direct naar inhoud van Toelichting
Plan: Vooroorlogse Wijken 2016 (deel 2)
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0164.BP0100-0301

Toelichting

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding tot een nieuw bestemmingsplan

Voor het plangebied Vooroorlogse Wijken 2016 (deel 2) heeft de gemeenteraad op 19 juli 2005 een bestemmingsplan vastgesteld dat tot doel had de tot dan toe geldende regelingen te actualiseren. Als gevolg van een wettelijke verplichting wordt dit plan nu herzien. Er is gekozen voor minder gedetailleerde plannen dan tot nu toe gebruikelijk was. Te gedetailleerde plannen leiden tot de noodzaak om voor bijna ieder bouwplan een partiële herziening van het bestemmingsplan te maken of een omgevingsvergunning met afwijking van het bestemmingsplan te verlenen. Dit komt de rechtszekerheid, rechtsgelijkheid en overzichtelijkheid niet ten goede. Diverse facetbelangen zijn door andere regelgeving gewaarborgd. Het is niet nodig dat het bestemmingsplan dezelfde waarborgen nogmaals schept. In dit plan zijn de grenzen zo ruim gesteld dat planologisch gewenste ontwikkelingen daarbinnen plaats kunnen vinden. Door de bestemmingsomschrijvingen niet te eng te kiezen, zijn binnen één bestemming meerdere invullingen mogelijk, die allemaal planologisch aanvaardbaar zijn.

Het bestemmingsplan Vooroorlogse Wijken 2016 (deel 2) bestaat uit een verbeelding en planregels en gaat vergezeld van een toelichting. Op de verbeelding zijn de te onderscheiden bestemmingen door middel van kleuren en tekens aangegeven. De regels bevatten de materiële inhoud van de bestemmingen. De verbeelding en de planregels vormen tezamen het juridische toetsingskader voor ruimtelijke en functionele ontwikkelingen in het plangebied. De toelichting bevat met name de aan het plan ten grondslag liggende gedachten.

Het plan Vooroorlogse Wijken 2016 is verdeeld in twee plandelen. De Uitslagsweg is de grens tussen beide delen.

1.2 Begrenzing plangebied

De grens van het plangebied Vooroorlogse Wijken 2016 is op de onderstaande afbeelding aangegeven. Het plangebied ligt als het ware als een schil rond de binnenstad. Globaal wordt het gebied begrensd door de volgende straten/spoorlijnen: Spoorlijn Hengelo/Zutphen - Geerdinksweg - Weideweg - Bornsestraat - Sloetsweg - Castorweg - Jozef Haydnlaan - Sweelickstraat - Beethovenlaan - Breukersweg - Enschedesestraat - Centrumring.

Deel 2

Het voorliggende Bestemmingsplan Vooroorlogse Wijken 2016 (deel 2) betreft het oostelijke plandeel, gelegen tussen de Bornsestraat - Beukweg - Uitslagsweg - Sloetsweg - Havezatenlaan - Castorweg - Joseph Haydnlaan - Sweelinckstraat - Beethovenlaan - Grundellaan - Breukersweg - Woltersweg - Enschedesestraat - Centrumring. Het overige deel van het plangebied ligt in Bestemmingsplan Vooroorlogse Wijken 2016 (deel 1).

afbeelding "i_NL.IMRO.0164.BP0100-0301_0001.jpg"

Afbeelding 1: Plangebied Vooroorlogse Wijken 2016

1.3 Vigerende bestemmingsplannen

Voor de gronden die binnen dit plan zijn gelegen vigeren momenteel de bestemmingsplannen:

Bestemmingsplan   Vastgesteld   Onherroepelijk   Deelgebied  
Vooroorlogse wijken   19-07-2005   24-01-2007   Deel 1 en 2  
Kamerbewoning   06-07-2010   27-08-2010   Deel 1 en 2  
Tuindorpstraat/Anemoonstraat   27-04-2010   18-06-2010   Deel 1  
Troelstrastraat 109 - 115 (projectbesluit)   11-10-2011   23-08-2012   Deel 1  
Vooroorlogse Wijken, Ziekenhuisstraat Kievitstraat   23-06-2008   07-01-2009   Deel 2  
Deurningerstraat - Dr. Schaepmanstraat   25-01-2011   25-03-2011   Deel 2  
Anninksweg 117   20-12-2011   11-04-2012   Deel 2  
Sloetsweg/Bellinckhof   09-10-2012   28-11-2012   Deel 2  
Wielewaalstraat / Beethovenlaan   10-09-2013   06-11-2013   Deel 2  
Parapluplan parkeren   22-05-2018   08-08-2018   Deel 1 en 2  

Hoofdstuk 2 Bestaande situatie

2.1 Geschiedenis van het gebied

Deze paragraaf bevat een beschrijving van de geschiedenis van het gehele gebied Vooroorlogse Wijken, dat wil zeggen van deel 1 en deel 2.

Tot het begin van de vorige eeuw werden nagenoeg alleen woningen gebouwd binnen het huidige centrum van Hengelo en langs van oudsher bestaande en belangrijke wegen zoals de Enschedesestraat, Oldenzaalsestraat, Bornsestraat, Deldenerstraat enz. Aan de rand van het centrum lagen, meestal temidden van parken, de onderkomens van fabrikanten en andere notabelen (zoals bij ’t Tichelwerk en ’t Wilbert). In de periode tot 1945 werd de stad stukje bij beetje uitgebreid. Men bouwde tegen het centrum aan (o.a. Dichtersbuurt) en verder langs de invalswegen (Indische buurt, stuk van ’t Wilbert, gebied tussen Beukweg en Dennenbosweg, Elsbeek en Anninks- en Nijhofshoek). Op deze manier is het overgrote deel van het plangebied Vooroorlogse wijken ontstaan. Na de oorlog werden de lege ruimtes in het gebied opgevuld, waardoor het plangebied zijn definitieve vorm kreeg.

Sommige gebieden hebben nog steeds het karakter van weleer. Vooral in de Dichtersbuurt, ’t Wilbert en het zuidelijke deel van Elsbeek is de oorspronkelijke bebouwing aanwezig. In andere gebieden zijn na de oorlog veel ingrepen gedaan, wat heeft geleid tot afzonderlijke woningen (vooral in Elsbeek), gebouwencomplexen (omgeving Piet Heinstraat) en zelfs een volledig nieuwe stadswijk (Thiemsland) en tot de sterke groei van bedrijven binnen de woonwijken. Ook heeft zich kantoorachtige bedrijvigheid ontwikkeld aan de invalswegen bij het centrum. Vanwege het ontbreken van een samenhangende visie voor het gebied zijn de ontwikkelingen meestal ad hoc tot stand gekomen. In de diverse gevallen is hierdoor fragmentatie opgetreden. In afbeelding 2 is een overzicht van de bouwperiodes opgenomen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0164.BP0100-0301_0002.jpg"

Afbeelding 2: Bouwperiodes

2.2 Ruimtelijke karakteristiek

Wat de ruimtelijke opbouw en kwaliteit van de vooroorlogse wijken betreft, kan het gebied worden opgedeeld in verschillende deelgebieden. Deze paragraaf bevat een beschrijving van de ruimtelijke karakteristiek van alle deelgebieden in het gehele gebied Vooroorlogse Wijken, dat wil zeggen van deel 1 en deel 2. De deelgebieden Tichelwerk, Elsbeek, Elsbeek-zuid, Anninks- en Nijhofshoek en de radialen Oldenzaalsestraat en Enschedesestraat vallen binnen het plangebied Vooroorlogse Wijken 2016 (deel 2). De overige gebieden vallen in het plangebied Vooroologse Wijken (deel 1). In afbeelding 3 is een overzicht van de deelgebieden opgenomen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0164.BP0100-0301_0003.jpg"

Afbeelding 3: Deelgebieden

2.2.1 Tichelwerk

De stedebouwkundige opzet van Tichelwerk is al van voor 1900. Circa 40 % van het gebied is dan reeds bebouwd. In het westelijke deel staan vooroorlogse woningen met een groot volume (villa-achtig) langs de belangrijke wegen en kleinere rijtjeswoningen in de zijstraten. Het gebied tussen de Ir. M. Schefferlaan en de Jan van Galenstraat is rond de Tweede Wereldoorlog gebouwd en bestaat grotendeels uit huurwoningen. Tussen de Jan van Galenstraat en de Kortenaerstraat zijn in de jaren ’80 / ’90 veel nieuwe woningen en appartementencomplexen gebouwd. Het onderwijspark Tichelwerk krijgt, naast de villa (1890), de kerk en huizen (gebouwd tussen 1925 en 1940) haar huidige invulling met onderwijsinstellingen pas rond 1960. Enkele grote onderwijscomplexen staan hier rondom een groen park, te weten de (drie schoolgebouwen van) Hogeschool Edith Stein, Openbare Scholengemeenschap Hengelo en scholengemeenschap De Grundel. De wijk kent een groen karakter. Dit komt met name door de groene uitstraling van het onderwijspark, de oude bomenlanen en tuintjes in het westelijke deel.

2.2.2 Elsbeek

Het gebied Elsbeek bestaat uit het Elsbeek en de Noork. De wijk vindt haar oorsprong globaal tussen 1900 en 1940. Er lag geen stedebouwkundig plan aan ten grondslag. De verkaveling is suburbaan. Veel van de bebouwing, voornamelijk vrijstaande en 2-onder-1 kap woningen is bewaard gebleven, maar verspreid door het gebied is ze aangevuld met “nieuwere” bebouwing waardoor de rooilijn wisselt en verschillende bouwstijlen zich mengen. De bebouwing bestaat voornamelijk uit mansardedaken en zadeldaken met af en toe schilddaken en platte daken. Dakkapellen en erkers zijn veel voorkomende aanbouwen in de wijk. De percelen zijn smal en er zijn weinig (grote) voortuinen te vinden in het gebied. Het stratenpatroon van Elsbeek is webvormig zonder een duidelijke hoofden nevenstructuur. De wijk wordt doorsneden door de Oldenzaalsestraat. De straatprofielen zijn vaak smal (m.u.v. buurtontsluitingswegen) en bebouwing staat dicht op de weg, waardoor er weinig ruimte is voor groen in de straten. De openbare ruimte is samenhangend en is geprofileerd. Klinkers zijn gebruikt voor de wegen en tegels voor de trottoirs. Andere gebruikte materialen in de openbare ruimte zijn asfalt, gazon en bomen. Kenmerkend voor het karakter van de wijk zijn de concentraties van voorzieningen langs met name de Oldenzaalsestraat, Castorweg, Elsbeekweg en de Oude Postweg en de begraafplaats aan de Oldenzaalsestraat. Deze vormt met het park en de aangrenzende vijver, het groene eiland van het gebied.

