direct naar inhoud van Toelichting
Plan: A1-zone 2019
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0164.BP0111-0301

Toelichting

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding tot een nieuw bestemmingsplan

Voor het plangebied A1-zone 2019 heeft de gemeenteraad op 13 mei 2008 een bestemmingsplan vastgesteld dat tot doel had de tot dan toe geldende regelingen te actualiseren. Voorliggend plan is de actualisatie van het bestemmingsplan uit 2008.

Het bestemmingsplan A1-zone 2019 bestaat uit een verbeelding en planregels en gaat vergezeld van een toelichting. Op de verbeelding zijn de te onderscheiden bestemmingen door middel van kleuren en tekens aangegeven. De regels bevatten de materiële inhoud van de bestemmingen. De verbeelding en de planregels vormen tezamen het juridische toetsingskader voor ruimtelijke en functionele ontwikkelingen in het plangebied. De toelichting bevat met name de aan het plan ten grondslag liggende gedachten.

1.2 Begrenzing plangebied

De grens van het plangebied A1-zone 2019 is op de afbeelding hieronder aangegeven. Deze grens wordt globaal gevormd door de Weijinksweg, Borgmanweg, Noordelijke Esweg, Oldenzaalsestraat, Bartelinkslaantje, Vleermuisstraat, Torenlaan, Zaagstraat, Landmansweg, IJsbaanweg, Hasselerbaan, Oldenzaalsestraat, afrit 31, spoorlijn Hengelo-Oldenzaal en de snelweg A1.

afbeelding "i_NL.IMRO.0164.BP0111-0301_0001.png"

1.3 Vigerende bestemmingsplannen

Voor de gronden die binnen dit plan zijn gelegen vigeren momenteel de volgende bestemmingsplannen:

  • A1-zone, vastgesteld op 13 mei 2008;
  • Kamerbewoning, vastgesteld op 6 juli 2010;
  • 't Rot, vastgesteld op 2 juli 2013;
  • Timmersveld, Beitelstraat 28, vastgesteld op 8 oktober 2013;
  • Oosterveld - Zuidelijke percelen, vastgesteld op 5 november 2014;
  • Parapluplan parkeren Hengelo, vastgesteld op 22 mei 2018;
  • Parapluplan wonen, vastgesteld op 4 september 2019 .

Hoofdstuk 2 Bestaande situatie

2.1 Geschiedenis van het gebied

Tot de jaren '70 wisselden landbouwgrond, akkers, weilanden en houtwallen elkaar af. Pas na 1970 vond geleidelijk een verdichting plaats rondom het gebied. Het tot dan toe voornamelijk agrarisch karakter van het gebied werd steeds meer ingeperkt als gevolg van stadsuitbreiding.

De aanleg van het bedrijventerrein Timmersveld in de jaren '70 en de aanleg van woongebied Hasseler Es eind jaren '70 / begin jaren '80, veranderde langzamerhand het agrarisch karakter van deze zone.

Met de aanleg van de A1, die gereed kwam in 1988, werd de binnenstad eindelijk verlost van het zware verkeer dat vooral via de Oldenzaalsestraat jarenlang voor overlast had gezorgd. Omdat de weg pal langs de wijk Hasseler Es was geprojecteerd, wilde de gemeente Hengelo dat de A1 verdiept zou worden aangelegd. Uit kostenoverweging is echter gekozen voor een gedeeltelijk verdiepte aanleg.

Eind jaren '80 is het bedrijventerrein Oosterveld-Weijinkshoek (voorheen Weijinksweg) aan de Oldenzaalsestraat gerealiseerd. Vervolgens, in het begin van de jaren '90, is aan de Torenlaan een kleinschalig bedrijventerrein aangelegd. Afgezien van deze bedrijventerreinen is in het gebied A1-zone weinig gebouwd wegens verkeerslawaai en de daaraan verbonden geluidszonering.

2.2 Ruimtelijke karakteristiek

Vanuit de regionale context neemt de A1-zone een bijzondere positie in. Dit is het eerste aanrakingspunt met Netwerkstad Twente als men vanuit Duitsland komt. In dit opzicht heeft deze zone, vooral het oostelijk gedeelte, een representatieve poortfunctie.

Landschappelijk gezien ligt het plangebied op een scharnierpunt. Enerzijds is het onderdeel van de groene wig, langs rijks- en spoorweg de stad in, anderzijds hangt het samen met de groene as Lonnekermeer-Weusthagpark langs de A1. In feite vormt het plangebied thans een groene noordoostelijke entree van Hengelo. Gezien deze kenmerken van het gebied dient de factor 'groen', die zich manifesteert in verschillende vormen, bijzondere aandacht te krijgen in eventuele verdichtings- / ontwikkelingsoperaties.

De grote differentiatie in gebruik en inrichting is kenmerkend voor de A1-zone. Uiteenlopende functies zoals bedrijventerreinen, woningen, sportparken, begraafplaats, landbouwgronden en houtwallen komen naast elkaar voor. Tezamen vormen zij de puzzelstukjes tot een grote 'stadsrand'zone.

Er ontbreekt een structuur die de verschillende deelgebieden met elkaar versmelt. Er zijn op dit moment een aantal deelgebieden die tot zekere mate herkenbare ruimtelijke/functionele kenmerken hebben.

Knooppunt A1-Oldenzaalsestraat

Aan de westkant van bedrijventerrein Oosterveld ligt het verkeersknooppunt Oldenzaalsestraat-A1 (afrit 31). Dankzij de intensieve beplanting binnen en rondom de afrit is hier sprake van een relatief rustig beeld. Mede door deze beplanting ontstaat hier een verwantschap tussen het bosrijke landschap Lonnekermeer en de Hasseler Es, een woongebied met groenzetting.

Extensief stedelijk ruimtegebruik

Het gebied dat tussen de afrit 31 en de Deurningerstraat ligt, heeft alle kenmerken van extensief stedelijk ruimtegebruik. Aan de westkant van dit tussengebied zijn sportvelden, scouting, begraafplaats en enkele woonclusters in de vorm van korte linten gelegen.

Aan de oostkant, rondom de Hasselerbaan, wordt het beeld bepaald door houtwallen, akkers, een aantal woningen met landelijk karakter en een restaurant. Het kunstwerk van kunstenaar Evert Strobos, dat de entree naar de Hasseler Es markeert, is ook de moeite waard te vermelden.

2.3 Verkeer en infrastructuur

In het Gemeentelijk Verkeers- en VervoersPlan (GVVP) zijn de beleidsuitgangspunten voor de verkeersthema's (openbaar vervoer, auto, fiets, voetganger, hulpdiensten, parkeren en hoofdwegenstructuur) vastgelegd. Bij een eventuele actualisatie van het GVVP gelden uiteraard de meest recente uitgangspunten als leidraad.

Auto

Het plangebied wordt doorsneden door Rijksweg A1. In het plangebied is één aansluiting op de A1 aanwezig, namelijk afrit 31 Hengelo Noord. De overige hoofdwegen in het plangebied zijn de gebiedsontsluitingswegen: Deurningerstraat, Oldenzaalsestraat en Hasselerbaan. De overige wegen in het plangebied zijn erftoegangswegen. In de woongebieden geldt op deze wegen een maximumsnelheid van 30 km/uur.

Openbaar vervoer

Het plangebied wordt bediend door buslijnen 8, 11 en 59. De buslijnen ontsluiten de verschillende bestemmingen in het plangebied goed met de binnenstad van Hengelo en bieden een goede aansluiting op het treinverkeer.

Fiets

Het plangebied is goed ontsloten voor fietsverkeer. De gebiedsontsluitingswegen in het plangebied zijn voorzien van vrijliggende fietspaden. De belangrijkste fietsverbindingen binnen het plangebied zijn de stadsfietsroutes die een goede verbinding vormen met het centrum van Hengelo. Voor het verbeteren van de bereikbaarheid per fiets van het bedrijventerrein Oosterveld is een fietsverbinding aangelegd tussen het Hesbeekpad (vanuit de wijk Hasseler Es) over het bedrijventerrein Oosterveld richting de Pallastweg die over de A1 doorloopt in zuidelijke richting.

2.4 Wonen

Binnen het plangebied bevindt zich vrijwel geen woonbebouwing. Dit is het gevolg van de aanwezigheid van de Rijksweg en de daarmee samenhangende geluidscontour. Er is sprake van enkele verspreid liggende woningen (bouwperiode voor de aanleg van de Rijksweg), waaronder een aantal woonboerderijen.

Een recente ontwikkeling is de herontwikkeling van sportpark 'de Bijenkorf' in samenhang met een nieuwbouwproject. Hiervoor heeft de raad op 2 juli 2013 bestemmingsplan 't Rot vastgesteld. De locatie wordt gefaseerd ontwikkeld tot woongebied 't Rot. In het woningbouwprogramma zijn maximaal 129 woningen opgenomen voor deze locatie. Het programma bestaat uit een mix van huur (particulier) en koop in verschillende woningtypen (rijwoningen, twee onder één kap, vrijstaand). Het woonmilieu kan worden getypeerd als groen stedelijk / suburbaan. Binnen de eerste fase zijn momenteel 21 rijwoningen gerealiseerd. In het kader van de programmeringsdiscussie en de regionale woonafspraken is onderzocht of het programma voor deze locatie moet worden bijgesteld (herprogrammeren). In het voorliggende bestemmingsplan zijn in het gehele plangebied 't Rot maximaal 105 woningen toegestaan.

Vooral op het bedrijventerrein Timmersveld bevinden zich naast bedrijfswoningen ook (voormalige) bedrijfswoningen die als “gewone” woning (burgerwoning) in gebruik zijn. In het kader van de voorliggende herziening van het bestemmingsplan A1-zone 2019 is onderzocht op welke manier de bedrijfswoningen en voormalige bedrijfswoningen bestemd zouden kunnen worden. Er is voor gekozen om de categorie “bedrijventerreinwoning” op te nemen. Door deze aanduiding is er geen onderscheid met bedrijfswoningen en vormen de woningen voor omliggende bedrijven of voor het bedrijf waar de woning voorheen bij hoorde geen extra belemmering (zie paragraaf 4.4.1).

2.5 Winkels en horeca

In het plangebied is één horecagelegenheid te vinden, te weten; chinees restaurant China Tuin aan de Oldenzaalsestraat. Verder bestaat het plangebied voornamelijk uit bedrijventerreinen. Winkels en horeca vormen hier geen hoofdactiviteit. Op de bedrijventerreinen is geen horeca toegestaan. Op bedrijventerrein Roershoek en Timmersveld bevinden zich enkele PDV bedrijven. Deze zijn in het voorliggende bestemmingslan specifiek bestemd. Nieuwe PDV bedrijven zijn niet toegestaan, met uiztzondering van detailhandel in auto's, boten en caravans.

2.6 Werken / bedrijven

Bedrijventerrein Oosterveld is bestemd voor de reguliere bedrijvigheid in de milieucategorieën 1 tot en met 3 met de mogelijkheid om specifieke vormen van PDV (ABC-goederen) toe te staan. Voorzieningen, winkels (behoudens de specifieke vormen van PDV) en horeca zijn hier niet toegestaan. Het terrein heeft een oppervlakte van circa 25 hectare verdeeld over 42 kavels. De kavelgrootte ligt tussen de 1.500 en 9.000 m². De reeds gevestigde bedrijven op Oosterveld hebben een gemengd karakter. Kleine en middelgrote bedrijven o.a. uit de sector industrie, bouw, transport, distributie, dienstverlening en groothandel kunnen er een plek vinden.

Tegenover het bedrijventerrein Oosterveld, aan de overzijde van de Oldenzaalsestraat, ligt het bedrijventerrein Oosterveld-Weijinkshoek. De oorspronkelijke benaming van dit terrein was bedrijventerrein Weijinksweg. Gezien de synergie met Oosterveld is in overleg met de gevestigde bedrijven besloten tot de naamswijziging. Oosterveld-Weijinkshoek is een terrein voor met name kleinschalige, reguliere bedrijvigheid. Er bevinden zich ook enkele (bedrijfs)woningen. Het terrein is volledig uitgegeven en telt ruim twintig bedrijven.

Het bedrijventerrein Timmersveld lag oorspronkelijk aan de rand van Hengelo. Met de aanleg van de rijksweg A1 en de situering van daarboven gelegen woonwijken is het terrein ingesloten. Het terrein heeft geen directe aansluiting op de snelweg en is alleen via de bebouwde kom ontsloten. Voor de reeds langer op Timmersveld gevestigde bedrijven, met name de wat grotere bedrijven met veel zware verkeersbewegingen, wordt dit als hinderlijk ervaren. Van oorsprong is hier een breed scala aan bedrijvigheid mogelijk: van klein tot groot, van milieucategorie 1 tot en met 3. Aan de Landmansweg is een natuurlijke overgang gecreëerd middels woon­/werklocaties. Aan de oostzijde langs de Deurningerstraat zijn eveneens woon-/werklocaties ontwikkeld. Aan de westzijde van het terrein zijn voorzieningen aanwezig in de vorm van een zwembad en sportschool. Op Timmersveld is handel in ABC goederen toegestaan. Horeca is niet toegestaan. Bedrijven tussen de Beitelstraat en de A1 dienen bij uitbreiding rekening te houden met de mogelijk voorkomende hoge grondwaterstanden.

Het bedrijventerrein Roershoek bestaat uit een combinatie van bedrijfslocaties en woon-/werklocaties. Het woon-/werkgedeelte grenst aan de woonwijk Roershoek en het bedrijvengedeelte is gesitueerd aan de Torenlaan. Met name is hier perifere detailhandel gevestigd, onder andere in het autosegment en een bouwmarkt. Behoudens bedrijvigheid is hier een brandweerpost gevestigd. Horeca is hier niet toegestaan.

Afspraken Regionale Bedrijventerreinen Programmering Twente

Medio 2017 zijn door alle Twentse gemeenten en de provincie Overijssel afspraken gemaakt over de programmering van bedrijventerreinen voor de komende tien jaar met een verdere doorkijk van vijf jaar (“Afspraken Regionale Bedrijventerreinen Programmering Twente 2017 – 2020”).

De afgesproken programmering is gebaseerd op een vraagprognose die uitgaat van het versnelde economische groeiscenario van het Centraal Plan Bureau (“Roads to recovery”, 2014). Voor heel Twente is op basis van dit scenario een vraag voorzien van netto 335 hectare bedrijventerrein voor een periode van tien jaar. Vervolgens is de geprognosticeerde regionale vraag afgezet tegen het bestaande, nog uitgeefbare regionale aanbod bedrijventerrein en is er een doorvertaling gemaakt naar vraag en aanbod op gemeentelijk niveau.

In het afsprakendocument is uitgegaan van één bedrijventerreinenmarkt voor Hengelo en Borne samen. Voor de komende tien jaar is een vraag voorzien van netto vijfitg hectare. Het beschikbare aanbod van Hengelo en Borne samen is even groot. Langs de snelweg A1 voorzien de bedrijvenlocaties Westermaat – Veldkamp, gelegen op Borns en Hengelo's grondgebied, en Oosterveld (Hengelo) voor een groot deel in het beschikbare aanbod. Beide terreinen hebben een modern gemengd profiel, grenzen aan de A1 en hebben een vrijwel directe ontsluiting op dezelfde snelweg. De meer binnenstedelijke bedrijventerreinen Roershoek en Timmersveld zijn volledig uitgegeven. Deze locaties hebben vooral een regulier- en lokaal-verzorgend profiel.

Bedrijventerrein Timmersveld is functioneel verouderd en beantwoordt kwalitatief gezien (openbare ruimte en vastgoed) niet meer aan de eisen die bedrijven momenteel stellen aan vestigingslocaties. Revitalisering van (delen van) Timmersveld ligt voor de korte tot middellange termijn voor de hand. Daarbij zal de samenwerking met eigenaren en (toekomstige) gebruikers gezocht worden.

2.7 Voorzieningen

In het plangebied is het aanbod van voorzieningen niet groot en beperkt zich tot een aantal maatschappelijke voorzieningen als scoutinggroep Cunera-St. Marcellinus, de Groentuin en de begraafplaats aan de Deurningerstraat. In de directe nabijheid van het plangebied is echter een ruim aanbod aan voorzieningen te vinden, zoals basisonderwijs, voorzieningen in de gezondheidszorg en religieuze voorzieningen.

2.8 Sport en recreatie

In het plangebied zelf, dan wel in de direct aangrenzende omgeving zijn voldoende sportvoorzieningen. Voor sportmogelijkheden kan men aansluiten bij diverse sportverenigingen. Zo bevindt zicht in het plangebied aan de zuidzijde van de A1, sportpark de Bijenkorf. Dit sportpark, waar HVV Tubantia voetbalt, bestaat uit twee kunstgrasvelden en nu nog twee natuurgrasvelden. Tevens is hier de fietscrossbaan van fietscrossvereniging Het Twentsche Ros gelegen. In het plangebied ten noorden van de A1 liggen de zeven tennisbanen van tennisvereniging Hasselo en de vier tennisbanen van tennisvereniging Tie Break.

2.9 Groen en water

Karakter van het plangebied

De zone van de Rijksweg A1 doorsnijdt van oorsprong drie agrarische landschapstypen: van oost naar west de veldontginningen, het medenlandschap en het kampen-/hoevenlandschap. De oorspronkelijke agrarische functies zijn in de A1-zone grotendeels verdwenen.

