direct naar inhoud van Toelichting
Plan: Medaillon 2018
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0164.BP0119-0301

Toelichting

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding tot een nieuw bestemmingsplan

Op 11 november 2008 heeft de gemeenteraad van Hengelo het bestemmingsplan Medaillon vastgesteld. Dit bestemmingsplan had tot doel een woningbouwontwikkeling in het plangebied mogelijk te maken. Op 3 december 2014 heeft de gemeenteraad een partiële herziening van het bestemmingsplan vastgesteld voor de deelgebieden 10 en 11 om een invulling van kleinere kavels mogelijk te maken. Bij die procedure is in het digitale plan maatvoering weggevallen die in het analoge plan wel zichtbaar zijn. Dat wordt in voorliggende actualisatie hersteld. Als laatste zijn er sinds 2008 in de praktijk wijzigingen uitgevoerd in de woningbouwaantallen die in voorliggend plan worden geformaliseerd.

Het bestemmingsplan Medaillon 2018 bestaat uit een verbeelding en planregels en gaat vergezeld van een toelichting. Op de verbeelding zijn de te onderscheiden bestemmingen door middel van kleuren en tekens aangegeven. De regels bevatten de materiële inhoud van de bestemmingen. De verbeelding en de planregels vormen tezamen het juridische toetsingskader voor ruimtelijke en functionele ontwikkelingen in het plangebied. De toelichting bevat met name de aan het plan ten grondslag liggende gedachten.

1.2 Begrenzing plangebied

De grens van het plangebied Medaillon 2018 is op de afbeelding aangegeven. Deze grens wordt globaal gevormd door de Europalaan, het VMBO aan de Fré Cohenstraat, de Adriaen Brouwerstraat, de George Breitnerstraat, de Dijksweg, de Coba Ritsemastraat, de woningen aan de Achterhoeksedwarsweg en de Achterhoekse Molenweg. Aan de westzijde van het plangebied ligt het bedrijventerrein Westermaat.

Invoegen afbeelding plangebied.

1.3 Vigerende bestemmingsplannen

Voor de gronden die binnen dit plan zijn gelegen vigeren momenteel de volgende bestemmingsplannen:

Nr.   Naam   Plannummer   Datum vaststelling  
1.   Medaillon   SV-993-RBK-0004   11-11-2008  
2.   Medaillon, deelgebieden 10 en 11   NL.IMRO.0164.BP0069-0301   03-12-2014  

Hoofdstuk 2 Bestaande situatie

Medaillon is een stedelijke toevoeging gesitueerd in het verlengde van de Hengelose Es oostelijk van Bedrijvenpark Westermaat Zuid-Oost. Aan de noordzijde wordt de wijk begrensd door het VMBO College de Spindel en ten westen bevindt zich het Weusthagpark. De woonwijk wordt doorsneden door de Busbaan Weusthag met parallel daaraan de Johannes Vermeerstraat. Deze vrije busbaan is een onderdeel van de doorstroomas Vossenbelt. Centraal door Medaillon ligt een busbaan. Daar waar de Willem de Kooningstraat de busbaan kruist, is een HOV-halte aangelegd. Het plangebied ligt binnen het verzorgingsgebied van deze halte. Met uitzondering van de busbaan is heel Medaillon ingericht als een verblijfsgebied met erftoegangswegen binnen de bebouwde kom (30 km/uur). Centraal ligt de Johannes Vermeerstraat, de verbinding tussen de Europlaan en de Hengelose Es parallel aan de busbaan, die het gebied ontsluit in oost-westelijke richting. Voor de erftoegangswegen in zowel het noordelijk als het zuidelijk deel van Medaillon betekent dit dat weggebruikers hier de beschikbare ruimte moeten delen. Er zijn geen aanliggende voetpaden. Het verkeersaanbod is daarentegen beperkt. Van doorgaand verkeer is daar geen sprake.

Het noordelijke gedeelte is bebouwd met projectmatige woningbouw in een relatief hoge dichtheid. Dit deel van de wijk is inmiddels nagenoeg voltooid. In dit deel van het plangebied had het voorliggende bestemmingsplan uit 2008 nog een uit te werken bestemming. Voor het overige vindt er een herverdeling plaats van de maximum aantallen woningen, gelet op de feitelijk gerealiseerde woningen.

In het deel ten zuiden van de busbaan zijn bestaande woonhuizen, bomen en boomgroepen ingepast in het stedebouwkundige plan. Hierdoor ontstaan meerdere woonvelden van verschillende grootte. Dit geeft een open en ruimtelijk beeld waarbinnen een grote differentiatie in woningtypologie mogelijk is. De Oosterbosweg en het Henk Terhorstpad zijn twee oostwest lopende ontsluitingen die dit zuidelijke gebiedsdeel in drieën verdeelt. Van noord naar zuid neemt de dichtheid in bebouwing af. In de woonwijk zijn wadi's opgenomen ten behoeve van de waterretentie.

Hoofdstuk 3 Relevant beleid

Dit hoofdstuk beschrijft het voor dit bestemmingsplan relevante rijks-, provinciale-, en gemeentelijke beleid.

3.1 Rijksbeleid

3.1.1 Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte

Het ruimtelijk- en mobiliteitsbeleid van het rijk staat in de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR), welke op 13 maart 2012 is vastgesteld. De SVIR schetst de doelen, belangen en opgaven van het Rijk tot 2028 en de ambitie tot 2040. Uitgangspunt van de SVIR is decentraal wat kan, centraal wat moet. Bij het bepalen van wat centraal moet, zijn 13 rijksbelangen omschreven. Een rijksverantwoordelijkheid is slechts dan aan de orde, als:

  • een onderwerp nationale baten en/of lasten heeft en de doorzettingsmacht van provincies en gemeenten overstijgt, of;
  • over een onderwerp internationale verplichtingen of afspraken zijn aangegaan, of;
  • het een onderwerp betreft dat provincie- of landsgrensoverschrijdend is en ofwel een hoog afwentelingsrisico kent ofwel in beheer bij het Rijk is.

Buiten deze nationale belangen hebben decentrale overheden beleidsvrijheid.

3.1.2 Ladder voor duurzame verstedelijking

In de SVIR is de 'ladder voor duurzame verstedelijking' geïntroduceerd welke als procesvereiste is vastgelegd in het Besluit ruimtelijke ordening (Bro). Doel van de ladder voor duurzame verstedelijking is een goede ruimtelijke ordening in de vorm van een optimale benutting van de ruimte in stedelijke gebieden. Met de ladder voor duurzame verstedelijking wordt een zorgvuldige afweging en transparante besluitvorming bij alle ruimtelijke en infrastructurele besluiten nagestreefd. Op 1 juli 2017 is de nieuwe ladder voor duurzame verstedelijking in werking getreden, en zijn de zogenaamde "treden" komen te vervallen. Artikel 3.1.6, lid 2 Bro luidt nu als volgt:

De toelichting bij een bestemmingsplan dat een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk maakt, bevat een beschrijving van de behoefte aan die ontwikkeling, en, indien het bestemmingsplan die ontwikkeling mogelijk maakt buiten het bestaand stedelijk gebied, een motivering waarom niet binnen het bestaand stedelijk gebied in die behoefte kan worden voorzien.

Op grond van artikel 1.1.1, lid 1 onder i Bro wordt een stedelijke ontwikkeling als volgt gedefinieerd: ruimtelijke ontwikkeling van een bedrijventerrein of zeehaventerrein, of van kantoren, detailhandel, woningbouwlocaties of andere stedelijke voorzieningen.

Voor wat betreft de toets van het bestemmingsplan aan de Ladder, kan gesteld worden dat er mogelijk weliswaar sprake is van een stedelijke ontwikkeling, maar dat in het bestemmingsplan uit 2008 in totaal 223 woningen mogelijk zijn gemaakt en dat dat aantal in het voorliggende plan is teruggebracht tot 219. Er is dus sprake van een afname van het aantal woningen, waardoor er geen sprake is van een nieuw ruimtebeslag. De gronden waar de ontwikkeling speelt, zijn al bestemd voor woningbouw.

3.1.3 Nationaal Waterplan 2016-2021

Het Nationaal Waterplan 2016-2021 (NWP2) geeft het integrale kader voor het waterbeleid van het Rijk voor de komende zes jaar en geeft uitvoering aan de Europese richtlijnen voor waterkwaliteit, de mariene strategie en de overstromingsrisico's. De Stroomgebiedbeheerplannen, het Programma van maatregelen mariene strategie, de Beleidsnota Noordzee en de Overstromingsrisicobeheerplannen maken onderdeel uit van het NWP2. Met het NWP2 zet het kabinet een volgende ambitieuze stap in het robuust en toekomstgericht inrichten van ons watersysteem, gericht op een goede bescherming tegen overstromingen, het voorkomen van wateroverlast en droogte en het bereiken van een goede waterkwaliteit, een duurzaam beheer en goede milieutoestand van de Noordzee en een gezond ecosysteem als basis voor welzijn en welvaart. Hierbij wordt gestreefd naar een integrale benadering, door economie (inclusief verdienvermogen), natuur, scheepvaart, landbouw, energie, wonen, recreatie en cultureel erfgoed zo veel mogelijk in samenhang met de wateropgaven te ontwikkelen. Het beleid en de maatregelen in dit Nationaal Waterplan dragen bij aan het vergroten van het waterbewustzijn in Nederland.

Er is voor dit bestemmingsplan een watertoets uitgevoerd waarmee het bestemmingsplan in overeenstemming met dat beleid is opgesteld (zie paragraaf 4.1).

3.1.4 Erfgoedwet (2016)

Het behoud en beheer van het Nederlandse erfgoed was tot en met juni 2016 geregeld in zes verschillende wetten (waaronder de Monumentenwet) en een regeling, waarin roerend, onroerend en archeologisch erfgoed allemaal hun eigen specifieke definities, procedures en beschermingsmaatregelen hadden. Op 1 juli 2016 is de Erfgoedwet ingegaan. Deze wet bundelt bestaande wet- en regelgeving voor behoud en beheer van het cultureel erfgoed in Nederland. Voor het eerst is er nu één integrale wet die betrekking heeft op onze museale objecten, musea, monumenten en archeologie op het land en onder water. In de Erfgoedwet is vastgelegd hoe met ons erfgoed wordt omgegaan, wie welke verantwoordelijkheden daarbij heeft en hoe het toezicht daarop wordt uitgeoefend. Samen met de toekomstige Omgevingswet maakt de Erfgoedwet een integrale bescherming van ons cultureel erfgoed mogelijk. Het beschermingsniveau zoals die in de oude wetten en regelingen gold blijft gehandhaafd.

De Monumentenwet 1988 is per 1 juli 2016 vervallen. Een deel van de wet is op deze datum overgegaan naar de Erfgoedwet. Het deel dat betrekking heeft op de besluitvorming in de fysieke leefomgeving gaat over naar de Omgevingswet, wanneer deze (naar verwachting) in 2019 in werking treedt. Vooruitlopend op de datum van ingang van de Omgevingswet zijn deze artikelen te vinden in het Overgangsrecht in de Erfgoedwet, waar ze ongewijzigd van toepassing blijven zolang de Omgevingswet nog niet van kracht is.

3.2 Provinciaal en regionaal beleid

3.2.1 Omgevingsvisie Overijssel

De provincie Overijssel heeft het streekplan, verkeer- en vervoerplan, waterhuishoudingsplan en milieubeleidsplan samengevoegd tot één Omgevingsvisie; het provinciale beleidsplan voor de fysieke leefomgeving van Overijssel, waarbij duurzaamheid, ruimtelijke kwaliteit en sociale kwaliteit de leidende principes of ‘rode draden’ zijn. De 'Actualisatie Omgevingsvisie 2017 / 2018' is op 26 september 2018 vastgesteld door Provinciale Staten en sinds 1 november 2018 van kracht.

Om te bepalen of een initiatief bijdraagt aan de ambities van de provincie, wordt het 'Uitvoeringsmodel Omgevingsvisie Overijssel' gebruikt. In dit uitvoeringsmodel staan de stappen of, waar en hoe afbeelding "i_NL.IMRO.0164.BP0119-0301_0001.png"

Afbeelding 5: Uitvoeringsmodel Omgevingsvisie Overijssel

Of - generieke beleidskeuzes

Maatschappelijke opgaven zijn leidend. Allereerst is het dan ook de vraag of er een maatschappelijke opgave is. Of een initiatief mogelijk is, wordt onder andere bepaald door generieke beleidskeuzes van EU, Rijk of provincie.

Normstellend: randvoorwaarden waarmee iedereen rekening moet houden

De generieke beleidskeuzes zijn vaak normstellend. Dit betekent dat ze opgevolgd moeten worden: het zijn randvoorwaarden waarmee iedereen rekening moet houden vanwege zwaarwegende publieke belangen. De normstellende beleidskeuzes zijn vastgelegd in onze omgevingsverordening.

Waar – ontwikkelingsperspectieven

Na het beantwoorden van de of-vraag, is de vraag waar het initiatief past of ontwikkeld kan worden. In de visie op de toekomst van Overijssel worden zes ontwikkelingsperspectieven onderscheiden. Deze ontwikkelingsperspectieven schetsen een ruimtelijk perspectief voor een combinatie van functies en geven aan welke beleids- en kwaliteitsambities leidend zijn. De ontwikkelingsperspectieven geven zo richting aan waar wat ontwikkeld zou kunnen worden.

Richtinggevend: ruimte voor lokale afweging

De ontwikkelingsperspectieven zijn richtinggevend. Dit betekent dat er ruimte is voor lokale afweging: een gemeente kan vanwege maatschappelijke en/of sociaal-economische redenen in haar Omgevingsvisie en bestemmings- of omgevingsplan een andere invulling kiezen. Naast ruimte voor een lokale afweging ten aanzien van functies en ruimtegebruik, is er ruimte voor een lokale invulling van de begrenzing: de grenzen van de ontwikkelingsperspectieven zijn signaleringsgrenzen.

Hoe – gebiedskenmerken

Ten slotte is de vraag hoe het initiatief ingepast kan worden in het landschap. De gebiedskenmerken spelen een belangrijke rol bij deze vraag. Onder gebiedskenmerken worden de ruimtelijke kenmerken van een gebied of gebiedstype verstaan die bepalend zijn voor de karakteristiek en kwaliteit van dat gebied of gebiedstype. Hierbij worden vier lagen onderscheiden; de natuurlijke laag, de laag van het agrarisch cultuurlandschap, de stedelijke laag en de laag van beleving.

Norm, richting of inspiratie

De gebiedskenmerken zijn soms normstellend, maar meestal richtinggevend of inspirerend. Voor de normerende uitspraken geldt dat deze opgevolgd dienen te worden; ze zijn dan ook in de omgevingsverordening geregeld. De richtinggevende uitspraken zijn randvoorwaarden waarmee in principe rekening gehouden moet worden. Hier kan gemotiveerd van afgeweken worden. De inspirerende uitspraken bieden een wenkend perspectief: het zijn voorbeelden van de wijze waarop ruimtelijke kwaliteitsambities ingevuld kunnen worden. Men kan, bij het maken van een plan, hierdoor geïnspireerd worden, maar dit hoeft niet.

3.2.2 Omgevingsverordening Overijssel

De provincie beschikt over een palet aan instrumenten waarmee zij haar ambities realiseert. De 'Omgevingsverordening Overijssel 2017' (hierna 'verordening') is één van de instrumenten die de provincie daarvoor inzet. Deze verordening wordt ingezet voor die onderwerpen waarvoor de provincie eraan hecht dat de doorwerking van het beleid van de Omgevingsvisie juridisch geborgd is.

De verordening voorziet ten opzichte van de Omgevingsvisie niet in nieuw beleid en is daarmee dus beleidsneutraal. De inzet van de verordening als juridisch instrument om de doorwerking van provinciaal beleid af te dwingen is beperkt tot die onderdelen van het beleid waarvoor de inzet van algemene regels noodzakelijk is om provinciale belangen veilig te stellen of om uitvoering te geven aan wettelijke verplichtingen.

De verordening heeft de status van:

  • Ruimtelijke verordening in de zin van artikel 4.1. Wet ruimtelijke ordening
  • Milieuverordening in de zin van artikel 1.2. Wet milieubeheer
  • Waterverordening in de zin van de Waterwet
  • Verkeersverordening in de zin van artikel 57 van de Wegenwet en artikel 2A van de Wegenverkeerswet.