2.2.3 Elsbeek Zuid

Dit gebied is grotendeels gebouwd in de jaren ’20. De oude stijl van de huizen geeft een samenhangend beeld aan de wijk. Met name in het westelijke deel staan veel grote woningen met zadeldaken en schilddaken. Af en toe is een mansardedak te vinden. Er zijn bijna geen elementen uit een latere periode in de wijk aanwezig. De wijk kent met name in het westelijke deel grote vrijstaande en 2-onder-1 kap woningen. De bebouwing bestaat voornamelijk uit 2 bouwlagen met kap. Afgewisseld met 1 laag met kap en een uitschieter naar 4 lagen (kantoorcomplex Anninks Es). Het stratenpatroon in het gebied is onsamenhangend. Veel kleine straatjes met her en der beplanting, deels klinkerstraten en deels asfalt. De voortuintjes en de bomen in de straten geven het gebied een levendig en groen karakter.

2.2.4 Anninks- en Nijhofshoek

Het noordelijke deel van de wijk Anninks- en Nijhofshoek valt in het bestemmingsplan Vooroorlogse Wijken 2016. Het deel bestaat voor de helft uit vrijstaande woningen en voor de helft uit twee-onder-één kapwoningen, met een enkele drieslag. De meeste woningen zijn gebouwd in de jaren ’20 / ’30. Er is weinig openbaar groen maar door de aanwezigheid van grote tuinen met veel bomen, vooral bij de vrijstaande woningen oogt dit gedeelte wel erg groen. Bijna alle woningen liggen met hun voorzijde aan een doorgaande, met klinkers bestraatte, weg. De bouwstijl van de woningen is zeer divers en individueel. Over het algemeen zien de woningen er gedetailleerd uit en hebben ze een duurder karakter. Met name aan de Grundellaan staan enkele gemeentelijke monumenten.

2.2.5 Radialen (Deldenerstraat, Bornsestraat, Oldenzaalsestraat, Deurningerstraat en Enschedesestraat)

Het gebied van de Vooroorlogse wijken kent vier belangrijke radialen. Deze radialen vormen de verbinding tussen de stad en het ommeland. Van oorsprong zijn het oude verbindingswegen, waarlangs de stad door de jaren heen is gegroeid. De radialen zijn breed van opzet met aan weerszijden van de weg een fietspad met trottoir. De bebouwing langs de Deldenerstraat heeft voornamelijk een woonfunctie. Vanaf het Mitchamplein heeft de bebouwing de vorm van een langgerekt woonblok. Verderop verandert dit beeld in een regelmatige wand van vrijstaande woningen. De bebouwing hier is erg gedetailleerd. De Bornsestraat vormt tegen het centrum aan een stenige, stedelijk passage. Naar het noorden toe verandert het beeld enigszins. Aan de ene kant woonbebouwing, aan de andere kant bedrijfsbebouwing. De Oldenzaalsestraat heeft het typische karakter van een radiaal. Een brede rechte vorm met aan weerszijden afgewisseld woonbebouwing, centrumfuncties en groen. De Enschedesestraat kent voor zover hij door het plangebied loopt een forse woonbebouwing. De Deurningerstraat heeft een bescheidener profiel dan de 4 andere radialen. De bebouwing langs deze weg bestaat uit woningen, winkels en bedrijfjes. De straatwanden worden gevormd door 2 lagen bebouwing met kap zijn zeer divers. De bebouwing dateert van voor 1900 tot vrij recent.

2.2.6 't Wilbert

De wijk ’t Wilbert is gebouwd tussen 1925 en 1940. ’t Wilbert is gebouwd in één stijl, wat zorgt voor een mooi en rustig beeld. De wijk heeft een blokverkaveling en wordt gekenmerkt door oude woonstraten en authentieke woningen. In de wijk ’t Wilbert bevinden zich buurten die zich kenmerken door verschillende woningtypen. In het zuidelijk deel staan voornamelijk de grote vrijstaande huizen en de luxe twee-onder-één kapwoningen met een breed straatprofiel. In het noordelijk deel bevinden zich kleine arbeiderswoningen in korte rijen en de wat grotere rijtjeswoningen. Deze laatste groep woningen verschillen qua uiterlijk en beeldkwaliteit van de vrijstaande en luxe twee-onder-één kapwoningen. Ze kennen weinig detaillering en de gevelopbouw is vaak vlak. Aan de randen van de wijk, aan de Sloetsweg en de Beukweg/ Uitslagsweg, wordt het eenvormige beeld doorbroken door bebouwing bestaande uit oude en nieuwe woningen en bedrijven. Dit geeft een gevarieerd en dynamisch beeld. In de wijk zijn, op enkele uitzonderingen na, weinig elementen uit latere periodes aanwezig. Het straatprofiel in de wijk kent enige verschillen. In het zuidelijke deel hebben de straten een breder profiel dan de straten in het noordelijk deel van de wijk, waar de rijtjes- en arbeiderswoningen staan. De wegen in de wijk bestaan uit klinkers en asfalt. In de wijk is weinig openbaar groen, maar dit wordt gecompenseerd door de tuinen bij de woningen, in het zuidelijk deel. De rijtjes en arbeiderswoningen hebben een kleine voortuin en in dit deel van de wijk is naast de bomen in het straatprofiel, geen openbaar groen aanwezig.

2.2.7 Thiemsland

De bouw van Thiemsland is begonnen eind jaren negentig, begin 2000. De buurt wordt gebouwd op het voormalige industrieterrein van Heemaf. Het grenst aan het stadscentrum en kenmerkt zich door een stedelijke woonomgeving. Het industriële verkavelingpatroon van het voormalige industrieterrein is nog zichtbaar in de huidige stedebouwkundige verkaveling. In de buurt zijn nog maar weinig elementen uit de vooroorlogse periode te vinden. Alleen de kantoren en de Algemene Begraafplaats langs de Bornsestraat stammen uit die tijd. Het zuidelijk deel wat grenst aan het stadscentrum heeft een vrij grote woningdichtheid. Hier staan een aantal grote appartementencomplexen. In het noordelijk deel bevinden zich moderne rijtjes woningen. De buurt kent verschillende bouwhoogten, varierend van drie bouwlagen in het noordelijk deel tot 5 tot 9 bouwlagen in het zuidelijke gedeelte. Bijna alle gebouwen in Thiemsland hebben platte daken, ook de rijtjeswoningen (m.u.v. de 2-onder-1 kapwoningen) in het noordelijk deel. Sommige huizen hebben een kleine voortuin, maar deze kennen geen uniforme erfscheiding zoals een bakstenen muur of metalen hek. In de wijk komen geen aanbouwen aan de bebouwing voor. Er is veel gewerkt met verschillende bouwmaterialen en kleuren. De samenhang van de openbare ruimte is groot.

2.2.8 Weidedorp

Hoewel het zuidelijke deel van Weidedorp (de Indische buurt) van voor de oorlog stamt, is er met name in de jaren ’50 en ’60 veel bijgebouwd. In Weidedorp zijn dan ook veel elementen uit latere periodes te vinden: met name eengezinswoningen en appartementen. In de buurt komen van oorsprong voornamelijk rijtjeswoningen voor. In het noordelijke deel appartementen / flats en in het zuidelijk deel enkele vrijstaande woningen. Deze vrijstaande woningen staan echter erg dicht op elkaar. De flats in het noordelijke deel zijn typische jaren ’70 fl ats met dezelfde rood / gele balkons. De appartementen rondom de Balistraat zijn vrij recent gebouwd en worden gekenmerkt door het gebruik van een gele steen. De openbare ruimte is onsamenhangend en niet erg geprofileerd. De geleding van de straat kent veel verschillen. De Bandoengstraat en Madoerastraat / Bataviastraat zijn erg gedetailleerd en hebben het kleinschalige karakter van een woonerf. Andere straten hebben een ruimer karakter tot aan de Weideweg en de Bankastraat toe.

2.2.9 Dichtersbuurt

De Dichtersbuurt is een kleinschalige, samenhangende, duidelijk begrensde buurt met een intiem en plezierig woonklimaat, dichtbij het centrum van Hengelo. De Dichtersbuurt is ontstaan vanaf 1900 toen volop gebouwd werd tegen het centrum aan. De Tuindorpstraat en de Emmastraat onderscheiden zich o.a. door hun gemengde functies en uiterlijk. Hierbij fungeert de Tuindorpstraat als drager van de kamstructuur die alle woonstraten van de Dichtersbuurt met elkaar verbindt en in die zin rol van verzamelstraat vervult. De schaal van de Tuindorpstraat is enigszins groter dan die van de woonstraten in de buurt. Dit geldt zowel voor de hoogte en de breedte van de panden als voor de breedte van het profiel. De westzijde van de Tuindorpstraat kenmerkt zich voornamelijk door een ongeordende gevelwand met een geringe uitstraling. Aan de oostzijde van de Tuindorpstraat bevindt zich enkele tweekappers uit de jaren dertig. Vervolgens wordt de oostzijde gekenmerkt door zijgevels en tuinen van de woningen aan de Jacob Cats straat, de Vondelstraat en de Tollenstraat, die zijn gericht op de Tuindorpstraat.

2.2.10 Bloemenbuurt

De Bloemenbuurt heeft verschillende karakters. Rond de Flemingstraat liggen de huizen in een soort blokverkaveling, ten zuiden van het parkje staat de bebouwing in een soort hofjes-structuur. Naar het oosten toe liggen de grootschalige gebouwen van de voormalige Holec bedrijven. Tussen de Boerhavenlaan en de Flemingstraat staat villa-achtige bebouwing. Karakteristiek is de grote mate van i individualiteit van de woningen en de grote kavels. De omgeving van de Irisstraat bestaat vooral uit twee-onder-één-kap woningen uit de jaren ’30. Door de geringe ruimte tussen de bouwblokken vormen ze tezamen één wand. Ten oosten van de Bloemenbuurt bepalen de bedrijfsgebouwen van Hitec het aangezicht. Ze springen er qua bouwhoogte uit. Voor de rest zijn het voornamelijk woningen van 1 en 2 bouwlagen. Langs de Geerdinksweg staan nog enkele flatjes van 3 lagen hoog.