Met de komst van de noordelijke wijken is de rijksweg ingebed in het stedelijk gebied van Hengelo. Van oost naar west bestaat de A1-zone nu uit de bedrijventerreinen Weijinkshoek en Oosterveld, en vervolgens uit de op- en afritten Hengelo Noord. Verder naar het westen wordt de A1 geflankeerd door verspreid liggende particuliere agrarische percelen van de Hasseler Es en de wijk Noord / 't Rot, waarna de A1 door het verstedelijkte gebied loopt met onder andere sportcomplex 't Rot (De Bijenkorf) aan de zuidkant en de tenniscomplexen in de Hasseler Es aan de noordkant. De snelweg is hier aan weerszijden ingesloten door geluidsschermen en -wallen. In het meest westelijke deel van het plangebied loopt de A1 langs het bedrijventerrein Timmersveld (aan de zuidkant) en de bedrijven langs de Torenlaan in de wijk Roershoek (aan de noordkant).

Het landschap langs rijkswegen heeft op veel plaatsen een eigen karakter gekregen, dat zich los van het omringende landschap heeft ontwikkeld. Dat is ook hier in de A1-zone het geval. De omliggende omgeving wordt deels nog ervaren, maar staat er tegelijkertijd los van door de geheel eigen dynamiek van het snelweglandschap. De snelweg met zijn eigen bermen en taluds vormt een groene verbindingszone in het landschap en maakt, daar waar hij Hengelo's grondgebied doorsnijdt, deel uit van de gemeentelijke hoofdgroenstructuur. Daar waar het geen gemeentegrond betreft, heeft de gemeente geen zeggenschap over het beheer van de bermen en taluds. De reden tot aanwijzing als hoofdgroenstructuur is in deze gevallen vooral bedoeld om het samenhangende netwerk van groene gebieden en verbindingen, en de relaties met de gemeentelijk groene structuren zichtbaar te maken.

Groenplan en hoofdgroenstructuur

In april 2013 heeft de gemeenteraad het gemeentelijk Groenplan met bijbehorende 'kaart hoofdgroenstructuur' vastgesteld. De hoofdgroenstructuur is de ruggengraat van het groen in de stad en bestaat uit ecologisch waardevolle gebieden, groene verbindingen, karakteristieke groene plekken en zones. De hoofdgroenstructuur is belangrijk voor ecologie, ruimtelijke vormgeving, beleving en ontmoeting. Voor een gezonde groenstructuur is samenhang belangrijk, evenals voldoende omvang. Er moet continuïteit zijn in het beheer.

Het belang van de hoofdgroenstructuur is een gemeenschappelijk belang, dat individuele belangen overstijgt. De openbare ruimte is van en voor alle inwoners samen. Daarom is het belangrijk dat de hoofdstructuur niet versnipperd raakt, maar beheerd en onderhouden wordt met oog voor de functies die het openbaar groen vervult voor de stad en de wijken als geheel.

In de hoofdgroenstructuur worden in principe geen ingrepen gedaan die de groene functie (ecologisch en ruimtelijk) schaden. Ruimtelijke ingrepen in de hoofdgroenstructuur moeten nadrukkelijk worden afgewogen tegen het belang van groen. Nieuwe ontwikkelingen in de openbare ruimte worden waar mogelijk benut om de groene functie te versterken.

Relaties plangebied en omgeving

De groene gebieden en zones in de wijken die door de A1 doorsneden worden, staan in verbinding met de groene A1-zone. Zo liggen er ook relaties met het natuurgebied van het Lonnekermeer aan de oostzijde en het natuur- en waterrijke Weusthagpark aan de westzijde van het plangebied. Natuurlijke gebieden en zones vormen een samenhangend geheel; verbindingen worden waar mogelijk in stand gehouden en verder ontwikkeld.

2.10 Spelen

In de wijken Hasseler Es en Noord wonen veel kinderen en jongeren. In het plangebied zelf, de A1-zone, wonen relatief weinig kinderen. Wel zijn er sportvoorzieningen in de vorm van het sportcomplex ’t Rot (de Bijenkorf) en het tenniscomplex aan het Bartelinkslaantje aanwezig. Ook zijn op deze complexen speeltoestellen te vinden voor de leeftijdsgroep tot 12 jaar. Daarnaast ligt de kleine nieuwbouwwijk ’t Rot (westelijk van de IJsbaanweg) binnen de plangrenzen. Speelvoorzieningen in de omgeving zijn gelegen in de Martin Luther Kingstraat (bij de ‘Landmansbult’) en in speeltuin De Sterrentuin.

Speelbeleid

De uitgangspunten voor het spelen en de voorzieningen zijn beschreven in de gemeentelijke 'Kadernota Spelen 2016'. De gemeente stelt in de speelnota dat kinderen recht hebben op vrij spel. Spel is een belangrijke voorwaarde voor de ontwikkeling van kinderen. Buitenspelen is belangrijk voor de ontwikkeling van fysieke, creatieve en sociale vaardigheden van kinderen en jongeren. Daarnaast zijn de speelplekken ook ontmoetingsplekken. Ouders, verzorgers, opa’s en oma’s ontmoeten elkaar rond de speelplek. De speelplek als ontmoetingsplek bevordert als zodanig de integratie tussen bevolkingsgroepen, tussen leeftijdsgroepen en tussen meer en minder validen. Een speelplek moet daarom aantrekkelijk, schoon, veilig en goed verzorgd zijn.

Formele speelruimte

De huidige verdeling van de formele speelruimte, in de vorm van ingerichte speelplekken, is voor heel Hengelo per wijk bepaald. De gemeente Hengelo werkt met een 'spreidingskaart speelvoorzieningen'. Op deze kaart staat aangegeven waar de speelplekken liggen, waar op termijn nieuwe plekken mogen komen en voor welke leeftijdsgroepen; zodanig dat een evenwichtige spreiding over de stad ontstaat. Bij de spreiding is gekeken naar de bevolkingsopbouw in de wijken. Afhankelijk van de grootte van de speelplek is een cirkel getrokken rond iedere plek, die het zogeheten verzorgingsgebied markeert. De inrichting met speeltoestellen wordt voortdurend getoetst aan de eisen van veiligheid volgens het Warenwetbesluit Attractie- en Speeltoestellen c.q. Reikwijdte WAS.

Formele speelruimte kan worden gerealiseerd binnen de bestemming ‘Groen’ alsmede binnen de bestemming ‘Verkeer – Verblijfsgebied’.

Informele speelruimte

In de openbare ruimte mag in principe overal gespeeld worden, daar waar dat mogelijk is. In de speelnota wordt verwezen naar de zogenoemde NUSO-norm. Deze luidt als volgt: 3% van de totale oppervlakte van het voor wonen bestemde gebied is de norm voor de buitenspeelruimte. Het gaat daarbij om zowel de formele speelruimte (ingerichte speelplekken) als om informele speelruimte (openbaar toegankelijk gebied waar redelijkerwijs gespeeld kan worden).

Woonstraten met een 30 km-zone, voetpaden, stoepen en pleintjes zijn vaak geschikt als informele speelruimte. Informele speelruimte wordt dan ook, evenals de formele speelruimte, gevonden binnen de bestemming ‘Groen’ en binnen de bestemming ‘Verkeer – Verblijfsgebied’.

2.11 Nutsvoorzieningen, kabels en leidingen

Bij nieuwe ontwikkelingen waar werkzaamheden aan kabels en leidingen nodig zijn, dient een 'aanvraag kabel- en leidingwerkzaamheden' te worden ingediend bij de afdeling Vergunningen. Daarnaast dient bij de betreffende nutsbedrijven een KLIC-melding te worden gedaan.

In het plangebied bevinden zich aardgas- en watertransportleidingen.

Hoofdstuk 3 Relevant beleid

Dit hoofdstuk beschrijft, voor zover relevant, de rijks-, provinciale-, en gemeentelijke beleidsnota's. Naast de belangrijkste algemene uitgangspunten worden de specifiek voor dit plangebied geldende uitgangspunten weergegeven. Het beleid wordt in dit bestemmingsplan afgewogen en doorvertaald op de verbeelding en in de regels.

3.1 Rijksbeleid

3.1.1 Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (2012)

Het ruimtelijk- en mobiliteitsbeleid van het Rijk staat in de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR), welke op 13 maart 2012 is vastgesteld. De SVIR schetst de doelen, belangen en opgaven van het Rijk tot 2028 en de ambitie tot 2040. Uitgangspunt van de SVIR is decentraal wat kan, centraal wat moet. Bij het bepalen van wat centraal moet, zijn dertien rijksbelangen omschreven. Een rijksverantwoordelijkheid is slechts dan aan de orde, als:

  • een onderwerp nationale baten en/of lasten heeft en de doorzettingsmacht van provincies en gemeenten overstijgt, of;
  • over een onderwerp internationale verplichtingen of afspraken zijn aangegaan, of;
  • het een onderwerp betreft dat provincie- of landsgrensoverschrijdend is en ofwel een hoog afwentelingsrisico kent ofwel in beheer bij het Rijk is.

Buiten deze nationale belangen hebben decentrale overheden beleidsvrijheid.

3.1.2 Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (2011)

Op 30 december 2011 is het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) in werking getreden. In 2016 is het Barro aangevuld. In het Barro is een aantal nationale belangen opgenomen die juridische borging vereisen. Het gaat om Mainport ontwikkeling Rotterdam, Kustfundament, Grote rivieren, Waddenzee en Waddengebied, Defensie, Erfgoederen van uitzonderlijke universele waarde, Hoofdwegen en hoofdspoorwegen, Elektriciteitsvoorziening, Buisleidingen van nationaal belang voor vervoer van gevaarlijke stoffen, Ecologische hoofdstructuur, Primaire waterkeringen buiten het kustfundament, IJselmeergebied en Duurzame verstedelijking. Het Barro is gericht op doorwerking van deze nationale belangen in gemeentelijke bestemmingsplannen. Per onderwerp worden regels gegeven, waaraan bestemmingsplannen zullen moeten voldoen.

3.1.3 Ladder voor duurzame verstedelijking

In de SVIR is de 'ladder voor duurzame verstedelijking' geïntroduceerd welke als procesvereiste is vastgelegd in het Besluit ruimtelijke ordening (Bro). Doel van de ladder voor duurzame verstedelijking is een goede ruimtelijke ordening in de vorm van een optimale benutting van de ruimte in stedelijke gebieden. Met de ladder voor duurzame verstedelijking wordt een zorgvuldige afweging en transparante besluitvorming bij alle ruimtelijke en infrastructurele besluiten nagestreefd. Op 1 juli 2017 is de nieuwe ladder voor duurzame verstedelijking in werking getreden, en zijn de zogenaamde "treden"komen te vervallen. Artikel 3.1.6, lid 2 Bro luidt nu als volgt:

De toelichting bij een bestemmingsplan dat een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk maakt, bevat een beschrijving van de behoefte aan die ontwikkeling, en, indien het bestemmingsplan die ontwikkeling mogelijk maakt buiten het bestaand stedelijk gebied, een motivering waarom niet binnen het bestaand stedelijk gebied in die behoefte kan worden voorzien.

Op grond van artikel 1.1.1, lid 1 onder i Bro wordt een stedelijke ontwikkeling als volgt gedefinieerd: ruimtelijke ontwikkeling van een bedrijventerrein of zeehaventerrein, of van kantoren, detailhandel, woningbouwlocaties of andere stedelijke voorzieningen.

Het bestemmingsplan A1-zone 2019 is een conserverend bestemmingsplan. Nieuwe ontwikkelingen worden niet meegenomen in het bestemmingsplan. De ontwikkeling van bedrijventerrein 't Oosterveld en woningbouwlocatie 't Rot was al voorzien in de voorgaande bestemmingsplannen. Nog niet alle percelen op deze locaties zijn bebouwd en/of verkocht. Uit jurisprudentie blijkt dat onbenutte planologische mogelijkheden die bij recht waren voorzien in het voorgaande bestemmingsplan niet worden gezien als een nieuwe stedelijke ontwikkeling, waardoor niet hoeft te worden voldaan aan de in artikel 3.1.6, lid 2 Bro genoemde eisen.

3.1.4 Nationaal Waterplan 2016 - 2021

Het Nationaal Waterplan 2016-2021 (NWP2) geeft het integrale kader voor het waterbeleid van het Rijk voor de komende zes jaar en geeft uitvoering aan de Europese richtlijnen voor waterkwaliteit, de mariene strategie en de overstromingsrisico's. De Stroomgebiedbeheerplannen, het Programma van maatregelen mariene strategie, de Beleidsnota Noordzee en de Overstromingsrisicobeheerplannen maken onderdeel uit van het NWP2. Met het NWP2 zet het kabinet een volgende ambitieuze stap in het robuust en toekomstgericht inrichten van ons watersysteem, gericht op een goede bescherming tegen overstromingen, het voorkomen van wateroverlast en droogte en het bereiken van een goede waterkwaliteit, een duurzaam beheer en goede milieutoestand van de Noordzee en een gezond ecosysteem als basis voor welzijn en welvaart. Hierbij wordt gestreefd naar een integrale benadering, door economie (inclusief verdienvermogen), natuur, scheepvaart, landbouw, energie, wonen, recreatie en cultureel erfgoed zo veel mogelijk in samenhang met de wateropgaven te ontwikkelen. Het beleid en de maatregelen in dit Nationaal Waterplan dragen bij aan het vergroten van het waterbewustzijn in Nederland.

3.1.5 Erfgoedwet (2016)

Het behoud en beheer van het Nederlandse erfgoed was tot en met juni 2016 geregeld in zes verschillende wetten (waaronder de Monumentenwet) en een regeling, waarin roerend, onroerend en archeologisch erfgoed allemaal hun eigen specifieke definities, procedures en beschermingsmaatregelen hadden. Op 1 juli 2016 is de Erfgoedwet ingegaan. Deze wet bundelt bestaande wet- en regelgeving voor behoud en beheer van het cultureel erfgoed in Nederland. Voor het eerst is er nu één integrale wet die betrekking heeft op onze museale objecten, musea, monumenten en archeologie op het land en onder water. In de Erfgoedwet is vastgelegd hoe met ons erfgoed wordt omgegaan, wie welke verantwoordelijkheden daarbij heeft en hoe het toezicht daarop wordt uitgeoefend. Samen met de toekomstige Omgevingswet maakt de Erfgoedwet een integrale bescherming van ons cultureel erfgoed mogelijk. Het beschermingsniveau zoals die in de oude wetten en regelingen gold blijft gehandhaafd.

De Monumentenwet 1988 is per 1 juli 2016 vervallen. Een deel van de wet is op deze datum overgegaan naar de Erfgoedwet. Het deel dat betrekking heeft op de besluitvorming in de fysieke leefomgeving gaat over naar de Omgevingswet, wanneer deze in werking treedt. Vooruitlopend op de datum van ingang van de Omgevingswet zijn deze artikelen te vinden in het Overgangsrecht in de Erfgoedwet, waar ze ongewijzigd van toepassing blijven zolang de Omgevingswet nog niet van kracht is.

3.2 Provinciaal beleid

3.2.1 Omgevingsvisie en Omgevingsverordening Overijssel

De provincie Overijssel heeft het streekplan, verkeer- en vervoerplan, waterhuishoudingsplan en milieubeleidsplan samengevoegd tot één Omgevingsvisie; het provinciale beleidsplan voor de fysieke leefomgeving van Overijssel, waarbij duurzaamheid, ruimtelijke kwaliteit en sociale kwaliteit de leidende principes of ‘rode draden’ zijn. Deze 'Omgevingsvisie Overijssel 2017, Beken kleur' is op 12 april 2017 vastgesteld door Provinciale Staten en sinds 1 mei 2017 van kracht.

De 'Omgevingsverordening Overijssel 2017' (hierna 'verordening') is één van de instrumenten die de provincie daarvoor inzet. Deze verordening wordt ingezet voor die onderwerpen waarvoor de provincie eraan hecht dat de doorwerking van het beleid van de Omgevingsvisie juridisch geborgd is.

De verordening voorziet ten opzichte van de Omgevingsvisie niet in nieuw beleid en is daarmee dus beleidsneutraal. De inzet van de verordening als juridisch instrument om de doorwerking van provinciaal beleid af te dwingen is beperkt tot die onderdelen van het beleid waarvoor de inzet van algemene regels noodzakelijk is om provinciale belangen veilig te stellen of om uitvoering te geven aan wettelijke verplichtingen.

De verordening heeft de status van:

  • Ruimtelijke verordening in de zin van artikel 4.1. Wet ruimtelijke ordening
  • Milieuverordening in de zin van artikel 1.2. Wet milieubeheer
  • Waterverordening in de zin van de Waterwet
  • Verkeersverordening in de zin van artikel 57 van de Wegenwet en artikel 2A van de Wegenverkeerswet.
3.2.2 Sturingsfilosofie, uitvoeringsmodel Omgevingsvisie Overijssel

Om te bepalen of een initiatief bijdraagt aan de ambities van de provincie, wordt het 'Uitvoeringsmodel Omgevingsvisie Overijssel' gebruikt. In dit uitvoeringsmodel staan de stappen of, waar en hoe. afbeelding "i_NL.IMRO.0164.BP0111-0301_0002.png"

Uitvoeringsmodel Omgevingsvisie Overijssel 

3.2.3 Omgevingsvisie Overijssel met betrekking tot plangebied A1-zone 2019

In de Omgevingsvisie zijn geen generieke beleidskeuzes genoemd die voortzetting van het huidige gebruik van de gronden in A1 zone belemmeren of nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen vereisen.

