direct naar inhoud van Artikel 4 Bedrijf
Plan: Emmeloord, Noord en Oost
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0171.BP00484-VS01

Artikel 4 Bedrijf

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ' Bedrijf ' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. bedrijven die zijn genoemd in de categorieën 1 en 2 van Bijlage 1 Staat van Bedrijfsactiviteiten;
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'opslag', tevens een bedrijf ten dienste van het wegbeheer met bijbehorende opslag;
  • c. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning', tevens het wonen in een bedrijfswoning;
  • d. ter plaatse van de aanduiding 'geluidwal', tevens een geluidwal;
  • e. ter plaatse van de aanduiding 'haven', tevens een watersportbedrijf met als ondergeschikte functie de daarbij behorende detailhandel;
  • f. ter plaatse van de aanduiding 'verkooppunt motorbrandstoffen zonder lpg' , tevens een verkooppunt voor motorbrandstoffen en detailhandel in weggebonden artikelen;
  • g. ter plaatse van de aanduiding 'verkooppunt motorbrandstoffen met lpg', tevens een verkooppunt voor motorbrandstoffen met verkoop van lpg tot een doorzet van niet meer dan 500 m³/j en detailhandel in weggebonden artikelen;
  • h. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - mast', tevens een reclamemast;
  • i. uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'vulpunt lpg', een vulpunt lpg;

met daarbijbehorende:

  • j. gebouwen, een bedrijfswoning en bijbehorende bouwwerken daar niet onder begrepen, tenzij anders in dit plan is geregeld;
  • k. bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
  • l. andere-werken;
  • m. ontsluitingswegen en paden;
  • n. watergangen en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  • o. groenvoorzieningen;
  • p. nutsvoorzieningen;
  • q. parkeervoorzieningen;

met dien verstande dat:

  • r. bedrijfskantoren zijn toegestaan en de vloeroppervlakte hiervan ten hoogste 30% bedraagt;
  • s. detailhandel niet is toegestaan, met uitzondering van productiegebonden detailhandel, tenzij anders in dit plan is geregeld;
  • t. Bevi-inrichtingen niet zijn toegestaan, met uitzondering van bestaande Bevi-inrichtingen;
  • u. vuurwerkbedrijven niet zijn toegestaan;
  • v. Wgh-inrichtingen niet zijn toegestaan;
  • w. inrichtingen die zijn genoemd in bijlage C en D van het Besluit milieu-effectrapportage 1994 niet zijn toegestaan.
4.2 Bouwregels

Binnen deze bestemming mogen bouwwerken ten dienste van de bestemming worden gebouwd met inachtneming van de volgende bepalingen.

4.2.1 Gebouwen

Voor een gebouw gelden de volgende regels:

  • a. een gebouw dient binnen een bouwvlak te worden gebouwd;
  • b. een gebouw waarbij gelet op de omvang of functie daarvan ruimte nodig is voor het parkeren of stallen van motorvoertuigen mag alleen worden gebouwd indien uit de aanvraag om omgevingsvergunning blijkt dat voldoende parkeer- of stallingsruimte wordt gerealiseerd;
  • c. het bebouwingspercentage van het bouwvlak mag niet minder zijn dan 20 en niet meer dan 70, en ter plaatse van de aanduiding 'maximum bebouwingspercentage (%)' niet meer dan het aangegeven percentage;
  • d. de afstand tot de perceelgrens mag niet minder dan 2 m bedragen;
  • e. de onderlinge afstand tussen de gebouwen mag niet minder dan 2 m bedragen;
  • f. ter plaatse van de aanduiding 'maximale goothoogte (m)' mag de goothoogte niet meer bedragen dan de aangegeven hoogte;
  • g. ter plaatse van de aanduiding 'maximale bouwhoogte (m)' mag de bouwhoogte niet meer bedragen dan de aangegeven hoogte;
  • h. op het tijdstip van de terinzagelegging van het plan bestaande bebouwing met afwijkingen in maten en afmetingen mag gehandhaafd worden.
4.2.2 Bedrijfswoningen

Voor een bedrijfswoning gelden de volgende regels:

  • a. de inhoud mag niet meer dan 600 m³ bedragen;
  • b. de goothoogte mag niet meer dan 6 m bedragen.
4.2.3 Bijbehorende bouwwerken bij een bedrijfswoning

Voor een bijbehorend bouwwerk bij een bedrijfswoning gelden de volgende regels:

  • a. de gezamenlijke oppervlakte mag per bedrijfswoning niet meer dan 40 m² bedragen;
  • b. de goothoogte mag niet meer dan 3,5 m bedragen.
4.2.4 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor een bouwwerk, geen gebouw zijnde, gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag indien deze voor de voorgevel of een naar de weg gekeerde zijgevel van het hoofdgebouw of het verlengde daarvan wordt opgericht niet meer dan 1 m bedragen en in andere gevallen niet meer dan 2,5 m;
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'verkooppunt motorbrandstoffen zonder lpg' en ter plaatse van de aanduiding 'verkooppunt motorbrandstoffen met lpg' mogen overkappingen of luifels worden gebouwd tot een oppervlakte van niet meer dan 400 m² en een bouwhoogte van niet meer dan 8 m;
  • c. ter plaatse van de aanduiding 'geluidwal' mag de bouwhoogte niet meer bedragen dan 5 m;
  • d. de bouwhoogte van licht- en vlaggenmasten mag niet meer dan 12 m bedragen;
  • e. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - mast' mag de bouwhoogte niet meer bedragen dan 25 m;
  • f. in overige gevallen mag de bouwhoogte niet meer dan 10 m bedragen.
4.3 Specifieke gebruiksregels
4.3.1 Strijdig gebruik

Tot een met de bestemming strijdig gebruik wordt in ieder geval gerekend:

  • a. bewoning van bedrijfsruimten;
  • b. het gebruik van gronden als staanplaats voor onderkomens en als opslag-, stort- of bergplaats van al dan niet afgedankte voorwerpen, stoffen, materialen en producten, tenzij dit noodzakelijk is in verband met het normale beheer en onderhoud van de gronden en gebouwen.
4.4 Afwijken van de gebruiksregels

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in 4.1 en tevens bedrijven toelaten die niet zijn genoemd in Bijlage 1 Staat van Bedrijfsactiviteiten, of die volgens Bijlage 1 Staat van Bedrijfsactiviteiten, van een hogere categorie zijn, voorzover het betrokken bedrijf naar aard en invloed op de omgeving geacht kan worden te behoren tot de reeds toegelaten categorie, met dien verstande dat:

  • a. Bevi-inrichtingen niet zijn toegestaan;
  • b. vuurwerkbedrijven niet zijn toegestaan;
  • c. Wgh-inrichtingen niet zijn toegestaan.
4.4.1 Afwegingskader

Een in 4.4 genoemde omgevingsvergunning kan slechts worden verleend indien geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:

  • a. het straat- en bebouwingsbeeld;
  • b. de milieusituatie;
  • c. de verkeersveiligheid;
  • d. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
  • e. de sociale veiligheid;
  • f. de externe veiligheid.