2.3 Verkeer en infrastructuur

2.3.1 Algemeen

Voor het sociaal en economisch functioneren van Hengelo is een goede bereikbaarheid van grote waarde. Behoud en versterking van bereikbaarheid naar de toekomst is zeer belangrijk om de sociale en economische motorfunctie tezamen met Enschede en Almelo, voor de eigen bewoners en voor de inwoners van de regio, te kunnen vervullen. Regionaal gezien vervult Hengelo hierin een centrale positie.

Ook (flankerende) maatregelen als dynamisch verkeersmanagement, vervoersmanagement, parkeermaatregelen (vraagvolgend parkeerbeleid), locatiebeleid, stadsdistributie, tariefexperimenten openbaar vervoer en doseren, spelen een belangrijke rol om de leefbaarheid en verkeersveiligheid samen met het vraagstuk bereikbaarheid te verbeteren.

2.3.2 Plangebied

De infrastructuur van het plangebied Vooroorlogse wijken wordt gekenmerkt door de aanwezigheid van vijf belangrijke radialen: Enschedesestraat, de Oldenzaalsestraat, de Deurningerstraat, de Bornsestraat en de Deldenerstraat. Deze radialen worden verbonden door de wijkring (de M.A. de Ruyterstraat / Mr. P.J. Troelstrastraat / Weideweg en de Beethovenlaan / Sloetsweg / gedeelte Dennenbosweg). Daarnaast zijn er nog enkele belangrijke gebiedsontsluitingswegen, te weten de Bankastraat, de Beukweg / Uitslagsweg, en de Anninksweg. Het gebied wordt ook doorsneden door de drie spoorlijnen Hengelo - Oldenzaal, Hengelo - Almelo en Hengelo - Zutphen.

2.3.3 Verkeersstructuur

Het plangebied Vooroorlogse wijken wordt doorkruist door een vijftal invalswegen en door de wijkring van Hengelo. Deze wegen kunnen worden aangemerkt als gebiedsontsluitingswegen. De overige wegen binnen het plangebied zijn te typeren als erftoegangswegen.

Door de groei van het autoverkeer in de laatste decennia is de inrichting van de diverse wegen in de loop der jaren gewijzigd. Enerzijds is op voornoemde gebiedsontsluitingswegen de verkeersfunctie versterkt. Anderzijds is juist het verblijfskarakter van de erftoegangswegen versterkt. Alle maatregelen passen binnen de visie zoals deze in de nota Duurzaam Veilig is verwoord: bundeling van verkeer op hoofdwegen.

De wegenstructuur van de vooroorlogse wijken kent een min of meer traditionele grid structuur. Binnen deze woonbuurten wordt doorgaand verkeer geweerd door een pallet aan verkeersmaatregelen, zoals bijvoorbeeld:

  • Verkeerscirculatiemaatregelen (zoals éénrichtingsverkeer);
  • Verkeersremmende maatregelen;
  • Afsluitingen (voor gemotoriseerd verkeer).

2.4 Wonen

De structuur van de vooroorlogse wijken is gevormd eind 19e, begin 20e eeuw. De ontstaansgeschiedenis van Hengelo en de wijken laat zien dat het om een samenstel van meerdere herkenbare stedenbouwkundige eenheden gaat (zie kaart met deelgebieden in paragraaf 2.2). Kenmerk van de woonstructuur zijn de grote binnenterreinen, die voor andere bestemmingen worden gebruikt.

De woonmilieus van de vooroorlogse wijken worden gekenmerkt door een vrij simpele hiërarchie, gevormd door de centrumring met uitvalswegen, de hoofdstraten (bijvoorbeeld Anninksweg, Bankastraat) en de woonstraten. Het aanwezige woningbezit is grotendeels goed van kwaliteit en in een goed onderhouden staat. In de vogelbuurt (Elsbeek) staan wat meer panden die bouw- en woontechnisch van matige kwaliteit zijn. Incidenteel treft men ook matige panden aan in het Weidedorp. Weidedorp is in zeker zin een uitzondering in de vooroorlogse wijken, omdat de randbebouwing nabij de Weideweg stamt uit de begin jaren ’60. Tevens treft men in het Weidedorp ook nog een aantal duplexblokken aan waarvan de kwaliteit matig is.

Woontechnisch is het vooroorlogse gebied niet problematisch te noemen. Wel is sprake van een toenemende vraag naar meer m2 leefruimte, wat zich uit in aanvragen voor een omgevingsvergunning ten behoeve van serres, uitbouwen en dakkapellen.

2.5 Winkels en horeca

In het gebied Vooroorlogse wijken zijn vooral verspreid winkels en horeca te vinden. In de Hengelose Es is een deel van de verspreide winkels geconcentreerd in het onlangs gerealiseerde nieuwe winkelcentrum, dat net buiten het plangebied valt. Hoewel verspreide winkels wellicht de levendigheid in de wijk vergroot is het streven om in de toekomst winkels zoveel mogelijk te concentreren. Dit vooral vanuit de optiek dat winkels elkaar kunnen versterken en zo een hogere economische levensvatbaarheid hebben.

2.6 Werken

Vergeleken met de nieuwere wijken kenmerken de vooroorlogse wijken zich door een relatief sterke functiemenging en een grote diversiteit aan bedrijvigheid, van industrie tot detailhandel tot dienstverlening. Dit is goed voor de levendigheid van wijken en het ontstaan van nieuwe, kleinschalige werkgelegenheid. Voor voornamelijk de industriële bedrijvigheid is vestiging en of handhaving binnen een woonwijk niet altijd gewenst. Enerzijds vanwege het gebrek aan voldoende uitbreidingsmogelijkheden en anderzijds vanwege strengere milieueisen.

2.7 Voorzieningen

2.7.1 Onderwijs

In het plangebied Vooroorlogse wijken deel 1 en deel 2 bevinden zich meerdere scholen. In het Wilbert (deel 1) zijn dat de Dr. Kuyperschool, de St. Plechelmusschool, de Wilbertschool en 't Iemenschoer. De Dr. Kuyperschool is in 2011 nog uitgebreid, omdat er door het opheffen van een andere locatie sprake was van een leerlingengroei. De St. Plechelmus is sinds 2010 gehuisvest in de voormalige Heilige Hart kerk. Er zijn 14 leslokalen gerealiseerd. Het schoolgebouw is volledig in gebruik. Tevens maakt de school in verband met het huidige aantal leerlingen nog gedeeltelijk gebruik van het oude gebouw (huur van een aantal lokalen). 't Iemenschoer is speciaal basisonderwijs en is sinds de gerealiseerde uitbreiding voorzien van goede onderwijshuisvesting.

Verder zijn er in de wijk Elsbeek (deel 2) de Anninksschool, St. Janschool, SG Beyaart, De Arcade en ’t Korhoen. De Anninksschool is een school met een stedelijk karakter. Er zijn ruim 200 leerlingen. De Sint Janschool is in 2010 grondig gerenoveerd. Met deze renovatie is voorzien in de ruimtebehoefte van de school en zijn alle leerlingen op deze locatie gehuisvest (was verspreid over 2 locaties). Scholengemeenschap Beyaert is een katholieke school voor Speciaal Basisonderwijs (SBO), die zich richt op de ontwikkeling en de begeleiding van leerlingen, waarvoor een specifieke leerweg noodzakelijk is. De school kent twee locaties. Op beide locaties Elsbeekweg en Schützstraat - wordt onderwijs gegeven aan kinderen van 4 tot en met 12 jaar. Elke groep bestaat uit ongeveer 15 leerlingen. Binnen de groepen wordt klassikaal, individueel en groepsgericht onderwijs geboden. OPDC de Arcade is een orthopedagogisch centrum dat in dienst staat van het regulier voortgezet onderwijs. De leerlingen die de school bezoeken beschikken over een normale intelligentie, maar ondervinden moeilijkheden in de leerontwikkeling. Daar kunnen verschillende oorzaken aan ten grondslag liggen: problemen in de persoonlijkheidsontwikkeling, sociaal-emotionele problemen, bepaalde specifieke leerstoornissen, concentratieproblemen of leermotivatie. Deze factoren belemmeren de leerlingen in het leren en daardoor kunnen zij vastlopen binnen het regulier voortgezet onderwijs. Het Korhoen (voortgezet speciaal onderwijs) is sinds de gerealiseerde uitbreiding voorzien van goede onderwijshuisvesting.

In het Tichelwerk (deel2) bevindt zich een grote concentratie van voortgezet onderwijs en een HBO instelling, te weten Openbare Scholen-gemeenschap Hengelo met de vestigingen Bataafse Kamp en Montessori en een vestiging van de Scholengemeenschap De Grundel. Aan de Bandoengstraat bevindt zich nog de vestiging Wooldermeent van de OSG Hengelo. De leerlingen van de Wooldermeent verhuizen zodra de nieuwbouw nabij medaillon gereed is. Een nieuwe functie / bestemming voor het huidige gebouw aan de Bandoengstraat is er nog niet. Het gebouw van Edith Stein werd gebruikt voor het huisvesten van de PABO leerlingen. Deze leerlingen zijn verhuisd naar de nieuwbouw in Enschede. Saxion, de eigenaar van het gebouw Edith Stein, heeft nog geen nieuwe bestemming voor het gebouw.

2.7.2 Gezondheidszorg

In het plangebied vooroorlogse wijken deel 1 en deel 2 zijn tal van voorzieningen te vinden op het gebied van gezondheidszorg. Zoals huisartsen en tandartsen (individueel en in praktijken), een grote praktijk met orthodontisten aan de Grundellaan en apotheken.

2.7.3 Maatschappelijke voorzieningen en wijkorganen

In het plangebied Vooroorlogse wijken deel 1 en deel 2 zijn wijkcomité’s actief. Daarnaast zijn verschillende maatschappelijke voorzieningen aanwezig, zoals speeltuinverenigingen, zorgcomplexen, scouting, buurthuizen en dergelijke.