Het richtinggevende ontwikkelingsperspectief voor A1-zone 2019 is in kaart en tekst weergegeven. Het plangebied is deels aangemerkt als 'Woon- en werklocaties binnen de stedelijke netwerken'. Het gaat hier om bestaand woon- / werkgebied, waar ruimte is voor herstructurering en transformatie. In de stedelijke omgeving zijn ook enkele bijzondere gebiedscondities te vinden die specifieke kansen met zich meebrengen. Voor een deel van het plangebied geldt dit ook. Daar is vanuit het ontwikkelingsperspectief voor de stedelijke omgeving sprake van een 'bijzondere gebiedsconditie', te weten het 'stadsrandgebied', die specifieke kansen met zich meebrengt en waar, als er naast de inmiddels geplande woon- en werklocaties nog behoefte ontstaat, nieuwe woon- en werkmilieus kunnen worden ingezet om de kwaliteit en aantrekkelijkheid van het stadsrandgebied te verhogen en de landschappelijke structuur in dit gebied te versterken.

afbeelding "i_NL.IMRO.0164.BP0111-0301_0003.png"

Uitsnede kaart Omgevingsvisie - ontwikkelingsperspectieven

De Omgevingsvisie werkt met een lagenbenadering om verschillende gebiedskenmerken in beeld te brengen. De gebiedskenmerken stellen de kaders waarbinnen het ontwikkelingsperspectief kan worden uitgevoerd. Er wordt onderscheid gemaakt in:

  • een natuurlijke laag;
  • een laag van het agrarisch cultuurlandschap;
  • een stedelijke laag;
  • een laag van de beleving.

Op basis van de natuurlijke laag is er sprake van 'dekzandvlakte en ruggen'. Bij de natuurlijke laag, gaat het voornamelijk om grote gebieden waarvoor de provincie ambities en ontwikkelingsrichting heeft verwoord. Deze natuurlijke elementen zijn voornamelijk van grote waarde voor de beleving in het buitengebied en spelen in bestaand gebied geen rol.

afbeelding "i_NL.IMRO.0164.BP0111-0301_0004.png"

Natuurlijke laag: dekzandvlakte en ruggen

De laag van het agrarisch cultuurlandschap is op een deel van het plangebied van toepassing en is bij uitstek een gebruikslandschap. Hier is sprake van de typering 'Jong heide- en broekontginningsland- schap'. Kenmerkend voor het jong heide- en broekontginningslandschap waren oorspronkelijk de grote oppervlakte aan – voormalige – natte en droge heidegronden.

afbeelding "i_NL.IMRO.0164.BP0111-0301_0005.png"

Laag van het agrarisch cultuurlandschap: jong heide- en broekontginningslandschap

Het plangebied is in de stedelijke laag deels aangewezen als 'Woonwijken 1955-nu' en deels als 'Bedrijventerreinen' en 'Verspreide bebouwing'.

afbeelding "i_NL.IMRO.0164.BP0111-0301_0006.png"

Stedelijke laag: woonwijken 1955 - nu

De laag van de beleving kent voor een deel van het plangebied het gebiedstype 'Stads- en dorpsrandgebieden'. De stadsrand is een overgangsgebied waar recreatieve en utilitaire routes van buiten de stad aansluiten op de binnenstedelijke structuur. In deze gebieden komen veel opgaven en belangen samen zoals stadsuitbreidingen, infrastructuur, landbouw, landschapsontwikkeling, water en natuur.

afbeelding "i_NL.IMRO.0164.BP0111-0301_0007.png"

Laag van de beleving: stads- en dorpsrandgebieden

3.2.4 Omgevingsverordening Overijssel met betrekking tot plangebied A1-zone 2019

Intrekgebied

Een deel van het plangebied is gelegen in een intrekgebied, dat planologisch wordt beschermd vanuit de verordening. Binnen intrekgebieden kunnen nieuwe niet-risicovolle functies worden toegestaan, mits wordt voldaan aan de eis van een goede ruimtelijke ordening en aan het stand-still principe. In het bestemmingsplan A1-zone 2019 is het intrekgebied voorzien van de gebiedsaanduiding 'milieuzone - interkgebied'. Het bestemmingsplan betreft een conserverend bestemmingsplan, waarin het huidige gebruik wordt vastgelegd. Dit houdt in dat het geldend bestemmingsplan voor het plangebied wordt herzien. Nieuwe (niet) risicovolle ontwikkelingen worden niet meegenomen in dit bestemmingsplan.

3.3 Gemeentelijk beleid

3.3.1 Structuurvisie Hengelo 2030 (2007)

Op 3 juli 2007 heeft de gemeenteraad de structuurvisie Hengelo 2030 vastgesteld. Het bevat de visie op de ruimtelijke ontwikkeling van Hengelo voor de lange termijn. In de structuurvisie Hengelo 2030 wordt op basis van een beschrijving van de kernkwaliteiten, de historie, de maatschappelijke tendensen en de ambities een samenhangende en integrale uitwerking van een nieuwe koers voor Hengelo naar 2030 neergezet. De keuzes die daarbij zijn gemaakt zijn het inzetten op de sterke punten van de stad en te gaan van groei naar kwaliteit. Dat betekent nauwelijks meer uitbreiding, maar inbreiding en functiemenging in bestaand stedelijk gebied en het investeren in het omringende landschap. Deze koers brengt een vijftal kernopgaven met zich mee:

  • 1. Versterking van de economische structuur;
  • 2. Een binnenstad voor ontmoetingen;
  • 3. De sociale opgave;
  • 4. Het landschap de stad in;
  • 5. Ruimtelijke kwaliteit.
3.3.2 Woonvisie Hengelo 2016-2026

De gemeenteraad van Hengelo heeft op 22 november 2016 de woonvisie Hengelo 2016-2026 vastgesteld. In de woonvisie geeft de gemeente haar visie op de wijze waarop Hengelo zich de komende jaren verder kan ontwikkelen als prettige woonstad. De woonvisie is er niet alleen voor de gemeente. Welbions en huurdersvereniging Ookbions zijn nauw betrokken geweest bij de totstandkoming van de woonvisie. De woonvisie vormt het kader voor de prestatieafspraken met Welbions.

afbeelding "i_NL.IMRO.0164.BP0111-0301_0008.png"

Bij het actualiseren van bestemmingsplannen wordt doorgaans de bestaande situatie juridisch vastgelegd. Zeker in een bestaande woonomgeving, waar straten en woningen al lang geleden gerealiseerd zijn, is vaak geen sprake meer van een echte ontwikkelruimte. De buurt of wijk is 'af' en wordt door de bewoners ook zo gezien.

Toch kan er sprake zijn van ontwikkelingsmogelijkheden in het bestemmingsplan. Bedoeld, of onbedoeld. Bedoeld wanneer er bijvoorbeeld sprake is van een locatie waar op grond van het woningbouwprogramma nog woningbouw gewenst is. Onbedoeld in situaties waar, bijvoorbeeld door sloop van een woning op een ruime kavel, meerdere woningen kunnen worden teruggebouwd.

Als sprake is van ontwikkelmogelijkheden die nog niet gerealiseerd zijn dient te worden afgewogen in hoeverre die mogelijkheden nog wenselijk zijn. In algemene zin kan worden gesteld dat wanneer in een periode van tien jaar geen gebruik is gemaakt van deze mogelijkheden, het niet erg waarschijnlijk is dat er sprake is van een concrete behoefte.

Vanuit het woonbeleid van de gemeente is het zelfs ongewenst om dit soort 'verborgen' plancapaciteit te laten voortbestaan. De gemeenteraad heeft de woonvisie op 22 november 2016 vastgesteld als structuurvisie. Onderdeel van het woonbeleid is het 'Kwalitatief afwegingskader voor nieuwe woningbouwinitiatieven'. Ook dit afwegingskader is door de gemeenteraad vastgesteld op 22 november 2016 en heeft eveneens de status van structuurvisie.

Het afwegingskader geeft aan op welke wijze de gemeente omgaat met nieuwe woningbouwinitiatieven. De achtergrond is dat het aanbod aan (nieuwbouw)woningen in evenwicht moet zijn met de vraag (huishoudensontwikkeling).

Daarover is aangegeven dat ten tijde van het vaststellen van de woonvisie de ruimte om nieuwe initiatieven aan het woningbouwprogramma toe te voegen zeer beperkt is. Dit betekent dat de gemeente de komende jaren ruimte moet gaan vrijmaken. Door de komende jaren te snijden in het harde aanbod aan plannen dat niet tot ontwikkeling komt, of dat niet meer aansluit bij de markt gaat de gemeente deze ruimte creëren. De gemeente doet dit onder meer door (juridische) voorzienbaarheid te creëren en planologische mogelijkheden (bestemmingen) in te trekken.

In het kader van de actualisatieplannen is er om die reden voor gekozen de bestaande situatie vast te leggen, ook voor wat betreft het aantal woningen. Daarmee vervalt de mogelijkheid voor verdichting. Hierover staat het volgende in het afwegingskader:

Plannen voor transformatie en herstructurering van panden/gebieden gaan vóór plannen voor binnenstedelijke verdichting. De gemeente is terughoudend en selectief waar verdichting in de bestaande stad wordt toegestaan. Het bebouwen van lege plekken is geen doel op zich. Niet iedere locatie hoeft te worden ingevuld. Open plekken in de stad, onderbrekingen in linten, groene gebiedjes en openheid op achtererven/binnenterreinen kennen een eigen waarde. Het feit dat een plek leeg is, is geen argument om deze te bebouwen. Aangetoond moet worden dat er sprake is van een bijdrage aan de ruimtelijke kwaliteit of het oplossen van een knelpunt, dit is ter beoordeling aan de gemeente.

Het laten vervallen van (onbenutte) ruimte voor verdichting past binnen het beleid van de gemeente. Daarmee is niet gezegd dat er helemaal geen sprake kan zijn van verdichting. Het verlenen van medewerking moet een bewuste keuze zijn, waaraan een goede ruimtelijke afweging ten grondslag hoort te liggen.

Het plangebied kent naast een bestaande situatie –waar het bestaande aantal woningen gefixeerd wordt- ook een ontwikkelingsgebied: ('t Rot/Landmanserve).

In het kader van de woningbouwprogrammering is opnieuw gekeken naar het programma op deze locatie. De locatie wordt gekwalificeerd als een geschikte locatie voor een groen stedelijk / suburbaan woonmilieu, in lijn met het programma dat op deze locatie wordt voorzien. De locatie is opgenomen in het woningbouwprogramma van de gemeente Hengelo als gewenste ontwikkelingslocatie.

Wel is opnieuw een afweging gemaakt ten aanzien van het gewenste aantal woningen. Oorspronkelijk waren 129 woningen voorzien, het maximum aantal woningen is nu vastgelegd op 105. Dat betekent een reductie van 24 woningen. Dit past in de deprogrammeringsopgave van de gemeente Hengelo.

3.3.3 Nota Archeologie (2010)

Met het zogeheten Verdrag van Malta, dat Nederland vijftien jaar geleden ondertekende, beloofden de lidstaten van de Raad van Europa zich in te spannen om het archeologisch erfgoed in Europa beter te beschermen. Reden voor deze zorg: het archeologisch erfgoed in heel Europa dreigde te worden vernietigd door een steeds grotere economische welvaart. Na ondertekening begon voor Nederland een lange mars naar de vertaling in wetgeving, die uiteindelijk in 2007 werd afgegrond met de inwerkingtreding van de Wet op de archeologische monumentenzorg (Wamz). Met de vaststelling van de Wamz is formeel het moment aangebroken dat we in ons land niet meer vrijblijvend kunnen omgaan met het archeologisch erfgoed. De Wamz is formeel vastgelegd in de Monumentenwet 1988, die per 1 juli 2016 is komen te vervallen. Een deel van de wet is op deze datum overgegaan naar de Erfgoedwet. Het deel dat betrekking heeft op de besluitvorming in de fysieke leefomgeving gaat over naar de Omgevingswet, wanneer deze in werking treedt. Vooruitlopend op de datum van ingang van de Omgevingswet zijn deze artikelen te vinden in het overgangsrecht in de Erfgoedwet, waar ze ongewijzigd van toepassing blijven zolang de Omgevingswet nog niet van kracht is.

De Erfgoedwet introduceert in de archeologie het beginsel van ‘de verstoorder betaalt’. De kwaliteit van uitvoerende archeologische werkzaamheden is geregeld door een vergunningenstelsel. Uitgangspunt van de Wamz is om archeologische sporen van waarde in de bodem te laten zitten. Archeologen spreken dan over ‘behoud in situ’. De wet verbiedt het verrichten van opgravingen, tenzij een partij over een opgravingvergunning beschikt. In de Erfgoedwet staat verder precies beschreven wie de eigenaar is van de opgegraven archeologische vondsten, waar vondstmateriaal moet worden opgeslagen en aan wie welke opgravinginformatie moet worden gemeld. Verder kent de wet bepalingen over wanneer er als gevolg van opgravingen schadevergoeding mogelijk is etc.

Door de Erfgoedwet heeft de gemeente extra taken. Zij moet laten zien hoe zij rekening houdt met mogelijke archeologische waarden wanneer een nieuw bestemmingsplan wordt opgesteld of een bestaand bestemmingsplan wordt aangepast dan wel daarvan vrijstelling wordt verleend. Dit geeft de gemeente de mogelijkheid om bij het afgeven van omgevingsvergunningen archeologische eisen te stellen. Dat is overigens alleen mogelijk als daarvoor een juridische basis aanwezig is in het bewuste bestemmingsplan. Met de invoering van de Wamz zal op veel momenten van de gemeente een oordeel worden verwacht over de omgang met archeologische waarden of vondsten.

Een gemeentelijk beleidsplan biedt de mogelijkheid om al die beslissingen over archeologie in een integraal kader te plaatsen en daar vervolgens op een samenhangende manier invulling aan te geven. Het voorkomt een reeks dure ad hoc beslissingen en vervelende verrassingen tijdens geplande bodemingrepen.

Verantwoord beheer van het cultuurhistorisch erfgoed in de gemeente Hengelo begint met het inzichtelijk maken waar en wanneer met het bodemarchief rekening dient te worden gehouden. De behoudsdoelstelling staat daarbij in principe voorop. Zijn behoud en bescherming van archeologische relicten niet realiseerbaar dan dienen deze op deskundige wijze onderzocht en gedocumenteerd te worden. Deze uitgangspunten betekenen dat het noodzakelijk is een aantal beleidsregels te formuleren om archeologiegevoelige gebieden in alle ruimtelijke plannen en projecten op te nemen en waar mogelijk te ontzien.

Archeologische beleids- en verwachtingenkaart 2018

Ter ondersteuning van het gemeentelijk beleid heeft RAAP Archeologisch Adviesbureau in opdracht van de gemeente Hengelo in 2010 een archeologische verwachtingen en advieskaart vervaardigd. Deze kaart maakt voor het grondgebied van de gemeente inzichtelijk waar zich archeologische resten (kunnen) bevinden. De kaart biedt inzicht in de bestaande archeologische toestand van zowel het landelijke als het bebouwde gebied van de gemeente Hengelo. Dit inzicht is nodig om in de beleidsuitvoering een weloverwogen omgang met archeologie te bereiken.

Op 13 februari 2018 heeft de raad de geactualiseerde beleids- en archeologische verwachtingenkaart vastgesteld. Aan de op de kaart vlakdekkend weergegeven verwachtingszones zijn beleidsadviezen gekoppeld. Uitgangspunten voor de adviezen zijn de beleidskaders zoals deze op de verschillende overheidsniveaus zijn geformuleerd en het besluitvorming- en archeologisch onderzoekstraject zoals beschreven in het Handboek Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie. In deze beleidsnota zijn de aan de verwachtingenkaart gekoppelde beleidsadviezen onverkort overgenomen. De kaart gaat vergezeld van een rapportage (2010), met een methodische en inhoudelijke toelichting op de archeologische verwachtingen en advieskaart van de gemeente Hengelo. Het rapport bevat als bijlage een catalogus van de in de gemeente voorkomende archeologische monumenten alsmede een vindplaatsencatalogus waarmee een zo volledig mogelijk overzicht wordt geboden van archeologische waarnemingen die in het verleden binnen de gemeente zijn gedaan.

Over de wijze waarop in voorliggend bestemmingsplan wordt omgegaan met het aspect archeologie wordt verwezen naar paragraaf 4.3.3.

3.3.4 Erfgoedverordening (2018)

Op 13 februari 2018 heeft de gemeenteraad de 'Erfgoedverordening 2018 Gemeente Hengelo' vastgesteld. Met de Erfgoedverordening 2018 kan de gemeente gemeentelijke (archeologische) monumenten, beschermde gezichten en gebieden aanwijzen. In het belang van de archeologische monumentenzorg kan de gemeenteraad bij verordening regels stellen aan onderzoek in het kader van het doen van opgravingen, of vaststellen in welke gevallen afgezien wordt van nader archeologisch onderzoek of het opleggen van de verplichting daartoe.

Indien de verordening betrekking heeft op een gebied waarvoor een bestemmingsplan is vastgesteld blijft die verordening van kracht voor zover zij niet in strijd is met dat bestemmingsplan. De verordening ontslaat de gemeente niet van de plicht om archeologie integraal te betrekken bij vaststelling van een nieuw bestemmingsplan. Gemeenten hebben daarnaast ook de mogelijkheid met een paraplubestemmingsplan een aanvullende regeling inzake de gemeentelijke culturele erfgoedwaarden te treffen op bestaande bestemmingsplannen.

De Erfgoedverordening 2018 is ingegaan op 1 maart 2018.

3.3.5 Detailhandel Hengelo 2006 - 2016, geactualiseerde beleidsvisie 2012

Het doel van de Detailhandelsvisie Hengelo 2006-2016, geactualiseerde beleidsvisie 2012, is het scheppen van een beleidskader voor detailhandel. Het is een document waarin gewenste toekomstige ontwikkelingen staan en het geeft het kader voor ontwikkelingen aan. Het biedt detailhandelsondernemingen en andere marktpartijen duidelijkheid over de ontwikkelingsrichting. In de geactualiseerde beleidsvisie zijn de uitgangspunten uit 2006 bevestigd en verder aangescherpt.

