Plan: | Spoorlanden en Zendijk |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0166.00991121-VB02 |
Bij ruimtelijke planvorming moet aandacht worden besteed aan de natuurwetgeving. De op 1 oktober 2005 vastgestelde gewijzigde Natuurbeschermingswet 1998 en de Flora- en faunawet vormen het belangrijkste juridische kader voor natuurbescherming in Nederland. De verplichtingen voor de bescherming van natuurgebieden zijn opgenomen in de Natuurbeschermingswet 1998 en de bescherming van plant- en diersoorten is vastgelegd in de Flora- en faunawet. Er kan een tweedeling worden gemaakt in gebieds- en soortbescherming.
Gebiedsbescherming
Bij iedere ruimtelijke ontwikkeling is een gemeente verplicht om te onderzoeken of het plangebied in of bij een speciale beschermingszone (sbz) als bedoeld in de Natuurbeschermingswet 1998 ligt. Hierbij wordt uitvoering gegeven aan de Europese Vogel- en Habitatrichtlijn. De kwaliteit van de natuurlijke habitats en de habitats van soorten mogen niet worden aangetast.
Het plangebied is niet aangewezen als sbz. Wel grenst het plangebied aan het Natura 2000-gebied "Uiterwaarden IJssel". Het Natura 2000-netwerk bestaat uit gebieden die zijn aangewezen onder de Vogelrichtlijn en aangemeld onder de Habitatrichtlijn. In Natura 2000-gebieden geldt een vergunningplicht voor activiteiten of projecten die schadelijk zijn voor de beschermde natuur. De provinciale overheid is hiervoor verantwoordelijk.
Gelet op het feit dat het plan consoliderend van aard is en bovendien nieuwvestiging van zware industrie niet meer mogelijk is (wat in het voorgaande plannen wel het geval was) en gelet op het feit dat in het plan geen vrije vestigingsruimte meer over is (er zal dan namelijk eerst een andere activiteit beƫindigd moeten worden), kan gesteld worden dat het plan geen toename in de stikstofemissie zal veroorzaken. Om die reden is ook geen onderzoek gedaan in de zin van de Natuurbeschermingswet.
Zoals reeds vermeld, zijn de uiterwaarden van de IJssel zijn aangewezen als Natura 2000-gebied. Op basis van andere recent uitgevoerde onderzoeken (zoals de passende beoordeling van het bestemmingsplan voor het buitengebied - waar overigens nog wel uitbreidingsruimte voor bedrijven in is opgenomen) kan worden geconcludeerd dat de voor die gebieden gedefinieerde beschermingsniveaus reeds in de bestaande situatie worden overschreden. In deze aanwezige achtergrondconcentratie is ook - op basis van CBS-gegevens - de bijdrage door de bestaande bedrijven in het onderhavige plangebied meegenomen samen met alle andere emissies van verkeer, woonwijken, industriegebieden.
Het dichtstbijzijnde natuurgebied met een gevoelige habitat is Scherenwelle op een afstand van circa 1 km. Een toename van de stikstofdepositie ten gevolge van dit plan wordt niet verwacht. Een afname in de tijd zal waarschijnlijker zijn. Enerzijds door generieke maatregelen, anderzijds door het feit dat steeds meer bedrijven actief aan energiebesparing doen en stookinstallaties en wegverkeer steeds schoner worden. De bijdrage daarin door bedrijven in het plangebied sec is zeer beperkt gelet op de geringe relatieve bijdrage van het plangebied binnen de totale achtergrondconcentratie.
Het voorliggende plan heeft dus een overwegend consoliderend karakter. De bestaande functies en het grondgebruik blijven gehandhaafd. Aangezien er in de toekomstige situatie qua functiegebruik niets verandert, is dat geen verslechtering voor het aangrenzende richtlijngebied. Het plangebied behoudt immers de al bestaande gebruiksmogelijkheden; er worden geen nieuwe gebruiksmogelijkheden toegevoegd.
Ook geldt ruimtelijk beleid voor de Ecologische Hoofdstructuur (EHS). Het plangebied grenst aan de EHS. Het beleid voor de EHS is gericht op "behoud, herstel en ontwikkeling van de wezenlijke kenmerken en waarden" van de EHS waarbij rekening gehouden wordt met de andere belangen die in het gebied aanwezig zijn. De kernkwaliteiten binnen de EHS zijn natuurkwaliteit, landschappelijke kwaliteiten en beleving van rust. Dat betekent dat er geen ruimte is voor ontwikkelingen die niet passen binnen de doelstelling van de EHS, tenzij er sprake is van een zwaarwegend maatschappelijk belang waar niet op een andere manier aan kan worden voldaan. Dergelijke ontwikkelingen worden binnen dit bestemmingsplan niet mogelijk gemaakt.
Aangezien er geen nieuwe ontwikkelingen in het bestemmingsplan zijn meegenomen hoeft een natuurtoets ten behoeve van de gebiedsbescherming niet plaats te vinden.
Soortbescherming
Sinds 1 april 2002 regelt de Flora- en faunawet de bescherming van in het wild voorkomende inheemse planten en dieren. Deze wet heeft tot doel om beschermde flora- en faunasoorten te beschermen. Ruimtelijke ontwikkelingen kunnen tot gevolg hebben dat beschermde soorten in het geding komen. Indien dergelijke soorten aanwezig zijn en door de voorgenomen ruimtelijke ontwikkeling bedreigd worden, moet een ontheffing aangevraagd worden.
Gelet op het feit dat het bestemmingsplan consoliderend van aard is, hoeft in het kader van dit bestemmingsplan geen nader onderzoek plaats te vinden in het plangebied. Initiatiefnemers van nieuwe plannen die vallen binnen het plangebied moeten zelf zorg dragen voor een natuurtoets conform de vereisten van de Flora- en faunawet.