2.7.4 Religie en levensbeschouwing

In het plangebied Vooroorlogse wijken deel 1 en deel 2 zijn de volgende kerken en kerkelijke instellingen aanwezig:

  • Baptisten Gemeente Hengelo-Centrum, Jacob Catsstraat 36 (deel 1);
  • Syrisch Orthodoxe De Johanneskerk, Helmersstraat 1 (deel 1);
  • Bethel Pinksterkerk Nederland, Vondelstraat 2 (deel 1);
  • Remonstrantse Kerk, Woltersweg 11 (deel 2);
  • Baptisten gemeente ’t Venster, Oldenzaalsestraat 260 (deel 2);
  • Parochie O L Vrouw van Altijd Bijstand, Onze Lieve Vrouwestraat 6 (deel 2);
  • Stichting Het Apostolisch Genootschap, Dennenbosweg 94 (deel 2).

2.8 Sport en recreatie

Voor het plangebied Vooroorlogse wijken deel 1 en deel 2 geldt dat in de wijken zelf, dan wel in de direct aangrenzende omgeving, voldoende sportvoorzieningen zijn. Er is een groen sportpark 't Wilbert, een sporthal (OSG) en diverse gymlokalen. Voor de sportmogelijkheden kan men aansluiten bij de diverse sportverenigingen.

De wijken zijn door aanleg en inrichting onvoldoende uitnodigend voor de meer ongebonden sportbeoefening (skaten, skeeleren, joggen). De openbare ruimte als domein voor de meer recreatieve sporter is in toenemende mate van belang en past in de trend van het het ongeorganiseerde en ongebonden sporten. Een adequate inrichting voor die sporter draagt rechtstreeks bij aan de participatie- en leefbaarheidsdoelstellingen van het algemene beleid van de gemeente Hengelo.

2.9 Groen en water

De hoofdgroenstructuur, zoals opgenomen in het Groenplan Hengelo 2015 is de ruggengraat van het groen in de stad en bestaat uit ecologisch waardevolle gebieden, groene verbindingen, karakteristieke groene plekken en zones. De hoofdgroenstructuur is belangrijk voor ecologie, ruimtelijke vormgeving, beleving en ontmoeting. Voor een gezonde groenstructuur is samenhang belangrijk, evenals voldoende omvang. Er moet continuïteit zijn in het beheer. Het belang van de hoofdgroenstructuur is een gemeenschappelijk belang, dat individuele belangen overstijgt. De openbare ruimte is van en voor alle inwoners samen. Daarbij wordt erop ingezet dat de hoofdstructuur niet versnipperd raakt, maar beheerd en onderhouden wordt met oog voor de functies die het openbaar groen vervult voor de stad als geheel. Voor de vooroorlogse wijken rond het stadscentrum is een aantal onderdelen van de hoofdgroenstructuur uit het Groenplan Hengelo 2015 van belang.

Belangrijke dragers van de hoofdgroenstructuur zijn de beken. In het plangebied zijn dat de Berflobeek, de Elsbeek en de Drienerbeek. Doorgaande structuren zijn ook de zones langs de invalswegen, zoals in het plangebied de Deldenerstraat, de Bornsestraat, de Deurningerstraat, de Oldenzaalsestraat en de Enschedesestraat. Spoorlijnen, waterlopen en lokale doorgaande wegen vormen verbindingen die al groen zijn of waar mogelijk met groen versterkt kunnen worden.

Bomen vormen een essentieel onderdeel van de groene structuur. Zij zorgen voor herkenbaarheid en oriëntatie, bieden schaduw en verkoeling, schuil- en nestelgelegenheid voor vogels, insecten en andere dieren. Naast bomen vervullen groenstroken en bermen een belangrijke rol.

Groene plekken als parken en parkachtige zones bieden mogelijkheden voor ontspanning en geven ruimte aan natuur. Binnen het plangebied liggen diverse parken of parkachtige gebieden, waaronder de groene zone tussen Slachthuisweg, Weideweg en spoorlijn, het parkje Boerhaavelaan / Resedastraat, het gebied rond Huys Hengelo, het onderwijspark Tichelwerk, het Lijsterparkje, de groene zone bij de baptistenkerk het Venster / speeltuin Vogelkwartier, het parkje aan de Wielewaalstraat / Fazantstraat, doorlopend in de groene zones langs de Elsbeek, en de groene zones in de Nijhofshoek. Een waardevolle groene plek van formaat is de begraafplaats aan de Oldenzaalsestraat. Een kleiner waardevol groen eiland wordt gevormd door de Joodse begraafplaats.

2.10 Speelplekken

In het plangebied wordt binnen de bestemmingen gelegenheid tot spelen geboden. Het betreft zowel formele als informele speelruimte. De uitgangspunten voor het speelbeleid zijn beschreven in de gemeentelijke Kadernota Spelen 2016. In het plangebied liggen gespreid formele speelplekken en plekjes voor de leeftijdscategorie tot 12 jaar. In het voorgaande bestemmingsplan Vooroorlogse Wijken is aangegeven dat met name aandacht gevraagd wordt voor de oudere jeugd (12+). Inmiddels is in het plangebied een digitale voetbalmuur (sutu) gerealiseerd, in de wijk Woolde aan de Boerhaavelaan /Resedastraat. De sutu vervult een wijkoverstijgende functie. Gespreid in de vooroorlogse wijken vinden we verder onder andere diverse trapvelden, basketbal- en volleybalvoorzieningen en tafeltennistafels. Extra aandacht is gewenst voor beweegmogelijkheden voor senioren, liefst gecombineerd met voorzieningen voor de andere leeftijdsgroepen. Dit komt de ontmoetingsfunctie in de openbare ruimte ten goede. Gedacht kan worden aan meer jeu de boulesbanen, beweeg- of fitnessapparaten, maar ook aan bijvoorbeeld schaaktafels en meer bankjes langs wandelroutes.

Hoofdstuk 3 Relevant beleid

Dit hoofdstuk beschrijft het voor dit bestemmingsplan relevante rijks-, provinciale-, en gemeentelijke beleid.

3.1 Rijksbeleid

3.1.1 Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte

Het ruimtelijk- en mobiliteitsbeleid van het rijk staat in de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR), welke op 13 maart 2012 is vastgesteld. De SVIR schetst de doelen, belangen en opgaven van het Rijk to 2028 en de ambitie tot 2040. Uitgangspunt van de SVIR is decentraal wat kan, centraal wat moet. Bij het bepalen van wat centraal moet, zijn 13 rijksbelangen omschreven. Een rijksverantwoordelijkheid is slechts dan aan de orde, als:

  • een onderwerp nationale baten en/of lasten heeft en de doorzettingsmacht van provincies en gemeenten overstijgt, of;
  • over een onderwerp internationale verplichtingen of afspraken zijn aangegaan, of;
  • het een onderwerp betreft dat provincie- of landsgrensoverschrijdend is en ofwel een hoog afwentelingsrisico kent ofwel in beheer bij het Rijk is.

Buiten deze nationale belangen hebben decentrale overheden beleidsvrijheid.

In het bestemmingsplan Vooroorlogse wijken 2016 (deel 2) zijn geen nationale belangen aanwezig.

3.1.2 Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (2011)

Op 30 december 2011 is het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) in werking getreden. In 2016 is het Barro aangevuld. In het Barro is een aantal nationale belangen opgenomen die juridische borging vereisen. Het gaat om Mainport ontwikkeling Rotterdam, Kustfundament, Grote rivieren, Waddenzee en Waddengebied, Defensie, Erfgoederen van uitzonderlijke universele waarde, Hoofdwegen en hoofdspoorwegen, Elektriciteitsvoorziening, Buisleidingen van nationaal belang voor vervoer van gevaarlijke stoffen, Ecologische hoofdstructuur, Primaire waterkeringen buiten het kustfundament, IJselmeergebied en Duurzame verstedelijking. Het Barro is gericht op doorwerking van deze nationale belangen in gemeentelijke bestemmingsplannen. Per onderwerp worden regels gegeven, waaraan bestemmingsplannen zullen moeten voldoen.

Het Barro doet geen specifieke beleidsuitspraken die van belang zijn voor het bestemmingsplan Vooroologse wijken 2016 (deel 2).

3.1.3 Ladder voor duurzame verstedelijking

In de SVIR is de 'ladder voor duurzame verstedelijking' geïntroduceerd welke als procesvereiste is vastgelegd in het Besluit ruimtelijke ordening (Bro). Doel van de ladder voor duurzame verstedelijking is een goede ruimtelijke ordening in de vorm van een optimale benutting van de ruimte in stedelijke gebieden. Met de ladder voor duurzame verstedelijking wordt een zorgvuldige afweging en transparante besluitvorming bij alle ruimtelijke en infrastructurele besluiten nagestreefd. Op 1 juli 2017 is de nieuwe ladder voor duurzame verstedelijking in werking getreden, en zijn de zogenaamde "treden"komen te vervallen. Artikel 3.1.6, lid 2 Bro luidt nu als volgt:

De toelichting bij een bestemmingsplan dat een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk maakt, bevat een beschrijving van de behoefte aan die ontwikkeling, en, indien het bestemmingsplan die ontwikkeling mogelijk maakt buiten het bestaand stedelijk gebied, een motivering waarom niet binnen het bestaand stedelijk gebied in die behoefte kan worden voorzien.

Op grond van artikel 1.1.1, lid 1 onder i Bro wordt een stedelijke ontwikkeling als volgt gedefinieerd: ruimtelijke ontwikkeling van een bedrijventerrein of zeehaventerrein, of van kantoren, detailhandel, woningbouwlocaties of andere stedelijke voorzieningen.

Het bestemmingsplan Vooroorlogse wijken 2016 (deel 2) is conserverend van aard en maakt geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk. Er is dan ook geen sprake van nieuwe stedelijke ontwikkelingen, waardoor de Ladder voor duurzame verstedelijking niet van toepassing is.