Beleid in het kort

Hengelo heeft op het gebied van detailhandel een aantal ambities. Deze ambities zijn onderverdeeld in een drietal winkelmotieven: dagelijks winkelen, recreatief winkelen en doelgericht winkelen.

Dagelijks winkelen

Hengelo kent een structuur van wijkwinkelcentra, buurtwinkelcentra en solitaire supermarkten. Voor de leefbaarheid in de wijken is het van belang dat er dicht bij huis boodschappen gedaan kan worden. Hierbij past een evenwichtige spreiding van het aanbod over de stad.

Clustering van functies binnen wijken en buurten geniet de voorkeur. Dit is de wijze waarop zowel een supermarkt als aanvullende bewinkeling resulteren in het beste voorzieningenniveau voor de wijk en/of buurt.

Recreatief winkelen

De binnenstad is de huiskamer van Hengelo en het belangrijkste recreatieve winkelgebied in Hengelo waar mensen langer (gaan) verblijven.

In de binnenstad moet men aangenaam willen verblijven. Er moet een juiste afstemming van functies zijn, ook horeca, wonen en cultuur zijn belangrijke ingrediënten. Door onder andere te investeren in sfeer, veiligheid, inrichting en beeldkwaliteit kan de bezoeker langer worden gebonden.

Doelgericht winkelen

Winkels voor gerichte non-food aankopen kunnen zich vestigen in de clusters Plein Westermaat (regionale functie), Westermaat Zuidwest en Noordelijke Spoorzone.

Perifere detailhandel vindt plaats in de genoemde clusters en uitbreiding is slechts in uitzonderingsgevallen mogelijk. Er worden geen reguliere detailhandelsactiviteiten toegestaan als zogenaamde nevenactiviteit. Hier kan onvoldoende grip op worden gehouden en de gemeente wil inzetten op clustering.

3.3.6 Nota vrijetijdseconomie Hengelo 2011-2021

De Nota Vrijetijdseconomie geeft de koers voor toeristisch/recreatief Hengelo voor de komende tien jaar aan. Het biedt een kader voor bestaande activiteiten en nieuwe initiatieven en geeft aan welke acties moeten worden ondernomen om de gewenste visie te realiseren.

3.3.6.1 Aanbod vrijetijdsvoorzieningen in Hengelo

Hengelo beschikt over een breed palet aan toeristische en recreatieve voorzieningen. De nadruk ligt hierbij op het dagrecreatieve aanbod en is vooral te vinden in de binnenstad en de directe omgeving ervan. Grotendeels zijn dit voorzieningen die behoren bij een stad van zo'n 80.000 inwoners. Voor een deel overstijgen deze voorzieningen die van een stad als Hengelo, omdat ze niet alleen voor Hengelo van betekenis zijn, maar ook voor de regio en/of omdat ze op een kwalitatief goed niveau opereren.

3.3.6.2 Visie vrijetijdseconomie Hengelo

Hengelo richt zich op het vergroten van de aantrekkelijkheid van de stad, geconcentreerd in de binnenstad. Om dit te bereiken is het nodig om een duidelijk en herkenbaar beeld van Hengelo neer te zetten. Een beeld dat Hengelo past; het DNA van Hengelo. Daarnaast is het nodig om de basisinfrastructuur op orde te houden en de aantrekkelijke bezienswaardigheden aantrekkelijk te houden en te laten zien.

Hengelo heeft de volgende missie:

Hengelo is een aantrekkelijke plaats om te bezoeken, te verblijven, te ontmoeten en te waarderen.

Daarbij is de volgende ambitie geformuleerd:

De inwoners en (regio)bezoekers meer belevingswaarde bieden, waardoor ze vaker en langer aan Hengelo gebonden worden. Hierdoor wordt de locale economie gestimuleerd.

Deze ambitie wordt concreet gemaakt in een aantal hoofd- en subdoelen.

3.3.7 GroenPlan Hengelo 2015

Het Groenplan Hengelo is een integrale benadering van het groen in Hengelo in relatie tot water, duurzaamheid en ecologie, met strategische afwegingen op het gebied van beheerbaarheid en investeringen. Het Groenplan bevat een visie op het groen in Hengelo in relatie tot de omgeving. Het groen in de stad is belangrijk voor gezondheid, ecologie, ruimtelijke vormgeving, beleving, ontspanning en ontmoeting. Doelstelling is het beschermen en versterken van de gezonde groene basis in de stad, ten behoeve van een optimale leefbaarheid nu én in de toekomst.
Het Groenplan biedt uitgangspunten voor inrichting, beheer en uitvoering, zowel intern als extern. Het Groenplan geeft herkenbare kaders voor de bewoners van de stad. Het plan biedt handvatten voor keuzes. De ruggengraat van het groen in de stad wordt gevormd door de hoofdgroenstructuur. De invulling van de hoofdgroenstructuur is tot stand gekomen door een samenwerking tussen de verschillende groene disciplines binnen de gemeentelijke organisatie en besproken met de externe groene partners. Een kaart met de hoofdgroenstructuur is onderdeel van het vastgestelde Groenplan.

3.3.8 Gemeentelijk Rioleringsplan (GRP) (2018-2022)

Op 21 november 2017 heeft de gemeenteraad het GRP 2018-2022 vastgesteld. Hierin wordt de zorg voor afvalwater, hemelwater en grondwater vastgelegd en is veel aandacht geschonken aan duurzaamheidsmaatregelen, zoals beekherstel, afkoppelen van hemelwater van de riolering, vegetatiedaken en klimaatadaptatie (het voorkomen van wateroverlast door hevige regenval). Bij dit laatste aspect moet worden gedacht aan tijdelijke waterberging in de openbare ruimte bijvoorbeeld in groenstroken.

In plaats van het vervangen van oude rioolbuizen wordt ook gekeken of de riolering niet van binnenuit kan worden gerepareerd door middel van het aanbrengen van een kunststof kous. Hierdoor hoeft de straat niet meer te worden opgebroken. Ook worden voorstellen gedaan om structurele grondwateroverlast te beperken of te voorkomen. Hiervoor is een gemeentelijk grondwaterplan gemaakt. Dit grondwaterplan maakt onderdeel uit van het GRP.

Voor alle inbreidingen en uitbreidingen gelden in principe de volgende beleidsregels:

  • 1. Het afvalwater (het zwarte afvalwater van toilet, het grijze afvalwater van keuken, wasmachine en douche en het eventuele bedrijfsafvalwater) wordt afgevoerd naar de RWZI middels riolering;
  • 2. Het hemelwater wordt zo min mogelijk verontreinigd en komt ten goede aan het lokale water- of grondwatersysteem. Daarbij heeft zichtbare oppervlakkige afvoer de voorkeur boven afvoer door buizen, vanwege het grotere risico op ongewenst lozingsgedrag en foutieve aansluitingen bij buizen;
  • 3. Infiltratie van hemelwater in de bodem via een graspassage is de beste optie, omdat hiermee zuivering, retentie en grondwateraanvulling worden gerealiseerd. Op kleine schaal kan dit goed middels individuele voorzieningen. Op grotere schaal verdient de toepassing van wadi's de voorkeur. De afvoer van het hemelwater vindt dan plaats via de trits: regenpijp - perceelsgootje - straatgoot - wadi;
  • 4. Bij het ontwerp van het bouwwerk een zodanig samenspel van dakvlakken, dakgoten, regenpijpen en perceelsgoten kiezen dat het water niet in riolen onder de grond hoeft. Bij het stedenbouwkundig plan moet hierbij notie worden genomen van het feit dat water van hoog naar laag stroomt, waarmee water dan een ordenend principe voor het plan is;
  • 5. De afvoerpiek uit het plangebied wordt afgevlakt door berging in de wadi’s en/of retentievijvers. Het grondwater wordt zoveel mogelijk aangevuld met schoon infiltrerend water. Te hoge grondwaterstanden in natte winterperioden worden beteugeld met drainage in de openbare weg en eventueel op de kavels zelf. De drainage voert af naar een wadi of naar oppervlaktewater; dus niet naar de RWZI;
  • 6. In de bouwwerken wordt vochtoverlast door hoge grondwaterstanden geminimaliseerd door te bouwen zonder kruipruimten en door eventuele kelders waterdicht te maken;
  • 7. Het oppervlaktewater wordt liefst op fraaie wijze geïntegreerd in het stedenbouwkundig plan, zodanig dat het water beleefbaar en goed te beheren is;
  • 8. Bewoners en bedrijven zijn zelf verantwoordelijk voor de regenwaterriolering of andere hemelwatervoorzieningen op het perceel. Als de gemeente voor het hemelwater zorgt dan moeten bewoners en bedrijven er zelf voor zorgen dat het hemelwater op de juiste wijze op de perceelsgrens wordt aangeboden. De manier waarop is afhankelijk van het type riolering in de openbare weg. Bij gescheiden riolering moeten afvalwater en hemelwater ook gescheiden worden aangeboden (aparte buizen). Als er een bovengronds systeem is, dan moet het regenwater ook bovengronds worden aangeboden (bijvoorbeeld via een goot);
  • 9. Bij de aanleg van nieuwe woningen en bedrijventerreinen en bij het opnieuw inrichten daarvan is de initiatiefnemer of projectontwikkelaar verplicht om duurzame hemelwatervoorzieningen aan te leggen. Er moet tenminste gezorgd worden voor gescheiden hemelwatervoorzieningen en voor berging van hemelwater. Voor berging gelden de volgende eisen: bij in- en uitbreidingen moet de berging een netto inhoud hebben voor tenminste 40 mm neerslag. Bij herinrichting van bestaand stedelijk gebied kan worden volstaan met een inhoud van tenminste 20 mm neerslag;
  • 10. Per project moet in overleg met de afdeling Wegen, Groen en Water van de gemeente en met het waterschap Vechtstromen worden gezocht naar maatwerk.
3.3.9 Gemeentelijk Verkeers- en Vervoersplan (GVVP) (2003)

In het Gemeentelijk Verkeers- en Vervoersplan (GVVP) zijn de hoofdnetwerken voor de fiets, openbaar vervoer en auto vastgelegd. Het doel is een situatie te creëren waarbij de drie vervoerswijzen op een volwaardige wijze met elkaar functioneren en elkaar aanvullen, om zo ook in de toekomst de bereikbaarheid en veiligheid te waarborgen en zelfs te verbeteren. Voor de verkeersstructuur voor het autoverkeer zijn in het GVVP de volgende onderdelen vastgelegd:

  • Doseren van de verkeersstromen die van buiten de stad, naar binnen de wijkring gaan; niet meer verkeer toelaten dan in het gebied binnen de wijkring verwerkt kan worden. Dit is mede noodzakelijk voor een vlotte doorstroom van de bussen, zodat er van HOV (hoogwaardig openbaar vervoer) gesproken kan worden;
  • Invoering van een tangentensysteem waardoor onder andere de centrumring oost en de Breemarsweg worden ontlast. De Oosttangent voorziet na een volledige realisatie in de Verlengde Laan van Driene, een tunnel in de Kuipersdijk onder het spoor en een eventuele doortrekking van de Kuipersdijk via het tracé van de huidige Akzo-spoorlijn naar de Diamantstraat. De Westtangent is de huidige route Europalaan, Bornsestraat, Weideweg, Geerdinksweg, Oelerweg en Haaksbergerstraat. Een volledige reconstructie van het tracé van de Westtangent is in 2016 afgerond.
  • Categorisering van wegen volgens het Duurzaam Veilig principe, zie ook het Verkeersveiligheidsplan Duurzaam Veilig (2001).

De gemeente Hengelo wil het gebruik van het openbaar vervoer stimuleren, met name op de doorstroomassen. Zo wordt op regionaal niveau een reëel alternatief voor de auto geboden. De doorstroomassen voor het Hoogwaardig Openbaar Vervoer naar Westermaat en Vossenbelt/Hasseler Es en Medaillon zijn gereed. Aan andere HOV-assen (naar Enschede en door Hart van Zuid) wordt nog gewerkt. Op alle geregelde kruispunten krijgt het openbaar vervoer prioriteit in de verkeersafwikkeling ten opzichte van de overige verkeersdeelnemers.

De Provincie Overijssel is verantwoordelijk voor het openbaar vervoer per bus en de treinverbinding Zutphen - Hengelo - Oldenzaal in de regio. De Provincie Overijssel maakt samen met de veertien Twentse gemeenten het beleid en stelt concessie-/contractvoorwaarden op die de vervoerders (Syntus) moeten prikkelen om een zo goed mogelijk vervoersproduct te leveren. De vervoerder zorgt voor de uitvoering, de gemeente Hengelo is alleen verantwoordelijk voor de infrastructuur en probeert zo optimaal mogelijke voorwaarden te scheppen voor goed functionerend openbaar vervoer.

Centrumontwikkelingen vinden plaats bij bestaande en mogelijk nieuwe knooppunten van openbaar vervoer onderling en met de hoofdwegen. Binnen de invloedsgebieden van de vervoersknooppunten is sprake van een verdere verdichting door intensivering, herstructurering en stedelijke vernieuwing. In het GVVP zijn vijf knooppunten van openbaar vervoer genoemd waarvan er momenteel twee gerealiseerd zijn:

  • 1. Centraal Station Hengelo;
  • 2. Regionale openbaar vervoerhalte Gezondheidspark (spoorlijn Zutphen-Hengelo-Oldenzaal).
3.3.10 Nota Autoparkeren (2008-2012)
3.3.10.1 Beleid

In december 2008 heeft de gemeenteraad de Nota Autoparkeren 2008-2012 vastgesteld. Dit is de visie op het parkeerbeleid zoals deze is vastgesteld. Het parkeerbeleid geldt voor heel Hengelo, dus voor het centrum én voor de schil- en overige (buiten)gebieden rondom het centrum.

De gemeente Hengelo wil evenwicht bereiken tussen enerzijds de parkeervraag en anderzijds de optimale combinatie van bereikbaarheid en leefbaarheid. Uitgangspunt hierbij is een leefbare en bereikbare (binnen)stad door middel van sturend (minder blik op straat), vraagvolgend parkeerbeleid (bewoners), locatie beleid en bevorderen van andere (duurzame) vervoerswijzen zoals openbaar vervoer en fiets (verschuiving in de modal split).

De Nota Autoparkeren 2008-2012 heeft de volgende doelen:

  • Bewoners, bezoekers van bewoners en ondernemers en werknemers laten parkeren op de gewenste plaatsen;
  • Een betaalbare en eerlijke verdeling van de schaarse beschikbare openbare ruimte voor elke categorie parkeerder (in de volgorde: bewoner, bezoeker/klant en werknemer);
  • Streven naar geconcentreerde grote parkeerlocaties en dubbel ruimtegebruik waar mogelijk (de juiste plaats voor de juiste prijs voor alle groepen);
  • Oplossingen bieden voor huidige en toekomstige parkeer- en bereikbaarheidsproblemen;
  • Betere geleiding automobiliteit en parkeerdruk beter spreiden;
  • Verminderde groei van de automobiliteit en autogebruik.

Parkeernormering (motorvoertuigen)

Hengelose parkeernormen behoren ook tot het in december 2008 door de gemeenteraad vastgestelde parkeerbeleid. De parkeernormering is gebaseerd op de parkeerkencijfers zoals deze landelijk zijn uitgegeven door het kennis instituut CROW. De parkeerkencijfers zijn gedifferentieerd naar stedelijkheidsgraad/stadsomvang en stedelijke zone. Binnen de beschikbare en relatief grote bandbreedte van deze kencijfers is voor de Hengelose situatie een keuze gemaakt voor parkeernormen per stedelijke zone (centrum, schil of rest kom), functie en aandeel bezoekers. Voor veel functies is binnen die totale bandbreedte de gemiddelde waarde genomen van de CROW parkeerkencijfers en, na de benodigde parkeeronderzoeken, tot Hengelose norm verheven.

De parkeernormering vormt geen onderdeel van de in 2010 door de gemeenteraad vastgestelde nota 'Evaluatie parkeerbeleid' en blijft derhalve gehandhaafd.

Niet alle functies staan vermeld in de Nota Autoparkeren (Bijlage 3, Parkeernormen 2009), alleen de belangrijkste en meest relevante. De lijst voor 'alle functies' zou veel te lang worden en is eigenlijk nooit compleet. Het samenstellen van normen voor specifieke functies en/of bijzondere of afwijkende situaties en/of op bijzondere locaties komt meer voor in Hengelo. Voor de grote en bijzondere functies op bijvoorbeeld meer perifere locaties is een dergelijke maatwerk benadering wenselijk.

3.3.10.2 Evaluatie

Om de hiervoor beschreven doelen te realiseren is destijds aan deze Nota Autoparkeren voor de periode van vijf jaar een groot pakket aan (beleids)maatregelen gekoppeld. Een aantal van die (beleids)maatregelen zijn op verzoek van het college in 2010 reeds (tussentijds) geëvalueerd en op enkele onderdelen beleidsmatig bijgestuurd. In oktober 2010 is de nota 'Evaluatie parkeerbeleid' door de gemeenteraad vastgesteld.