Het bestemmingsplan Medaillon 2018 betreft een conserverend bestemmingsplan, waarin het huidige gebruik wordt vastgelegd. Dit houdt in dat het geldend bestemmingsplan voor het plangebied wordt herzien. Nieuwe (niet) risicovolle ontwikkelingen worden niet meegenomen in dit bestemmingsplan.

3.2.3 Toetsing van het initiatief aan de Omgevingsvisie en -verordening Overijssel (inclusief regeling 'Kwaliteitsimpuls Groene Omgeving

Geconcludeerd kan worden dat het voorliggende bestemmingsplan volledig in overeenstemming is met het in de Omgevingsvisie Overijssel verwoorde en het in de Omgevingsverordening verankerde provinciaal ruimtelijk beleid.

3.2.3.1 Of - generieke beleidskeuze

Het bestemmingsplan Medaillon 2018 is grotendeels een conserverend bestemmingsplan. Er is geen sprake van een toevoeging van woningbouw. Desondanks gaan wij in op de generieke beleidskeuzes.

In heel Overijssel is een aantal beleidskeuzes van toepassing op nagenoeg alle thema’s en locaties. Dit zijn:

  • integraliteit

De eis van integraliteit houdt in dat alle belangen die bij een ontwikkeling betrokken zijn, zorgvuldig tegen elkaar worden afgewogen. Dit vereiste is wettelijk geborgd in de Wet ruimtelijke ordening en derhalve zal aan deze eis in de toelichting van het voorliggende plan worden voldaan.

  • toekomstbestendigheid

De eis dat gekozen oplossingen voor maatschappelijke opgaven toekomstbestendig moeten zijn, houdt in dat een initiatief de mogelijkheden van toekomstige generaties om in hun behoeften te kunnen voorzien niet in gevaar mag brengen. Initiatieven moeten bijdragen aan een duurzame benadering van ontwikkelingen die voorzien in de behoefte van de huidige generatie, maar die opties openhoudt om ook te voorzien in behoeften van toekomstige generaties. Het voorliggende plan is grotendeels conserverend van aard, behalve de toevoeging van een zevental woningen. Er zal rekening gehouden moeten worden met de drinkwaterwinning, aangezien het intrekgebied van de waterwinlocatie Hasselo binnen het plangebied valt.

  • concentratiebeleid

Het concentratiebeleid van de provincie Overijssel houdt in dat stedelijke ontwikkelingen (wonen, werken en voorzieningen) zoveel mogelijk geconcentreerd worden in de stedelijke netwerken Twente (Enschede, Hengelo, Almelo, Oldenzaal en Borne), Zwolle-Kampen en Deventer Stedendriehoek. Daar mag gebouwd worden voor de (boven)regionale behoefte. Aangezien het voorliggende plangebied voorziet in een stedelijke ontwikkeling die plaatsvindt binnen het stedelijk gebied van Hengelo wordt aan deze beleidskeuze voldaan.

  • (boven)regionale afstemming

De verplichting tot (boven)regionale afstemming is erop gericht om gemeenten gezamenlijk verantwoordelijkheid te laten nemen voor de regionale programmering van woningbouw, werklocaties en stedelijke voorzieningen. Meer informatie hierover is in voorliggend plan opgenomen in paragraaf 4.1.3.

  • zuinig en zorgvuldig ruimtegebruik
    De eis van zuinig en zorgvuldig ruimtegebruik is erop gericht om onnodig nieuw ruimtebeslag – zowel ondergronds als bovengronds – te voorkomen. De provincie wil het onderscheid tussen het bestaande bebouwde gebied en de onbebouwde groene omgeving scherp houden. De voorliggende ontwikkeling vindt plaats in het bestaande bebouwde gebied van Hengelo en is als zodanig geen nieuwe claim op de Groene Omgeving.
3.2.3.2 Waar - ontwikkelperspectieven

In de Omgevingsvisie zijn geen generieke beleidskeuzes genoemd die voortzetting van het huidige gebruik van de gronden in Medaillon 2018 belemmeren of nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen vereisen.

Het richtinggevende ontwikkelingsperspectief voor Medaillon 2018 is in kaart en tekst weergegeven. Het plangebied heeft ook het ontwikkelingsperspectief 'Woon- en werklocaties binnen de stedelijke netwerken'.

afbeelding "i_NL.IMRO.0164.BP0119-0301_0002.png" Afbeelding 7: Uitsnede kaart Omgevingsvisie - ontwikkelingsperspectieven

Woon- en werklocaties binnen de stedelijke netwerken

Het ontwikkelingsperspectief 'Woon- en werklocaties binnen de stedelijke netwerken' richt zich op de diverse woon- en werklocaties, elk met hun eigen woon-, werk- of mixmilieu. Herstructurering en transformatie moeten deze vitaal en aantrekkelijk houden en de diversiteit aan milieus versterken. Herstructurering en transformatie bieden kansen om te anticiperen op klimaatverandering (bijvoorbeeld door ruimte voor groen, natuur of water te reserveren). Van belang is de stedelijke ontwikkeling altijd af te stemmen op de kenmerken van het watersysteem, bijvoorbeeld door in laaggelegen gebieden bij bouw- en evacuatieplannen rekening te houden met risico’s op overstroming of wateroverlast. Herstructurering en transformatie kunnen ook bijdragen aan de energietransitie (door het nemen van energie-efficiënte maatregelen en/of het opwekken van duurzame energie door bijvoorbeeld het aanwezige dakoppervlak te benutten).

Toetsing van het initiatief aan het ontwikkelperspectief

De ontwikkelingsperspectieven zijn richtinggevend. Dit betekent dat er ruimte is voor lokale afweging. Naast ruimte voor een lokale afweging ten aanzien van functies en ruimtegebruik, is er ruimte voor een lokale invulling van de begrenzing: de grenzen van de ontwikkelingsperspectieven zijn signaleringsgrenzen. Voor wat betreft het bestemmingsplan Medaillon 2018 geldt dat het bestemmingsplan grotendeels conserverend is, uitgezonderd de herstructurering van een reeds bestaande woonwijk. Hiervoor geldt dat rekening gehouden is met het watersysteem. Aangezien inmiddels nieuwbouw geen aansluiting krijgt voor gas, zal de nieuwbouw moeten voldoen aan energie-efficiënte maatregelen.

3.2.3.3 Hoe - gebiedskenmerken

De Omgevingsvisie werkt met een lagenbenadering om verschillende gebiedskenmerken in beeld te brengen. De gebiedskenmerken stellen de kaders waarbinnen het ontwikkelingsperspectief kan worden uitgevoerd. Er wordt onderscheid gemaakt in:

  • een natuurlijke laag;
  • een laag van het agrarisch cultuurlandschap;
  • een stedelijke laag;
  • een laag van de beleving.

Op basis van de natuurlijke laag is er sprake van 'dekzandvlakte en ruggen' en 'beekdalen en natte vlaktes'. Bij de natuurlijke laag, gaat het voornamelijk om grote gebieden waarvoor de provincie ambities en ontwikkelingsrichting heeft verwoord. Deze natuurlijke elementen zijn voornamelijk van grote waarde voor de beleving in het buitengebied.

afbeelding "i_NL.IMRO.0164.BP0119-0301_0003.png"

Afbeelding 8: Natuurlijke laag: dekzandvlakte en ruggen

De dekzandgronden beslaan een groot gedeelte van de oppervlakte van de provincie. Na de ijstijden bleef er in grote delen een reliëfrijk – door de wind gevormd – zandlandschap achter, dat gekenmerkt wordt door relatief grote verschillen tussen hoog/droog en laag/ nat gebied. Soms vlak bij elkaar, soms verder van elkaar verwijderd.

De ambitie is de natuurlijke verschillen tussen hoog en laag en tussen droog en nat functioneel meer sturend en beleefbaar te maken. Dit kan bijvoorbeeld door een meer natuurlijk watersysteem en door beplanting met ‘natuurlijke’ soorten. En door de (strekkings)richting van het landschap te benutten in gebiedsontwerpen.

Het plangebied is gelegen in het bestaand stedelijk gebied en het bestemmingsplan is grotendeels conserverend van aard.

De stedelijke laag is de laag van de steden, dorpen, verspreide bebouwing, wegen, spoorwegen en waterwegen. Het plangebied is aangemerkt als gebiedstype 'woonwijken 1955-nu'.

De woonwijken van 1955 tot nu zijn planmatig opgezette uitbreidingswijken op basis van een collectief idee en grotere bouwstromen. De functies (wonen, werken, voorzieningencentra) zijn uiteengelegd en de wijken zijn opgedeeld in buurten met een homogeen bebouwingskarakter: buurten met eengezinswoningen, flatwijken, villawijken,wijk(winkel)centra. Er is sprake van een tijdsgebonden verkavelingsstructuur op basis van verschillende ordeningsprincipes. De tijdsgeest van de bouwperiode is af te lezen in de stedenbouwkundige structuur en architectuur.

De ambitie binnen dit gebiedstype ziet vooral op de herstructurering van naoorlogse wijken, maar daar is bij voorliggend bestemmingsplan geen sprake van. Het bestemmingsplan is grotendeels conserverend van aard of een grootschalige herstructurering.

afbeelding "i_NL.IMRO.0164.BP0119-0301_0004.png" Afbeelding 9: Stedelijke laag: Woonwijken 1955-nu

In de laag van de beleving komen de natuurlijke, functionele en sociale processen bij elkaar. Dit is de laag die gaat over de beleefbaarheid van ruimtelijke kwaliteit, identiteit en tijdsdiepte, van recreatieve gebruiksmogelijkheden die een belangrijke rol spelen bij de waardering van de leefomgeving.

Door het plangebied loopt een fietsroute. Deze wordt gerekend tot het informele trage netwerk. Het informele trage netwerk is het ‘langzame’ netwerk (wandelpaden, fietspaden, ruiterpaden, vaarroutes) van de provincie, dat delen van het agrarisch cultuurlandschap en het natuurlijke laag toegankelijk en ervaarbaar maakt. Onderdelen van het langzame netwerk zijn opgenomen in de nationale en provinciale ruiter-, fiets, wandel- en vaarroutes. De ambitie hiervoor is een verschuiving in het verplaatsingsgedrag van auto naar fiets. Het reeds bestaande netwerk moet beschermd worden en waar mogelijk versterkt.

Het plangebied is gelegen in het bestaand stedelijk gebied en het bestemmingsplan is grotendeels conserverend van aard. De reeds aanwezige fietsroute wordt bestemd t.b.v. een verkeersfunctie.

afbeelding "i_NL.IMRO.0164.BP0119-0301_0005.png"

Afbeelding 10: Laag van de beleving: Fietsroutes

De laag van het agrarisch cultuurlandschap is niet van toepassing op het plangebied.

3.2.4 Conclusie ten aanzien van het provinciaal beleid

Geconcludeerd kan worden dat het voorliggende bestemmingsplan in overeenstemming is het de Omgevingsvisie Overijssel en het in de Omgevingsverordening verankerde provinciaal beleid.

3.3 Gemeentelijk beleid

3.3.1 Structuurvisie Hengelo 2030 (2007)

Op 3 juli 2007 heeft de gemeenteraad de structuurvisie Hengelo 2030 vastgesteld. Het bevat de visie op de ruimtelijke ontwikkeling van Hengelo voor de lange termijn. In de structuurvisie Hengelo 2030 wordt op basis van een beschrijving van de kernkwaliteiten, de historie, de maatschappelijke tendensen en de ambities een samenhangende en integrale uitwerking van een nieuwe koers voor Hengelo naar 2030 neergezet. De keuzes die daarbij zijn gemaakt zijn het inzetten op de sterke punten van de stad en te gaan van groei naar kwaliteit. Dat betekent nauwelijks meer uitbreiding, maar inbreiding en functiemenging in bestaand stedelijk gebied en het investeren in het omringende landschap. Deze koers brengt een vijftal kernopgaven met zich mee:

  • 1. Versterking van de economische structuur;
  • 2. Een binnenstad voor ontmoetingen;
  • 3. De sociale opgave;
  • 4. Het landschap de stad in;
  • 5. Ruimtelijke kwaliteit;
3.3.2 Woonvisie Hengelo 2016-2026

De gemeenteraad van Hengelo heeft op 22 november 2016 de woonvisie Hengelo 2016-2026 vastgesteld. In de woonvisie geeft de gemeente haar visie op de wijze waarop Hengelo zich de komende jaren verder kan ontwikkelen als prettige woonstad. De woonvisie is er niet alleen voor de gemeente. Welbions en huurdersvereniging Ookbions zijn nauw betrokken geweest bij de totstandkoming van de woonvisie. De woonvisie vormt het kader voor de prestatieafspraken met Welbions.

afbeelding "i_NL.IMRO.0164.BP0119-0301_0006.png"

3.3.3 Nota Archeologie 2010

Met het zogeheten Verdrag van Malta, dat Nederland 15 jaar geleden ondertekende, beloofden de lidstaten van de Raad van Europa zich in te spannen om het archeologisch erfgoed in Europa beter te beschermen. Reden voor deze zorg: het archeologisch erfgoed in heel Europa dreigde te worden vernietigd door een steeds grotere economische welvaart. Na ondertekening begon voor Nederland een lange mars naar de vertaling in wetgeving, die uiteindelijk in 2007 werd afgerond met de inwerkingtreding van de Wet op de archeologische monumentenzorg (Wamz). Met de vaststelling van de Wamz is formeel het moment aangebroken dat we in ons land niet meer vrijblijvend kunnen omgaan met het archeologisch erfgoed. De Wamz is formeel vastgelegd in de Monumentenwet 1988, die per 1 juli 2016 is komen te vervallen. Een deel van de wet is op deze datum overgegaan naar de Erfgoedwet. Het deel dat betrekking heeft op de besluitvorming in de fysieke leefomgeving gaat over naar de Omgevingswet, wanneer deze (naar verwachting) in 2019 in werking treedt. Vooruitlopend op de datum van ingang van de Omgevingswet zijn deze artikelen te vinden in het Overgangsrecht in de Erfgoedwet, waar ze ongewijzigd van toepassing blijven zolang de Omgevingswet nog niet van kracht is.

De Erfgoedwet introduceert in de archeologie het beginsel van 'de verstoorder betaalt'. De kwaliteit van uitvoerende archeologische werkzaamheden is geregeld door een vergunningenstelsel. Uitgangspunt van de Erfgoedwet is om archeologische sporen van waarde in de bodem te laten zitten. Archeologen spreken dan over 'behoud in situ'. De wet verbiedt het verrichten van opgravingen, tenzij een partij over een opgravingvergunning beschikt. In de Erfgoedwet staat verder precies beschreven wie de eigenaar is van de opgegraven archeologische vondsten, waar vondstmateriaal moet worden opgeslagen en aan wie welke opgravinginformatie moet worden gemeld. Verder kent de wet bepalingen over wanneer er als gevolg van opgravingen schadevergoeding mogelijk is etc.

Door de Erfgoedwet heeft de gemeente extra taken. Zij moet laten zien hoe zij rekening houdt met mogelijke archeologische waarden wanneer een nieuw bestemmingsplan wordt opgesteld of een bestaand bestemmingsplan wordt aangepast dan wel daarvan vrijstelling wordt verleend. Dit geeft de gemeente de mogelijkheid om bij het afgeven van bouw-, aanleg- en sloopvergunningen archeologische eisen te stellen. Dat is overigens alleen mogelijk als daarvoor een juridische basis aanwezig is in het bewuste bestemmingsplan. Met de invoering van de Erfgoedwet zal op veel momenten van de gemeente een oordeel worden verwacht over de omgang met archeologische waarden of vondsten.

Een gemeentelijk beleidsplan biedt de mogelijkheid om al die beslissingen over archeologie in een integraal kader te plaatsen en daar vervolgens op een samenhangende manier een invulling aan te geven. Het voorkomt een reeks dure ad hoc beslissingen en vervelende verrassingen tijdens geplande bodemingrepen.

Verantwoord beheer van het cultuurhistorisch erfgoed in de gemeente Hengelo begint met het inzichtelijk maken waar en wanneer met het bodemarchief rekening dient te worden gehouden. De behoudsdoelstelling staat daarbij in principe voorop. Zijn behoud en bescherming van archeologische relicten niet realiseerbaar dan dienen deze op deskundige wijze onderzocht en gedocumenteerd te worden. Deze uitgangspunten betekenen dat het noodzakelijk is een aantal beleidsregels te formuleren om archeologiegevoelige gebieden in alle ruimtelijke plannen en projecten op te nemen en waar mogelijk te ontzien.