3.1.4 Nationaal Waterplan 2016-2021

Het Nationaal Waterplan 2016-2021 (NWP2) geeft het integrale kader voor het waterbeleid van het Rijk voor de komende zes jaar en geeft uitvoering aan de Europese richtlijnen voor waterkwaliteit, de mariene strategie en de overstromingsrisico's. De Stroomgebiedbeheerplannen, het Programma van maatregelen mariene strategie, de Beleidsnota Noordzee en de Overstromingsrisicobeheerplannen maken onderdeel uit van het NWP2. Met het NWP2 zet het kabinet een volgende ambitieuze stap in het robuust en toekomstgericht inrichten van ons watersysteem, gericht op een goede bescherming tegen overstromingen, het voorkomen van wateroverlast en droogte en het bereiken van een goede waterkwaliteit, een duurzaam beheer en goede milieutoestand van de Noordzee en een gezond ecosysteem als basis voor welzijn en welvaart. Hierbij wordt gestreefd naar een integrale benadering, door economie (inclusief verdienvermogen), natuur, scheepvaart, landbouw, energie, wonen, recreatie en cultureel erfgoed zo veel mogelijk in samenhang met de wateropgaven te ontwikkelen. Het beleid en de maatregelen in dit Nationaal Waterplan dragen bij aan het vergroten van het waterbewustzijn in Nederland.

Het Nationaal Waterplan doet geen sprecifieke beleidsuitspraken die van belang zijn voor het bestemmingsplan Vooroorlogse wijken 2016 (deel 2).

3.2 Provinciaal beleid

3.2.1 Omgevingsvisie Overijssel

Provinciale staten van de provincie Overijssel hebben op 12 april 2017 de 'Omgevingsvisie Overijssel
2017, Beken kleur' vastgesteld. De Omgevingsvisie is op 1 mei 2017 in werking getreden. Deze visie is de opvolger van de Omgevingsvisie Overijssel uit 2009. In de Omgevingsvisie staan de volgende thema's centraal:

  • duurzaamheid;
  • sociale kwaliteit;
  • ruimtelijke kwaliteit.

Onder duurzaamheid wordt verstaan: "Duurzame ontwikkeling voorziet in de behoefte aan de huidige
generatie, zonder voor toekomstige generaties de mogelijkheden in gevaar te brengen om ook in hun behoeften te voorzien". De provincie wil duurzaamheid realiseren door transparante en evenwichtige
afwegingen van ecologische, economische en sociaal-culturele beleidsambities. Het geheel van de beleidskeuzes moet de duurzaamheid van de leefomgeving versterken. De keuze voor duurzaamheid uit zich bijvoorbeeld in het Duurzaamheidsplan 2009-2012 en het Jaarplan Duurzaamheid 2010.

Onder sociale kwaliteit wordt verstaan: "Het welzijn of ‘goed voelen’ van de mens". Daarbij spelen zaken als gezondheid en vitaliteit een belangrijke rol, maar ook arbeidsparticipatie, sociale uitsluiting en armoede. In de Omgevingsvisie wordt sociale kwaliteit beperkt tot het welzijn van de mens in relatie tot de fysieke leefomgeving.

Onder ruimtelijke kwaliteit wordt verstaan: "datgene wat ruimte geschikt maakt en houdt voor wat
voor mensen belangrijk is. Of duurzamer gesteld: wat voor mens, plant en dier belangrijk is". Bij het behouden en versterken van de ruimtelijke kwaliteit zijn essentiële gebiedskenmerken het uitgangspunt. De aanwezige gebiedskenmerken in zowel de groene- als de stedelijke omgeving zijn te onderscheiden in 4 lagen: een natuurlijke laag (in en op de bodem); een laag van het agrarisch-cultuur landschap (grootschalig gebruik en inrichting van de bodem); een stedelijke laag (bebouwing en infrastructuur) en een lust & leisure laag (toerisme, recreatie en landgoederen).

De omgevingsvisie heeft als hoofdambitie om een toekomstvaste groei van welvaart en welzijn met
een verantwoord beslag op de beschikbare natuurlijke hulpbronnen en voorraden te realiseren.
De opgaven, kansen, beleidsambities en ruimtelijke kwaliteitsambities voor de provincie zijn geschetst in ontwikkelingsperspectieven voor de groene omgeving (buitengebied) en stedelijke omgeving.

3.2.1.1 Uitvoeringsmodel Omgevingsvisie Overijssel

Om te bepalen of een initiatief bijdraagt aan de ambities van de provincie Overijssel, wordt het Uitvoeringsmodel Omgevingsvisie Overijssel gebruikt. In dit uitvoeringsmodel staan de volgende stappen centraal:

  • 1. Of – generieke beleidskeuzes;
  • 2. Waar – ontwikkelingsperspectieven;
  • 3. Hoe – gebiedskenmerken.

Bij een initiatief voor bijvoorbeeld woningbouw, een nieuwe bedrijfslocatie, toeristisch-recreatieve voorzieningen, natuurontwikkeling, etcetera kun je aan de hand van deze drie stappen bepalen of een initiatief binnen de geschetste visie voor Overijssel mogelijk is, waar het past en hoe het uitgevoerd kan worden.

De eerste stap, het bepalen van de of-vraag, lijkt in strijd met de wens zoveel mogelijk ruimte te willen geven aan nieuwe initiatieven. Met het faciliteren van initiatieven moet echter wel gekeken worden naar de (wettelijke) verantwoordelijkheden zoals veiligheid of gezondheid. Het uitvoeringsmodel maakt helder wat kan en wat niet kan. Om een goed evenwicht te vinden tussen het bieden van ruimte aan initiatieven en het waarborgen van publieke belangen, varieert de provinciale sturing: soms normstellend, maar meestal richtinggevend of inspirerend.

afbeelding "i_NL.IMRO.0164.BP0100-0301_0004.png"

Afbeelding 4: Uitvoeringsmodel Omgevingsvisie Overijssel

3.2.1.2 Of - generieke beleidskeuzes

Maatschappelijke opgaven zijn leidend in het handelen. Allereerst is het dan ook de vraag of er een maatschappelijke opgave is. Of een initiatief mogelijk is, wordt onder andere bepaald door generieke beleidkeuzes van EU, Rijk of provincie. Denk hierbij aan beleidskeuzes om basiskwaliteiten als schoon drinkwater en droge voeten te garanderen. Maar ook aan beleidskeuzes om overaanbod van bijvoorbeeld woningbouw- en kantorenlocaties – en daarmee grote financiële en maatschappelijke kosten – te voorkomen. In de omgevingsvisie zijn de provinciale beleidskeuzes hieromtrent vastgelegd.

De generieke beleidskeuzes zijn vaak normstellend. Dit betekent dat ze opgevolgd moeten worden: het zijn randvoorwaarden waarmee iedereen rekening moet houden vanwege zwaarwegende publieke belangen. De normstellende beleidskeuzes zijn vastgelegd in de omgevingsverordening.

3.2.1.3 Waar - ontwikkelingsperspectieven

Na het beantwoorden van de of-vraag, is de vraag waar het initiatief past of ontwikkeld kan worden. In de omgevingsvisie op de toekomst van Overijssel onderscheid de provincie zes ontwikkelingsperspectieven. Deze ontwikkelingsperspectieven schetsen een ruimtelijk perspectief voor een combinatie van functies en geven aan welke beleids- en kwaliteitsambities leidend zijn. De ontwikkelingsperspectieven geven zo richting aan waar wat ontwikkeld zou kunnen worden.


De ontwikkelingsperspectieven zijn richtinggevend. Dit betekent dat er ruimte is voor lokale afweging: een gemeente kan vanwege maatschappelijke en/of sociaal-economische redenen in haar Omgevingsvisie en bestemmings- of omgevingsplan een andere invulling kiezen. Die dient dan wel te passen binnen de – voor dat ontwikkelingsperspectief – geldende kwaliteitsambities. Daarbij dienen de nieuwe ontwikkelingen verbonden te worden met de bestaande kenmerken van het gebied, conform de Catalogus Gebiedskenmerken (de derde stap in het uitvoeringsmodel). Naast ruimte voor een lokale afweging ten aanzien van functies en ruimtegebruik, is er ruimte voor een lokale invulling van de begrenzing: de grenzen van de ontwikkelingsperspectieven zijn signaleringsgrenzen.

3.2.1.4 Hoe - gebiedskenmerken

Ten slotte is de vraag hoe het initiatief ingepast kan worden in het landschap. De gebiedskenmerken spelen een belangrijke rol bij deze vraag. Onder gebiedskenmerken worden verstaan de ruimtelijke kenmerken van een gebied of gebiedstype die bepalend zijn voor de karakteristiek en kwaliteit van dat gebied of gebiedstype. Voor alle gebiedstypen in Overijssel is in de Catalogus Gebiedskenmerken beschreven welke kwaliteiten en kenmerken van provinciaal zijn en behouden, versterkt of ontwikkeld moeten worden.

De gebiedskenmerken zijn soms normstellend, maar meestal richtinggevend of inspirerend. Voor de normerende uitspraken geldt dat deze opgevolgd dienen te worden; ze zijn dan ook in de omgevingsverordening geregeld. De richtinggevende uitspraken zijn randvoorwaarden, waarmee in principe rekening gehouden moet worden. Hier kan gemotiveerd van worden afgeweken mits aannemelijk is gemaakt dat met het alternatief de kwaliteitsambities even goed of zelfs beter gerealiseerd kunnen worden. De inspirerende uitspraken bieden een wenkend perspectief: het zijn voorbeelden van de wijze waarop ruimtelijke kwaliteitsambities ingevuld kunnen worden. Initiatiefnemers kunnen zich hierdoor laten inspireren, maar dit hoeft niet.

3.2.1.5 Omgevingsvisie met betrekking tot vooroorlogse wijken

In de Omgevingsvisie zijn geen generieke beleidskeuzes (1) genoemd die voortzetting van het huidige gebruik van de gronden in Vooroorlogse wijken belemmeren of nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen vereisen.

Het richtinggevende ontwikkelingsperspectief (2) voor Vooroorlogse wijken is in kaart en tekst weergegeven. Binnen het ontwikkelingsperspectief 'Stedelijke netwerken als motor' is het plangebied aangemerkt als 'woon- en werklocaties binnen de stedelijke netwerken'.