Er is veel discussie geweest over een aantal maatregelen die getroffen zijn uit de in december 2008 door de raad vastgestelde Nota Autoparkeren 2008 - 2012, zoals het betaald avondparkeren en het invoeren van betaald parkeren in de schilwijken. Er is dan ook een evaluatie uitgevoerd naar het parkeerbeleid. Het beleid is met name gewijzigd voor de parkeerregulering in de schilwijken. Uit de evaluatie blijkt dat er weinig draagvlak is voor het invoeren van betaald parkeren in de schilwijken. De verwachting is dat er meer draagvlak is voor blauwe zones als reguleringsvorm in de schil. Een blauwe zone is een reguleringsvorm die redelijk tot goed functioneert in Hengelo en goed zou passen in de schilwijken rondom de binnenstad. In de huidige blauwe zones zijn ontheffingen tegen betaling verkrijgbaar. Met de invoering en het goed laten functioneren van een blauwe zone zijn kosten gemoeid, zoals handhaving en uitgifte van ontheffingen. Het verstrekken van gratis ontheffingen is dan ook niet meer haalbaar. Hengelo kent een vraagvolgend beleid in de schilwijken. Dit betekent dat bewoners zelf initiatief moeten nemen voor het aanvragen van een blauwe zone in hun wijk waarbij een meerderheid voorstander moet zijn. Daarnaast is het betaald avondparkeren afgeschaft. Hiervoor was nagenoeg geen draagvlak. Ook is het straatparkeren op koopzondagen gratis in Hengelo.

3.3.11 Nota Duurzaam Veilig (2001)

Op het gebied van verkeersveiligheid conformeert de gemeente Hengelo zich aan de afspraken die de gezamenlijke wegbeheerders in 1997 hebben gemaakt, welke zijn vastgelegd in het overheidsprogramma "Startprogramma Duurzaam Veilig". In de gemeentelijke 'Nota Duurzaam Veilig' (2001) zijn de maatregelen vertaald naar de Hengelose situatie.

Fase I van deze nota wordt gekenmerkt door het realiseren van een duurzaam veilig wegennet en is zo goed als afgerond. Verder is de aanpak van VerkeersOngevallen Concentraties (VOC) een belangrijk middel in de strijd tegen de verkeersonveiligheid. Verkeersongevalpunten in de stad worden bij deze aanpak onderzocht en aangepakt. Jaarlijks worden de VOC's geactualiseerd.

In Fase II zijn verkeerseducatie en gedragsbeïnvloeding terugkerende onderwerpen. De verkeerseducatieprogramma's die in de provincie en in Hengelo worden uitgevoerd, komen onder andere voort uit de CROW-KpVV toolkit 'permanente verkeerseducatie' en staan opgenomen in een  geprioriteerde gedrags- en educatielijst. De programma's zijn onderverdeeld naar de verschillende doelgroepen en leeftijdscategorieën en worden jaarlijks opnieuw opgesteld.

Een belangrijke bijdrage in de uitvoering van verkeersveiligheidscampagnes wordt in Hengelo al jaren achtereen geleverd door de vrijwilligers van VVN. In hun werkplan worden jaarlijks activiteiten en projecten beschreven die de afdeling Hengelo wil initiëren en uitvoeren. De nadruk van de projecten is gericht op educatie en gedragsbeïnvloeding.

Omdat verkeersveiligheid duurzaam dient te zijn, vereist het een integrale benadering. Andere beleidsterreinen zoals ruimtelijke ordening, mobiliteit, infrastructuur, voorlichting, onderwijs en welzijn beïnvloeden de verkeersveiligheid.

3.3.12 Uitvoeringsnota Fietsen (2003 - 2006)
3.3.12.1 Algemeen

Het bevorderen van het fietsgebruik heeft een hoge prioriteit binnen het gemeentelijke verkeers- en vervoersbeleid. In de beleidsnota Fietsen (1993) staat het gemeentelijke fietsbeleid nader omschreven. In de "Uitvoeringsnota Fietsen 2003-2006" zijn beleidsvoornemens nader uitgewerkt tot een breed pakket van concrete maatregelen met als doel het fietsklimaat in Hengelo te verbeteren. Speerpunten hierin zijn: het verbeteren van de belangrijkste fietsroutes naar het centrum van de stad (stadsfietsroutes), het fietsvriendelijker maken van verkeersregelinstallaties en de verbetering van het fietsparkeren.

3.3.12.2 Fietsactieplan (2015-2018)

Om de ingezette koers vast te houden en om minder sterke punten in het Hengelose fietsklimaat te verbeteren, is het Fietsactieplan 2015-2018 opgesteld. Maar ook omdat maatregelen uit het uitvoeringsplan inmiddels zijn uitgevoerd, benoemt het Fietsactieplan een vervolg pakket aan acties en maatregelen tot en met 2018. Actuele thema's zoals fietsveiligheid, fietsparkeren in de binnenstad en de nog ontbrekende schakels op de fietssnelweg F35 hebben prioriteit.

3.3.13 Horecavisie en beleid Hengelo 2016 (2017)

Met de in juli 2017 vastgestelde "Horecavisie Hengelo 2016" wil de gemeente de horeca in de binnenstad versterken door een kwalitatieve versterking van het aanbod en het creëren van een aantrekkelijk verblijfsklimaat. De horeca vormt een belangrijke spil in de aantrekkelijkheid van de binnenstad. Horeca moet goed functioneren met andere functies in de binnenstad en de sfeer en de kwaliteit van de openbare ruimte en het straatbeeld versterken. Doordat horeca combinatiebezoeken aan de binnenstad kan stimuleren kan de bezoekduur van de consument aan de binnenstad worden verlengd.

In de binnenstad is er beperkt ruimte voor toevoeging voor goede daghoreca als ondersteuning voor de overige functies in de binnenstad. Daarnaast is het belangrijk dat het bestaande aanbod wordt verbreed en verbeterd.

Door veranderend gedrag van consumenten wordt er anders geconsumeerd en niet langer alleen in horeca zaken. De ruimtelijke gevolgen hiervan zijn dat er een vergaande branchevervaging plaatsvindt tussen met name horeca en retail. In de horecavisie zijn daarom verschillende vormen van horeca en ondergeschikte vormen van horeca in een andere hoofdactiviteit beschreven.

Door een ruimtelijke clustering van verschillende soorten horeca in de binnenstad wil de gemeente de horeca ondernemer maximaal faciliteren en de samenhang binnen het functie gebruik versterken en de evt. spanningen tussen verschillende functies minimaliseren.

De nachthoreca is in de horecavisie geconcentreerd rond de Pastoriestraat en de Willemstraat en de dag- en avondhoreca rond het Burg. Jansenpleln. De winkelondersteunende horeca zoals lunchrooms en eetcafés zijn verspreid over de gehele binnenstad. Op deze manier vullen de verschillende functies in de binnenstad elkaar aan en versterken ze elkaar.

In de wijken en buurten is er sprake van een verspreide ligging van horeca. De horeca moet hier aansluiten bij de verzorgingsfunctie; (dag)horeca in winkelcentra, snackbar, chinees of buurtcafé. Uitbreidingsmogelijkheden van nieuwe horeca zijn er niet of beperkt mogelijk. Uitbreidingsruimte is in eerste instantie gericht op bestaande horecafuncties.

Er zijn geen mogelijkheden voor (mega)discotheken buiten het centrum.

3.3.14 Nota Economisch beleid (2003)

In november 2003 is de 'Nota Economisch beleid' vastgesteld. Hierin worden strategische keuzes gemaakt inzake de rol die de gemeente en ook de regio kan spelen met betrekking tot het creëren van zo optimaal mogelijke randvoorwaarden en condities voor het locale en regionale bedrijfsleven. Hengelo kiest daarin voor een krachtige economische ontwikkeling en werkgelegenheidsgroei.

Voor de toekomst koestert Hengelo de industrie als belangrijke pijler van de economie. Naast een gezonde, technologische hoogwaardige industrie wenst Hengelo haar economische basis te verbreden door versterking van de sectoren zakelijke dienstverlening, (detail)handel, gezondheidszorg en toerisme. Daarbij streeft Hengelo naar een gevarieerd aanbod van bestaande en nieuwe bedrijvenlocaties, vanuit het vertrekpunt dat bestaande ruimte voor bedrijvigheid behouden blijft en indien nodig wordt vernieuwd voordat nieuwe terreinen worden ontwikkeld. Waar mogelijk wordt intensief ruimtegebruik gestimuleerd. Ook de wijkeconomie is van wezenlijk belang.

3.3.15 Kunst en cultuurvisie 2014 - 2020

In de 'Kunst en cultuurvisie 2014-2020' is aangegeven dat de missie voor de komende jaren als volgt luidt: Versterken van de culturele identiteit van Hengelo en zorgdragen voor een kwalitatief sterke, duurzame en diverse culturele infrastructuur. Tevens stimuleren van het cultureel bewustzijn van de inwoners van Hengelo, zodat zij weten wat hun stad aan kunst en cultuur te bieden heeft, daarin geschoold kunnen worden en er volop aan kunnen deelnemen. Tevens kansen geven aan kunstenaars om in Hengelo te werken of hun werk te presenteren.

3.3.16 Prostitutiebeleid (2005)

Ter voorkoming van het telkens moeten maken van een individuele en integrale ruimtelijke beoordeling en ter bevordering van eenduidige besluitvorming, heeft het college in 2005 een ruimtelijk afwegingskader voor de vestiging van seksinrichtingen vastgesteld. In dit afwegingskader zijn criteria opgesteld voor de beoordeling van een verzoek tot vestiging van een nieuwe seksinrichting, respectievelijk de verplaatsing van bestaande seksinrichtingen. Deze criteria kunnen een rol spelen bij de vraag of een exploitatievergunning voor een seksinrichting geweigerd kan worden. Ook kunnen de criteria een rol spelen indien de gemeentelijke medewerking vereist is, in die gevallen waarin het bestemmingsplan de vestiging van een seksinrichting niet toestaat, in de vorm van een vrijstelling of een herziening van een bestemmingsplan. De ruimtelijke criteria kunnen ten slotte ook een rol spelen bij de wijze waarop bestaande seksinrichtingen in een bestemmingsplan worden bestemd.

De vestigingen van de huidige seksinrichtingen blijven weliswaar toegestaan, maar vallen onder het overgangsrecht. Dat betekent dat zodra de huidige exploitanten de exploitatie van die seksinrichting beëindigen, voortzetting daarvan niet meer mogelijk zal zijn, tenzij deze (op de nieuwe vestigingslocatie) voldoen aan de genoemde criteria.

In het plangebied A1-zone 2019 is geen seksinrichting aanwezig.

3.3.17 Nota Wijkeconomie Hengelo 2012 - 2015

In de 'Nota Wijkeconomie' wordt het beleid weergegeven ten aanzien van het werken in de wijk, de wijkeconomie.

Een goede economie is belangrijk voor de stad. Hengelo wil de economie in de stad behouden en versterken. Ze wil een goed vestigingsklimaat bieden voor bedrijven en werkgelegenheid stimuleren. Daarnaast wil ze stimuleren dat er ruimte komt voor starters en creatieve ondernemers.

Een groot deel van de economie van de stad vindt in de wijken plaats. In Hengelo is 70% van de bedrijven in de wijken gevestigd. Naar verwachting wordt wijkeconomie steeds belangrijker. Wijkeconomie draagt bij aan de economische vitaliteit, veiligheid en leefbaarheid van de wijk. Het gaat hierbij vooral om bedrijven van zelfstandige ondernemers zonder personeel die het wonen combineren met werken of hun bedrijf starten vanuit huis. De wijk fungeert daarmee als broedplaats voor ondernemerschap. Bedrijven ontstaan in de wijk en groeien van daaruit verder. Wijkeconomie stimuleert daarmee de werkgelegenheid.

3.3.17.1 Ambitie en doelen

Hengelo heeft de volgende ambitie met betrekking tot wijkeconomie:

Hengelo heeft vitale wijken waarin ruimte is voor ondernemerschap en waarin werkgelegenheid wordt gestimuleerd.

Deze ambitie is vertaald naar de volgende doelen:

  • Stimuleren van werkgelegenheid in de wijken;
  • De wijk als broedplaats voor ondernemerschap;
  • Vitale wijken (levendig en multifunctioneel).
3.3.17.2 Plan van aanpak

Om deze doelen te bereiken gaat het vooral om het stimuleren en faciliteren van ondernemerschap in de wijk. Natuurlijk met behoud van de leefbaarheid in de wijk. Hierbij wordt ingezet op twee strategische lijnen: huisvesting en het ondersteunen en stimuleren van ondernemerschap.

De huivestingslijn gaat met name om de ruimtelijke fysieke omgeving van bedrijven. Functiemenging is onlosmakelijk verbonden met wijkeconomie. De gemeente wil de mogelijkheden voor functiemenging verruimen, maar dat mag niet ten koste gaan van de leefbaarheid in de wijk. Maar dit betekent ook aandacht voor bedrijfsruimte in nieuwe ontwikkelingen, stimuleren van combinaties wonen en werken en de regels hiervoor vereenvoudigen. Daarnaast richt de gemeente zich op het ondersteunen en stimuleren van ondernemerschap door onder meer begeleiding van startende ondernemers en het intensiveren van het accountmanagement voor ondernemers in de wijk.

3.3.18 Welstandsnota (2018)

Op 1 februari 2018 is de aangepaste welstandsnota in de gemeente Hengelo vastgesteld. Deze nota biedt het toetsingskader voor de welstandsbeoordeling van bouwaanvragen met het doel de welstandsaspecten voor de burger inzichtelijker te maken. Het toetsingsniveau is gedifferentieerd, dat wil zeggen: streng waar nodig, soepel waar mogelijk. Waar veel mensen verblijven (bijvoorbeeld de binnenstad) of waar cultureel erfgoed aanwezig is (bijvoorbeeld Tuindorp 't Lansink) wordt streng getoetst. In woonwijken en andere delen van de stad waar weinig mensen verblijven wordt soepel of zelfs niet meer getoetst aan de welstandscriteria (sommige industrieterreinen). Om dit te realiseren zijn vier toetsingsniveaus ingevoerd: Behoud door ontwikkeling (voor monumenten), welstandsniveau hoog, welstandsniveau middel en welstandsvrij. De welstandscriteria zijn afgestemd op de stedenbouwkundige typologieën van de bebouwing. Elke bouwstijl heeft zo zijn eigen specifieke karakter en de toetsingsregels zijn hier op afgestemd. De toetsing heeft betrekking op situering hoofdvorm, gevelaanzichten (niveau middel), materiaal- / kleurgebruik en detaillering. Het bestemmingsplan regelt de massa (hoogtes) en de locatie van de massa (rooilijnen). Voor sommige bouwplannen / locaties worden zogenaamde 'ontwikkelcriteria' vastgesteld (beeldkwaliteitseisen) inclusief toetsingsniveau.

Naast de nota zijn twee verschillende kaarten van toepassing; één met de stedenbouwkundige typologieën en ontwikkelcriteria en één met het toetsingsniveau.

3.3.19 Kadernota Spelen 2016

De 'Kadernota Spelen' is opgesteld vanuit de blijvende behoefte aan voorwaarden en criteria voor de aanleg en het onderhoud van speel- en ontmoetingsplekken op stads-, wijk- en buurtniveau. Geregeld komen kinderen, jongeren en volwassenen met verzoeken voor de herinrichting of uitbreiding van speelplekken, of juist het opheffen daarvan. Daarin moeten afwegingen en keuzes gemaakt worden, die het algemeen belang voorop stellen en goed zijn uit te leggen. In de kadernota worden vanuit een onderbouwde visie de doelstellingen, uitgangspunten en beleidsaanbevelingen op het gebied van spelen voor de gemeente Hengelo vastgelegd. Hiermee kan integrale afstemming plaatsvinden met de andere gemeentelijke disciplines.

Het plangebied kent een redelijk aanbod aan speelmogelijkheden / speelvoorzieningen (zie ook paragraaf 2.10).

3.3.20 Gemeentelijke Nota Geluid (2015)

De doelstellingen van het gemeentelijke geluidbeleid zijn:

  • Bijdragen aan het realiseren van een goed woon- en leefklimaat in Hengelo;
  • Handvat voor milieuvergunningen, maatwerkvoorschriften, evenementen en APV-vergunningen/ontheffingen;
  • Handvat voor geluidambities bij ruimtelijke planvorming en het zonodig vaststellen van hogere geluidgrenswaarden;
  • Verantwoording van de inzet van middelen om de geluidsituatie positief te beïnvloeden.

De nota geluid geeft aan hoe de gemeente Hengelo dit gestructureerd, volgens een vaste systematiek, wil aanpakken. Er is een gebiedsgerichte benadering. Hiertoe zijn in Hengelo vijf gebiedstypen onderscheiden: 1) Wonen, 2) Binnenstad en winkelgebieden, 3) Industrie en bedrijven, 4) Buitengebied en stadsparken en 5) Verkeerszones. Per gebiedstype zijn geluidambities (ambitiewaarden) en maximaal toegestane waarden (plafondwaarden) vastgelegd. Geluidsaspecten worden zoveel mogelijk in de initiatieffase van de ruimtelijke planontwikkeling betrokken, waarbij zoveel mogelijk de volgorde wordt aangehouden: eerst bronmaatregelen, dan overdrachtmaatregelen en dan pas maatregelen bij de ontvanger. Dit betekent o.a. dat waar nodig en mogelijk stillere wegdektypen worden toegepast. Als bronmaatregelen en/of overdrachtmaatregelen onvoldoende resultaat hebben, kan geluidbelasting tot maximaal de plafondwaarde voor het betreffende gebiedstype worden toegestaan onder de voorwaarde dat er sprake is van voldoende (akoestische) compensatie. Ook bij verkeersplannen wordt uitdrukkelijk rekening gehouden met effecten van geluid.