Archeologische beleids- en verwachtingenkaart 2018

Ter ondersteuning van het gemeentelijk beleid heeft RAAP Archeologisch Adviesbureau in opdracht van de gemeente Hengelo in 2010 een archeologische verwachtingen en advieskaart vervaardigd. Deze kaart maakt voor het grondgebied van de gemeente inzichtelijk waar archeologische resten zich (kunnen) bevinden. De kaart biedt inzicht in de bestaande archeologische toestand van zowel het landelijke als het bebouwde gebied van de gemeente Hengelo. Dit inzicht is nodig om in de beleidsuitvoering een weloverwogen omgang met archeologie te bereiken.

Op 13 februari 2018 heeft de raad de geactualiseerde beleids- en archeologische verwachtingenkaart vastgesteld. Aan de op de kaart vlakdekkend weergegeven verwachtingszones zijn beleidsadviezen gekoppeld. Uitgangspunten voor de adviezen zijn de beleidskaders zoals deze op de verschillende overheidsniveaus zijn geformuleerd en het besluitvorming- en archeologisch onderzoekstraject zoals beschreven in het Handboek Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie. In deze beleidsnota zijn de aan de verwachtingenkaart gekoppelde beleidsadviezen onverkort overgenomen. De kaart gaat vergezeld van een rapportage (2010), met een methodische en inhoudelijke toelichting op de archeologische verwachtingen en advieskaart van de gemeente Hengelo. Het rapport bevat als bijlage een catalogus van de in de gemeente voorkomende archeologische monumenten alsmede een vindplaatsencatalogus waarmee een zo volledig mogelijk overzicht wordt geboden van archeologische waarnemingen die in het verleden binnen de gemeente zijn gedaan.

Over de wijze waarop in voorliggend bestemmingsplan wordt omgegaan met het aspect archeologie wordt verwezen naar paragraaf 4.3.3.

3.3.4 Erfgoedverordening (2018)

Op 13 februari 2018 heeft de gemeenteraad de 'Erfgoedverordening 2018' Gemeente Hengelo vastgesteld. Met de Erfgoedverordening 2018 kan de gemeente gemeentelijke (archeologische) monumenten, beschermde gezichten en gebieden aanwijzen. In het belang van de archeologische monumentenzorg kan de gemeenteraad bij verordening regels stellen aan onderzoek in het kader van het doen van opgravingen, of vaststellen in welke gevallen afgezien wordt van nader archeologisch onderzoek of het opleggen van de verplichting daartoe.

Indien de verordening betrekking heeft op een gebied waarvoor een bestemmingsplan is vastgesteld blijft die verordening van kracht voor zover zij niet in strijd is met dat bestemmingsplan. De verordening ontslaat de gemeente niet van de plicht om archeologie en bij wijziging Bro (Besluit ruimtelijke ordening) alle cultuurhistorische waarden integraal te betrekken bij vaststelling van een nieuw bestemmingsplan, alsmede een partiële herziening. Gemeenten hebben daarnaast ook de mogelijkheid met een paraplubestemmingsplan aanvullende regeling inzake de gemeentelijke culturele erfgoedwaarden te treffen op bestaande bestemmingsplannen.

De Erfgoedverordening 2018 is ingegaan op 1 maart 2018.

3.3.5 Nota vrijetijdseconomie Hengelo 2011-2021

De Nota Vrijetijdseconomie geeft de koers voor toeristisch/recreatief Hengelo aan. Het biedt een kader voor bestaande activiteiten en nieuwe initiatieven en geeft aan welke acties moeten worden ondernomen om de gewenste visie te realiseren.

3.3.5.1 Aanbod vrijetijdsvoorzieningen in Hengelo

Hengelo beschikt over een breed palet aan toeristische en recreatieve voorzieningen. De nadruk ligt hierbij op het dagrecreatieve aanbod en is vooral te vinden in de binnenstad en directe omgeving ervan. Grotendeels zijn dit voorzieningen die behoren bij een stad van zo'n 80.000 inwoners. Voor een deel overstijgen deze voorzieningen die van een stad als Hengelo. Omdat ze niet alleen voor Hengelo van betekenis zijn, maar ook voor de regio en/of omdat ze op een kwalitatief goed niveau opereren.

3.3.5.2 Visie vrijetijdseconomie Hengelo

Hengelo richt zich op het vergroten van de aantrekkelijkheid van de stad, geconcentreerd in de binnenstad. Om dit te bereiken is het nodig om een duidelijk en herkenbaar beeld van Hengelo neer te zetten. Een beeld dat Hengelo past; het DNA van Hengelo. Daarnaast is het nodig om de basisinfrastructuur op orde te houden en de aantrekkelijke bezienswaardigheden aantrekkelijk te houden en te laten zien.

Hengelo heeft de volgende missie:

Hengelo is een aantrekkelijke plaats om te bezoeken, te verblijven, te ontmoeten en te waarderen.

Daarbij is de volgende ambitie geformuleerd:

De inwoners en (regio)bezoekers meer belevingswaarde bieden, waardoor ze vaker en langer aan Hengelo gebonden worden. Hierdoor wordt de locale economie gestimuleerd.

Deze ambitie wordt concreet gemaakt in een aantal hoofd- en subdoelen.

3.3.6 GroenPlan Hengelo 2015

Het Groenplan Hengelo is een integrale benadering van het groen in Hengelo in relatie tot water, duurzaamheid en ecologie, met strategische afwegingen op het gebied van beheerbaarheid en investeringen. Het Groenplan bevat een visie op het groen in Hengelo in relatie tot de omgeving. Het groen in de stad is belangrijk voor gezondheid, ecologie, ruimtelijke vormgeving, beleving, ontspanning en ontmoeting. Doelstelling is het beschermen en versterken van de gezonde groene basis in de stad, ten behoeve van een optimale leefbaarheid nu én in de toekomst.
Het Groenplan biedt uitgangspunten voor inrichting, beheer en uitvoering, zowel intern als extern. Het Groenplan geeft herkenbare kaders voor de bewoners van de stad. Het plan biedt handvatten voor keuzes. De ruggengraat van het groen in de stad wordt gevormd door de hoofdgroenstructuur. De invulling van de hoofdgroenstructuur is tot stand gekomen door een samenwerking tussen de verschillende groene disciplines binnen de gemeentelijke organisatie, en besproken met de externe groene partners. De kaart met de hoofdgroenstructuur is onderdeel van het vastgestelde Groenplan.

3.3.7 Gemeentelijk Rioleringsplan (GRP) (2018-2022)

Op 21 november 2017 heeft de gemeenteraad het GRP 2018-2022 vastgesteld. Hierin wordt de zorg voor afvalwater, hemelwater en grondwater vastgelegd en is veel aandacht geschonken aan duurzaamheidmaatregelen, zoals beekherstel, afkoppelen van hemelwater van de riolering, vegetatiedaken en klimaatadaptatie (het voorkomen van wateroverlast door hevige regenval). Bij dit laatste aspect moet worden gedacht aan tijdelijke waterberging in de openbare ruimte bv in groenstroken.

In plaats van het vervangen van oude rioolbuizen wordt ook gekeken of de riolering niet van binnenuit kan worden gerepareerd door middel van het aanbrengen van een kunststof kous. Hierdoor hoeft de straat niet meer te worden opgebroken. Ook worden voorstellen gedaan om structurele grondwateroverlast te beperken of te voorkomen. Hiervoor is een gemeentelijk grondwaterplan gemaakt. Dit grondwaterplan maakt onderdeel uit van het GRP.

Voor alle inbreidingen en uitbreidingen gelden in principe onderstaande beleidsregels.

  • 1. Het afvalwater (het zwarte afvalwater van toilet, het grijze afvalwater van keuken, wasmachine en douche en het eventuele bedrijfsafvalwater) wordt afgevoerd naar de RWZI middels riolering;
  • 2. Het hemelwater wordt zo min mogelijk verontreinigd en komt ten goede aan het lokale water- of grondwatersysteem. Daarbij heeft zichtbare oppervlakkige afvoer de voorkeur boven afvoer door buizen, vanwege het grotere risico op ongewenst lozingsgedrag en foutieve aansluitingen bij buizen.
  • 3. Infiltratie van hemelwater in de bodem via een graspassage is de beste optie, omdat hiermee zuivering, retentie en grondwateraanvulling worden gerealiseerd; Op kleine schaal kan dit goed middels individuele voorzieningen. Op grotere schaal verdient de toepassing van wadi's de voorkeur. De afvoer van het hemelwater vindt dan plaats via de trits: regenpijp - perceelsgootje - straatgoot - wadi.
  • 4. Bij het ontwerp van het bouwwerk een zodanig samenspel van dakvlakken, dakgoten, regenpijpen en perceelsgoten kiezen dat het water niet in riolen onder de grond hoeft. Bij het stedenbouwkundige plan moet hierbij notie worden genomen van het feit dat water van hoog naar laag stroomt, waarmee water dan een ordenend principe voor het plan is.
  • 5. De afvoerpiek uit het plangebied wordt afgevlakt door berging in de wadi's en/of retentievijvers. Het grondwater wordt zoveel mogelijk aangevuld met schoon infiltrerend water. Te hoge grondwaterstanden in natte winterperioden worden beteugeld met drainage in de openbare weg en eventueel op de kavels zelf. De drainage voert af naar een wadi of naar oppervlaktewater; dus niet naar de RWZI.
  • 6. In de bouwwerken wordt vochtoverlast door hoge grondwaterstanden geminimaliseerd door te bouwen zonder kruipruimten en door eventuele kelders waterdicht te maken.
  • 7. Het oppervlaktewater wordt liefst op fraaie wijze geïntegreerd in het stedenbouwkundig plan, zodanig dat het water beleefbaar is en goed te beheren is.
  • 8. Bewoners en bedrijven zijn zelf verantwoordelijk voor de regenwaterriolering of andere hemelwatervorzieningen op het perceel. Als de gemeente voor het hemelwater zorgt dan moeten bewoners en bedrijven er zelf voor zorgen dat het hemelwater op de juiste wijze op de perceelsgrens wordt aangeboden. De manier waarop is afhankelijk van het type riolering in de openbare weg. Bij gescheiden riolering moet het afvalwater en het hemelwater ook gescheiden worden aangeboden (aparte buizen). Als er een bovengronds systeem is, dan moet het regenwater ook bovengronds worden aangeboden (bijvoorbeeld via een goot).
  • 9. Bij de aanleg van nieuwe woningen en bedrijventerreinen en bij het opnieuw inrichten daarvan is de initiatiefnemer of projectontwikkelaar verplicht om duurzame hemelwatervoorzieningen aan te leggen. Er moet tenminste gezorgd worden voor gescheiden hemelwatervoorzieningen en voor berging van hemelwater. Voor berging gelden de volgende eisen: bij in- en uitbreidingen moet de berging een een netto inhoud hebben voor tenminste 40 mm neerslag. Bij herinrichting van bestaand stedelijk gebied kan worden volstaan met een inhoud van tenminste 20 mm neerslag.
  • 10. Per project moet in overleg met de afdeling Wegen, Groen en Water van de gemeente en met het waterschap Vechtstromen worden gezocht naar maatwerk.
3.3.8 Gemeentelijk Verkeers- en Vervoersplan (GVVP) (2003)

In het Gemeentelijk Verkeers- en Vervoersplan (GVVP) zijn de hoofdnetwerken voor de fiets, openbaar vervoer en auto vastgelegd. Het doel is een situatie te creëren waarbij de drie vervoerswijzen op een volwaardige wijze met elkaar functioneren en elkaar aanvullen, om zo ook in de toekomst de bereikbaarheid en veiligheid te waarborgen en zelfs te verbeteren. Voor de verkeersstructuur voor het autoverkeer zijn in het GVVP de volgende onderdelen vastgelegd:

  • Doseren van de verkeersstromen die van buiten de stad naar binnen de wijkring gaan; niet meer verkeer toelaten dan in het gebied binnen de wijkring verwerkt kan worden. Dit is mede noodzakelijk voor een vlotte doorstroom van de bussen, zodat er van HOV (hoogwaardig openbaar vervoer) gesproken kan worden;
  • Invoering van een tangentensysteem waardoor onder andere de centrumring oost en de Breemarsweg worden ontlast. De Oosttangent voorziet na een volledige realisatie in de Verlengde Laan van Driene, een tunnel in de Kuipersdijk onder het spoor en een eventuele doortrekking van de Kuipersdijk via het tracé van de huidige Akzo-spoorlijn naar de Diamantstraat. De Westtangent is de huidige route Europalaan, Bornsestraat, Weideweg, Geerdinksweg, Oelerweg en Haaksbergerstraat. Een volledige reconstructie van het tracé van de Westtangent is in 2016 afgerond.
  • Categorisering van wegen volgens het Duurzaam Veilig principe, zie ook het Verkeersveiligheidsplan Duurzaam Veilig (2001).

De gemeente Hengelo wil het gebruik van het openbaar vervoer stimuleren, met name op de doorstroomassen. Zo wordt op regionaal niveau een reëel alternatief voor de auto geboden. De doorstroomassen voor het Hoogwaardig Openbaar Vervoer naar Westermaat en Vossenbelt/Hasseler Es en Medaillon zijn gereed. Aan andere HOV-assen (naar Enschede en door Hart van Zuid) wordt nog gewerkt. Op alle geregelde kruispunten krijgt het openbaar vervoer prioriteit in de verkeersafwikkeling ten opzichte van de overige verkeersdeelnemers.

De Provincie Overijssel is verantwoordelijk voor het openbaar vervoer per bus en de treinverbinding Zutphen - Hengelo - Oldenzaal in de regio. De Provincie Overijssel maakt samen met de 14 Twentse gemeenten het beleid en stelt concessie/contractvoorwaarden op die de vervoerders (Syntus) moeten prikkelen om een zo goed mogelijk vervoersproduct te leveren. De vervoerder zorgt voor de uitvoering, de gemeente Hengelo is alleen verantwoordelijk voor de infrastructuur en probeert zo optimaal mogelijke voorwaarden te scheppen voor goed functionerend openbaar vervoer.

Centrumontwikkelingen vinden plaats bij bestaande en mogelijk nieuwe knooppunten van openbaar vervoer onderling en met de hoofdwegen. Binnen de invloedsgebieden van de vervoersknooppunten is sprake van een verdere verdichting door intensivering, herstructurering en stedelijke vernieuwing. In het GVVP zijn vijf knooppunten van openbaar vervoer genoemd waarvan momenteel twee gerealiseerd zijn:

  • 1. Centraal station Hengelo;
  • 2. Regionale openbaar vervoerhalte Gezondheidspark (spoorlijn Zutphen-Hengelo-Oldenzaal).
3.3.9 Nota Autoparkeren (2008-2012)
3.3.9.1 Beleid

In december 2008 heeft de gemeenteraad de Nota Autoparkeren 2008-2012 vastgesteld. Dit is de visie op het parkeerbeleid zoals deze is vastgesteld. Het parkeerbeleid geldt voor heel Hengelo, dus voor het centrum én in de schil- en overige (buiten)gebieden rondom het centrum.

De gemeente Hengelo wil evenwicht te bereiken tussen enerzijds de parkeervraag en anderzijds de optimale combinatie van bereikbaarheid en leefbaarheid. Uitgangspunt hierbij is een leefbare en bereikbare (binnen)stad door middel van sturend (minder blik op straat), vraagvolgend parkeerbeleid (bewoners), locatie beleid en bevorderen van andere (duurzame) vervoerswijzen zoals openbaar vervoer en fiets (verschuiving in de modal split).

De Nota Autoparkeren 2008-2012 heeft de volgende doelen:

  • Bewoners, bezoekers van bewoners en ondernemers en werknemers laten parkeren op de gewenste plaatsen;
  • Een betaalbare en eerlijke verdeling van de schaarse beschikbare openbare ruimte voor elke categorie parkeerder (in de volgorde: bewoner, bezoeker/klant en werknemer);
  • Streven naar geconcentreerde grote parkeerlocaties en dubbel ruimtegebruik waar mogelijk (de juiste plaats voor de juiste prijs voor alle groepen);
  • Oplossingen bieden voor huidige en toekomstige parkeer- en bereikbaarheidsproblemen;
  • Betere geleiding automobiliteit en parkeerdruk beter spreiden;
  • Verminderde groei van de automobiliteit en autogebruik.