Rond de binnensteden liggen de diverse woon- en werklocaties, elk met hun eigen woon-, werk- of mixmilieu. Herstructurering en transformatie moeten deze vitaal en aantrekkelijk houden en de diversiteit aan milieus versterken. Herstructurering en transformatie bieden kansen om te anticiperen op klimaatverandering (bijvoorbeeld door ruimte voor groen, natuur of water te reserveren). Van belang is de stedelijke ontwikkeling altijd af te stemmen op de kenmerken van het watersysteem, bijvoorbeeld door in laaggelegen gebieden bij bouw- en evacuatieplannen rekening te houden met risico’s op overstroming of wateroverlast. Herstructurering en transformatie kunnen ook bijdragen aan de energietransitie (door het nemen van energie-efficiënte maatregelen en/of het opwekken van duurzame energie door bijvoorbeeld het aanwezige dakoppervlak te benutten).

afbeelding "i_NL.IMRO.0164.BP0100-0301_0005.png"

Afbeelding 5: Uitsnede kaart Omgevingsvisie - ontwikkelingsperspectieven

De omgevingsvisie werkt met een lagenbenadering om verschillende gebiedskenmerken (3) in beeld te brengen. De gebiedskenmerken stellen de kaders waarbinnen het ontwikkelingsperspectief kan worden uitgevoerd. Er wordt onderscheid gemaakt in:

  • een natuurlijke laag;
  • een laag van het agrarisch cultuurlandschap;
  • een stedelijke laag;
  • een laag van de beleving.

Op basis van de natuurlijke laag is er sprake van een 'dekzandvlakte en -rug' en 'beekdalen en natte laagtes'.

afbeelding "i_NL.IMRO.0164.BP0100-0301_0006.png" Afbeelding 6: Gebiedskenmerk Natuurlijke laag

Bij de natuurlijke laag, gaat het voornamelijk om grote gebieden waarvoor de provincie ambities en ontwikkelingsrichting heeft verwoord. Deze natuurlijke elementen zijn voornamelijk van grote waarde voor de beleving in het buitengebied en spelen in bestaand bebouwd gebied geen rol.

Het plangebied is in de stedelijke laag aangewezen als:

  • historische centra, binnensteden en landstadjes;
  • bebouwingsschil 1900 - 1950;
  • woonwijken 1955 - nu.
  • afbeelding "i_NL.IMRO.0164.BP0100-0301_0007.png"

Afbeelding 7: Gebiedskenmerk stedelijke laag

De laag van het agrarisch cultuurlandschap en de laag van de beleving zijn niet van toepassing op het plangebied Vooroorlogse Wijken 2016.

3.2.2 Omgevingsverordening Overijssel

Provinciale staten van de provincie Overijssel hebben op 12 april 2017 de 'Omgevingsverordening Overijssel 2017' vastgesteld. De Omgevingsverordening is op 1 mei 2017 in werking getreden.

De Omgevingsverordening geeft vanuit de ambities en doelstellingen, die zijn neergelegd in de
Omgevingsvisie, richting aan de ontwikkeling van de fysieke leefomgeving in Overijssel. De inzet van
de verordening als juridisch instrument om de doorwerking van provinciaal beleid af te dwingen, is
beperkt tot die onderdelen van het beleid waarvoor de inzet van algemene regels noodzakelijk is om
provinciale belangen veilig te stellen of om uitvoering te geven aan wettelijke verplichtingen.

Uitgangspunt daarbij is dat niet meer geregeld is dan strikt noodzakelijk en dat dubbele regelgeving
wordt voorkomen. In de Omgevingsverordening is door de provincie opgenomen dat onderbouwd dient te worden dat de nieuwe ontwikkelingen die een gemeentelijk ruimtelijk plan mogelijk maakt, bijdragen aan de ruimtelijke kwaliteit conform de geldende gebiedskenmerken en passen binnen het
ontwikkelingsperspectief die in de Omgevingsvisie is neergelegd.

3.3 Gemeentelijk beleid

3.3.1 Structuurvisie Hengelo 2030 (2007)

Op 3 juli 2007 heeft de gemeenteraad de structuurvisie Hengelo 2030 vastgesteld. Het bevat de visie op de ruimtelijke ontwikkeling van Hengelo voor de lange termijn. In de structuurvisie Hengelo 2030 wordt op basis van een beschrijving van de kernkwaliteiten, de historie, de maatschappelijke tendensen en de ambities een samenhangende en integrale uitwerking van een nieuwe koers voor Hengelo naar 2030 neergezet. De keuzes die daarbij zijn gemaakt zijn het inzetten op de sterke punten van de stad en te gaan van groei naar kwaliteit. Dat betekent nauwelijks meer uitbreiding, maar inbreiding en functiemenging in bestaand stedelijk gebied en het investeren in het omringende landschap. Deze koers brengt een vijftal kernopgaven met zich mee:

  • 1. Versterking van de economische structuur;
  • 2. Een binnenstad voor ontmoetingen;
  • 3. De sociale opgave;
  • 4. Het landschap de stad in;
  • 5. Ruimtelijke kwaliteit.
3.3.2 Woonvisie Hengelo 2016-2026

De gemeenteraad van Hengelo heeft op 22 november 2016 de woonvisie Hengelo 2016-2026 vastgesteld. In de woonvisie geeft de gemeente haar visie op de wijze waarop Hengelo zich de komende jaren verder kan ontwikkelen als prettige woonstad. De woonvisie is er niet alleen voor de gemeente. Welbions en huurdersvereniging Ookbions zijn nauw betrokken geweest bij de totstandkoming van de woonvisie. De woonvisie vormt het kader voor de prestatieafspraken met Welbions.

afbeelding "i_NL.IMRO.0164.BP0100-0301_0008.png" Afbeelding 8: Woonvisie Hengelo 2016-2016

Bij het actualiseren van bestemmingsplannen wordt doorgaans de bestaande situatie juridisch vastgelegd. Zeker in een bestaande woonomgeving, waar straten en woningen al lang geleden gerealiseerd zijn, is vaak geen sprake meer van een echte ontwikkelruimte. De buurt of wijk is 'af' en wordt door de bewoners ook zo gezien.

Toch kan er sprake zijn van ontwikkelingsmogelijkheden in het bestemmingsplan. Bedoeld, of onbedoeld. Bedoeld in het geval er bijvoorbeeld sprake is van een locatie waar op grond van het woningbouwprogramma nog woningbouw gewenst is. Onbedoeld in situaties waar er, bijvoorbeeld door sloop van een woning op een ruime kavel, meerdere woningen kunnen worden teruggebouwd.

Als er sprake is van ontwikkelmogelijkheden die nog niet gerealiseerd zijn dient te worden afgewogen in hoeverre die mogelijkheden nog wenselijk zijn. In algemene zin kan worden gesteld dat wanneer in een periode van 10 jaar geen gebruik is gemaakt van deze mogelijkheden, het niet erg waarschijnlijk is dat er sprake is van een concrete behoefte.

Vanuit het woonbeleid van de gemeente is het zelfs ongewenst om dit soort 'verborgen' plancapaciteit te laten voortbestaan. De gemeenteraad heeft de woonvisie op 22 november 2016 vastgesteld als structuurvisie. Onderdeel van het woonbeleid is het 'Kwalitatief afwegingskader voor nieuwe woningbouwinitiatieven'. Ook dit afwegingskader is door de gemeenteraad vastgesteld op 22 november 2016 en heeft eveneens de status van structuurvisie.

Het afwegingskader geeft aan op welke wijze de gemeente omgaat met nieuwe woningbouwinitiatieven. De achtergrond is dat het aanbod aan (nieuwbouw)woningen in evenwicht moet zijn met de vraag (huishoudensontwikkeling).

Daarover is aangegeven dat ten tijde van het vaststellen van de woonvisie de ruimte om nieuwe initiatieven aan het woningbouwprogramma toe te voegen zeer beperkt is. Dit betekent dat de gemeente de komende jaren ruimte moet gaan vrijmaken. Door de komende jaren te snijden in het harde aanbod aan plannen dat niet tot ontwikkeling komt, of dat niet meer aansluit bij de markt gaat de gemeente deze ruimte creëren. De gemeente doet dit onder meer door (juridische) voorzienbaarheid te creëren en planologische mogelijkheden (bestemmingen) in te trekken.

In het kader van de actualisatieplannen is er om die reden voor gekozen om de bestaande situatie vast te leggen, ook voor wat betreft het aantal woningen, daarmee vervalt de mogelijkheid voor verdichting. Daarover staat het volgende in het afwegingskader:

Plannen voor transformatie en herstructurering van panden/ gebieden gaan vóór plannen voor binnenstedelijke verdichting. De gemeente is terughoudend en selectief waar verdichting in de bestaande stad wordt toegestaan. Het bebouwen van lege plekken is geen doel op zich. Niet iedere locatie hoeft te worden ingevuld. Open plekken in de stad, onderbrekingen in linten, groene gebiedjes en openheid op achtererven/binnenterreinen kennen een eigen waarde. Het feit dat een plek leeg is, is geen argument om deze te bebouwen. Aangetoond moet worden dat er sprake is van een bijdrage aan de ruimtelijke kwaliteit of het oplossen van een knelpunt, dit is ter beoordeling aan de gemeente.

Het laten vervallen van (onbenutte) ruimte voor verdichting past binnen het beleid van de gemeente. Daarmee is niet gezegd dat er helemaal geen sprake kan zijn van verdichting. Het verlenen van medewerking moet een bewuste keuze zijn, waaraan een goede ruimtelijke afweging ten grondslag hoort te liggen.

In de het bestemmingsplan Vooroorlogse Wijken 2016 (deel 2) mag het bestaande aantal woningen binnen de bestemmingen Gemengd en Wonen niet worden vergroot. Hiermee wordt aangesloten bij de uitgangspunten uit de Woonvisie.

3.3.3 GroenPlan Hengelo 2015

Het Groenplan Hengelo is een integrale benadering van het groen in Hengelo in relatie tot water, duurzaamheid en ecologie, met strategische afwegingen op het gebied van beheerbaarheid en investeringen. Het Groenplan bevat een visie op het groen in Hengelo in relatie tot de omgeving. Het groen in de stad is belangrijk voor gezondheid, ecologie, ruimtelijke vormgeving, beleving, ontspanning en ontmoeting. Doelstelling is het beschermen en versterken van de gezonde groene basis in de stad, ten behoeve van een optimale leefbaarheid nu én in de toekomst.
Het Groenplan biedt uitgangspunten voor inrichting, beheer en uitvoering, zowel intern als extern. Het Groenplan geeft herkenbare kaders voor de bewoners van de stad. Het plan biedt handvatten voor keuzes. De ruggengraat van het groen in de stad wordt gevormd door de hoofdgroenstructuur. De invulling van de hoofdgroenstructuur is tot stand gekomen door een samenwerking tussen de verschillende groene disciplines binnen de gemeentelijke organisatie, en besproken met de externe groene partners. De kaart met de hoofdgroenstructuur is onderdeel van het vastgestelde Groenplan. De hoofdgroenstructuur is in het bestemmingsplan voorzien van een passende bestemming.