Bij functieveranderingen, zoals de omvorming van een kantoorgebouw naar woonfunctie, geldt op grond van het Bouwbesluit 2012 als geluidweringseis het "rechtens verkregen niveau". In veel gevallen geeft dit, naar de maatstaven van het geluidbeleid, onvoldoende waarborgen dat een acceptabel woon- en leefklimaat wordt verkregen. Het geluidbeleid geeft criteria om te beoordelen welke geluidwerende maatregelen nodig zijn om wel een goed woon- en leefklimaat te waarborgen.

3.4 Conclusie

Het bestemmingsplan past binnen de vastgestelde beleidskaders.

Hoofdstuk 4 Randvoorwaarden

4.1 Watertoets

Met de ondertekening van de Startovereenkomst 'Waterbeheer in de 21e eeuw' is in februari 2001 de watertoets in het leven geroepen. De watertoets is met ingang van 1 november 2003 wettelijk verplicht voor onder andere bestemmingsplannen. Het Waterschap Vechtstromen streeft ernaar de formele watertoets te vergemakkelijken door al in een vroeg stadium van de planvorming een bijdrage te leveren.

Voor onderhavig plan is op 21 mei 2019 een digitale watertoets uitgevoerd. Hieruit is gebleken dat een normale watertoetsprocedure doorlopen moet worden.

De keur van het waterschap Vechtstromen is onder andere van toepassing op de Hesbeek, de Houtmaatleiding, de Tijertsbeek en de waterloop ten noorden van de A1. De keur is als dubbelbestemming in voorliggend bestemmingsplan opgenomen (met daarbij een aantal voorwaarden met betrekking tot het verlenen van een omgevingsvergunning, zodat de belangen van het waterschap afgewogen kunnen worden bij elke ingreep binnen de zone van de keur).

Algemeen

  • Bij de keuze voor de locatie van het plangebied wordt rekening gehouden met de wateropgave en de eigenschappen van het watersysteem.
  • Bij het stedenbouwkundig plan is water duidelijk het ordenend principe voor het plan. Water vormt daarmee een belangrijk aspect.
  • Per project moet in het overleg tussen gemeente en waterschap worden bezien of maatwerkoplossingen nodig en/of wenselijk zijn.

Afvalwater

  • Het afvalwater (het zwarte afvalwater van toilet, het grijze afvalwater van keuken, wasmachine en douche en het eventuele bedrijfsafvalwater) wordt afgevoerd naar de RWZI door middel van riolering.

Hemelwater

  • De afvoerpiek uit het plangebied door de toename van verhard oppervlak wordt afgevlakt door berging van hemelwater in wadi's of retentievijvers met een gedoseerde afvoer.
  • De maximale hoeveelheid te lozen water bedraagt 2,4 l/s/ha bij een maatgevende neerslaghoeveelheid van 55 mm.
  • Het hemelwater wordt zo min mogelijk verontreinigd en komt ten goede aan het lokale water- of grondwatersysteem.
  • Zichtbare oppervlakkige afvoer van hemelwater heeft de voorkeur boven afvoer van hemelwater door buizen, vanwege het grotere risico op ongewenst lozingsgedrag en foutieve aansluitingen bij buizen.
  • Infiltratie van hemelwater in de bodem via een graspassage is de beste optie, omdat hiermee zuivering, retentie en grondwateraanvulling worden gerealiseerd.
  • Op kleine schaal kan dit goed door middel van individuele voorzieningen, op grotere schaal verdient de toepassing van wadi's de voorkeur.
  • Afvoer van hemelwater vindt bij voorkeur plaats via de reeks regenpijp - perceelgoot - straatgoot - wadi.
  • Bij het ontwerp van het bouwwerk wordt een zodanig samenspel van dakvlakken, dakgoten, regenpijpen en perceelgoten gekozen dat het water niet in riolen onder de grond hoeft.
  • Goede alternatieven in geval van nauwelijks verontreinigd hemelwater zijn regenwaterhergebruik op individuele schaal of directe oppervlakkige afvoer naar sloten of vijvers met retentievoorzieningen op grotere schaal.
  • In het geval van bedrijventerreinen met risico op vervuiling verdient hemelwaterafvoer via een verbeterd gescheiden rioolstelsel met retentievijvers de voorkeur.
  • Het ontwerp van een verbeterd gescheiden stelsel wordt afgestemd op het risico op verontreiniging van het verhard oppervlak en het uitgangspunt dat de afvoer van relatief schoon hemelwater naar de RWZI wordt geminimaliseerd.

Grondwater

  • Het grondwater wordt zoveel mogelijk aangevuld met schoon infiltrerend water.
  • Te hoge grondwaterstanden in natte winterperioden mogen worden beteugeld met drainage in de openbare weg en eventueel op de kavels zelf, mits dit niet leidt tot een permanente grondwaterstandsverlaging in of buiten het plangebied.
  • De drainage voert af naar een wadi of naar oppervlaktewater; dus niet naar de RWZI.
  • Vochtoverlast door hoge grondwaterstanden wordt geminimaliseerd door te bouwen zonder kruipruimten en door kelders waterdicht te maken.

Oppervlaktewater

  • Bij de herinrichting van het oppervlaktewatersysteem zijn de benodigde afvoercapaciteit, de streefbeelden en de kwaliteitsdoelstellingen van het waterschap Vechtstromen leidend.
  • Het oppervlaktewater wordt liefst op fraaie wijze geïntegreerd in het stedenbouwkundig plan, zodanig dat het water beleefbaar is en goed te beheren.

4.2 Natuurwetgeving

Vanaf 1 januari 2017 bestaat de Nederlandse natuurwetgeving uit de Wet natuurbescherming. Deze wet vervangt de drie wetten: de Natuurbeschermingswet 1998, de Boswet en de Flora- en faunawet. De bevoegdheid is geheel bij de betreffende provincie, waarin de activiteit plaatsvindt, komen te liggen. De Wet natuurbescherming bestaat uit drie onderdelen: de bescherming van Natura 2000-gebieden, de bescherming van soorten en de bescherming van houtopstanden.

Bescherming van Natura 2000 gebieden

Het dichtstbijzijnde Natura 2000-gebied Lonnekermeer is gelegen op ongeveer 175 meter afstand van het plangebied. Natura 2000 is een samenhangend netwerk van natuurgebieden in Europa. Natura 2000 bestaat uit gebieden die zijn aangewezen in het kader van de Europese Vogelrichtlijn en gebieden die zijn aangemeld op grond van de Europese Habitatrichtlijn. Voor alle gebieden gelden instandhoudingsdoelstellingen. De kern van de bescherming is dat deze instandhoudingsdoelstellingen niet in gevaar mogen worden gebracht.

Bescherming van soorten

In hoofdstuk 3 van de Wet Natuurbescherming is de aanwijzing en bescherming van plant- en diersoorten geregeld. Het gaat daarbij om het waarborgen dat het voortbestaan van soorten planten of dieren niet in gevaar komt en dat vaste rust- of verblijfplaatsen en groeiplaatsen niet opzettelijk worden vernield of verstoord. Hiertoe zijn in deze wet een aantal verbodsbepalingen opgenomen, zoals het verbod op het opzettelijk doden of verontrusten van dieren of het verbod op het plukken van planten. Daarbij is het “nee, tenzij” principe het uitgangspunt, er mag geen schade worden toegebracht aan beschermde dieren of planten tenzij dit uitdrukkelijk is toegestaan en daarbij zorgvuldig wordt gehandeld.

Bij elke ruimtelijke ontwikkeling moet worden getoetst of de beoogde activiteiten mogelijk negatieve gevolgen kunnen hebben voor in dat gebied voorkomende vaste rust- en verblijfplaatsen van en/of de functionele leefomgeving van beschermde soorten. Indien noodzakelijk dienen tijdig passende preventieve of mitigerende maatregelen te worden getroffen, dan wel dient het plan te worden aangepast om overtreding van verbodsbepalingen te kunnen voorkomen en zo de functionaliteit van het gebied voor de aanwezige beschermde soorten te kunnen waarborgen. Indien door maatregelen en eventueel planaanpassing negatieve gevolgen voor eventueel aanwezige beschermde soorten niet of niet volledig kunnen worden voorkomen, is een ontheffing van de betreffende verbodsbepalingen noodzakelijk en dient aannemelijk te worden gemaakt dat deze redelijkerwijs ook verleend zal kunnen worden.

Daarnaast geldt dat voor alle soorten de zorgplicht geldt. De bescherming van soorten gaat uit van de intrinsieke waarde van alle dieren en planten. De mens moet daar zorgvuldig mee omgaan. Daarom is de zorgplicht in artikel 1.11 van de wet opgenomen. De zorgplicht houdt in dat iedereen 'voldoende zorg' in acht moet nemen voor alle in het wild voorkomende dieren en planten en hun leefomgeving en voor Natura 2000-gebieden. Dat betekent dat iedereen naar redelijkheid nadelige effecten moet voorkomen, beperken of ongedaan dient te maken.

Conclusie

Met het bestemmingsplan worden geen nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen mogelijk gemaakt. Negatieve effecten op beschermde plant- en diersoorten en de instandhoudingsdoelen van Natura-2000 gebieden worden dan ook niet verwacht.

4.3 Archeologie en cultuurhistorie

4.3.1 Algemeen

In deze paragraaf wordt aan de hand van inventarisaties ingegaan op de aanwezige archeologische en cultuurhistorische waarden in het bestemmingsplangebied.

4.3.2 Archeologische verwachting

Voor een uitgebreide beschrijving van het archeologisch beleid van de gemeente, wordt verwezen naar paragraaf 3.3.3. Op de archeologische beleidskaart van de gemeente Hengelo staat aangegeven welke archeologische waarden aanwezig en te verwachten zijn. Uitgangspunt voor het bestemmingsplan is het veiligstellen van de aanwezige (en aangetoonde) en de te verwachten archeologische waarden. Conform het verdrag van Valletta dient gestreefd te worden naar het behoud van archeologische resten in de archeologische verwachtingszones. Voor Hengelo is door middel van het maken van een archeologische verwachtingskaart inzichtelijk gemaakt waar zich archeologische resten kunnen bevinden. Ingrepen die kunnen leiden tot verstoring of vernietiging van de archeologische resten binnen de terreinen van archeologische waarde (AMK-terreinen) dienen zoveel mogelijk te worden voorkomen. In het kader van de Monumentenwet moet hiervoor een vergunning worden aangevraagd.

Op basis van de te verwachte dichtheden aan archeologische resten binnen de diverse verwachtingszones én de mogelijkheden die archeologisch onderzoek biedt om deze resten aan te tonen, wordt een onderzoeksplicht geadviseerd voor ingrepen met een omvang groter dan 2500 m2, waarbinnen een hoge verwachtingswaarde geldt en voor ingrepen groter dan 5000 m2, waarvoor een middelmatige of lage verwachtingswaarde geldt. De minimumonderzoekseis voor een archeologisch onderzoek is een archeologisch bureauonderzoek waarin de ingreep op zijn schadelijkheid wordt beoordeeld en wordt geadviseerd over de noodzaak tot het nemen van vervolgstappen in de vorm van veldonderzoek.

4.3.3 Archeologie in het plangebied
4.3.3.1 Verwachtingswaarden

afbeelding "i_NL.IMRO.0164.BP0111-0301_0009.jpg"

Binnen het plangebied liggen meerdere zones met verwachtingswaarden. Het grootste gedeelte van het plangebied ligt binnen een gebied van dekzandwelvingen en -vlakten. Dit betreft een relatief vlak gebied tussen hogere dekzandruggen ten noorden en zuiden van het plangebied. Dergelijke gebieden kennen niet de lange bewonings- en gebruikscontinuïteit van de hogere en grotere dekzandruggen, maar werden in tijden van grotere bevolkingsdruk benut. Dergelijke gebieden hebben een middelhoge verwachtingswaarde. Binnen het plangebied zijn enkele kleinschalige dekzandopduikingen aanwezig. Het betreft hier relatief kleine dekzandruggen waarop sinds de middeleeuwen bouwlanden zijn aangelegd en waarop vanaf het einde van de late middeleeuwen dikke enkeerdgronden zijn ontstaan (plaggendekken of esdekken). Dergelijke dekzandopduikingen met oude bouwlanden blijken van oudsher de meest gunstige condities voor vroege landbouwers geboden te hebben en doorgaans worden op die ruggen, onder een dik plaggendek, sporen van bewoning, landbouw en begravingen gevonden, soms teruggaand tot in het Midden-Neolithicum. Gezien de grote kans op de aanwezigheid van archeologische sporen hebben deze gebieden een hoge archeologische verwachtingswaarde. Bovendien zijn eventueel aanwezige archeologische vindplaatsen door de beschermende werking van een dik plaggendek ook vaak redelijk goed in de bodem behouden. In het noordoosten en noordwesten van het plangebied liggen deze dekzandopduikingen in een groter complex van dekzandruggen en -hoogten. Binnen dit grotere complex zijn de oude bouwlanden alleen ontstaan op de dekzandopduikingen. Vanwege de relatief hogere ligging ten opzichte van de directe omgeving is ook aan deze zone een hoge archeologische verwachtingswaarde toegekend.

In het westelijk deel van het plangebied wordt het gebied van dekzandwelvingen en -vlakten doorsneden door het voormalige beekdal van een voorloper van de huidige Houtmaatleiding. In het beekdal, met binnen het plangebied aan de noordzijde drie dekzandopduikingen met plaggendekken, komen nattere bodemtypen voor zoals beek- en gooreerdgronden. Met name waar aan beide zijden van het beekdal hoge dekzandruggen liggen, is er een kans op de aanwezigheid van beekdal gerelateerde vondsten.

In en rondom het plangebied liggen een groot aantal verdwenen boerderij-erven die reeds aan het einde van de late middeleeuwen vermeld worden. Deze liggen voornamelijk ten noorden van het plangebied in de directe nabijheid van een complex hoge bouwlanden. Op de zuidelijke grens van het plangebied, ter hoogte van de parkeerplaats van sportpark De Noork, ligt eveneens een dergelijk erf. Oudere voorgangers van deze erven, uit de volle middeleeuwen of de vroege middeleeuwen, lagen doorgaans binnen een straal van tweehonderd meter rond de vermelde erven. Daarvan kunnen de archeologische resten en sporen nog aanwezig zijn. Rond deze erven is een bufferzone opgenomen die een hoge archeologische verwachting heeft.

4.3.3.2 Bekende vindplaatsen en monumenten

Binnen het plangebied zijn twee archeologische vindplaatsen gemeld in het landelijk datasysteem ARCHIS. Deze liggen in het westen en oosten van het plangebied. In het westelijk deel is een vondstmelding geregistreerd van een stenen Fels-Rechteckbeil met een klokvormige omtrek. De vondst is gedaan in 1875 en administratief binnen de gemeente Hengelo geregistreerd. Dat houdt in dat het allerminst zeker is dat deze vondst ook daadwerkelijk uit het plangebied afkomstig is. In het oostelijk deel van het plangebied (Het Oosterveld) zijn bij diverse onderzoeken op een langgerekte dekzandrug, archeologische resten, grondsporen en artefacten aangetroffen die werden afgedekt door een plaggendek. De sporen betreffen onder meer resten van de Enkelgraf- en Klokbekercultuur (2850 - 2000 v. Chr.) tot en met de Midden-Bronstijd. Tevens zijn paalkuilen, een spieker uit de Middeleeuwen en sporen van agrarische activiteiten en ontginningsgreppels uit de Middeleeuwen – Nieuwe Tijd aangetroffen. Binnen het plangebied liggen geen terreinen van archeologische waarde.

4.3.3.3 Uitgevoerde onderzoeken

In het plangebied zijn binnen Het Oosterveld een aantal archeologische onderzoeken uitgevoerd die in ARCHIS zijn vermeld. Het gaat hier om twee vooronderzoeken van Synthegra, die uitgemond zijn in een door RAAP uitgevoerd proefsleuvenonderzoek en opgraving. Zoals in de voorgaande paragraaf is vermeld zijn bij dit onderzoek diverse bewoningssporen aangetroffen uit het Laat-Neolithicum – Midden Bronstijd en de Middeleeuwen – Nieuwe Tijd.

In 2011 is binnen het plangebied 't Rot ten behoeve van de realisatie van twee sportaccommodaties een archeologisch onderzoek uitgevoerd. Het plangebied ligt op de overgang van een beekdal (lage archeologische verwachting) naar een gebied met dekzandvlakten en -welvingen (middelmatige archeologische verwachting). Uit het booronderzoek is gebleken dat de natuurlijke bodem op grote schaal verstoord is. Door de onderzoekers werd geconcludeerd dat de kans op het aantreffen van een intacte archeologische vindplaats verwaarloosbaar klein was. Geadviseerd is geen archeologisch vervolgonderzoek uit te voeren. Dit advies is door de gemeente overgenomen.

Na uitvoering van de veldwerkzaamheden zijn de onderzochte gebieden vrijgegeven en inmiddels als zodanig ook op de archeologische verwachtingenkaart aangemerkt.

4.3.3.4 Vertaling naar planregels

Op grond van gemeentelijk beleid bij de Archeologische waarden- en verwachtingenkaart en de Erfgoedverordening gelden onderzoeksverplichtingen voor zones met een hoge en middelhoge verwachtingswaarde, terreinen met een hoge archeologische waarde en terreinen die binnen de bufferzone van een historisch erf vallen. De zones met deze verwachtingswaarden moeten in het bestemmingsplan door middel van de bestemmingen "Waarde – Archeologie Hoog", "Waarde – Archeologie Middel" en "Waarde – Archeologie Bufferzone" worden aangeduid. Voor deze bestemmingen gelden bestemmingsregels en dient een omgevingsvergunning aangevraagd te worden indien bodemingrepen boven de vrijstellingsgrenzen uit komen. Bij aanvragen voor een omgevingsvergunning of bestemmingsplanprocedure kan archeologisch onderzoek gevraagd worden indien de te verwachten bodemingrepen boven de vrijstellingsgrenzen liggen. Het kan zijn dat van de onderzoeksverplichting afgeweken mag worden. Aan de hand van historische gegevens en recente activiteiten en bouwgeschiedenis ter plaatse kan blijken dat onderzoek niet nodig is. Daartoe dient de regio-archeoloog geconsulteerd te worden en kan de initiatiefnemer worden gevraagd om relevante gegevens aan te leveren.

