direct naar inhoud van 3.9 Externe veiligheid
Plan: Stationsomgeving Hanzelijn
Status: onherroepelijk
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0166.00991005-OH01

3.9 Externe veiligheid

3.9.1 Algemeen

In het kader van een goede ruimtelijke ordening moet binnen redelijke grenzen gewaarborgd worden dat door de (toekomstige) vestiging van woningen of andere functies geen onverantwoorde veiligheidsrisico's ontstaan. Risicobronnen moeten worden geïnventariseerd en beoordeeld om een uitspraak te kunnen doen over de aanvaardbaarheid van de risico's en de mogelijkheden tot het beperken ervan. In en rond het plangebied kunnen verschillende ramptypen zich voordoen.

Hoe risico's met betrekking tot externe veiligheid moeten worden verantwoord staat in verschillende regelingen beschreven. Daarnaast heeft de gemeenteraad in 2007 de beleidsnota “Kampen IJsselsterk Veilig” vastgesteld waarin specifiek staat vermeld hoe omgegaan moet worden met risico's in 4 verschillende soorten gebieden (woongebieden, overige gebieden, bedrijventerreinen en industrieterreinen). Het plan Stationsomgeving is qua typering gelijkgesteld met “woongebied”.

Niet alle veiligheidsaspecten worden in het kader van de ruimtelijke ordening (bij de vaststelling van dit bestemmingsplan) beschreven of verantwoord omdat hiervoor specifieke regels gelden die toegepast moeten worden bij bijvoorbeeld het verlenen van een milieuvergunning of een ontheffing voor een gevaarlijk transport. Alleen als voorzienbaar is dat door de mogelijkheden die het ruimtelijke plan biedt later niet-vergunbare of onverantwoorde situaties (kunnen) ontstaan, dient het plan voldoende waarborgen te bieden dat dit niet voorkomt (bijvoorbeeld door vestiging van bepaalde functies uit te sluiten).

Ook ruimtelijk niet-relevante aspecten blijven in een bestemmingsplan buiten beschouwing. In algemene zin geldt dat het bestemmingplan dient te voorkomen dat ongewenste veiligheidssituaties ontstaan voor zover te voorzien en voor zover dit niet (later) op grond van andere (specifiekere) regelingen geborgd is. Om te bepalen of iets wel of niet verantwoord wordt geacht wordt onderscheid gemaakt tussen het zogenaamde plaatsgebonden risico en het groepsrisico. Voor het groepsrisico bestaat geen norm maar slechts een oriënterende waarde. Zeker als er sprake is van een toename van het groepsrisico dient dit verantwoord te worden, waarbij onder andere rekening gehouden moet worden met aspecten als bereikbaarheid van de locatie, de bestrijdbaarheid van een ramp en de zelfredzaamheid van de personen binnen het invloedsgebied (van belang bij een eventuele ontruiming van het gebied bij een calamiteit). Bij de vaststelling van een ruimtelijk plan wordt niet alleen gekeken naar het mogelijk effect van een ongeluk maar ook naar de kans dat een dergelijk ongeluk zich voordoet. Het risico is het product van deze kans en het effect.

De hulpdiensten gaan bij hun advisering uit van het meest waarschijnlijke scenario behorend bij de aanwezige of geplande risicobron. De advisering richt zich onder andere op de bereikbaarheid (ook vluchtwegen en zelfredzaamheid van te evacueren personen) en de bestrijdbaarheid. De calamiteit moet voldoende bereikbaar en bestrijdbaar zijn en de in het effect- en invloedsgebied aanwezige personen moeten zich zoveel mogelijk zelf in veiligheid kunnen brengen. Voorafgaand aan de vaststelling van een ruimtelijk plan wordt echter ook nadrukkelijk de afweging gemaakt tussen het effect van een calamiteit, de mogelijkheden voor bestrijding daarvan, de hulpverlening en de kans dat de calamiteit zich voordoet. Omdat dit in hoofdzaak een globaal ruimtelijk plan betreft wordt de verantwoording van het groepsrisico pas gedaan in het kader van de uitwerkingsplannen als meer bekend is over welke functies zich op welke locaties zullen gaan vestigen. Ook andere eisen aan de (brand)veiligheid worden in deze kaders meegenomen. Vooroverleg met de veiligheidregio IJsselland (zie Bijlage 21 Besprekingsverslag externe veiligheid) heeft niet op voorhand geleid tot expliciete uitsluiting van functies in het kader van dit grotendeels globale plan.

3.9.2 Korte toelichting op begrippen

Zonder in deze toelichting uitputtend in te willen gaan op hetgeen in de bijvoorbeeld het "Besluit externe veiligheid inrichtingen" is gedefinieerd is het nuttig hier toch kort enkele belangrijke begrippen toe te lichten.

Het plaatsgebonden risico

Dit is het risico dat bestaat op een specifieke plaats om te overlijden aan een calamiteit. Uitgangspunt is daarbij dat één persoon continu en onbeschermd op deze plaats aanwezig is. De notatie is PR 10-5/jr, PR 10-6/jr, PR 10-7/jr enzovoort. PR 10-6/jr betekent dat men op die locatie - mits continu aanwezig - een kans heeft op overlijden van eens in de miljoen jaar. PR 10-8/jr betekent dat de kans op overlijden op die locatie eens in de 100 miljoen jaar is.

Algemeen kan worden gesteld dat in een nieuwe situatie geen kwetsbare objecten binnen de PR 10-6/jr tr mogen komen.