3.3.4 Kadernota Spelen 2016

De kadernota Spelen is opgesteld van uit de blijvende behoefte aan voorwaarden en criteria voor de aanleg en het onderhoud van speel- en ontmoetingsplekken op stads-, wijk- en buurtniveau. Geregeld komen kinderen, jongeren en volwassenen met verzoeken voor de herinrichting of uitbreiding van speelplekken, of juist het opheffen daarvan. Daarin moeten afwegingen en keuzes gemaakt worden, die het algemeen belang voorop stellen die goed zijn uit te leggen. In de kadernota worden vanuit een onderbouwde visie de doelstellingen, uitgangspunten en beleidsaanbevelingen op het gebied van spelen voor de gemeente Hengelo vastgelegd. Hiermee kan integrale afstemming plaatsvinden met de andere gemeentelijke disciplines.

In het plangebied liggen gespreid formele speelplekken en plekjes voor de leeftijdscategorie tot 12 jaar. In het voorgaande bestemmingsplan Vooroorlogse Wijken is aangegeven dat met name aandacht gevraagd wordt voor de oudere jeugd (12+). Inmiddels is in het plangebied een digitale voetbalmuur (sutu) gerealiseerd, in de wijk Woolde aan de Boerhaavelaan / Resedastraat. De sutu vervult een wijkoverstijgende functie. Gespreid in de vooroorlogse wijken vinden we verder onder andere diverse trapvelden, basketbal- en volleybalvoorzieningen en tafeltennistafels. Extra aandacht is gewenst voor beweegmogelijkheden voor senioren, liefst gecombineerd met voorzieningen voor de andere leeftijdsgroepen. Dit komt de ontmoetingsfunctie in de openbare ruimte ten goede. Gedacht kan worden aan meer jeu de boulesbanen, beweeg- of fitnessapparaten, maar ook aan bijvoorbeeld schaaktafels en meer bankjes langs wandelroutes.

3.3.5 Gemeentelijk Rioleringsplan (GRP) (2018-2022)

Op 21 november 2017 heeft de gemeenteraad het GRP 2018-2022 vastgesteld. Hierin wordt de zorg voor afvalwater, hemelwater en grondwater vastgelegd en is veel aandacht geschonken aan duurzaamheidmaatregelen, zoals beekherstel, afkoppelen van hemelwater van de riolering, vegetatiedaken en klimaatadaptatie (het voorkomen van wateroverlast door hevige regenval). Bij dit laatste aspect moet worden gedacht aan tijdelijke waterberging in de openbare ruimte bv in groenstroken.

In plaats van het vervangen van oude rioolbuizen wordt ook gekeken of de riolering niet van binnenuit kan worden gerepareerd door middel van het aanbrengen van een kunststof kous. Hierdoor hoeft de straat niet meer te worden opgebroken. Ook worden voorstellen gedaan om structurele grondwateroverlast te beperken of te voorkomen. Hiervoor is een gemeentelijk grondwaterplan gemaakt. Dit grondwaterplan maakt onderdeel uit van het GRP.

Voor alle inbreidingen en uitbreidingen gelden in principe onderstaande beleidsregels.

  • 1. Het afvalwater (het zwarte afvalwater van toilet, het grijze afvalwater van keuken, wasmachine en douche en het eventuele bedrijfsafvalwater) wordt afgevoerd naar de RWZI middels riolering;
  • 2. Het hemelwater wordt zo min mogelijk verontreinigd en komt ten goede aan het lokale water- of grondwatersysteem. Daarbij heeft zichtbare oppervlakkige afvoer de voorkeur boven afvoer door buizen, vanwege het grotere risico op ongewenst lozingsgedrag en foutieve aansluitingen bij buizen.
  • 3. Infiltratie van hemelwater in de bodem via een graspassage is de beste optie, omdat hiermee zuivering, retentie en grondwateraanvulling worden gerealiseerd; Op kleine schaal kan dit goed middels individuele voorzieningen. Op grotere schaal verdient de toepassing van wadi's de voorkeur. De afvoer van het hemelwater vindt dan plaats via de trits: regenpijp - perceelsgootje - straatgoot - wadi.
  • 4. Bij het ontwerp van het bouwwerk een zodanig samenspel van dakvlakken, dakgoten, regenpijpen en perceelsgoten kiezen dat het water niet in riolen onder de grond hoeft. Bij het stedenbouwkundige plan moet hierbij notie worden genomen van het feit dat water van hoog naar laag stroomt, waarmee water dan een ordenend principe voor het plan is.
  • 5. De afvoerpiek uit het plangebied wordt afgevlakt door berging in de wadi's en/of retentievijvers. Het grondwater wordt zoveel mogelijk aangevuld met schoon infiltrerend water. Te hoge grondwaterstanden in natte winterperioden worden beteugeld met drainage in de openbare weg en eventueel op de kavels zelf. De drainage voert af naar een wadi of naar oppervlaktewater; dus niet naar de RWZI.
  • 6. In de bouwwerken wordt vochtoverlast door hoge grondwaterstanden geminimaliseerd door te bouwen zonder kruipruimten en door eventuele kelders waterdicht te maken.
  • 7. Het oppervlaktewater wordt liefst op fraaie wijze geïntegreerd in het stedenbouwkundig plan, zodanig dat het water beleefbaar is en goed te beheren is.
  • 8. Bewoners en bedrijven zijn zelf verantwoordelijk voor de regenwaterriolering of andere hemelwatervorzieningen op het perceel. Als de gemeente voor het hemelwater zorgt dan moeten bewoners en bedrijven er zelf voor zorgen dat het hemelwater op de juiste wijze op de perceelsgrens wordt aangeboden. De manier waarop is afhankelijk van het type riolering in de openbare weg. Bij gescheiden riolering moet het afvalwater en het hemelwater ook gescheiden worden aangeboden (aparte buizen). Als er een bovengronds systeem is, dan moet het regenwater ook bovengronds worden aangeboden (bijvoorbeeld via een goot).
  • 9. Bij de aanleg van nieuwe woningen en bedrijventerreinen en bij het opnieuw inrichten daarvan is de initiatiefnemer of projectontwikkelaar verplicht om duurzame hemelwatervoorzieningen aan te leggen. Er moet tenminste gezorgd worden voor gescheiden hemelwatervoorzieningen en voor berging van hemelwater. Voor berging gelden de volgende eisen: bij in- en uitbreidingen moet de berging een een netto inhoud hebben voor tenminste 40 mm neerslag. Bij herinrichting van bestaand stedelijk gebied kan worden volstaan met een inhoud van tenminste 20 mm neerslag.
  • 10. Per project moet in overleg met de afdeling Wegen, Groen en Water van de gemeente en met het waterschap Vechtstromen worden gezocht naar maatwerk.
3.3.6 Gemeentelijk Verkeers- en Vervoersplan (GVVP) (2003)

Een goede verkeers- en vervoersinfrastructuur is van groot belang voor het behouden en versterken van de kwaliteiten van de stad. Het Gemeentelijk Verkeers- en Vervoersplan (GVVP) van juli 2003 is destijds ontwikkeld om bestaande en te verwachten verkeers- en vervoersknelpunten op te lossen. Het GVVP is inmiddels ruim 12 jaar oud, maar op dit moment nog steeds van kracht.

In het Gemeentelijk Verkeers- en Vervoersplan (GVVP) zijn de hoofdnetwerken voor de fiets, openbaar vervoer en auto voor een lange periode vastgelegd. Het doel is een situatie te creëren waarbij de drie vervoerswijzen op een volwaardige wijze met elkaar functioneren en elkaar aanvullen, om zo ook in de toekomst de bereikbaarheid en veiligheid te waarborgen en zelfs te verbeteren. Voor de verkeersstructuur voor het autoverkeer zijn in het GVVP de volgende onderdelen vastgelegd:

  • Doseren van de verkeersstromen die van buiten de stad naar binnen de wijkring gaan; niet meer verkeer toelaten dan in het gebied binnen de wijkring verwerkt kan worden. Dit is mede noodzakelijk voor een vlotte doorstroom van de bussen, zodat er van HOV (hoogwaardig openbaar vervoer) gesproken kan worden;
  • Invoering van een tangentensysteem waardoor onder andere de centrumring oost en de Breemarsweg worden ontlast. De Oosttangent wordt gerealiseerd door verbetering cq reconstructie van de Kuipersdijk en het gehele kruispunt Kuipersdijk-Boekweitweg-Enschedesestraat. De grotendeels volledig gereconstrueerde Westtangent is de huidige route Europalaan, Bornsestraat, Weideweg, Geerdinksweg, Oelerweg en Haaksbergerstraat;
  • Categorisering van wegen volgens het Duurzaam Veilig principe, zie ook het Verkeersveiligheidsplan Duurzaam Veilig (vanaf 2001).
  • De gemeente Hengelo wil het gebruik van het openbaar vervoer stimuleren, met name op de doorstroomassen. Zo wordt op regionaal niveau een reëel alternatief voor de auto geboden. De doorstroomassen voor het Hoogwaardig Openbaar Vervoer naar Westermaat en Vossenbelt / Hasseler Es zijn gereed. Aan andere HOV-assen (naar Enschede en Laan Hart van Zuid) wordt op dit moment nog gewerkt. Op alle kruispunten met het overige verkeer krijgt het (hoogwaardig) openbaar vervoer prioriteit in de verkeersafwikkeling ten opzichte van de overige verkeersdeelnemers.

De Provincie Overijssel is verantwoordelijk voor het openbaar vervoer per bus en de treinverbinding Zutphen - Hengelo - Oldenzaal in de regio. De Provincie Overijssel maakt samen met de 14 Twentse gemeenten het beleid en stelt concessie/contractvoorwaarden op die de vervoerders (Syntus) moeten prikkelen om een zo goed mogelijk vervoersproduct te leveren. De vervoerder zorgt voor de uitvoering, de gemeente Hengelo is alleen verantwoordelijk voor de infrastructuur en probeert zo optimaal mogelijke voorwaarden te scheppen voor goed functionerend openbaar vervoer.