Voorschriften en vrijstellingsgrenzen in verband met archeologische waarden en verwachtingen:

  • Zones met een hoge verwachtingswaarde
    In zones met een hoge verwachtingswaarde dient archeologisch onderzoek uitgevoerd te worden indien uit plannen blijkt dat de bodem over een oppervlakte van meer dan 2500 vierkante meter dieper dan 40 cm wordt vergraven. Hiervoor zal eerst door de gemeente middels een quick-scan worden beoordeeld of onderzoek zinvol is.
  • Zones met een middelhoge verwachtingswaarde
    In de zones met een middelhoge verwachtingswaarde dient archeologisch onderzoek uitgevoerd te worden indien uit plannen blijkt dat de bodem over een oppervlakte van meer dan 5000 vierkante meter dieper dan 40 cm wordt vergraven. Ook hiervoor zal eerst door de gemeente middels een quick-scan worden beoordeeld of onderzoek zinvol is.
  • Zones met een hoge verwachtingswaarde: type erf

In de zones van het plangebied die binnen de bufferzone van een historisch erf vallen dient archeologisch onderzoek uitgevoerd te worden indien uit plannen blijkt dat de bodem over een oppervlakte van meer dan 250 vierkante meter dieper dan 40 cm wordt vergraven. Ook hiervoor zal eerst door de gemeente middels een quick-scan worden beoordeeld of onderzoek zinvol is.

  • Zones met een lage verwachtingswaarde (beekdalen)

Voor deze zones kan archeologisch onderzoek noodzakelijk zijn indien deze liggen in plangebieden waarin tevens hoge of middelhoge verwachtingswaarden aanwezig zijn. Voor meer informatie hierover dient de archeologische waardenkaart geraadpleegd te worden en dient een maatwerkadvies van de regio-archeoloog ingewonnen te worden.

4.3.4 Cultuurhistorische waarden

Vanaf 1 januari 2012 is het verplicht om in ruimtelijke plannen rekening te houden met cultuurhistorische waarden. Om een stabiele en meer structurele basis te geven aan de borging van cultuurhistorie in de ruimtelijke ordening, is per 1 januari 2012 aan artikel 3.1.6 van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) toegevoegd dat gemeenten bij het vaststellen van bestemmingsplannen niet alleen rekening moeten houden met cultuurhistorische waarden onder de grond (archeologische waarden), maar ook met waarden boven de grond. Dat betekent dat gemeenten een analyse moeten maken van de cultuurhistorie in een bestemmingsplangebied, en daar conclusies aan moeten verbinden die in het bestemmingsplan verankerd worden.

Cultuurhistorische waarden omvatten meer dan alleen bouwhistorische objecten en monumenten waarop tot voorheen vaak alleen de aandacht lag in bestemmingsplannen. Door middel van een historisch-geografische inventarisatie dienen ook cultuurlandschappellijke structuren en elementen in beeld gebracht te worden, zoals oude infrastructuur, verkavelingsstructuren en elementen daarin zoals houtwallen, beeklopen en essen, en moet ook gedacht worden aan het stedenbouwhistorische karakter van wijken en gebieden. Belangrijk is om na te gaan wat het 'eigene' van een gebied is en om dat met al zijn elementen en structuren in beeld te brengen.

De resultaten van de inventarisatie worden gewogen, om antwoord te geven op de vraag welke ruimtelijke ontwikkelingen in een gebied toelaatbaar worden geacht. Dit wordt vervolgens uitgewerkt binnen het instrument dat de burgers bindt: het bestemmingsplan.

De gemeente Hengelo heeft nog geen specifiek beleid dat de aanpassing van de Bro regelt. In dit bestemmingsplan wordt met de inventarisatie van cultuurhistorische waarden echter voorzien in de eisen volgens het Bro.

4.3.5 Cultuurhistorie in het plangebied
4.3.5.1 Historische ontwikkeling van het plangebied

Het plangebied ligt ingesloten tussen de voormalige marke van Hasselo en van Klein Driene. Beide marken behoorden oorspronkelijk tot de voormalige gemeente Weerselo. Eind 19e eeuw werd de marke Klein Driene aan de gemeente Hengelo afgestaan zodat Hengelo verder kon uitbreiden. Het duurde tot aan het begin van de tweede helft van de 20e eeuw dat Klein Driene als typische wederopbouwwijk werd ontwikkeld. Marke Hasselo werd in 1972 aan Hengelo afgestaan, eveneens voor woningbouw. Hier is vervolgens de wijk Hasseler Es gerealiseerd. Met de aanleg van de A1 in de begin jaren '90 van de 20e eeuw werd ook het onbebouwde gebied tussen de Hasseler Es en Klein Driene in gebruik genomen. Ten opzichte van de landelijke omgeving die binnen het plangebied bestond voorafgaand aan de stedelijke uitbreiding zijn uiteindelijk weinig elementen uit de situatie van voor 1950 behouden gebleven. Enkel de noordelijke grens van het plangebied volgt - ter hoogte van het Bartelinkslaantje - het oude wegenpatroon van rond 1850.

afbeelding "i_NL.IMRO.0164.BP0111-0301_0010.jpg"

Situatie van het plangebied rond 1905

4.3.5.2 Historisch geografische kenmerken

Zoals vermeld resteren er geen historisch-geografische kenmerken en structuren meer in het plangebied.

4.3.5.3 Gebouwde objecten en monumenten

Hengelo heeft 80 rijksmonumenten (RM), circa 130 gemeentelijke monumenten (GM, waarvan 3 met de status 'voorgedragen'), 35 Beeldbepalende Gemeentelijk Karakteristieke Panden (BGKP) en een beschermd dorpsgezicht, Tuindorp 't Lansink. Daarnaast zijn door het rijk in het kader van de wederopbouw twee aandachtsgebieden aangewezen. Dit zijn de binnenstad en Klein Driene/de Noork. Beide locaties liggen buiten het huidige plangebied.

Inmiddels zijn in het buitengebied en in het beschermde Tuindorp 't Lansink circa 500 karakteristieke objecten aangewezen. Voor deze objecten is in het bestemmingsplan een sloopregeling opgenomen, wat wil zeggen dat de objecten alleen onder voorwaarden kunnen worden gesloopt. Behoud is echter de insteek. De Monumentencommissie heeft een lijst van waardevolle panden opgesteld. Deze objecten hebben geen juridische status, maar zijn bedoeld om de eigenaren bewust te maken van hun waardevol bezit.

Binnen het plangebied A1-zone 2019 bevindt zich één monument, te weten de padvindersblokhut aan het Bartelinkslaantje 21.

4.3.5.4 Beleid en aanbevelingen cultuurhistorie

Voor wat betreft cultuurhistorische structuren en objecten gelden geen specifieke aanbevelingen.

4.4 Milieu

In de beoordeling of sprake is van een goede ruimtelijke ordening is milieuhygiëne een belangrijk aspect. Om inzicht te verschaffen in de relevante milieuhygiënische aspecten is een milieuaspectenstudie gemaakt. Hierin zijn de relevante milieuaspecten in relatie tot het plangebied in beeld gebracht en beoordeeld. De milieuaspectenstudie is als bijlage bij dit bestemmingsplan gevoegd (zie bijlage 1 bij de toelichting). Hierna worden de beoordelingen van de verschillende milieuaspecten samengevat.

4.4.1 Bedrijven en milieuzonering

Er moet voldoende ruimtelijke scheiding worden aangehouden tussen milieubelastende activiteiten en woningen om te voorkomen dat a) bij woningen ontoelaatbare overlast ontstaat en/of b) bedrijven onevenredige maatregelen moeten treffen om aan milieuregels te kunnen voldoen. Hierbij is gebruik gemaakt van de VNG-uitgave “Bedrijven en Milieuzonering” (uitgave 2009).

Binnen het plangebied bevindt zich een viertal bedrijventerreinen: Timmersveld, Roershoek, Oosterveld-Weijinkshoek en Oosterveld en daarnaast nog enkele bedrijfsbestemmingen verspreid door het gebied. De toegepaste milieuzonering uit het voorgaande plan is in voorliggend plan overgenomen. Anders dan in het voorgaande plan is er voor gekozen om voor de vier bedrijventerreinen één bedrijvenlijst te hanteren. Nieuwe kantoorfuncties en detailhandelsfuncties zijn gelet op de aard van het gebied minder wenselijk; daarom zijn deze functies niet in de bedrijvenlijst opgenomen.
In het voorgaande plan hadden vier bedrijfslocaties de aanduiding zwaarder bedrijf omdat de bedrijfsactiviteit niet paste binnen de milieucategorie die was toegestaan. In hoofdstuk 2 van de milieuaspectenstudie is toegelicht waarom in dit plan deze aanduiding voor twee locaties kan komen te vervallen en voor twee locaties kan worden overgenomen.

Bedrijventerreinwoningen

Vooral op het bedrijventerrein Timmersveld bevinden zich naast bedrijfswoningen ook (voormalige) bedrijfswoningen die als “gewone” woning in gebruik zijn. Voor zover bekend zijn er geen klachten en kunnen de woningen worden beschouwd als goed ingepast en is er, gelet op de aard van de omgeving, sprake van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat. Daarom is er voor gekozen om de categorie “bedrijventerreinwoning” op te nemen. Deze categorie is als volgt gedefinieerd: “Een woning gelegen op een bedrijventerrein, niet noodzakelijkerwijs behorend bij een inrichting, maar qua milieubescherming gelijkgesteld met een bedrijfswoning”. Door deze aanduiding is er geen onderscheid met bedrijfswoningen en vormen de woningen voor omliggende bedrijven of voor het bedrijf waar de woning voorheen bij hoorde geen extra belemmering.

De bestaande (voormalige) bedrijfswoningen zijn voorzien van deze aanduiding. Tevens zijn de woningen aan de Hamerstraat 3 en 5, die in het bestemmingsplan A1 zone uit 2008 bestemd waren tot "woondoeleinden", bestemd tot bedrijf met de aanduiding bedrijfswoning/bedrijventerreinwoning, conform de afspraken uit 2008. Destijds was al aangegeven dat de bestemming woondoeleinden op een bedrijventerrein niet wenselijk is, en dat deze percelen op termijn weer als bedrijfsbestemming zouden moeten worden toegevoegd aan het bedrijventerrein.

4.4.2 Geluid

De “Nota geluid” van de gemeente Hengelo heeft als uitgangspunt dat de geluidbelasting het goede woon- en leefklimaat niet mag verstoren. In Hengelo worden verschillende gebiedstypen onderscheiden waarvoor ambitie- en plafondwaarden zijn vastgesteld.

Het plangebied ligt in zijn geheel binnen de wettelijke zone van de A1 en gedeeltelijk binnen de wettelijke zones van de 50 km-wegen Deurningerstraat, Hasselerbaan, Noordelijke Esweg en de Oldenzaalsestraat. Bovendien ligt het gebied gedeeltelijk binnen de wettelijke zone van het spoor tussen Hengelo en Oldenzaal. In of rond het plangebied zijn geen gezoneerde industrieterreinen.

Volgens de Wet geluidhinder dient een akoestisch onderzoek te worden uitgevoerd als een bestemmingsplan nieuwe geluidgevoelige bestemmingen mogelijk maakt binnen de zone van een weg, spoorweg of industrieterrein. In het plangebied worden geen nieuwe geluidgevoelige bestemmingen mogelijk gemaakt. Toetsing aan de Wet geluidhinder is daarom niet aan orde.

In het voorgaande plan was de geluidzone vastgelegd rond de vliegbasis Twente. Deze zone is van rechtswege komen te vervallen en wordt daarom niet in dit plan overgenomen. Provinciale Staten van Overijssel hebben op 1 maart 2017 het Luchthavenbesluit Airport Twente vastgesteld. De geluidzone die hiermee samenhangt, valt ruim buiten het plangebied. Het aspect luchtvaartlawaai is daarom niet van belang.

4.4.3 Luchtkwaliteit en stikstofdepositie

Het bestemmingsplan A1-zone 2019 betreft een conserverend plan. Dit betekent dat geen nieuwe functies worden toegevoegd. De bestaande functies blijven gehandhaafd. Het opnieuw vastleggen van de bestaande functies heeft geen negatieve gevolgen voor de luchtkwaliteit. Het aspect luchtkwaliteit vormt dan ook geen belemmering.

4.4.4 Externe veiligheid

Externe veiligheid omvat het beheersen van de risico's voor de omgeving door de productie, de opslag en het gebruik van gevaarlijke stoffen (binnen bedrijven) en door het transport van gevaarlijke stoffen (via wegen, waterwegen, spoorwegen en buisleidingen). De externe veiligheidsrisico's worden enerzijds bepaald door de mogelijke effecten die een calamiteit met gevaarlijke stoffen kan hebben en anderzijds door de kans dat een calamiteit optreedt.

De normering voor de externe veiligheid rond bedrijven is vastgelegd in het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi). De normering voor de externe veiligheid langs rijkswegen en spoorwegen is vastgelegd in het Besluit externe veiligheid transportroutes (Bevt). Voor buisleidingen is de normering voor externe veiligheid vastgelegd in het Besluit Externe Veiligheid Buisleidingen (Bevb).

Binnen het plangebied bevinden zich geen bedrijven die vallen onder de werking van het Bevi. Een klein deel van bedrijventerrein Oosterveld ligt binnen het invloedsgebied van een LPG-tankstation aan de A1 in de gemeente Dinkelland. De veiligheidscontour ligt buiten het plangebied; harde ruimtelijke beperkingen zijn er daarom niet.

Verder ligt plangebied gedeeltelijk binnen het invloedsgebied van de rijksweg A1 en het spoortraject Hengelo-Oldenzaal, basisnetroutes waarover gevaarlijke stoffen worden vervoerd. Vanuit het basisnet gelden geen ruimtelijke beperkingen.

Omdat het een conserverend plan betreft, wordt er geen personendichtheid toegevoegd en neemt het groepsrisico niet toe. Een beperkte groepsrisico-verantwoording volstaat. Deze is opgenomen in hoofdstuk 5 van de milieuaspectenstudie.

4.4.5 Hoogspanningsleidingen

In het plangebied zijn geen hoogspanningsleidingen aanwezig.

4.4.6 Bodemaspecten

Voor een conserverend plan is in principe geen bodemonderzoek noodzakelijk. Met dit plan worden geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk gemaakt die een bodemonderzoek nodig maken.

4.4.7 Hoogtebeperking in verband met de radarverstoring en vliegveiligheid

In hoofdstuk 8 van de milieuaspectenstudie is onderbouwd dat de maximale bouwhoogte ruim ligt onder het radarverstoringsgebied en de hoogtebeperkingen die gelden vanwege de vliegveiligheid van Twente Airport.

4.4.8 Vormvrije mer-beoordeling

Omdat het een conserverend plan betreft, is er geen sprake van nieuwe of van uitbreiding van activiteiten zoals bedoeld in de bijlage bij het Besluit mer. Een vormvrije mer-beoordeling is daarom niet nodig.

4.5 Economische uitvoerbaarheid

Het bestemmingsplan A1-zone 2019 is een actualisatieplan en maakt geen nieuwe ontwikkelingen rechtstreeks mogelijk. De uitvoering van het bestemmingsplan brengt derhalve geen kosten met zich mee. Een onderbouwing van de economische uitvoerbaarheid kan dan ook achterwege gelaten worden.

Hoofdstuk 5 Het bestemmingsplan

5.1 Uitgangspunten

Als basis voor het bestemmingsplan dienen de bestemmingen zoals deze zijn opgenomen in het bestemmingsplan A1-zone uit 2008. Geconstateerde omissies zijn in het voorliggende plan aangepast. Voor een aantal locaties waar sinds 2008 een procedure voor een bepaalde ontwikkeling is gevoerd, vormt de gevoerde procedure de basis voor de regeling. Daarnaast zijn de regelingen, voor zover noodzakelijk, aangepast aan de nieuwe vereisten die onder andere sinds de digitale verplichting voor bestemmingsplannen gelden.

5.2 Het digitale bestemmingsplan

Volgens het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) wordt een bestemmingsplan met de daarbij behorende toelichting langs elektronische weg vastgelegd. Het bestemmingsplan wordt in die vorm ook vastgesteld, tegelijk met een volledige analoge verbeelding van het bestemmingsplan op papier. Indien de digitale en de analoge verbeelding tot interpretatieverschillen leiden, is de digitale verbeelding beslissend.

Het Bro laat echter de feitelijke digitale werkwijze voor een groot gedeelte over aan een ministeriële regeling, de Regeling standaarden ruimtelijke ordening 2012, met de daarbij behorende standaarden. Het gaat daarbij om de inrichting, de vormgeving, de verbeelding, de beschikbaarstelling, de authenticiteit, de integriteit, de volledigheid, de vaststelling en de bekendmaking van de digitale ruimtelijke informatie. De regeling bestaat uit een set normen (die verplicht zijn voorgeschreven) en een pakket aan praktijkrichtlijnen die uitleggen hoe de verplichte normen toegepast kunnen worden.

Voorliggend bestemmingsplan voldoet aan alle verplichte onderdelen van de standaarden.