Parkeernormering (motorvoertuigen)

Hengelose parkeernormen behoren ook tot het in december 2008 door de gemeenteraad vastgestelde parkeerbeleid. De parkeernormering is gebaseerd op de parkeerkencijfers zoals deze landelijk zijn uitgegeven door het kennis instituut CROW. De parkeerkencijfers zijn gedifferentieerd naar stedelijkheidsgraad/stadsomvang en stedelijke zone. Binnen de beschikbare en relatief grote bandbreedte van deze kencijfers is voor de Hengelose situatie een keuze gemaakt voor parkeernormen per stedelijke zone (centrum, schil of rest kom), functie en aandeel bezoekers. Voor veel functies is binnen die totale bandbreedte de gemiddelde waarde genomen van de CROW parkeerkencijfers en, na de benodigde parkeeronderzoeken, tot Hengelose norm verheven.

De parkeernormering vormt geen onderdeel van de in 2010 door de gemeenteraad vastgestelde nota Evaluatie parkeerbeleid en blijft derhalve gehandhaafd.

Niet alle functies staan vermeld in de Nota Autoparkeren (Bijlage 3, Parkeernormen 2009), alleen de belangrijkste en meest relevante. De lijst voor 'alle functies' zou veel te lang worden en is eigenlijk nooit compleet. Het samenstellen van normen voor specifieke functies en/of bijzondere of afwijkende situaties en/of op bijzondere locaties komt meer voor in Hengelo. Voor de grote en bijzondere functies op bijvoorbeeld meer perifere locaties is een dergelijke maatwerk benadering wenselijk.

3.3.9.2 Evaluatie

Om de hiervoor beschreven doelen te realiseren is destijds aan deze Nota Autoparkeren voor de periode van vijf jaar een groot pakket aan (beleids)maatregelen gekoppeld. Een aantal van die (beleids)maatregelen zijn op verzoek van het college in 2010 reeds (tussentijds) geëvalueerd en op enkele onderdelen beleidsmatig bijgestuurd. In oktober 2010 is de nota Evaluatie parkeerbeleid door de gemeenteraad vastgesteld.

Er is veel discussie geweest over een aantal maatregelen die getroffen zijn uit de in december 2008 door de raad vastgestelde Nota Autoparkeren 2008 - 2012., zoals het betaald avondparkeren en het invoeren van betaald parkeren in de schilwijken. Er is dan ook een evaluatie uitgevoerd naar het parkeerbeleid. Het beleid is met name gewijzigd voor de parkeerregulering in de schilwijken. Uit de evaluatie blijkt dat er weinig draagvlak is voor het invoeren van betaald parkeren in de schilwijken. De verwachting is dat er meer draagvlak is voor blauwe zones als reguleringsvorm in de schil. Een blauwe zone is een reguleringsvorm die redelijk tot goed functioneert in Hengelo en goed zou passen in de schilwijken rondom de binnenstad. In de huidige blauwe zones zijn ontheffingen tegen betaling verkrijgbaar. Met de invoering en het goed laten functioneren van een blauwe zone zijn kosten gemoeid, zoals handhaving en uitgifte van ontheffingen. Het verstrekken van gratis ontheffingen is dan ook niet meer haalbaar. Hengelo kent een vraagvolgend beleid in de schilwijken. Dit betekent dat bewoners zelf initiatief moeten nemen voor het aanvragen van een blauwe zone in hun wijk waarbij een meerderheid voorstander moet zijn. Daarnaast is het betaald avond parkeren afgeschaft. Hiervoor was nagenoeg geen draagvlak. Ook is het straatparkeren op koopzondagen gratis in Hengelo.

3.3.10 Uitvoeringsnota Fietsen (2003-2006)
3.3.10.1 Algemeen

Het bevorderen van het fietsgebruik heeft een hoge prioriteit binnen het gemeentelijke verkeers- en vervoersbeleid. In de beleidsnota Fietsen (1993) staat het gemeentelijke fietsbeleid nader omschreven. In de "Uitvoeringsnota Fietsen 2003-2006" zijn beleidsvoornemens nader uitgewerkt tot een breed pakket van concrete maatregelen met als doel het fietsklimaat in Hengelo te verbeteren. Speerpunten hierin zijn: het verbeteren van de belangrijkste fietsroutes naar het centrum van de stad (stadsfietsroutes), het fietsvriendelijker maken van verkeersregelinstallaties en de verbetering van het fietsparkeren.

3.3.10.2 Fietsactieplan (2015-2018)

Om de ingezette koers van bovenvermelde vast te houden en om minder sterke punten in het Hengelose fietsklimaat te verbeteren, is het Fietsactieplan 2015-2018 opgesteld. Maar ook omdat maatregelen uit het uitvoeringsplan inmiddels zijn uitgevoerd, benoemt het Fietsactieplan een vervolg pakket aan acties en maatregelen tot en met 2018. Actuele thema's zoals fietsveiligheid, fietsparkeren in de binnenstad en de nog ontbrekende schakels op de fietssnelweg F35 hebben prioriteit.

3.3.11 Nota Duurzaam Veilig (2001)

Op het gebied van verkeersveiligheid conformeert de gemeente Hengelo zich aan de afspraken die de gezamenlijke wegbeheerders in 1997 hebben gemaakt, welke zijn vastgelegd in het overheidsprogramma "Startprogramma Duurzaam Veilig". In de gemeentelijke nota Duurzaam Veilig (2001) zijn de maatregelen vertaald naar de Hengelose situatie.

Fase I van deze nota wordt gekenmerkt door het realiseren van een duurzaam veilig wegennet en is zo goed als afgerond. Verder is de aanpak van VerkeersOngevallen Concentraties (VOC) een belangrijk middel in de strijd tegen de verkeersonveiligheid. Verkeersongevalpunten in de stad worden bij deze aanpak onderzocht en aangepakt. Jaarlijks worden de VOC's geactualiseerd.

In Fase II zijn verkeerseducatie en gedragsbeïnvloeding terugkerende onderwerpen. De verkeerseducatieprogramma's die in de provincie en in Hengelo worden uitgevoerd, komen onder andere voort uit de CROW-KpVV toolkit 'permanente verkeerseducatie' en staan opgenomen in een geprioriteerde gedrags- en educatielijst. De programma's zijn onderverdeeld naar de verschillende doelgroepen en leeftijdscategorieën en worden jaarlijks opnieuw opgesteld.

Een belangrijke bijdrage in de uitvoering van verkeersveiligheidscampagnes wordt in Hengelo al jaren achtereen geleverd door de vrijwilligers van VVN. In hun werkplan worden jaarlijks activiteiten en projecten beschreven die de afdeling Hengelo wil initiëren en uitvoeren. De nadruk van de projecten is gericht op educatie en gedragsbeïnvloeding.

Omdat verkeersveiligheid duurzaam dient te zijn, vereist het een integrale benadering. Andere beleidsterreinen zoals ruimtelijke ordening, mobiliteit, infrastructuur, voorlichting, onderwijs en welzijn beïnvloeden de verkeersveiligheid.

3.3.12 Horecavisie en beleid Hengelo 2016 (2017)

Met de in juli 2017 vastgestelde "Horecavisie Hengelo 2016" wil de gemeente de horeca in de binnenstad versterken door een kwalitatieve versterking van het aanbod en het creëren van een aantrekkelijk verblijfsklimaat. De horeca vormt een belangrijke spil in de aantrekkelijkheid van de binnenstad. Horeca moet goed functioneren met andere functies in de binnenstad en de sfeer en de kwaliteit van de openbare ruimte en het straatbeeld versterken. Doordat horeca combinatiebezoeken aan de binnenstad kan stimuleren kan de bezoekduur van de consument aan de binnenstad worden verlengd.

In de binnenstad is er beperkt ruimte voor toevoeging voor goede daghoreca als ondersteuning voor de overige functies in de binnenstad. Daarnaast is het belangrijk dat het bestaande aanbod wordt verbreed en verbeterd.

Door veranderend gedrag van consumenten wordt er anders geconsumeerd en niet langer alleen in horeca zaken. De ruimtelijke gevolgen hiervan zijn dat er een vergaande branchevervaging plaatsvindt tussen met name horeca en retail. In de horecavisie zijn daarom verschillende vormen van horeca en ondergeschikte vormen van horeca in een andere hoofdactiviteit beschreven.

Door een ruimtelijke clustering van verschillende soorten horeca in de binnenstad wil de gemeente de horeca ondernemer maximaal faciliteren en de samenhang binnen het functie gebruik versterken en de evt. spanningen tussen verschillende functies minimaliseren.

De nachthoreca is in de horecavisie geconcentreerd rond de Pastoriestraat en de Willemstraat en de dag- en avondhoreca rond het Burg. Jansenpleln. De winkelondersteunende horeca zoals lunchrooms en eetcafés zijn verspreid over de gehele binnenstad. Op deze manier vullen de verschillende functies in de binnenstad elkaar aan en versterken ze elkaar.

In de wijken en buurten is er sprake van een verspreide ligging van horeca. De horeca moet hier aansluiten bij de verzorgingsfunctie; (dag)horeca in winkelcentra, snackbar, chinees of buurtcafé. Uitbreidingsmogelijkheden van nieuwe horeca zijn er niet of beperkt mogelijk. Uitbreidingsruimte is in eerste instantie gericht op bestaande horecafuncties.

Er zijn geen mogelijkheden voor (mega)discotheken buiten het centrum.

3.3.13 Nota Economisch beleid (2003)

November 2003 is de nota Economisch beleid vastgesteld. Hierin worden strategische keuzen gemaakt inzake de rol die de gemeente en ook de regio kan spelen met betrekking tot het creëren van zo optimaal mogelijke randvoorwaarden en condities voor het locale en regionale bedrijfsleven. Hengelo kiest daarin voor een krachtige economische ontwikkeling en werkgelegenheidsgroei. Ook voor de toekomst koestert Hengelo de industrie als belangrijke pijler van de economie. Naast een gezonde, technologische hoogwaardige industrie wenst Hengelo haar economische basis te verbreden door versterking van de sectoren zakelijke dienstverlening, (detail)handel, gezondheidszorg en toerisme. Daarbij streeft Hengelo naar een gevarieerd aanbod van bestaande en nieuwe bedrijvenlocaties, vanuit het vertrekpunt dat bestaande ruimte voor bedrijvigheid behouden blijft en indien nodig wordt vernieuwd voordat nieuwe terreinen worden ontwikkeld. Waar mogelijk wordt intensief ruimtegebruik gestimuleerd. Ook de wijkeconomie is van wezenlijk belang.

3.3.14 Kunst en cultuurvisie 2014-2020

In de Kunst en cultuurvsie 2014-2020 is aangegeven dat de missie voor de komende jaren als volgt luidt: Wij willen we de culturele identiteit van hengelo verder versterken. Wij willen zorg dragen voor een kwalitatief sterke, duurzame en diverse culturele infrastructuur. Wij willen het cultureel bewustzijn van de inwoners van Hengelo stimuleren, zodat zij weten wat hun stad aan kunst en cultuur te bieden heeft, daarin geschoold kunnen worden en er volop aan kunnen deelnemen, en wij willen kansen geven aan kunstenaars om in hengelo te werken of hun werk te presenteren.

3.3.15 Met respect… op weg naar een nieuw stelsel voor maatschappelijke ondersteuning (2014)

De gemeenteraad van Hengelo heeft op 29 oktober 2014 het beleidsplan 'Met respect… op weg naar een nieuw stelsel voor maatschappelijke ondersteuning' vastgesteld. In dit beleidsplan geeft de gemeente vorm aan het organiseren van de maatschappelijke ondersteuning. Hengelo is, net als andere gemeenten, vanaf 2015 verantwoordelijk voor meer taken op sociaal gebied. Helaas krijgen wij hiervoor minder geld dan daarvoor beschikbaar was. Dus moeten wij keuzes maken wat we wel of niet financieren. En dat doen wij met respect… Respect voor inwoners die het zelf misschien (even) niet alleen redden, maar ook met respect voor de vele vrijwilligers, mantelzorgers en professionals die zich inzetten voor deze inwoners.

Doel van het nieuwe stelsel is dat alle inwoners van Hengelo zo snel mogelijk zelf en/ of met hulp van het netwerk een antwoord vinden op hun vraag. Lukt dat niet, dan kunnen ze bij de gemeente een beroep doen op hulp en ondersteuning, waarbij de hulpverleners maatwerk leveren. Dat maakt dat we de hulp en ondersteuning voor iedereen toegankelijk, goed en betaalbaar kunnen houden.

De volgende uitgangspunten vinden we daarbij belangrijk:

  • Versterken van eigen kracht van mensen en hun omgeving;
  • Iedereen krijgt zoveel mogelijk de ondersteuning en zorg (op maat) die hij/zij nodig heeft;
  • Eén huishouden (één gezin), één plan en waar nodig één regisseur;
  • Behoud het goede;
  • Ontwikkelen en verbeteren van werkwijze gericht op eigen kracht van mensen en omgeving;
  • Sterke inzet op welzijn, mantelzorg en vrijwilligers en de hierbij benodigde voorzieningen;
  • Ontschotten en verbinden van zorg, welzijn, jeugd, onderwijs en participatie;
  • Begeleiding vooral richten op ondersteuning bij participatie;
  • Verhogen van doelmatigheid, zorg dragen voor productieve prikkels en minder bureaucratie;
  • Ruimte voor en vertrouwen in professionals.
3.3.16 Nota Wijkeconomie Hengelo 2012 - 2015

In de Nota Wijkeconomie wordt het beleid weergegeven ten aanzien van het werken in de wijk, de wijkeconomie.

Een goede economie is belangrijk voor de stad. Hengelo wil de economie in de stad behouden en versterken. Ze wil een goed vestigingsklimaat bieden voor bedrijven en werkgelegenheid stimuleren. Daarnaast wil ze stimuleren dat er ruimte komt voor starters en creatieve ondernemers.

Een groot deel van de economie van de stad vindt in de wijken plaats. In Hengelo is 70% van de bedrijven in de wijken gevestigd. Naar verwachting wordt wijkeconomie steeds belangrijker. Wijkeconomie draagt bij aan de economische vitaliteit, veiligheid en leefbaarheid van de wijk. Het gaat hierbij vooral om bedrijven van zelfstandige ondernemers zonder personeel die het wonen combineren met werken of hun bedrijf starten vanuit huis. De wijk fungeert daarmee als broedplaats voor ondernemerschap. Bedrijven ontstaan in de wijk en groeien van daaruit verder. Wijkeconomie stimuleert daarmee de werkgelegenheid.

3.3.16.1 Ambitie en doelen

Hengelo heeft de volgende ambitie met betrekking tot wijkeconomie:
Hengelo heeft vitale wijken waarin ruimte is voor ondernemerschap en waarin werkgelegenheid wordt gestimuleerd.

Deze ambitie is vertaald naar de volgende doelen:

  • Stimuleren van werkgelegenheid in de wijken
  • De wijk als broedplaats voor ondernemerschap
  • Vitale wijken (levendig en multifunctioneel)
3.3.16.2 Plan van aanpak

Om deze doelen te bereiken gaat het vooral om het stimuleren en faciliteren van ondernemerschap in de wijk. Natuurlijk met behoud van de leefbaarheid in de wijk. We zetten hierbij in op twee strategische lijnen: huisvesting en het ondersteunen en stimuleren van ondernemerschap.

De huivestingslijn gaat met name om de ruimtelijke fysieke omgeving van bedrijven. Functiemenging is onlosmakelijk verbonden met wijkeconomie. De gemeente wil de mogelijkheden voor functiemenging verruimen, maar dat mag niet ten koste gaan van de leefbaarheid in de wijk. Maar dit betekent ook aandacht voor bedrijfsruimte in nieuwe ontwikkelingen, stimuleren van combinaties wonen en werken en de regels hiervoor vereenvoudigen. Daarnaast richt de gemeente zich op het ondersteunen en stimuleren van ondernemerschap door onder meer begeleiding van startende ondernemers en het intensiveren van het accountmanagement voor ondernemers in de wijk.