Het groepsrisico

Het groepsrisico (GR) is in feite een vertaling van het plaatsgebonden risico. Het groepsrisico houdt rekening met de daadwerkelijke aanwezigheid van personen en geeft de kans dat een bepaalde groep personen tegelijkertijd het (dodelijke) slachtoffer zou kunnen worden. Het voor een situatie berekende groepsrisico wordt in een grafiek weergegeven, waarin op de horizontale as het berekende aantal slachtoffers en op de verticale as de cumulatieve frequentie daarvan is weergegeven. Het ijkpunt voor het groepsrisico wordt aangeduid als oriëntatiewaarde. De oriëntatiewaarde van het groepsrisico is 10-2/N2 met N het aantal slachtoffers (voor het spoor).

Beperkt kwetsbaar object

Een object waarvoor ingevolge het Besluit externe veiligheid inrichtingen een richtwaarde voor het risico dan wel een risicoafstand is bepaald, waarmee rekening moet worden gehouden.

Kwetsbaar object

Een object waarvoor ingevolge het Besluit externe veiligheid inrichtingen een grenswaarde voor het risico dan wel een risicoafstand tot een risicovolle inrichting is bepaald, die in acht genomen moet worden.

3.9.3 Beschrijving van het plangebied en veiligheidsrisico's

Het Stationsgebied ligt in het invloedsgebied van eventuele rampen met gevaarlijke

transporten over de nieuwe Hanzelijn en de N50.

De gemeenteraad heeft met de vaststelling van het beleid "Kampen IJsselsterk veilig" in

2007 aangegeven dat woongebieden veilig moeten zijn en dat daar de zogenaamde oriënterende waarde van het groepsrisico in principe niet mag worden overschreden.

Bureau Save heeft in het kader van deze ruimtelijke procedure op 7 februari 2011 een QRA opgesteld om te kijken of het plaatsgebonden risico en de oriëntatiewaarde wordt overschreden. Zie voor het volledige rapport Bijlage 22 QRA transport gevaarlijke stoffen.

Plaatsgebonden risico

Langs de Hanzelijn ligt aan weerszijden van het hart van het spoor een veiligheidszone van 30 meter. De contour voor het plaatsgebonden risico met een overlijdingskans van 10-6 (eens in de miljoen jaar) ligt daarbinnen. In deze veiligheidszone mogen geen gebouwen, waar personen kunnen verblijven, worden gebouwd, het station uitgezonderd. Hiermee wordt voldaan aan de grenswaarde van het plaatsgebonden risico.

Voor de N50 bestaat er geen plaatsgebonden risico van 10-6 buiten de rand van de

weg.

Groepsrisico

Als input voor de verantwoording is de veiligheidsregio IJsselland in haar rol als adviseur gevraagd of het noodzakelijk was nu reeds bepaalde functies uit te sluiten (bijvoorbeeld een school). Dit heeft echter geen concrete uitsluitingen opgeleverd (zie Bijlage 21 Besprekingsverslag externe veiligheid).

Uit het onderzoek van bureau Save blijkt dat in ieder geval aan de wettelijke normen en aan het gemeentelijke beleid ten aanzien van het groepsrisico voldaan kan worden. Alleen een zeer ongunstige invulling van het plan kan leiden tot een overschrijding van de oriënterende waarde.

Doordat het plan deels een directe bouwtitel heeft en deels een gebied nader uit te werken, is aan de brandweer advies gevraagd om voorwaarden mee te geven voor het te ontwikkelen gebied.

Deze voorwaarden worden opgenomen in de planregels. Het advies van de brandweer is toegevoegd. Zie Bijlage 23 Memo verantwoording groepsrisico.

Verder kan gesteld worden dat de directe bouwtitel van het plan aansluit bij de stedenbouwkundig variant in het veiligheidsonderzoek van bureau SAVE. Dit betekent concreet dat er vanuit gegaan kan worden dat de directe bouwtitel geen negatief effect heeft op het groepsrisico.

Wel zal bij het nader uit te werken deel rekening gehouden worden met de functies en de daarbij behorende personendichtheden, zodat wel voldaan wordt aan het gemeentelijk veiligheidsbeleid waarbij de oriëntatiewaarde bij voorkeur niet mag worden overschreden.

Gelet op alle bovenstaande bevindingen wordt de veiligheidssituatie met betrekking tot het groepsrisico verantwoord geacht. In overleg met de brandweer, veiligheidsregio en gemeente zal in het kader van de verdere uitwerkingsplannen opnieuw een verantwoording van het groepsrisico moeten worden opgesteld. Hierdoor wordt geborgd dat er geen onverantwoorde situaties ontstaan.

Luchtverkeer

Risico's met betrekking tot luchtverkeer worden in dit plan buiten beschouwing gelaten als niet relevant. De kans op een calamiteit ten gevolge van een ongeluk met luchtverkeer is dermate klein dat dit risico verwaarloosbaar is.

Transport over water

De dichtstbijzijnde vaarweg is de IJssel, die is gelegen op ruime afstand van het plangebied. Op grond van het ontwerpbasisnet water (19 januari 2008) kan voor de bebouwing (zoals die er stond ten tijde van het onderzoek) de conclusie getrokken worden dat het groepsrisico in ieder geval lager ligt dan 10% van de oriënterende waarde. De PR 10-6-contour ligt op het water. Om deze redenen kan gesteld worden dat het risico ten gevolge van een ongeval op de IJssel, hoewel hypothetisch aanwezig, verwaarloosbaar is.

Inrichtingen

In het plangebied of in de omgeving daarvan zijn geen, qua externe veiligheid, relevante inrichtingen aanwezig.

Buisleidingen

De verlegde Niersallee wordt in de uiterste noordgrens doorkruist door een aardgasleiding. Omdat in dit plan op die locatie niet wordt voorzien in een verdichting van personen en reeds in het kader van het Onderdijks onderzoek is gedaan wordt in dit plan verder geen onderzoek gedaan naar veiligheidsrisico's van de buisleiding.