Plan: | Stationsomgeving Hanzelijn |
---|---|
Status: | onherroepelijk |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0166.00991005-OH01 |
De provincie Overijssel heeft het streekplan, verkeer- en vervoerplan, waterhuishoudingsplan en milieubeleidsplan samengevoegd tot één Omgevingsvisie. Hèt provinciale beleidsplan voor de fysieke leefomgeving van Overijssel. Eén van de instrumenten om het beleid uit deze Omgevingsvisie te laten doorwerken is de Omgevingsverordening. Beide documenten zijn op 1 juli 2009 door Provinciale Staten vastgesteld.
In de Omgevingsvisie wordt de visie op de ontwikkeling van de fysieke leefomgeving van de provincie Overijssel tot 2030 weergegeven. Het beleid staat primair in dienst van de sociaal-economische ontwikkeling van Overijssel. Dit betekent dat ruimte wordt gemaakt voor ontwikkeling van werkgelegenheid en dat hoogwaardige woonmilieus tot stand worden gebracht. Die dynamiek moet benut worden als een kans om de ruimtelijke kwaliteit en duurzaamheid te versterken.
De provincie definieert Ruimtelijke kwaliteit als: "Datgene wat ruimte geschikt maakt en houdt voor wat voor mensen belangrijk is. Of duurzamer gesteld: Wat voor mens, plant en dier belangrijk is." Ruimtelijke kwaliteit wordt gerealiseerd door naast bescherming vooral in te zetten op het verbinden van bestaande kwaliteiten en nieuwe ontwikkelingen. Daarnaast bieden dorpen en kernen weer andere leefmilieus dan het stedelijk gebied. De eigenheid kan gevonden worden door de eigen karakteristieke opbouw trouw te blijven en de verbinding met het omliggende landschap of historische structuren expliciet te maken.
De Provincie stuurt via de Omgevingsvisie op zuinig en zorgvuldig ruimtegebruik, ontwikkelingsperspectieven en gebiedskenmerken. Door ontwikkeling conform de gebiedskenmerkencatalogus wordt de identiteit en diversiteit van dorpen (en steden) versterkt. Dat geldt in bijzonder voor de stads- en dorpsrandgebieden.
Ontwikkelingsperspectief
Op basis van het ontwikkelingsperspectief heeft het te ontwikkelen gebied Stationsomgeving Hanzelijn de perspectieven "geplande woonwijk", "buitendijksgebied" en de "bijzondere gebiedsconditie stationsgebied benutten".
De provincie stelt in haar Omgevingsvisie de SER-ladder centraal. De SER-ladder geeft aan dat eerst inbreiding moet plaatsvinden en dat daarna pas gezocht kan worden naar uitbreidingslocatie. De locatie Stationsomgeving Hanzelijn, kan hoewel liggend aan de rand van Kampen als inbreidingslocatie worden beschouwd. Het betreft hier immers een ontwikkeling van een gebied dat omsloten wordt door vervoersknopen en woonwijken. De ontwikkeling is dan ook niet in strijd met de ontwikkelingsperspectieven.
De provincie wil ruimtelijke kwaliteit benaderen via de gebiedskenmerkencatalogus. In de gebiedskenmerkencatalogus wordt het provinciaal belang van alle gebiedstypen en gebiedskenmerken beschreven en worden de aspecten ambitie en sturing toegevoegd. In de ruimtelijke kwaliteit spelen verschillende gebieden en hun kenmerkende eigenschappen een belangrijke rol. In de catalogus gaan ze uit van een viertal lagen, de zogenaamde lagenbenadering:
De natuurlijke laag
Het plangebied valt onder de natuurlijke laag Laagveengebieden (in cultuur gebracht). De ambitie is om een hoog waterpeil te handhaven om inklinking tegen te gaan. Het open karakter is zowel ruimtelijk waardevol, als ook voor weidevogels en ganzen.
In het voorliggende plangebied zijn langgerekte zichtlijnen gecreëerd en een centrale groen-blauwe as met een grote groene open ruimte. De noordelijke en zuidelijke rand van het plangebied zijn vormgegeven als een brede groenzone.
De laag van het agrarisch cultuurlandschap
In de laag van het agrarisch cultuurlandschap valt het plangebied onder de Laagveenontginningen. De ambitie voor laagveenontginningen is om de cultuurhistorische kwaliteiten van het laagveenlandschap zoveel als mogelijk in stand te houden en beleefbaar te maken. De grote open ruimtes, het patroon van sloten met beplantingen, de vochtige bloemrijke weides met weidevogels geven dit landschap grote belevingswaarde. De grondgebonden landbouw is de drager van deze kwaliteiten, echter een nieuw perspectief op een gebiedsgerichte bedrijfsvoering -eventueel in combinatie met andere functies- is voor de toekomst van deze gebieden zeer wenselijk. Het karakteristieke bebouwingspatroon (voorkant aan de openbare weg) vormt het vertrekpunt bij herstructurering en verdichting van de woon-/ werkmilieus.
In het plangebied zijn open ruimtes gecreëerd en structurerende bomenrijen. De voorkanten van de bebouwing bevinden zich aan de straatzijde. Aan de achterzijde worden hoven gerealiseerd waaraan de tuinen en parkeervoorzieningen worden gerealiseerd.
De stedelijke laag
In de stedelijke laag is het voorliggende plangebied aangewezen als Geplande woonwijk en Spoor met stations. De ambitie is het versterken van stations als "brandpunten": goed georganiseerde overstappunten tussen (inter)nationale, regionale en lokale netwerken (OV, auto, fiets en voetganger). De verdichtingsmogelijkheden in stationsomgevingen worden benut, bijvoorbeeld ook ondergronds. Er ontstaan mix-gebieden van voorzieningen, werken en wonen met een uitnodigende en aantrekkelijke kwaliteit, die met de aard en de positie van het station in overeenstemming is.
In het plangebied wordt een nieuw en aantrekkelijk, hoogwaardig stationsgebied gecreëerd met een mix van verschillende functies, zoals wonen, winkels, kantoren, godsdienstige- en onderwijsvoorzieningen. Rondom het nieuwe stationsplein worden de functies gecombineerd en worden ook (half)verdiepte parkeervoorzieningen aangelegd.
De lust- en leisurelaag
In de lust- en leisurelaag is er geen informatie die belemmerend kan zijn ten behoeve van de ontwikkeling van het plangebied.
Doordat de eigenschappen van het oorspronkelijke landschap zoveel mogelijk zijn geïntegreerd in het stedenbouwkundig plan, ligt er een plan dat voldoet aan het principe van ruimtelijke kwaliteit uit de Omgevingsvisie. Het plangebied wordt ingericht als een hoogwaardig woon- en werkmilieu op een nieuw knooppunt in de ontsluiting tussen het oude en nieuwe land. Er is dan ook geen sprake van strijd met het in de Omgevingsvisie opgenomen provinciaal belang.