3.3.17 Welstandsnota

Op 1 februari 2018 is de aangepaste welstandsnota in de gemeente Hengelo vastgesteld. Deze nota biedt het toetsingskader voor de welstandsbeoordeling van bouwaanvragen met het doel de welstandsaspecten voor de burger inzichtelijker te maken. Het toetsingsniveau is gedifferentieerd, dat wil zeggen: streng waar nodig, soepel waar mogelijk. Waar veel mensen verblijven (bijvoorbeeld de binnenstad) of waar cultureel erfgoed aanwezig is (bijvoorbeeld Tuindorp 't Lansink) daar wordt streng getoetst. In woonwijken en andere delen van de stad waar weinig mensen verblijven wordt soepel of zelfs niet meer getoetst aan de welstandscriteria (sommige industrieterreinen). Om dit te realiseren zijn vier toetsingsniveaus ingevoerd: Behoud door ontwikkeling (voor monumenten), welstandsniveau hoog, welstandsniveau middel en welstandsvrij. De welstandscriteria zijn afgestemd op de stedenbouwkundige typologieën van de bebouwing. Elke bouwstijl heeft zo zijn eigen specifieke karakter en de toetsingsregels zijn hier op afgestemd. De toetsing heeft betrekking op situering hoofdvorm, gevelaanzichten (niveau middel) en materiaal- kleurgebruik en detaillering. Het bestemmingsplan regelt de massa (hoogtes)en de locatie van de massa (rooilijnen). Voor sommige bouwplannen/ locaties worden zogenaamde 'ontwikkelcriteria' vastgesteld (beeldkwaliteitseisen) inclusief toetsingsniveau.

Naast de nota zijn twee verschillende kaarten van toepassing; een met de stedenbouwkundige typologieën en ontwikkelcriteria en een met het toetsingsniveau.

3.3.18 Kadernota Spelen 2016

De kadernota Spelen is opgesteld vanuit de blijvende behoefte aan voorwaarden en criteria voor de aanleg en het onderhoud van speel- en ontmoetingsplekken op stads-, wijk- en buurtniveau. Geregeld komen kinderen, jongeren en volwassenen met verzoeken voor de herinrichting of uitbreiding van speelplekken, of juist het opheffen daarvan. Daarin moeten afwegingen en keuzes gemaakt worden, die het algemeen belang voorop stellen en die goed zijn uit te leggen. In de kadernota worden vanuit een onderbouwde visie de doelstellingen, uitgangspunten en beleidsaanbevelingen op het gebied van spelen voor de gemeente Hengelo vastgelegd. Hiermee kan integrale afstemming plaatsvinden met de andere gemeentelijke disciplines.

3.3.19 Gemeentelijke Nota Geluid (2015)

De doelstellingen van het gemeentelijke geluidbeleid uit de nota zijn:

  • Bijdragen aan het realiseren van een goed woon- en leefklimaat in Hengelo;
  • Handvat voor milieuvergunningen, maatwerkvoorschriften, evenementen en APV-vergunningen/ontheffingen;
  • Handvat voor geluidambities bij ruimtelijke planvorming en het zonodig vaststellen van hogere geluidgrenswaarden;
  • Verantwoording van de inzet van middelen om de geluidsituatie positief te beïnvloeden.

De nota geluid geeft aan hoe de gemeente Hengelo dit gestructureerd, volgens een vaste systematiek, wil aanpakken. Er is een gebiedsgerichte benadering. Hiertoe zijn in Hengelo vijf gebiedstypen onderscheiden; 1) Wonen, 2) Binnenstad en winkelgebieden, 3) Industrie en bedrijven, 4) Buitengebied en stadsparken en 5) Verkeerszones. Per gebiedstype zijn geluidambities (ambitiewaarden) en maximaal toegestane waarden (plafondwaarden) vastgelegd. Geluidsaspecten worden zoveel mogelijk in de initiatieffase van de ruimtelijke planontwikkeling betrokken, waarbij zoveel mogelijk de volgorde wordt aangehouden: eerst bronmaatregelen, dan overdrachtmaatregelen en dan pas maatregelen bij de ontvanger. Dit betekent o.a. dat waar nodig en mogelijk stillere wegdektypen worden toegepast. Als bronmaatregelen en/of overdrachtmaatregelen onvoldoende resultaat hebben, kan geluidbelasting tot maximaal de plafondwaarde voor het betreffende gebiedstype worden toegestaan onder de voorwaarde dat er sprake is van voldoende (akoestische) compensatie. Ook bij verkeersplannen wordt uitdrukkelijk rekening gehouden met effecten van geluid.

Bij functieveranderingen, zoals de omvorming van een kantoorgebouw naar woonfunctie, geldt op grond van het Bouwbesluit 2012 als geluidwerings-eis het "rechtens verkregen niveau". In veel gevallen geeft dit, naar de maatstaven van het geluidbeleid, onvoldoende waarborgen dat een acceptabel woon- en leefklimaat wordt verkregen. Het geluidbeleid geeft criteria om te beoordelen welke geluidwerende maatregelen nodig zijn om wel een goed woon- en leefklimaat te waarborgen.

3.3.20 Bodembeleid

De (milieuhygiënische) bodemkwaliteit moet geschikt zijn voor de gewenste bestemming. De eisen die aan de bodemkwaliteit worden gesteld verschillen per bestemming. Voor Wonen gelden bijvoorbeeld strengere normen dan voor Industrie. Een bodemverontreiniging hoeft niet altijd belemmerd te zijn voor het opnemen van een (woon)bestemming en het is niet nodig om elke bodemverontreiniging weg te nemen.

Op grond van (bedrijfs)activiteiten in het verleden kan een locatie verdacht zijn op het voorkomen van bodemverontreiniging. Voor de totstandkoming van een bestemmingsplan worden de verdachte locaties geïdentificeerd en wordt geïnventariseerd of er (aanvullend) bodemonderzoek noodzakelijk is. Na vaststelling van het bestemmingsplan kan een bodemonderzoek nog wel nodig zijn bij het aanvragen van een omgevingsvergunning.

Het Hengelose bodembeleid is afgestemd met andere Twentse gemeenten en richt zich op behoud van de goede bodemkwaliteit in de regio. Dit beleid is beschreven in de Nota bodembeheer. De bodemkwaliteitsnormen zijn afgestemd op de locatiespecifieke kenmerken in Hengelo en zijn onderverdeeld in de klassen: Schoon, Wonen met tuin, Stedelijk wonen, Tuindorp en Industrie. Voor elke klasse zijn lokale maximale waarden bepaald die vastliggen in de bodemkwaliteitskaart. De bodemkwaliteitskaart geldt net als meer verordeningen e.d. naast het bestemmingsplan (voor grondverzet met name).

3.3.21 Nota Snippergroen

In 2013 heeft de gemeenteraad de Nota Snippergroen 2013 vastgesteld. Deze nota had tot doel om beleidsregels te bieden waarmee op een transparante wijze beoordeeld kan worden wat snippergroen is en of een strook gemeentelijk openbaar groen in aanmerking komt voor verkoop of het in gebruik geven (groenuitgifte). Dit gemeentelijke groen noemen we 'snippergroen'.

In 2014 heeft het college in het coalitieakkoord (2014-2018) bij het onderwerp 'snippergroen' het volgende gesteld. 'Een deel van de dossiers die hebben geleid tot enige onrust, gaat niet over het gebruik van snippergroen, maar over illegaal grondgebruik. Onze grondhouding is, dat we in die gevallen proberen een oplossing te vinden via bijvoorbeeld verkoop of verhuur'.

Op basis van deze wens van het college, is de Nota Snippergroen 2013 geactualiseerd; het nieuwe beleid betreft een versoepeling ten aanzien van de handhaving op illegaal grondgebruik. De versoepeling van het beleid biedt bewoners nu mogelijkheden om situaties die grenzen aan het eigen perceel, waarbij het gemeentelijk openbaar groen vóór de peildatum 11 maart 2013 illegaal in gebruik is genomen én nog niet is hersteld, te legaliseren.

De gekozen peildatum is het moment waarop er luchtfoto's zijn gemaakt van Hengelo ten tijde van de vaststelling van het Groenplan, de Hoofdgroenstructuur en de nota Snippergroen 2013. De luchtfoto's van 11 maart 2013 geven in veel situaties een duidelijk beeld van het gebruik van de grond om te beoordelen of al dan niet sprake is van illegaal grondgebruik. Met deze vaststelling (april 2013) heeft de gemeenteraad zich, na onder andere twee openbare inloopbijeenkomsten, een hoorzitting en een inspraaktermijn, uitgesproken voor het algemene belang van groen in de stad. Vanwege dit besluit, alsmede het feit dat het college dit actief kenbaar heeft gemaakt met gebruik making van de daarbij behorende media, is dit ook voor de inwoners van Hengelo een herkenbaar moment.

Het college heeft op 3 maart 2015 het voorlopig besluit genomen om de Nota Snippergroen 2015 vast te stellen, om hierover in gesprek te gaan met de externe groenpartners en de nota gedurende 6 weken ter inzage te leggen. De conceptnota Snippergroen heeft van 18 maart 2015 tot en met 29 april 2015 ter inzage gelegen. In deze periode zijn er 37 reacties ingediend. Een deel van deze reacties bevat meerdere vragen, opmerkingen of suggesties. Deze reacties zijn per brief beantwoord. Tevens is een reactienota opgesteld.

Mede op basis van de gesprekken met de groenpartners is het beleid nog aangepast. In situaties waarbij het gemeentelijk openbaar groen in de hoofdgroenstructuur, grenzend aan het eigen perceel, vóór de peildatum illegaal in gebruik is genomen én nog niet is hersteld, kan het gebruik alleen worden gelegaliseerd middels een groenuitgifteovereenkomst. De bewoner houdt hiermee het gebruiksgenot van de grond. Door het stellen van voorwaarden in deze overeenkomst, blijft het groene karakter van het betreffende perceel (en de wijk) gewaarborgd. De bestaande illegale situaties in de hoofdgroenstructuur worden in principe dus niet verkocht. Verkoop is immers onomkeerbaar, en door verkoop ontstaan er meer mogelijkheden om schuttingen of bouwwerken te plaatsen. Hiermee is tegemoet gekomen aan de wensen van de Wijkraad Hasseler Es en externe groenpartners.

Illegale situaties die (opnieuw) zijn ontstaan ná de peildatum, komen niet in aanmerking voor legalisatie. Tegen recentere en toekomstige gevallen van illegaal grondgebruik (die na de 11 maart 2013 zijn ontstaan) zal dus handhavend worden opgetreden. Illegaal grondgebruik is en blijft immers ongewenst. Als bewoners geen gebruik willen maken van de mogelijkheid tot legalisatie, dan wordt de grond teruggenomen en opnieuw ingericht als openbaar groen. Dit geldt ook als de bewoner niet wil voldoen aan de groenuitgiftevoorwaarden.

In specifieke situaties kan het college besluiten om af te wijken van de werkwijze zoals is beschreven in de Nota Snippergroen 2015. Deze specifieke situaties zijn aangeduid als 'complexe situatie', om aan te geven dat het een bijzondere situatie betreft die om een eigen aanpak vraagt. In die gevallen waar een afwijking van het beleid nodig of wenselijk is, zal het college een separaat besluit nemen.

Op 30 september 2015 heeft de gemeenteraad de Nota Snippergroen 2015 vastgesteld.

3.3.22 Handhavingsprogramma 2017

Op basis van de Wabo wordt jaarlijks een handhavingsprogramma vastgesteld. Hierin wordt voor o.a. het taakveld "bouwen" van de afdeling Handhaving de prioriteiten aangegeven. Het accent is komen te liggen op veiligheid (constructieve- en brandveiligheid). Voor wat betreft het toezicht op overtredingen van de voorschriften uit dit bestemmingsplan moet worden opgemerkt dat geen object- en gebiedsgericht toezicht wordt uitgevoerd. Er wordt enkel gecontroleerd wanneer hiervoor een duidelijke aanleiding is zoals een klacht of een handhavingsverzoek.

Op basis van de missie en visie kunnen de belangrijkste uitgangspunten van het handhavingsprogramma als volgt worden samengevat:

  • 1. De primaire verantwoordelijkheid voor de kwaliteit van (ver)bouwen, slopen en gebruik (t.o.v. het bestemmingsplan) ligt bij de burgers, bedrijven en instanties dan wel de partijen die namens hen optreden (zoals bedoeld in artikel 1a en 1b van de Woningwet).
  • 2. De gemeente beziet of die verantwoordelijkheid voldoende wordt genomen en onderneemt acties op basis van ingeschat risico en wettelijke voorschriften.
  • 3. De gemeente heeft een vangnet- en bewakersfunctie op het gebied van de bouwregelgeving.
  • 4. De vangnet- en bewakersfunctie is gekoppeld aan kernbepalingen; onderdelen van wet- en regelgeving met een groot maatschappelijk belang. Deze kernbepalingen zijn bij de aannemelijkheidstoets leidend. Met deze onderdelen van de wet- en regelgeving valt niet te sjoemelen. De gemeente ziet hierop consequent, onafhankelijk en objectief toe.
  • 5. De kernbepalingen moeten een bepaalde basiskwaliteit waarborgen zodat onaanvaardbare risico's tot een minimum worden beperkt.
  • 6. De gemeente hecht vanuit de regelgeving veel waarde aan veiligheid, gezondheid, duurzaamheid en ruimtelijke kwaliteit. Hier liggen wat haar betreft de accenten van de werkzaamheden en bevinden zich de kernbepalingen.
  • 7. De gemeente wil proactief, preventief, planmatig, probleemoplossend optreden.

3.4 Conclusie

Het bestemmingsplan past binnen de vastgestelde beleidskaders.

Hoofdstuk 4 Randvoorwaarden

4.1 Water

Oppervlaktewaterhuishouding

Ten noorden van het plangebied loopt de Houtmaatleiding (stroomafwaarts genaamd de Hesselerbeek). Deze beek mondt uit in de Bornsebeek. Afvoer van water uit het plangebied vindt plaats via een stelsel van kavelsloten die aansluiten op de Houtmaatleiding/Hesselerbeek.

In het zuidelijk deel van het plangebied bevindt zich een hoofdwatergang die in westelijke richting afwatert op de Berflobeek.

Grondwater

De grondwatertrap in het plangebied geeft informatie over de diepte en fluctuatie van het grondwater. Op de bodemkaart van Nederland staat aangegeven dat ter plaatse van het plangebied grondwatertrappen III, V en VI worden aangetroffen. Dit betekent dat in het plangebied een GHG (gemiddeld hoogste grondwaterstand) van < 0.40 m – mv voorkomt. Plaatselijk kan op de hoger gelegen laarpodzolgronden een GHG tussen de 0.40 m en 0.80 m –mv worden aangetroffen.

Voor de GLG (gemiddeld laagste grondwaterstand) geldt dat deze kan worden aangetroffen op een diepte tussen de 0.80 m en 1.20 m –mv. Ook hier kan plaatselijk op de hoger gelegen laarpodzolgronden een GLG groter dan 1.20 – mv voorkomen.

Uitgangspunten en randvoorwaarden watersysteem

Het waterbeleid van de gemeente Hengelo is gebaseerd op de richtlijnen van duurzaam stedelijk waterbeheer. Concreet betekent dit:

  • Het afvalwater wordt afgevoerd naar de RWZI middels riolering;
  • Het hemelwater wordt zo min mogelijk verontreinigd en komt ten goede aan het lokale water- of grondwatersysteem;
  • Daarbij heeft zichtbare oppervlakkige afvoer de voorkeur boven afvoer door buizen, vanwege het grotere risico op ongewenst lozingsgedrag en foutieve aansluitingen bij buizen;
  • Infiltratie van hemelwater in de bodem is de beste optie, omdat hiermee zuivering, retentie en grondwateraanvulling worden gerealiseerd;
  • Op grote schaal verdient de toepassing van wadi's de voorkeur. Deze wadi's kunnen goed worden gecombineerd met openbare groen voorzieningen;
  • Bij het stedenbouwkundig plan moet notie worden genomen van het feit dat water van hoog naar laag stroomt, waarmee water dan een ordenend principe voor het plan is;Het grondwater wordt zoveel mogelijk aangevuld met schoon infiltrerend water. Te hoge grondwaterstanden in natte winterperioden worden beteugeld met drainage in de openbare weg en eventueel op de kavels zelf. De drainage voert af naar een wadi of oppervlaktewater;
  • Het oppervlaktewater wordt op fraaie wijze geïntegreerd in het stedenbouwkundig plan, zodanig dat het water beleefbaar is en goed te beheren is.

Het watersysteem in Medaillon voldoet aan de vorengenoemde uitgangspunten

Berging

De berging in het plangebied is gedimensioneerd op een bui van 40 mm in 75 minuten bij een maximale afvoer uit het plangebied van 2.4 l/sha. Er kan volledige berging in de wadi's plaatsvinden.

 

De watertoets

In het kader van de wettelijk verplichte watertoets heeft ten tijde van de opstelling van het bestemmingsplan Medaillon (2008) in een vroegtijdig stadium overleg plaatsgevonden met het waterschap Regge en Dinkel (nu Waterschap Vechtstromen). Hiervoor is toen een geohydrologisch onderzoek uitgevoerd en een waterhuishoudingsplan gemaakt voor het plangebied. Het waterschap kan instemmen met dit waterhuishoudingsplan.

