/Activiteitenbesluit
Op 1 januari 2008 is het Besluit algemene regels voor inrichtingen milieubeheer (Activiteitenbesluit) in werking getreden. Dit besluit bevat algemene milieuregels voor bedrijven. Inrichtingen die vallen onder het regime van het Activiteitenbesluit hebben vaak geen milieuvergunning nodig, maar moeten wel voldoen aan de voorschriften van het besluit. In de huidige systematiek vallen alle Wet-milieubeheerinrichtingen onder de algemene regels uit het Activiteitenbesluit, tenzij ze zijn uitgezonderd.
Relatie bedrijfsactiviteiten/woningen
Dit plangebied heeft naast een woonfunctie ook de functie van bedrijventerrein. In dit plan is sprake van vastlegging van de bestaande situatie. In het plangebied is sprake van bedrijvigheid in de categorie 1, 2, 3 en 4. Op het bedrijventerrein (Bouwerskamp) kunnen en worden bedrijven worden toegestaan in maximaal de milieucategorie 3.1 met een richtafstand van 50 meter. De bestaande zwaardere bedrijvigheid is aangeduid.
Binnen deze afstand ligt doorgaans geen woonbebouwing anders dan bedrijfswoningen. Met ontheffing kan niet in de Staat van Bedrijfsaciviteiten genoemde bedrijvigheid dan wel 'zwaardere' bedrijvigheid worden toegestaan, maar daarbij moet worden beoordeeld in hoeverre sprake is van een 'niet ongunstiger' invloed op de omgeving.
Gelet op het omgevingstype gemengd gebied (een gebied met een matige tot sterke functiemenging) kunnen de richtafstanden worden verlaagd zonder dat dit ten koste gaat van het woon- en leefklimaat.
Benadrukt moet worden dat de mogelijkheden voor bedrijvigheid tevens in het kader van de milieuregelgeving wordt beoordeeld.
Voor de bedrijven op de bedrijventerreinen geldt dat de vigerende milieuvergunningen, voor zover van toepassing, en het Activiteitenbesluit afdoende moeten worden geacht.
Met betrekking tot luchtkwaliteit moet rekening worden gehouden met het gestelde in de Wet Milieubeheer (Wm), hoofdstuk 5, titel 5.2 Luchtkwaliteitseisen en de bijbehorende bijlagen.
Op basis van artikel 5.16 Wm kan, samengevat, een bestemmingsplan worden vastgesteld, indien:
Van een verslechtering van de luchtkwaliteit "in betekenende mate" is sprake indien zich één van de volgende ontwikkelingen voordoet:
Dit bestemmingsplan bevat nog de mogelijkheid om op verschillende plaatsen tot nieuwe ontwikkelingen te komen en daarom is besloten om alsnog een berekening te maken om de invloed op de luchtkwaliteit na te gaan.
Luchtkwaliteitsberekening
De concentraties van NO2 en PM10 voor het huidige jaar 2009 en de toekomstige situatie (2015 en 2020) zijn berekend voor de Nagelerstraat. Deze loopt centraal door het plangebied en omvat het meeste verkeer. Als gevolg van het akoestisch onderzoek dat is uitgevoerd ten behoeve van de nieuwe "Deel" zijn intensiteiten bekend voor de directe omgeving. De intensiteiten zullen op de Nagelerweg minder zijn, maar als worst-casescenario zal van de hoogste intensiteiten worden uitgegaan.
De tellingsgegevens dateren uit 2008 en in de berekeningen is enerzijds rekening gehouden met een jaarlijkse toename van het verkeer (inclusief vrachtverkeer) met gemiddeld 200 voertuigen, en daarnaast met een extra toename als gevolg van de mogelijke ontwikkelingen in het plangebied. De berekeningen zijn uitgevoerd met behulp van het CAR II-model versie 8.1.
Voor de overige invoer voor de CAR II-berekeningen wordt verwezen naar Bijlage 3 Berekeningen luchtkwaliteit.
In onderstaande tabel zijn de resultaten van de luchtkwaliteitsberekeningen weergegeven.
Verkeers- intensiteit |
Jaargemiddelde concentratie NO2 in µg/m3 | Jaargemiddelde concentratie PM10 in µg/m3 | Aantal overschrijdingen van 24-uursgemiddelde norm PM10 van 50 µg/m3 |
|
Grenswaarde | 40 | 40 | 35 | |
Nagelerstraat | ||||
2009 | 12.900 | 18,4 | 22,0 | 4 |
2015 (inclusief uitvoering plan) | 14.100 | 14,5 | 21,0 | 3 |
2020 (inclusief uitvoering plan) | 15.100 | 11,5 | 19,8 | 1 |
Waarden voor PM10 zijn zonder aftrek voor zeezout.
Conclusie
Geconcludeerd kan worden dat zowel de huidige als de toekomstige situatie na realisatie van de plannen niet leidt tot een overschrijding van de grenswaarden uit de Wet milieubeheer.