5.3 Planopzet

Het juridisch bindend gedeelte van het bestemmingsplan bestaat uit de regels en bijbehorend GML-bestand waarin de geometrisch bepaalde planobjecten zijn vervat. Het .GML-bestand en de regels dienen in samenhang te worden bekeken.

De regels zijn onderverdeeld in vier hoofdstukken:

1. Inleidende regels;

2. Bestemmingsregels;

3. Algemene regels;

4. Overgangs- en slotregels.

In het navolgende worden de regels per hoofdstuk toegelicht.

5.3.1 Inleidende regels

Hoofdstuk 1 bevat de inleidende regels. Deze regels gelden voor het gehele plangebied.

5.3.1.1 Begrippen

Dit artikel bevat de definities van de in de regels gebruikte begrippen, waarmee een eenduidige interpretatie van deze begrippen is vastgelegd.

5.3.1.2 Wijze van meten

De "wijze van meten" geeft onder meer regels waar mag worden gebouwd en hoe voorkomende eisen betreffende de maatvoering begrepen moeten worden.

5.3.2 Bestemmingsregels

Hoofdstuk 2 van de regels bevat de juridische vertaling van de verschillende bestemmingen die voorkomen in het plangebied. Voor ieder gebied op de verbeelding is de bestemming aangegeven. In de regels is onder andere aangegeven welk gebruik is toegestaan, wat er gebouwd mag worden en wat verboden is. Hierna worden de verschillende bestemmingen en dubbelbestemmingen toegelicht.

5.3.2.1 Agrarisch

De bestemming 'Agrarisch' is bedoeld voor de agrarische bedrijfsvoering en hobbymatige agrarische activiteiten. Op gronden met deze bestemming mogen gebouwen ten dienste van de bestemming binnen het aangegeven bouwvlak worden opgericht.

5.3.2.2 Bedrijf

Op de gronden met de bestemming 'Bedrijf' zijn bedrijven toegestaan die in de bij de regels gevoegde 'Staat van bedrijfsactiviteiten A1-zone 2019' (bijlage 1) zijn toegestaan. Het is mogelijk om hier bij omgevingsvergnning van af te wijken voor de vestiging van bedrijven die qua aard en bedrijfsvoering vergelijkbaar zijn met de toegestane bedrijven en voor bedrijven die genoemd zijn in Bijlage 2 Staat van bedrijfsactiviteiten A1-zone 2019 via afwijking. Bestaande bedrijven die qua categorie afwijken van de toegestane categorie, maar die geen milieuknelpunt zijn en dus kunnen worden ingepast, zijn derhalve specifiek bestemd met een aanduiding "specifieke vorm van ...'

Bestaande (voormalige) bedrijfswoningen zijn voorzien van de aanduiding 'bedrijfswoning'. Binnen deze aanduiding zijn bedrijfswoningen en bedrijventerreinwoningen toegestaan (maximaal 1 per aanduidingsvlak), e.e.a. zoals omschreven in paragraaf 4.4.1.

5.3.2.3 Gemengd

Binnen de bestemming 'Gemengd' is een verzameling van stedelijke bestemmingen toegestaan, zoals bijvoorbeeld detailhandel, kantoren, publiekverzorgend ambacht en dienstverlening. Wonen is uitsluitend toegestaan op de verdiepingen.

5.3.2.4 Groen

De groenvoorzieningen/groenstroken die structuurbepalend zijn op wijkniveau, zijn bestemd als 'Groen'. Op gronden met deze bestemming is het toegestaan om groen in de breedste zin (grasvelden, struiken, trapveldjes, speelplekken, speelterreinen, sport-, spel- en jeugdvoorzieningen, waterberging, watergangen, waterpartijen en dergelijke) aan te leggen en in stand te houden. Het aanleggen van voet- en fietspaden is eveneens toegestaan. Ook zijn geluidwerende voorzieningen toegestaan.

5.3.2.5 Horeca

Binnen de bestemming 'Horeca' is uitsluitend horeca van categorie 1 toegestaan op de begane grond. Het bestaande horecabedrijf aan de Oldenzaalsestraat is als zodanig bestemd.

5.3.2.6 Maatschappelijk

De bestemming 'Maatschappelijk' is bedoeld voor maatschappelijke voorzieningen. In het plangebied hebben de aanwezige medische, sociale, educatieve, culturele, levensbeschouwelijke en administratieve voorzieningen en voorzieningen ten behoeve van (semi)openbare dienstverlening deze bestemming gekregen.

5.3.2.7 Sport

Sportpark De Bijenkorf en de in het plangebied aanwezige tennisbanen zijn bestemd tot 'Sport'. Op de gronden met deze bestemming mogen gebouwen ten dienste van de bestemming, waaronder een kantine, binnen het aangegeven bouwvlak worden opgericht.

5.3.2.8 Verkeer

De bestemming 'Verkeer' is bedoeld voor verkeerszones die een doorgaand karakter hebben. Vaak zijn dit wegen waar maximaal 50 km/uur gereden mag worden. Onder andere wegen, fietspaden, parkeerplaatsen, trottoirs en groenaanleg zijn mogelijk binnen deze bestemming.

5.3.2.9 Verkeer-Verblijfsgebied

Binnen de bestemming Verkeer - Verblijfsgebied worden veelal woonstraten en woonerven bedoeld. Ook pleinen en dergelijke worden onder deze bestemming geschaard. Deze bestemming richt zich dan met name op langzaam verkeer en draagt het karakter van een verblijfsgebied. Vaak zijn dit wegen waar maximaal 30 km/u gereden mag worden.

5.3.2.10 Water

Belangrijke waterlopen en waterpartijen hebben de bestemming 'Water' gekregen. Gebouwen, anders dan nutsvoorzieningen, mogen op de gronden met deze bestemming niet worden opgericht. Enkel bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mogen binnen deze bestemming worden gebouwd.

5.3.2.11 Wonen

De bestemming 'Wonen' is opgenomen om de bestaande woningbouw als zodanig in het plan te bestemmen. Binnen de bestemming Wonen zijn verschillende woonvormen toegestaan. Verder is het toegestaan om binnen de woonbestemming een vrij beroep uit te oefenen.

Binnen de bestemming 'Wonen' zijn in principe beroepsmatige activiteiten toegestaan. Om hinder voor de directe omgeving te voorkomen zijn hieraan wel een aantal voorwaarden verbonden. In de eerste plaats mag slechts een gedeelte van de woning (maximaal 1/3 van de totale vloeroppervlakte van de woning met een maximum van 40 m2) worden gebruikt als praktijkruimte door de bewoner. Is meer dan 40 m2 in gebruik voor het uitoefenen van een beroep, dan is er geen sprake meer van een 'beroep aan huis' en derhalve strijd met het bestemmingsplan. Voorts mag door dit gebruik geen onevenredige aantasting van het woon- en leefklimaat (bijvoorbeeld beperkte reclamemogelijkheden) noch een onevenredige parkeerdruk ontstaan.

Op de verbeelding zijn onder andere bouwgrenzen, maximale goot- en bouwhoogten opgenomen. In de regels zijn de overige bebouwingsregels aan te treffen. Voor het nog te ontwikkelen gebied 't Rot zijn aanvullende bepalingen opgenomen. De maximaal toegestane oppervlakte aan aan-/uit- en bijgebouwen wordt gerelateerd aan de kavelgrootte. Verder wordt, indien er aan-/uit- en bijgebouwen worden opgericht op dat gedeelte van het perceel waar het hoofdgebouw nog als hoofdgebouw uitgebreid kan worden, deze oppervlakte niet meegeteld in de maximaal toegestane oppervlakte aan aan-/uit- en bijgebouwen.

5.3.2.12 Leiding - Gas

Op gronden met de bestemming 'Leiding - Gas' is naast hetgeen op grond van de basisbestemming is toegestaan een gasleiding toegestaan. In afwijking van het bepaalde in de basisbestemming, mag niet worden gebouwd, anders dan ten behoeve van deze bestemming. Binnen deze bestemming mogen uitsluitend bouwwerken geen gebouwen zijnde worden gerealiseerd.

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd bij een omgevingsvergunning af te wijken van de bouwregels en toe te staan dat wordt gebouwd ten behoeve van de basisbestemming, mits wordt voldaan aan de daartoe gestelde voorwaarden.

5.3.2.13 Leiding - Water

Op gronden met de bestemming 'Leiding - Water' is naast hetgeen op grond van de basisbestemming is toegestaan een hoofdtransportleiding voor drinkwater toegestaan. In afwijking van het bepaalde in de basisbestemming, mag niet worden gebouwd, anders dan ten behoeve van deze bestemming. Binnen deze bestemming mogen uitsluitend bouwwerken geen gebouwen zijnde worden gerealiseerd.

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd bij een omgevingsvergunning af te wijken van de bouwregels en toe te staan dat wordt gebouwd ten behoeve van de basisbestemming, mits wordt voldaan aan de daartoe gestelde voorwaarden.

5.3.2.14 Waarde - Archeologie bufferzone

De gronden met de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie bufferzone' zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de instandhouding en bescherming van archeologische waarden.

5.3.2.15 Waarde - Archeologie hoog

De gronden met de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie hoog' zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de instandhouding en bescherming van archeologische waarden.

5.3.2.16 Waarde - Archeologie middel

De gronden met de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie middel' zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de instandhouding en bescherming van archeologische waarden.

5.3.2.17 Waterstaat - Keur

De gronden met de dubbelbestemming 'Waterstaat - Keur' zijn mede bestemd voor het onderhoud van de naastgelegen watergang. Voor het uitvoeren van werkzaamheden in deze dubbelbestemming ten behoeve van de onderliggende enkelbestemming, dient eerst advies ingewonnen te worden van de beheerder van de watergang, in dit geval het Waterschap Vechtstromen.

5.3.3 Algemene regels

Hoofdstuk 3 bevat de algemene regels. Deze gelden voor het gehele plangebied.

5.3.3.1 Anti-dubbeltelregel

De anti-dubbeltelregel is opgenomen om ervoor te zorgen dat grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is of alsnog kan worden gegeven, bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing wordt gelaten.

5.3.3.2 Algemene gebruiksregels

Dit artikel regelt enkele aspecten met betrekking tot het gebruik van gronden.

5.3.3.3 Algemene aanduidingsregels

Dit artikel regelt enkele aspecten met betrekking tot de gebruikte aanduidingen.

5.3.3.4 Algemene afwijkingsregels

Door middel van de algemene afwijkingsbevoegdheid kunnen burgemeester en wethouders bij het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van de bestemmingsplanregels voor onder andere geringe overschrijding van bepaalde bouwvoorschriften, alsmede voor kunstobjecten, bouwwerken van openbaar nut, telecommunicatievoorzieningen enzovoort. Deze bevoegdheid vergroot de flexibiliteit van het plan.

5.3.3.5 Overige regels

In dit artikel zijn regels opgenomen met betrekking tot het parkeren, laden en lossen.

5.3.4 Overgangs- en slotregels

Hoofdstuk 4 bevat regels omtrent overgangsrecht en de slotregel. Deze gelden voor het hele plangebied.

5.3.4.1 Overgangsrecht

Dit artikel regelt ten aanzien van gebouwen en van gebruik dat bestaande gebouwen of bestaand gebruik dat afwijkt van het plan, onder voorwaarden mag worden voortgezet.

5.3.4.2 Slotregel

In dit artikel staat de naam van het bestemmingsplan.

5.4 Handhaving van het plan

5.4.1 Algemeen

Het ontwikkelen van beleid en de vertaling hiervan in een bestemmingsplan heeft weinig zin, indien na de vaststelling van het bestemmingsplan de regels van het plan niet gehandhaafd (kunnen) worden. Daarom is het belangrijk al tijdens het opstellen van een bestemmingsplan aandacht te besteden aan de handhaafbaarheid van de opgestelde regels. Hierbij is een aantal punten in het bijzonder van belang:

  • 1. Voldoende kenbaarheid van en draagvlak voor het bestemmingsplan

Een goed handhavingsbeleid begint bij de kenbaarheid van het bestemmingsplan bij degenen die het moeten naleven. De inhoud van het plan kan slechts gehandhaafd worden, indien het beleid en de regeling in grote kring ondersteund worden door de gebruikers van het bestemmingsplan. Een algemene positieve benadering van het bestemmingsplan is om die reden wenselijk. Uiteraard zal niet iedereen zich kunnen vinden in elk onderdeel van het plan.

  • 2. Realistische en inzichtelijke regeling

Een juridische regeling dient inzichtelijk en realistisch te zijn. Dat wil zeggen, dat het plan niet onnodig beperkend of inflexibel dient te zijn. De regels dienen niet meer, maar ook niet minder te regelen dan noodzakelijk is.

  • 3. Actief handhavingsbeleid

Het sluitstuk van een goed handhavingsbeleid is voldoende controle op de feitelijke situatie in het plangebied. Indien de regels worden overtreden moeten adequate maatregelen worden getroffen. Indien dit wordt nagelaten ontstaat een grote mate van rechtsonzekerheid.

5.5 Retrospectieve toets

5.5.1 Algemeen

Het is noodzakelijk dat het bestemmingsplan een compleet inzicht biedt in de bouw- en gebruiksmogelijkheden binnen het betreffende plangebied. Het bestemmingsplan is het juridische toetsingskader dat bindend is voor de burger en overheid en geeft aan wat de gewenste planologische situatie voor het plangebied is. Deze situatie kan gaandeweg de planperiode wijzigen, bijvoorbeeld door veranderd stedenbouwkundig inzicht, functiewijziging en/of veranderingen in gebruik. Ook ruimtelijke ontwikkelingen en vernieuwing van onder andere ruimtelijk, economisch, verkeerskundig en milieubeleid dragen bij aan de veroudering van geldende bestemmingsplannen.

Om recht te doen aan een goede ruimtelijke ordening binnen het plangebied wordt daarom aangegeven in welke situaties de bestemming wordt gekozen gelijk aan de oude bestemming (na strijdige situatie te hebben gewraakt) en in welke situaties een nieuwe bestemming wordt gegeven (positief bestemmen), waarmee de strijdige situatie wordt gelegaliseerd. Daarnaast wordt, indien van toepassing, aangegeven wanneer een strijdige situatie onder het overgangsrecht wordt gebracht.

5.5.2 Plangebied

Het plangebied is grotendeels beheersmatig van aard, waarin de huidige situatie is bestemd. Deze huidige situatie komt in het algemeen overeen met de toegestane bestemming die het vigerende bestemmingsplan mogelijk maakt. Voor de bestemming van de (voormalige) bedrijfswoningen wordt verwezen naar paragraaf 4.4.1.

5.6 Inspraak, vooroverleg en verder verloop van de procedure

5.6.1 Inspraak

Het voorontwerp bestemmingsplan A1-zone 2019 heeft in het kader van de inspraak van 3 juli tot en met 13 augustus 2019 ter inzage gelegen in het stadskantoor. Daarnaast kon men de stukken raadplegen op internet.

Er zijn twee inspraakreacties ingediend. Deze inspraakreacties zijn samengevat en van een reactie voorzien in het 'Verslag inspraak en vooroverleg - Voorontwerp bestemmingsplan A1-zone 2019'.

5.6.2 Vooroverleg en zienswijzen

Vooroverleg

Ingevolge artikel 3.1.1 van het Besluit op de ruimtelijke ordening plegen burgemeester en wethouders, waar nodig, overleg met de nader in dit artikel genoemde instanties en functionarissen. Van plan tot plan dient te worden beoordeeld met wie dit overleg dient plaats te vinden.

Het voorontwerp bestemmingsplan A1-zone 2019 is in het kader van het overleg als bedoeld in artikel 3.1.1 van het Besluit ruimtelijke ordening voorgelegd aan onder andere het waterschap, de Provincie Overijssel, Gasunie, Vitens, Het Oversticht en de Natuur- en Milieuraad Hengelo. Dit concept gaf voor de provincie en het rijksvastgoedbedrijf (namens het Ministerie van Defensie) geen aanleiding tot het indienen van een reactie. De Gasunie en het waterschap hebben wel inhoudelijk gereageerd. Deze vooroverlegreacties zijn samengevat en van een reactie voorzien in het 'Verslag inspraak en vooroverleg - Voorontwerp bestemmingsplan A1-zone 2019'.

Van de overige instanties is geen reactie ontvangen. Er wordt dan ook vanuit gegaan dat deze instanties instemmen met het plan.

Zienswijzen

Na voorafgaande publicatie in het Hengelo's Weekblad en de Staatscourant heeft het ontwerp bestemmingsplan A1-zone 2019 van 16 oktober tot en met 26 november 2019 ter inzage gelegen. Binnen de termijn van terinzagelegging zijn vier schriftelijke zienswijzen ingediend. In de "Nota zienswijzen - Ontwerp bestemmingsplan A1-zone 2019" is de inhoud van de zienswijzen verkort weergegeven en van commentaar voorzien. In de nota wordt aangegeven op welke wijze met de zienswijzen dient te worden omgegaan.

5.6.3 Verder verloop van de procedure

Conform de gemeentelijke inspraakverordening en het gestelde in de Wet ruimtelijke ordening zullen de volgende stappen worden ondernomen:

  • 1. het bestemmingsplan wordt gezamenlijk met de ingediende zienswijzen voorgelegd aan de gemeenteraad. Deze stelt het plan inclusief wijzigingen vast;
  • 2. 2e ter inzage legging: het gewijzigd vastgestelde bestemmingsplan ligt gedurende 6 weken ter inzage. Gedurende deze termijn is beroep mogelijk bij de Raad van State; indien geen beroep is ingesteld bij de Raad van State treedt de beslissing van de gemeenteraad in werking daags na afloop van de beroepstermijn.