Intrekgebied

Het plangebied is gelegen in het intrekgebied van waterwinning Hasselo. Het gebied wordt planologische beschermd vanuit de provinciale omgevingsverordening. Voor deze gebieden geldt het voorzorgprincipe. Dit betekent dat nieuwe grootschalige, voor de kwaliteit van grondwater risicovolle functies, zoals woningbouw, alleen onder voorwaarden worden toegelaten. Aangetoond moet worden dat voor grootschalige stedelijke functies in intrekgebieden waarin al stedelijke functies aanwezig zijn deze nieuwe functies niet mogen leiden tot vergroting van de risico's op verontreiniging van het grondwater (stand still-beginsel).

In het plangebied kunnen 219 woningen worden gerealiseerd. Deze zijn inmiddels bijna allemaal gebouwd. De bovenkant van deklaag in het plangebied bevindt zich op ongeveer 16 meter t.o.v. het NAP en de dikte van de deklaag is circa 7 meter. Dit betekent dat de fysische kwetsbaarheid van de bodem gering Er zijn maatregelen om het risico op grondwatervervuiling te voorkomen. De genomen maatregelen zijn gezocht in duurzaam waterbeheer en duurzaam materiaalgebruik. Hieronder worden de genomen maatregelen genoemd.

Maatregelen

Duurzaam waterbeheer

In het plangebied Medaillon is een duurzaam stedelijk watersysteem gerealiseerd. Een robuust systeem dat goed scoort in termen van duurzaamheid, beheerbaarheid en bewoners-perceptie en dat weinig milieubelasting teweegbrengt.

Afvalwater

Het afvalwater (zowel het zwarte als het grijze) wordt afgevoerd naar de rioolwaterzuiveringsinstallatie van het waterschap Vechtstromen aan de Wegtersweg. Het rioolsysteem van Medaillon is aangesloten op een rioolgemaal aan de Europalaan.

Hemelwater

Voor de afvoer van hemelwater zijn geen riolen aangelegd. Het hemelwater wordt afgevoerd (en deels geïnfiltreerd) via de trits perceelgoot-straatgoot-wadi-Houtmaatleiding. Van groot belang was dat deze afvoer oppervlakkig (en dus zichtbaar) plaatsvindt, waardoor het vrijwel uitgesloten is dat afvalwater wordt afgevoerd via het systeem voor hemelwaterafvoer. Verder was van belang dat er in het systeem bij de wadi's een bodempassage plaatsvindt, waardoor een aanzienlijke zuivering van afstromend water optreedt. De waterkwaliteit in Medaillon is goed door de vorengenoemde opzet.

Goten

Vanaf de woningen en de woonstraten naar de wadi's, wordt het hemelwater afgevoerd door goten. Hierbij is van belang dat het hemelwater vanaf de woningen zichtbaar wordt aangeleverd aan de openbare weg.

Wadi's

Een wadi is een met gras beklede greppel waarin hemelwater oppervlakkig wordt geloosd. Vanuit de wadi zal het water kunnen infiltreren naar de ondergrond. Hiertoe wordt onder de wadi een sleuf met drainagezand aangebracht, ingepakt in worteldoek. Een drainagebuis in de sleuf met drainzand zorgt enerzijds voor verdeling van het water in tijden van infiltratie en zorgt anderzijds voor drainage in tijden met hoog grondwater.

Een integraal waterhuishoudkundig systeem met wadi's verzorgt 5 functies:

• Zuivering van afstromend hemelwater door de gras- en bodempassage;

• Infiltratie in tijden met lage grondwaterstanden;

• Drainage in lagere plandelen in tijden met hoge grondwaterstanden;

• Retentie om piekafvoeren op de beken te vermijden;

• Afvoer omdat per saldo er een wateroverschot is.

De wadi's zijn enigszins gelijkmatig over het plangebied verspreid en hebben een robuuste uitvoering. Het is beter om enkele grote wadi's aan te leggen dan allerhande snipper-wadi's. Grote wadi's zijn goed te beheren en te onderhouden. Met de beheer-afdelingen zijn goede afspraken gemaakt over het onderhoud van de wadi's. Hiertoe is een onderhoudsschema opgesteld.

Ten aanzien van het bovengenoemde aandachtspunt a. omtrent de zuiverende werking van wadi's wordt verwezen naar de RIONED-publicatie “Wadi's: aanbevelingen voor ontwerp, aanleg en beheer” van februari 2006. Deze publicatie maakt de resultaten bekend van een zes jaar durend onderzoek naar wadi's in de wijk

Ruwenbos in Enschede. Er is onder meer onderzoek gedaan naar de zuiverende werking van wadi's. Gebleken is onder andere dat microverontreinigingen (PAK's en zware metalen) zich ophopen in de toplaag van de wadi. Ze binden zich sterk aan zwevende deeltjes in het afstromende regenwater. Deze deeltjes worden door infiltratie en absorptie in de wadibodem afgevangen.

Foutieve aansluitingen

De Hasseler Es is een woonwijk aan de noordkant van Hengelo die in de jaren 80 van de vorige eeuw is gerealiseerd. Een groot deel van deze wijk is gelegen in het intrekgebied van waterwinning Hasselo.

In de Hasseler Es was een gescheiden rioolstelsel aangelegd. In theorie is dat een prima principe; vuil water wordt naar de RWZI afgevoerd en wordt daar gezuiverd terwijl schoon hemelwater op de beken of vijvers wordt geloosd. De praktijk wees echter uit dat nogal wat afvalwater wordt geloosd op het stelsel voor hemelwater. Dit kwam met name door foutieve rioolaansluitingen. In dat geval wordt er dus permanent afvalwater geloosd op het hemelwaterriool en daarmee op de vijvers en beken. Het aantal foutieve aansluitingen bedroeg ongeveer 8%.

De gemeente Hengelo heeft deze foutieve rioolaansluitingen in de Hasseler Es opgespoord en hersteld. De oppervlaktewaterkwaliteit is hierdoor toegenomen. Hierbij is, gezien de relatie tussen oppervlaktewater en grondwater, tevens de kwaliteit van het grondwater positief beïnvloed.

Duurzaam materiaalgebruik

Op gebouwniveau is in het plangebied het Dubo-pakket Hengelo van toepassing.

Deze is als specifieke eis voor de locatie Medaillon, de eis van toepassing niet-uitloogbare materialen hebben (maximale m-klasse1 van 4). E.e.a. is vastgelegd in een met de ontwikkelaar gesloten overeenkomst. Gezocht moet worden naar alternatieven voor milieubelastende bouwmaterialen en zware metalen.

Milieubelastende materialen in de bouw - zware metalen

Milieubelastende materialen zoals koper, lood en zink zijn zware metalen die nog veel in de bouw worden toegepast. De toepassing als bouwmateriaal zorgt voor een continue diffuse bron van deze metalen naar het grondwater en oppervlaktewater. Hoewel de exacte omvang van het aandeel van bouwmetalen in de totale metalenemissie ter discussie staat, is duidelijk dat de normen voor metalen in stedelijk water en in waterbodems gemiddeld genomen vaker worden overschreden dan in het landelijk gebied. Vanuit het oogpunt van emissiepreventie is de gemeente Hengelo van mening dat toepassing van milieubelastende materialen binnen onder meer het grondwaterbeschermingsgebied en het intrekgebied voorkomen moet worden.

Parkeren

T.a.v. het parkeren zijn maatregelen getroffen. De gronden waar wordt geparkeerd zijn met klinkerbestrating aangelegd. Het hemelwater van de parkeerplaatsen gaat naar de wadi's waar het wordt gezuiverd middels een bodempassage.

Conclusie

Het risico van grondwatervervuiling door het huidige gebruik is verwaarloosbaar.

Bij de realisatie van de wijk Medaillon is door het gebruik van niet-uitloogbare materialen bij de bouw van de woningen, het aanleggen van openbare parkeerterreinen met klinkerbestrating in combinatie met het afvoeren via goten naar wadi's en het hele duurzame waterbeheer een verwaarloosbaar risico vormt voor de grondwaterkwaliteit binnen het intrekgebied. Als extra maatregel zijn binnen het intrekgebied, maar buiten het plangebied, foutieve rioolaansluitingen in de Hasseler Es opgespoord en hersteld. Dit heeft indirect een positief effect op de grondwaterkwaliteit.

4.2 Wet Natuurbescherming

De Wet Natuurbescherming richt zich op behoud en herstel van biodiversiteit en het daarvoor benodigde leefgebied. De wet is sinds 1 januari 2017 van kracht en betreft een samenvoeging van de Natuurbeschermingswet 1998, de Flora- en Faunawet en de Boswet. De Wet Natuurbescherming vormt het juridische kader voor natuurbescherming in Nederland, op basis van Europese regelgeving.

De doelstelling van de wet bestaat uit drie onderdelen: 1. behoud en herstel van biodiversiteit, 2. doelmatig beheren, gebruiken en ontwikkelen van natuur, ter vervulling van maatschappelijke functies, en 3. samenhangend beleid gericht op behoud van landschappen, ter vervulling van maatschappelijke functies.

Het uitgangspunt van de wet is 'nee, tenzij'. Dit houdt in dat activiteiten met een (mogelijk) schadelijk effect op beschermde landschappen, gebieden en soorten, in principe verboden zijn. Van het verbod op schadelijke handelingen ('nee') kan alleen onder voorwaarden ('tenzij') worden afgeweken.

In de wet Natuurbescherming is, naast verbodsbepalingen, een plicht opgenomen: de zorgplicht. Deze zorgplicht houdt in dat menselijk handelen geen nadelige gevolgen mag hebben voor alle in het wild levende flora en fauna en hun directe leefomgeving, beschermd of niet. De zorgplicht geldt ook als er een ontheffing of vrijstelling is verleend voor bepaalde activiteiten, of een zogeheten gedragscode wordt toegepast.

Behoud en herstel van biodiversiteit is in de wet via twee sporen uitgewerkt: gebiedsbescherming en soortenbescherming.

Gebiedsbescherming

Het beschermde areaal beslaat de in Europees verband aangewezen zogeheten Natura 2000-gebieden. Natura 2000 is een samenhangend netwerk van natuurgebieden in Europa. Het betreft gebieden die worden beschermd vanuit de Habitat- en de Vogelrichtlijn. Volgens deze Europese richtlijnen moeten lidstaten specifieke diersoorten en hun natuurlijke leefomgeving (habitat) beschermen om de biodiversiteit te behouden. Voor de Natura 2000-gebieden gelden specifiek omschreven instandhoudingsdoelstellingen.

Het dichtstbijzijnde Natura 2000-gebied, het Lonnekermeer, is gelegen op ruim 4 kilometer afstand van het plangebied.

Soortenbescherming

Dit onderdeel van de Wet Natuurbescherming regelt de bescherming van dieren en planten. Het betreft beschermde soorten uit de Habitat- en de Vogelrichtlijn en daarnaast soorten die nationaal zijn aangewezen als specifiek beschermde soort.

Naast behoud en bescherming van soorten, regelt dit onderdeel het faunabeheer. Dit betreft schadebestrijding, jacht en bestrijding van overlast. Tevens regelt dit onderdeel de bestrijding van invasieve exoten.

De bescherming van bovengenoemde soorten is uitgewerkt in verbodsbepalingen. Deze houden onder andere in dat beschermde planten niet geplukt mogen worden en dat beschermde dieren niet gedood, gevangen of verontrust mogen worden. Ook de rust- en verblijfplaatsen van de dieren zijn beschermd.

Ruimtelijke ontwikkeling

Bij elke ruimtelijke ontwikkeling moet worden getoetst of de beoogde activiteiten mogelijk negatieve gevolgen kunnen hebben voor in dat gebied voorkomende vaste rust- en verblijfplaatsen en/of de leefomgeving van beschermde soorten.

In de praktijk kan van de verbodsbepalingen worden afgeweken wanneer een passend instrument wordt ingezet (juridische borging). De Wet Natuurbescherming biedt voor ruimtelijke ontwikkeling en inrichting de volgende instrumenten: vrijstelling, WABO omgevingsvergunning mét verklaring van geen bedenking, werken met een goedgekeurde gedragscode, of ontheffing.

- Vrijstelling van de verbodsbepalingen wordt verleend door de minister en door de provincie. Een lijst met vrijgestelde soorten is per provincie in de provinciale verordening opgenomen.

- Een WABO omgevingsvergunning met verklaring van geen bedenking houdt in dat in de aanvraag voor de activiteit het onderdeel natuurwetgeving wordt opgenomen (omgevingsvergunning 'met aanhaking Wet Natuurbescherming'). Het bevoegd gezag (de provincie of Omgevingsdienst) moet een verklaring van geen bedenking afgeven, die wordt verwerkt in de vergunning.

- Een gedragscode flora en fauna beschrijft het proces en de richtlijnen voor zorgvuldig handelen tijdens het verrichten van werkzaamheden op locaties met groeiplaatsen en/of (vaste) rust- en verblijfsplaatsen van beschermde soorten. De gedragscode moet zijn goedgekeurd door het bevoegd gezag.

- Een ontheffing moet worden aangevraagd bij de provincie of bij de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (RVO).

Advies voor het plangebied

Op basis van een veldbezoek en raadpleging van de Nationale Databank Flora en Fauna kan worden geconcludeerd dat Wet Natuurbescherming geen belemmering vormt voor het vaststellen van het bestemmingsplan.

4.3 Archeologie en cultuurhistorie

4.3.1 Algemeen

In deze paragraaf wordt aan de hand van inventarisaties ingegaan op de in het plangebied aanwezige archeologische en cultuurhistorische waarden.

4.3.2 Archeologische verwachting

Voor een uitgebreide beschrijving van het archeologisch beleid van de gemeente, wordt verwezen naar paragraaf 3.3.3. Op de archeologische beleidskaart van de gemeente Hengelo staat aangegeven welke archeologische waarden aanwezig en te verwachten zijn. Een uitsnede van deze kaart is opgenomen in afbeelding 7.

afbeelding "i_NL.IMRO.0164.BP0119-0301_0007.png"

Afbeelding 7: Uitsnede kaart archeologische verwachtingswaarde

Uitgangspunt voor het bestemmingsplan is het veiligstellen van de aanwezige (en aangetoonde) en de te verwachten archeologische waarden. Conform het verdrag van Valletta dient gestreefd te worden naar het behoud van archeologische resten in de archeologische verwachtingszones. Voor Hengelo is door middel van het maken van een archeologische verwachtingskaart inzichtelijk gemaakt waar zich archeologische resten kunnen bevinden. Ingrepen die kunnen leiden tot verstoring of vernietiging van de archeologische resten binnen de terreinen van archeologische waarde (AMK-terreinen) dienen zoveel mogelijk te worden voorkomen. In het kader van de Monumentenwet moet hiervoor een vergunning worden aangevraagd.


Op basis van de te verwachte dichtheden aan archeologische resten binnen de diverse verwachtingszones én de mogelijkheden die archeologisch onderzoek biedt om deze resten aan te tonen, wordt een onderzoeksplicht geadviseerd voor ingrepen met een omvang groter dan 2500 m2, waarbinnen een hoge verwachtingswaarde geldt en voor ingrepen groter dan 5000 m2, waarvoor een middelmatige of lage verwachtingswaarde geldt. De minimumonderzoekseis voor een archeologisch onderzoek is een archeologisch bureauonderzoek waarin de ingreep op zijn schadelijkheid wordt beoordeeld en wordt geadviseerd over de noodzaak tot het nemen van vervolgstappen in de vorm van veldonderzoek.

4.3.3 Archeologie in het plangebied
4.3.3.1 Verwachtingswaarden

Binnen het plangebied Medaillon 2018 liggen diverse zones met archeologische verwachtingswaarden (zie afbeelding 7). Het grootste gedeelte van het plangebied ligt binnen een gebied van dekzandwelvingen en -vlakten. Dit betreft een relatief vlak gebied tussen hogere dekzandruggen ten noorden en zuiden van het plangebied. Dergelijke gebieden kennen niet de lange bewonings- en gebruikscontinuïteit van de hogere en grotere dekzandruggen, maar werden in tijden van grotere bevolkingsdruk benut. Dergelijke gebieden hebben een middelhoge verwachtingswaarde. Binnen het plangebied zijn enkele kleinschalige dekzandopduikingen aanwezig waren. Het betreft hier relatief kleine dekzandruggen waarop sinds de middeleeuwen bouwlanden zijn aangelegd en waarop vanaf het einde van de late middeleeuwen dikke enkeerdgronden zijn ontstaan (plaggendekken of esdekken). Dergelijke dekzandopduikingen met oude bouwlanden blijken van oudsher de meest gunstige condities voor vroege landbouwers geboden te hebben en doorgaans worden op die ruggen, onder een dik plaggendek, sporen van bewoning, landbouw en begravingen gevonden, soms teruggaand tot in het Midden-Neolithicum. Gezien de grote kans op de aanwezigheid van archeologische sporen hebben deze gebieden een hoge archeologische verwachtingswaarde. Bovendien zijn eventueel aanwezige archeologische vindplaatsen door de beschermende werking van een dik plaggendek ook vaak redelijk goed in de bodem behouden.

4.3.3.2 Bekende vindplaatsen en monumenten

Binnen het plangebied zijn in het landelijk datasysteem ARCHIS geen archeologische waarnemingen geregistreerd. Tevens liggen binnen het plangebied geen terreinen van archeologische waarde.

4.3.3.3 Uitgevoerde onderzoeken

In het plangebied Medaillon zijn het verleden (2006/2007) twee archeologisch onderzoeken uitgevoerd. Uit het bureauonderzoek (ADC, rapport 692) is gebleken dat, op grond van de landschappelijke constellatie - een dekzandrug centraal in het plangebied aan de noord- en zuidzijde begrensd door beekdalen - mag worden aangenomen dat het terrein in het verleden een aantrekkelijke bewoningslocatie is geweest. In het plangebied werden daarom bewoningssporen uit alle perioden verwacht. De verwachting is hoog voor de dekzandrug en middelhoog voor de aangrenzende beekdalen. Uit het booronderzoek (ADC, rapport 863) is gebleken dat het plangebied een relatief laaggelegen terrein betreft dat voor 1820 is opgehoogd. Er is derhalve geen dekzandrug waargenomen, maar een subrecente ophoging. Door de afwezigheid van een dekzandrug en het natte karakter van de omliggende beekdalen is het terrein in de pre- en protohistorie minder geschikt geweest voor bewoning. Derhalve is aan het plangebied een lage verwachting toegekend en geadviseerd het plangebied vrij te geven voor wat betreft archeologie. De gemeente heeft dit selectieadvies overgenomen. Het plangebied Medaillon is dan ook als zodanig op de archeologische verwachtingskaart aangemerkt (horizontale arcering, afbeelding 7).

4.3.3.4 Vertaling naar planregels

Omdat het plangebied reeds voldoende onderzocht is hoeven er voor dit plan ten aanzien van de archeologie geen planregels opgenomen te worden.

4.3.4 Cultuurhistorische waarden

Vanaf 1 januari 2012 is het verplicht om in ruimtelijke plannen rekening te houden met cultuurhistorische waarden. Om een stabiele en meer structurele basis te geven aan de borging van cultuurhistorie in de ruimtelijke ordening, is per 1 januari 2012 aan artikel 3.1.6 van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) toegevoegd dat gemeenten bij het vaststellen van bestemmingsplannen niet alleen rekening moeten houden met cultuurhistorische waarden onder de grond (archeologische waarden), maar ook met waarden boven de grond. Dat betekent dat gemeenten een analyse moeten maken van de cultuurhistorie in een plangebied en daar conclusies aan moeten verbinden die in het bestemmingsplan verankerd worden.

Cultuurhistorische waarden omvatten meer dan alleen bouwhistorische objecten en monumenten waarop tot voorheen vaak alleen de aandacht lag in bestemmingsplannen. Door middel van een historisch-geografische inventarisatie dienen ook cultuurlandschappellijke structuren en elementen in beeld gebracht te worden, zoals oude infrastructuur, verkavelingsstructuren en elementen daarin zoals houtwallen, beeklopen en essen, en moet ook gedacht worden aan het stedenbouwhistorische karakter van wijken en gebieden. Belangrijk is om na te gaan wat het 'eigene' van een gebied is en dat met al zijn elementen en structuren in beeld te brengen.

De resultaten van de inventarisatie worden gewogen om antwoord te geven op de vraag welke ruimtelijke ontwikkelingen in een gebied toelaatbaar worden geacht. Dit wordt vervolgens uitgewerkt binnen het instrument dat de burgers bindt: het bestemmingsplan.

De gemeente Hengelo heeft nog geen specifiek beleid dat de aanpassing van de Bro regelt. In dit bestemmingsplan wordt met de inventarisatie van cultuurhistorische waarden echter voorzien in de eisen volgens het Bro.

4.3.5 Cultuurhistorie in het plangebied
4.3.5.1 Historische ontwikkeling van het plangebied

Het plangebied ligt in de voormalige marke van Woolde. Woolde behoorde bij de gemeente Hengelo en viel daarmee onder het richterambt Delden. Tot het eind van de 19e eeuw maakte het plangebied deel uit van de woeste gronden van de marke Woolde. Aan het eind van de 19e eeuw werd het plangebied ontgonnen en in cultuur gebracht. Enkel de huidige Europalaan en de Dijksweg stammen nog uit deze perioden. Doordat deze wegen in het verleden meermaals een herprofilering / herinrichting hebben ondergaan is het originele profiel niet meer bewaard gebleven. Met de realisatie van de bebouwing gedurende de 20e en begin 21e eeuw zijn daarnaast verder weinig elementen meer uit de situatie van voor 1950 behouden gebleven.

4.3.5.2 Historisch geografische kenmerken

Zoals vermeld resteren er geen historisch-geografische kenmerken en structuren meer in het plangebied.

4.3.5.3 Gebouwde objecten en monumenten

Hengelo heeft 80 rijksmonumenten (RM), ca. 130 gemeentelijke monumenten (GM, waarvan 3 met de status voorgedragen), 35 beschermde gemeentelijk karakteristieke panden (BGKP) en een beschermd dorpsgezicht, Tuindorp 't Lansink. Daarnaast zijn door het rijk in het kader van de wederopbouw twee aandachtsgebieden aangewezen. Dit zijn de binnenstad en Klein Driene/de Noork. Inmiddels zijn in het buitengebied en in het beschermde Tuindorp 't Lansink ca. 500 karakteristieke objecten aangewezen. Tevens heeft de Erfgoedcommissie een lijst van waardevolle panden opgesteld. Deze objecten hebben geen juridische status, maar zijn bedoeld om de eigenaren bewust te maken van hun waardevol bezit.

Binnen het plangebied zelf zijn geen gebouwde monumenten en objecten.

4.3.5.4 Vertaling naar planregels

Omdat in het plangebied geen historisch-geografische kenmerken en structuren meer aanwezig zijn, hoeven er voor dit plan ten aanzien van de cultuurhistorie geen planregels opgenomen te worden.

4.4 Milieu

4.4.1 Bedrijven en milieuzonering

Om te voorkomen dat knelpunten ontstaan tussen bedrijvigheid en gevoelige functies (zoals wonen), moet tussen deze functies voldoende ruimtelijke scheiding worden aangehouden. In de VNG-uitgave Bedrijven en Milieuzonering worden voor een groot aantal activiteiten zoneringsafstanden geadviseerd. Deze VNG-uitgave wordt algemeen geaccepteerd als richtlijn voor de aan te houden afstanden. Aan de hand van deze richtlijn zijn de bedrijfsactiviteiten in- en rondom het plangebied geïnventariseerd.

Het bestemmingsplan Medaillon is overwegend conserverend van aard. Alleen aan de westzijde van het plan vindt een nieuwe ontwikkeling plaats in de vorm van een zestal patiowoningen. Binnen het plangebied zijn geen bedrijven aanwezig. Buiten het plangebied zijn geen bedrijven aanwezig met een invloedsgebied dat zich uitstrekt tot over het plangebied. Het aspect bedrijven en milieuzonering vormt geen belemmering dit plan.

4.4.2 Bodem

Voor plangebied Medaillon Deelgebied 1 vindt er een wijziging van bestemming plaats ten opzichte van het vorige bestemmingsplan. Voor dit deelgebied is een inventarisatie gedaan naar de milieuhygiënische bodemkwaliteit. Hiervoor is gebruik gemaakt van reeds uitgevoerde verkennend bodemonderzoek (Verkennend en nader bodemonderzoek plangebied Medaillon te Hengelo; Geofox; 20080112/1/SBAR; 24 juli 2008). Tevens is naar het historisch bodembestand gekeken. Op basis van historisch bodembestand zijn geen historische activiteiten bekend die eventueel een bodemverontreiniging kunnen hebben veroorzaakt. Uit de resultaten van het in 2008 uitgevoerde bodemonderzoek is gebleken dat plaatselijk verontreiniging is aangetroffen. Het betreft plaatselijk licht verhoogde gehalte met kwik en lood in de bovengrond. In het grondwater is een licht verhoogd gehalte aan nikkel aangetroffen. Op basis van de bekende gegevens worden geen bodemverontreinigingen verwacht welke de ontwikkeling van het deelgebied kunnen belemmeren en is dan ook geen aanleiding om aanvullend milieuhygiënisch bodemonderzoek te verrichten.

Voor het overige heeft dit bestemmingsplan uitsluitend betrekking op het conserveren van een bestaande situatie. Voor een bestaande situatie is in principe geen bodemonderzoek noodzakelijk.

4.4.3 Geluid
4.4.3.1 Wet Geluidhinder

De normstelling voor geluid is geregeld in de Wet geluidhinder. Deze geeft de normen voor industrielawaai, wegverkeerslawaai en railverkeerslawaai.

Regels ter uitvoering van de Wet geluidhinder zijn vastgelegd in het Besluit geluidhinder. Luchtvaartlawaai is niet in de Wet geluidhinder, maar in de Luchtvaartwet geregeld.

De gemeente Hengelo heeft een nota geluid vastgesteld. In deze nota is Hengelo onderverdeeld in verschillende gebiedstypen. Voor elk gebiedstype zijn ambitie- en plafondwaarden vastgesteld. Tevens zijn in deze nota restricties en voorwaarden opgenomen waaronder een hogere grenswaarde kan worden verleend.

Hierna worden de verschillende vormen van geluidbelasting besproken.

4.4.3.2 Wegverkeerslawaai

Langs wegen gelden wettelijke zones. De omvang van de zone wordt bepaald door een binnen- of buitenstedelijke ligging van de weg en het aantal rijbanen. Indien het bestemmingsplan mogelijkheden biedt om nieuwe geluidgevoelige functies binnen de zone van een weg te realiseren dient een akoestisch onderzoek uitgevoerd te worden naar de geluidbelasting vanwege de weg.

Het bestemmingsplan Medaillon is overwegend conserverend van aard. Voor een conserverend plan is geen toetsing aan de wet geluidhinder noodzakelijk. De patiowoningen betreffen een nieuwe ontwikkeling en moeten daarom getoetst worden. De woningen liggen binnen de geluidzone van de Europalaan en de busbaan, beide binnenstedelijke 50 km wegen. De wettelijke voorkeursgrenswaarde bedraagt 48 dB. De ambitiewaarde voor het gebiedstype verkeerszone bedraagt 58 dB.

Er is een akoestisch onderzoek uitgevoerd. Uit dit onderzoek blijkt dat bij vier woningen de voorkeursgrenswaarde wordt overschreden. Er moeten daarom hogere waarden worden verleend. De ambitiewaarde voor het gebiedstype verkeerszone wordt niet overschreden.

De wettelijk toegestane snelheid op de overige wegen binnen en nabij het plangebied is 30 km/uur. Deze wegen hebben geen zone en er geldt geen wettelijke plicht om de geluidbelasting te berekenen. In het kader van een goed woon- en leefklimaat is de geluidbelasting van deze wegen wel meegenomen bij het berekenen van de cumulatieve geluidbelasting op de woningen. Deze cumulatieve geluidbelasting is niet onaanvaardbaar hoog. Er is daarom sprake van een goed woon- en leefklimaat.

4.4.3.3 Railverkeerslawaai

Het plangebied Medaillon ligt niet binnen de geluidzone van een spoorlijn. Nader onderzoek naar de geluidbelasting door railverkeer is niet nodig.

4.4.3.4 Industrielawaai

Het plangebied Medaillon ligt niet binnen de geluidzone van een gezoneerd industrieterrein. Nader onderzoek naar de geluidbelasting door industrielawaai is derhalve niet nodig.

4.4.3.5 Vliegtuiglawaai

Het plangebied Medaillon valt niet binnen de wettelijke geluidzone van het vliegveld Twente Airport. Het aspect luchtvaartlawaai is daarom niet van belang.

4.4.4 Externe veiligheid

Externe veiligheid omvat het beheersen van de risico's voor de omgeving door de productie, de opslag en het gebruik van gevaarlijke stoffen (binnen bedrijven) en door het transport van gevaarlijke stoffen (via wegen, waterwegen, spoorwegen en buisleidingen). De externe veiligheidsrisico's worden enerzijds bepaald door de mogelijke effecten die een calamiteit met gevaarlijke stoffen kan hebben en anderzijds door de kans dat een calamiteit optreedt.

Risicovolle bedrijven

Binnen het plangebied zijn geen bedrijven aanwezig of geprojecteerd die vallen onder het Besluit externe veiligheid inrichtingen(Bevi). Ook zijn in de nabijheid van het plangebied geen Bevi-bedrijven aanwezig met een invloedsgebied dat zich uitstrekt tot over het plangebied.

Vervoer gevaarlijke stoffen

Het plangebied valt niet binnen het invloedsgebied van spoortrajecten waarover gevaarlijke stoffen worden vervoerd.

Binnen en nabij het plangebied zijn geen wegen aanwezig die zijn aangewezen voor het vervoer van routeplichtige stoffen.

Buisleidingen voor gevaarlijke stoffen

In en in de directe omgeving van het plangebied zijn geen buisleidingen voor gevaarlijke stoffen aanwezig met een invloedsgebied dat zich uitstrekt tot over het plangebied.

Hoogspanningsleidingen

Binnen het plangebied en in de directe omgeving van het plangebied zijn geen hoogspanningsleidingen aanwezig.

4.4.5 Luchtkwaliteit

De belangrijkste regelgeving met betrekking tot de luchtkwaliteit is opgenomen in de Wet milieubeheer (Wm) en de bijbehorende maatregelen van bestuur en ministeriële regelingen. Dit wettelijke stelsel wordt ook wel de Wet Luchtkwaliteit genoemd. In de wet zijn de EU-richtlijnen met betrekking tot de luchtkwaliteit geïmplementeerd.

Het bevoegd gezag dient in bepaalde gevallen bij het nemen van ruimtelijke en infrastructurele besluiten en bij het verlenen van vergunningen de luchtkwaliteit mee te nemen in de besluitvorming. Hierbij dient te worden nagegaan wat de gevolgen zijn voor de luchtkwaliteit. Als aan één of meer van onderstaande motiveringsgronden uit de Wet milieubeheer wordt voldaan is luchtkwaliteit geen belemmering voor het plan:

  • a. Het project leidt niet tot overschrijdingen van de grenswaarden;
  • b. Het project leidt niet tot een verslechtering van de luchtkwaliteit;
  • c. Het project draagt 'niet in betekenende mate' bij aan de luchtkwaliteit;
  • d. Het project is onderdeel van het Nationaal Samenwerkings-programma Luchtkwaliteit.

Zoals al eerder vermeldt is het bestemmingsplan Medaillon overwegend conserverend van aard. Ten opzichte van het vigerende plan neemt het totale aantal woningen binnen het plangebied af. Het plan zal daarom niet leiden tot een verslechtering van de luchtkwaliteit.

Het aspect luchtkwaliteit vormt daarom geen belemmering voor dit plan.

4.4.6 (Radar)Obstakel- en verstoringsgebieden

Het plangebied ligt binnen het radarverstoringsgebied van het radarstation Twente. De bouwregels en de afwijkingsbevoegdheid in het bestemmingsplan laten geen bouwhoogtes toe die strijdig zijn met de hoogtebeperkingen die gelden om de ongestoorde werking van de radarinstallatie te borgen. Dit aspect vormt daarom geen belemmering voor het plan.

4.4.7 Natura 2000

Natura 2000 is een samenhangend netwerk van natuurgebieden in Europa. Natura 2000 bestaat uit gebieden die zijn aangewezen in het kader van de Europese Vogelrichtlijn (79/409/EEG) en gebieden die zijn aangemeld op grond van de Europese Habitatrichtlijn (92/43/EEG). Deze gebieden worden in Nederland op grond van de Natuurbeschermingswet 1998 beschermd.

Er is geen sprake van een Natura 2000-gebied ter plaatse of in de directe omgeving van het plangebied. Het plangebied ligt op een afstand van ruim 4 kilometer van het dichtstbijzijnde Natura 2000-gebied Lonnekermeer.

Omdat het totaal aantal woningen afneemt zal de stikstofdepositie niet toenemen.

4.4.8 MER

Op 7 juli 2017 is de wetswijziging van het Besluit Milieueffectrapportage in werking getreden. Een belangrijke wijziging betreft het indicatief maken van de drempelwaarden in onderdeel D (betreft de m.e.r.-beoordeling) van de bijlage bij het Besluit Milieueffectrapportage. Concreet betekent dit dat, ook wanneer ontwikkelingen onder de in bijlage D opgenomen drempelwaarden blijven, het bevoegd gezag zich er nog steeds van moet vergewissen of activiteiten geen aanzienlijke milieugevolgen kunnen hebben.

Het komt er op neer dat voor elk besluit of plan dat betrekking heeft op activiteiten die voorkomen op de D-lijst die beneden de drempelwaarden vallen een toets moet worden uitgevoerd of belangrijke nadelige milieugevolgen kunnen worden uitgesloten. Voor deze toets, die dus een nieuw element is in de m.e.r.-regelgeving, wordt de term vormvrije m.e.r.-beoordeling gehanteerd. Deze vormvrije m.e.r.-beoordeling kan tot twee conclusies leiden:

  • 1. belangrijke nadelige milieugevolgen zijn uitgesloten: er is geen m.e.r.(-beoordeling) noodzakelijk;
  • 2. belangrijke nadelige milieugevolgen zijn niet uitgesloten: er moet een m.e.r.-beoordeling plaatsvinden of er kan direct worden gekozen voor een m.e.r.

Deze vormvrije mer-beoordeling is uitgevoerd en het college van B & W heeft hierover besloten dat vanwege de aard en omvang van de milieueffecten van dit project geen milieueffectrapportage opgesteld behoeft te worden.

4.5 Economische uitvoerbaarheid

Met betrekking tot de ontwikkeling van het project Medaillon hebben de gemeente Hengelo en Dura Vermeer Bouw Hengelo BV een samenwerkingsovereenkomst ondertekend. In deze overeenkomst is afgesproken dat voor de nu nog uit te voeren ontwikkeling in deelgebied 1, inclusief de opstalontwikkeling, voor rekening en risico van de ontwikkelaar zal plaatsvinden.

Voor het overige is het bestemmingsplan Medaillon overwegend beheersmatig van aard. De uitvoering van het bestemmingsplan brengt derhalve geen kosten met zich mee. Een onderbouwing van de economische uitvoerbaarheid kan dan ook achterwege gelaten worden.

Hoofdstuk 5 Het bestemmingsplan

5.1 Uitgangspunten

Het bestemmingsplan is, zoals eerder aangegeven, grotendeels conserverend van aard. Dit houdt in dat de huidige situatie planologisch wordt vastgelegd. Ten opzichte van de vigerende regelingen zijn er een aantal wijzigingen in de toegestane maximum woningbouwaantallen. Deze worden per deelgebied gegeven. Allereerst volgt er een overzicht van de deelgebieden.

afbeelding "i_NL.IMRO.0164.BP0119-0301_0008.png"

Overzicht deelgebieden Medaillon

Deelgebied   Aantal in vigerende bp's   Aantal in voorliggend bp  
1   6*   6  
2   17   17  
3   28   28  
4   34   29  
5   20   23  
6   10   10  
7   24   24  
8   42   40  
9   14   14  
10   8   8  
11   11   11  
Overig buiten deelgebieden   9   9  
Totaal   223   219  

* Voor dit aantal gold wel een uitwerkingsplicht. Dat houdt in dat deze woningen niet zonder een uitwerkingsplan gerealiseerd konden worden.

Het bovenstaande is een uitgangspunt geweest voor het voorliggend bestemmingsplan. Ook het aansluiten bij de maatvoering zoals die gold, is een uitgangspunt.

5.2 Het digitale bestemmingsplan

Volgens het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) wordt een bestemmingsplan met de daarbij behorende toelichting langs elektronische weg vastgelegd. Het bestemmingsplan wordt in die vorm ook vastgesteld, tegelijk met een volledige analoge verbeelding van het bestemmingsplan op papier. Indien de digitale en de analoge verbeelding tot interpretatieverschillen leiden, is de digitale verbeelding beslissend.

Het Bro laat echter de feitelijke digitale werkwijze voor een groot gedeelte over aan een ministeriële regeling, de Regeling standaarden ruimtelijke ordening 2012, met de daarbij behorende standaarden. Het gaat daarbij om de inrichting, de vormgeving, de verbeelding, de beschikbaarstelling, de authenticiteit, de integriteit, de volledigheid, de vaststelling en de bekendmaking van de digitale ruimtelijke informatie. De regeling bestaat uit een set normen (die verplicht zijn voorgeschreven) en een pakket aan praktijkrichtlijnen die uitleggen hoe de verplichte normen toegepast kunnen worden.

Voorliggend bestemmingsplan voldoet aan alle verplichte onderdelen van de standaarden.

5.3 Planopzet

Het juridisch bindend gedeelte van het bestemmingsplan bestaat uit de regels en bijbehorend GML-bestand waarin de geometrisch bepaalde planobjecten zijn vervat. Het .GML-bestand en de regels dienen in samenhang te worden bekeken.

De regels zijn onderverdeeld in vier hoofdstukken:

1. Inleidende regels;

2. Bestemmingsregels;

3. Algemene regels;

4. Overgangs- en slotregels.

In het navolgende worden de regels per hoofdstuk toegelicht.

5.3.1 Inleidende regels

Hoofdstuk 1 bevat de inleidende regels. Deze regels gelden voor het gehele plangebied.

5.3.1.1 Begrippen

Dit artikel bevat de definities van de in de regels gebruikte begrippen, waarmee een eenduidige interpretatie van deze begrippen is vastgelegd.

5.3.1.2 Wijze van meten

De "wijze van meten" geeft onder meer regels waar mag worden gebouwd en hoe voorkomende eisen betreffende de maatvoering begrepen moeten worden.

5.3.2 Bestemmingsregels

Hoofdstuk 2 van de regels bevat de juridische vertaling van de verschillende bestemmingen die voorkomen in het plangebied. Voor ieder gebied op de verbeelding is de bestemming aangegeven. In de regels is onder andere aangegeven welk gebruik is toegestaan, wat er gebouwd mag worden en wat verboden is. Hieronder worden de verschillende bestemmingen en dubbelbestemmingen toegelicht.

5.3.2.1 Groen

Op de gronden met de bestemming Groen is het toegestaan om groen in de breedste zin (grasvelden, struiken, trapveldjes, speelterreinen, sport-, spel en jeugdvoorzieningen en waterberging, watergangen en waterpartijen en dergelijke) aan te leggen en in stand te houden. Het aanleggen van voet- en fietspaden is eveneens toegestaan. Gelet op het toenemende belang van waterberging is ook de afvoer, tijdelijke berging en infiltratie van hemelwater toegestaan binnen de bestemming.

5.3.2.2 Verkeer

De gronden met de bestemming Verkeer zijn bedoeld voor verkeerszones die een doorgaand karakter hebben. Vaak zijn dit wegen waar maximaal 50 km/uur gereden mag worden, of wegen die onderdeel uitmaken van een busroute. Onder andere wegen, fietspaden, parkeerplaatsen, bushaltes met wachtruimten, trottoirs en groenaanleg zijn mogelijk in deze bestemming.

5.3.2.3 Verkeer-Verblijfsgebied

Gronden met de bestemming Verkeer - Verblijfsgebied zijn veelal bedoeld voor woonstraten, woonerven, voet- en fietspaden. Deze bestemming richt zich met name op langzaam verkeer en draagt het karakter van een verblijfsgebied. Vaak zijn dit wegen waar maximaal 30 km/uur mag worden gereden.

5.3.2.4 Wonen

Op de gronden met de bestemming Wonen is het toegestaan om woningen te realiseren. Op de verbeelding zijn onder andere bouwgrenzen, maximum bouwhoogte, maximum goothoogte en maximum aantal woningen opgenomen. Tevens zijn nadere bouwaanduidingen opgenomen om te regelen dat een bepaald woningtype wordt gerealiseerd of te sturen op de oriëntatie van de woning.

5.3.3 Algemene regels

Hoofdstuk 3 bevat de algemene regels. Deze gelden voor het gehele plangebied.

5.3.3.1 Anti-dubbeltelregel

De anti-dubbeltelregel is opgenomen om ervoor te zorgen dat grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is of alsnog kan worden gegeven, bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing wordt gelaten.

5.3.3.2 Algemene gebruiksregels

Dit artikel regelt enkele aspecten met betrekking tot het gebruik van gronden.

5.3.3.3 Algemene aanduidingsregels

Dit artikel regelt enkele aspecten met betrekking tot de gebruikte aanduidingen.

5.3.3.4 Algemene afwijkingsregels

Door middel van de algemene afwijkingsbevoegdheid kunnen burgemeester en wethouders bij het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van de bestemmingsplanregels voor onder andere geringe overschrijding van bepaalde bouwvoorschriften, alsmede voor kunstobjecten, bouwwerken van openbaar nut, telecommunicatievoorzieningen enzovoort. Deze bevoegdheid vergroot de flexibiliteit van het plan.

5.3.3.5 Algemene wijzigingsregels

In dit artikel is opgenomen aan welke voorwaarden moet worden voldaan ingeval gebruik gemaakt wordt van de wijzigingsmogelijkheden.

5.3.3.6 Algemene procedureregels

In dit artikel is de procedure beschreven die gevolgd moet worden bij een uitwerking of wijziging van het plan, dan wel het stellen van nadere eisen.

5.3.3.7 Overige regels

Dit artikel regelt de afstand van bebouwing tot de Rijksweg. Verder zijn aanvullende bepalingen opgenomen met betrekking tot het parkeren, laden en lossen.

5.3.4 Overgangs- en slotregels

Hoofdstuk 4 bevat regels omtrent overgangsrecht en de slotregel. Deze gelden voor het hele plangebied.

5.3.4.1 Overgangsrecht

Dit artikel regelt ten aanzien van gebouwen en van gebruik dat bestaande gebouwen of bestaand gebruik dat afwijkt van het plan, onder voorwaarden mag worden voortgezet.

5.3.4.2 Slotregel

In dit artikel staat de naam van het bestemmingsplan.

5.4 Handhaving van het plan

Het ontwikkelen van beleid en de vertaling hiervan in een bestemmingsplan heeft weinig zin, indien na de vaststelling van het bestemmingsplan de regels van het plan niet gehandhaafd (kunnen) worden. Daarom is het belangrijk al tijdens het opstellen van een bestemmingsplan aandacht te besteden aan de handhaafbaarheid van de opgestelde regels. Hierbij is een aantal punten in het bijzonder van belang:

  • 1. Voldoende kenbaarheid van en draagvlak voor het bestemmingsplan

Een goed handhavingsbeleid begint bij de kenbaarheid van het bestemmingsplan bij degenen die het moeten naleven. De inhoud van het plan kan slechts gehandhaafd worden, indien het beleid en de regeling in grote kring ondersteund wordt door de gebruikers van het bestemmingsplan. Een algemene positieve benadering van het bestemmingsplan is om die reden wenselijk. Uiteraard zal niet iedereen zich kunnen vinden in elk onderdeel van het plan.

  • 2. Realistische en inzichtelijke regeling

Een juridische regeling dient inzichtelijk en realistisch te zijn. Dat wil zeggen, dat het plan niet onnodig beperkend of inflexibel dient te zijn. De regels dienen niet meer, maar ook niet minder te regelen dan noodzakelijk is.

  • 3. Actief handhavingsbeleid

Het sluitstuk van een goed handhavingsbeleid is voldoende controle op de feitelijke situatie in het plangebied. Indien de regels worden overtreden moeten adequate maatregelen worden getroffen. Indien dit wordt nagelaten ontstaat een grote mate van rechtsonzekerheid.

5.5 Retrospectieve toets

5.5.1 Algemeen

Het is noodzakelijk dat het bestemmingsplan een compleet inzicht biedt in de bouw- en gebruiksmogelijkheden binnen het betreffende plangebied. Het bestemmingsplan is het juridische toetsingskader dat bindend is voor de burger en overheid en geeft aan wat de gewenste planologische situatie voor het plangebied is. Deze situatie kan gaandeweg de planperiode wijzigen, bijvoorbeeld door veranderd stedenbouwkundig inzicht, functiewijziging en/of veranderingen in gebruik. Ook ruimtelijke ontwikkelingen en vernieuwing van onder andere ruimtelijk, economisch, verkeerskundig en milieubeleid dragen bij aan de veroudering van geldende bestemmingsplannen.

Om recht te doen aan een goede ruimtelijke ordening binnen het plangebied wordt daarom aangegeven in welke situaties de bestemming wordt gekozen gelijk aan de oude bestemming (na strijdige situatie te hebben gewraakt) en in welke situaties een nieuwe bestemming wordt gegeven (positief bestemmen), waarmee de strijdige situatie wordt gelegaliseerd. Daarnaast wordt, indien van toepassing, aangegeven wanneer een strijdige situatie onder het overgangsrecht wordt gebracht.

5.5.2 Plangebied

Het plangebied betreft een grotendeels nieuw te ontwikkelen gebied met een nagenoeg geheel nieuwe invulling. Voor het merendeel van de percelen is de huidige situatie bestemd. Deze huidige situatie komt dan overeen met de toegestane bestemming die het vigerende bestemmingsplan mogelijk maakt. In een aantal gevallen waar de bestemming nog niet gerealiseerd is, worden aantallen woningen aangepast. Daarnaast worden de maximaal te realiseren woningen aangepast aan de hand van de feitelijk gerealiseerde woningen op een aantal locaties waar minder woningen gerealiseerd zijn dan toegestaan in het voorheen geldende bestemmingsplan.

5.6 Inspraak, vooroverleg en verder verloop van de procedure

5.6.1 Inspraak

In de Inspraakverordening van de gemeente Hengelo is aangegeven op welke wijze belanghebbende natuurlijke en rechtspersonen bij de voorbereiding van het gemeentelijk beleid - inclusief bestemmingsplannen - worden betrokken.

5.6.2 Vooroverleg

Ingevolge artikel 3.1.1 van het Besluit op de ruimtelijke ordening plegen burgemeester en wethouders, waar nodig, overleg met de nader in dit artikel genoemde instanties en functionarissen. Van plan tot plan dient te worden beoordeeld met wie dit overleg dient plaats te vinden.

Het voorontwerp bestemmingsplan Medaillon 2018 is in het kader van het overleg als
bedoeld in artikel 3.1.1 van het Besluit ruimtelijke ordening voorgelegd aan onder andere de Provincie Overijssel, de Gasunie, Vitens, Waterschap Vechtstromen en de Natuur- en Milieuraad Hengelo. Dit voorontwerp gaf voor het geen van de vooroverleginstanties aanleiding inhoudelijk te reageren. Er wordt vanuit gegaan dat deze instanties instemmen met het plan. De provincie heeft schriftelijk gereageerd en aangegeven het plan past in het provinciaal ruimtelijk beleid en dat er vanuit provinciaal belang geen beletselen zijn voor het verdere vervolg van de procedure.

Van het vooroverleg is geen verslag gemaakt aangezien er geen inhoudelijk reacties zijn ingediend.

5.6.3 Verder verloop van de procedure

Conform de gemeentelijke inspraakverordening en het gestelde in de Wet ruimtelijke ordening zullen de volgende stappen worden ondernomen:

  • 1. het ontwerpbestemmingsplan wordt voorgelegd aan het college van burgemeester en wethouders;
  • 2. 1e ter inzage legging: het ontwerpbestemmingsplan komt gedurende 6 weken ter inzage te liggen, zienswijzen kunnen worden ingediend bij de gemeenteraad;
  • 3. het ontwerpbestemmingsplan wordt gezamenlijk met de eventueel ingediende zienswijzen voorgelegd aan de gemeenteraad. Deze stelt het plan eventueel inclusief wijzigingen vast;
  • 4. 2e ter inzage legging: het vastgestelde bestemmingsplan ligt gedurende 6 weken ter inzage. Gedurende deze termijn is beroep mogelijk bij de Raad van State; indien geen beroep is ingesteld bij de Raad van State treedt de beslissing van de gemeenteraad in werking daags na afloop van de beroepstermijn.