Centrumontwikkelingen vinden plaats bij bestaande en mogelijk nieuwe knooppunten van openbaar vervoer onderling en met de hoofdwegen. Binnen de invloedsgebieden van de vervoersknooppunten is sprake van een verdere verdichting door intensivering, herstructurering en stedelijke vernieuwing. In het GVVP zijn vijf knooppunten van openbaar vervoer genoemd waarvan momenteel twee gerealiseerd zijn:

1. Centraal station Hengelo;

2. Regionale openbaar vervoerhalte/voorstadshalte Gezondheidspark (spoorlijn Zutphen-Hengelo-Oldenzaal).

3.3.7 Nota Autoparkeren (2008-2012) en evaluatie
3.3.7.1 Beleid

In december 2008 heeft de gemeenteraad de Nota Autoparkeren 2008-2012 vastgesteld. Dit is de visie op het nieuwe parkeerbeleid zoals deze is vastgesteld. Het parkeerbeleid geldt voor heel Hengelo, dus voor het centrum én in de schil- en overige (buiten)gebieden rondom het centrum.

De gemeente Hengelo probeert evenwicht te bereiken tussen enerzijds de parkeervraag en anderzijds de optimale combinatie van bereikbaarheid en leefbaarheid. Uitgangspunt hierbij is een leefbare en bereikbare (binnen)stad door middel van sturend (minder blik op straat), vraagvolgend parkeerbeleid (bewoners), locatie beleid en bevorderen van andere (duurzame) vervoerswijzen zoals openbaar vervoer en fiets (verschuiving in de modal split).

De Nota Autoparkeren 2008-2012 heeft de volgende doelen:

  • Bewoners, bezoekers van bewoners en ondernemers en werknemers laten parkeren op de gewenste plaatsen;
  • Een betaalbare en eerlijke verdeling van de schaarse beschikbare openbare ruimte voor elke categorie parkeerder (in de volgorde: bewoner, bezoeker/klant en werknemer);
  • Streven naar geconcentreerde grote parkeerlocaties en dubbel ruimtegebruik waar mogelijk (de juiste plaats voor de juiste prijs voor alle groepen);
  • Oplossingen bieden voor huidige en toekomstige parkeer- en bereikbaarheidsproblemen;
  • Betere geleiding automobiliteit en parkeerdruk beter spreiden;
  • Verminderde groei van de automobiliteit en autogebruik.
3.3.7.2 Parkeernormering (motorvoertuigen)

Hengelose parkeernormen behoren ook tot het in december 2008 door de gemeenteraad vastgestelde parkeerbeleid. De parkeernormering is gebaseerd op de parkeerkencijfers zoals deze landelijk zijn uitgegeven door het kennis instituut CROW. De parkeerkencijfers zijn gedifferentieerd naar stedelijkheidsgraad/stadsomvang en stedelijke zone. Binnen de beschikbare en relatief grote bandbreedte van deze kencijfers is voor de Hengelose situatie een keuze gemaakt voor parkeernormen per stedelijke zone (centrum, schil of rest kom), functie en aandeel bezoekers. Voor veel functies is binnen die totale bandbreedte de gemiddelde waarde genomen van de CROW parkeerkencijfers en, na de benodigde parkeeronderzoeken, tot Hengelose norm verheven.

De parkeernormering vormt geen onderdeel van de in 2010 door de gemeenteraad vastgestelde nota Evaluatie parkeerbeleid en blijft derhalve gehandhaafd.

Niet alle functies staan vermeld in de Nota Autoparkeren (Bijlage 3, Parkeernormen 2009), alleen de belangrijkste en meest relevante. De lijst voor 'alle functies' zou veel te lang worden en is eigenlijk nooit compleet. Het samenstellen van normen voor specifieke functies en/of bijzondere of afwijkende situaties en/of op bijzondere locaties komt meer voor in Hengelo. Voor de grote en bijzondere functies op bijvoorbeeld meer perifere locaties is een dergelijke maatwerk benadering wenselijk.

3.3.7.3 Evaluatie

Om de hiervoor beschreven doelen te realiseren is destijds aan deze Nota Autoparkeren voor de periode van vijf jaar een groot pakket aan (beleids)maatregelen gekoppeld. Een aantal van die (beleids)maatregelen zijn op verzoek van het college in 2010 reeds (tussentijds) geëvalueerd en op enkele onderdelen beleidsmatig bijgestuurd. In oktober 2010 is de nota Evaluatie parkeerbeleid door de gemeenteraad vastgesteld.

Er is veel discussie geweest over een aantal maatregelen die getroffen zijn uit de in december 2008 door de raad vastgestelde Nota Autoparkeren 2008 – 2012., zoals het betaald avondparkeren en het invoeren van betaald parkeren in de schilwijken. Er is dan ook een evaluatie uitgevoerd naar het parkeerbeleid. Het beleid is met name gewijzigd voor de parkeerregulering in de schilwijken. Uit de evaluatie blijkt dat er weinig draagvlak is voor het invoeren van betaald parkeren in de schilwijken. De verwachting is dat er meer draagvlak is voor blauwe zones als reguleringsvorm in de schil. Alhoewel een blauwe zone fraude gevoeliger is dan betaald parkeren is het een reguleringsvorm die momenteel redelijk tot goed functioneert in Hengelo en goed zou passen in de schilwijken rondom de binnenstad. In de huidige blauwe zones worden de ontheffingen gratis verstrekt. Met de invoering en het goed laten functioneren van een blauwe zone zijn kosten gemoeid, zoals handhaving en uitgifte van ontheffingen. Het verstrekken van gratis ontheffingen is dan ook niet meer haalbaar. Zowel voor de nieuwe als bestaande blauwe zones zullen ontheffingen worden verstrekt tegen betaling. Gekozen wordt voor vraagvolgend beleid in de schilwijken. Dit betekent dat bewoners zelf initiatief moeten nemen voor het aanvragen van een blauwe zone in hun wijk waarbij een meerderheid voorstander moet zijn. Daarnaast is het betaald avondparkeren afgeschaft. Ook hiervoor was nagenoeg geen draagvlak.

3.3.8 Uitvoeringsnota Fietsen (2003-2006) en fietsactieplan (2015-2018)

Algemeen

Het bevorderen van het fietsgebruik heeft een hoge prioriteit binnen het gemeentelijke verkeers- en vervoersbeleid. In de beleidsnota Fietsen (1993) staat het gemeentelijke fietsbeleid nader omschreven. In de "Uitvoeringsnota Fietsen 2003-2006" zijn beleidsvoornemens nader uitgewerkt tot een breed pakket van concrete maatregelen met als doel het fietsklimaat in Hengelo te verbeteren. Speerpunten hierin zijn: het verbeteren van de belangrijkste fietsroutes naar het centrum van de stad (stadsfietsroutes), het fietsvriendelijker maken van verkeersregelinstallaties en de verbetering van het fietsparkeren.

Fietsactieplan (2015-2018)

Om de ingezette koers van bovenvermelde vast te houden en om minder sterke punten in het Hengelose fietsklimaat te verbeteren, is het Fietsactieplan 2015-2018 opgesteld. Maar ook omdat maatregelen uit het uitvoeringsplan inmiddels zijn uitgevoerd, benoemt het Fietsactieplan een vervolg pakket aan acties en maatregelen tot en met 2018. Actuele thema's zoals fietsveiligheid, fietsparkeren in de binnenstad en de nog ontbrekende schakels op de fietssnelweg F35 hebben prioriteit.

3.3.9 Nota Duurzaam Veilig (2001)

Op het gebied van verkeersveiligheid conformeert de gemeente Hengelo zich aan de afspraken die de gezamenlijke wegbeheerders in 1997 hebben gemaakt, welke zijn vastgelegd in het overheidsprogramma "Startprogramma Duurzaam Veilig". In de gemeentelijke nota Duurzaam Veilig (2001) zijn de maatregelen vertaald naar de Hengelose situatie.

Fase I van deze nota wordt gekenmerkt door het realiseren van een duurzaam veilig wegennet en is zo goed als afgerond. Verder is de aanpak van VerkeersOngevallen Concentraties (VOC) een belangrijk middel in de strijd tegen de verkeersonveiligheid. Verkeersongevalpunten in de stad worden bij deze aanpak onderzocht en aangepakt. Jaarlijks worden de VOC's geactualiseerd.

In Fase II zijn verkeerseducatie en gedragsbeïnvloeding terugkerende onderwerpen. De verkeerseducatieprogramma's die in de provincie en in Hengelo worden uitgevoerd, komen onder andere voort uit de CROW-KpVV toolkit 'permanente verkeerseducatie' en staan opgenomen in een geprioriteerde gedrags- en educatielijst. De programma's zijn onderverdeeld naar de verschillende doelgroepen en leeftijdscategorieën en worden jaarlijks opnieuw opgesteld.

Een belangrijke bijdrage in de uitvoering van verkeersveiligheidscampagnes wordt in Hengelo al jaren achtereen geleverd door de vrijwilligers van VVN. In hun werkplan worden jaarlijks activiteiten en projecten beschreven die de afdeling Hengelo wil initiëren en uitvoeren. De nadruk van de projecten is gericht op educatie en gedragsbeïnvloeding.

Omdat verkeersveiligheid duurzaam dient te zijn, vereist het een integrale benadering. Andere beleidsterreinen zoals ruimtelijke ordening, mobiliteit, infrastructuur, voorlichting, onderwijs en welzijn beïnvloeden de verkeersveiligheid.

3.3.10 Detailhandel Hengelo 2006 - 2016, geactualiseerde beleidsvisie 2012

Het doel van de Detailhandelsvisie Hengelo 2006-2016, geactualiseerde beleidsvisie 2012, is het scheppen van een beleidskader voor detailhandel. Het is een document waarin gewenste toekomstige ontwikkelingen staan en het geeft het kader voor ontwikkelingen aan. Het biedt detailhandelsondernemingen en andere marktpartijen duidelijkheid over de ontwikkelingsrichting. In de geactualiseerde beleidsvisie zijn de uitgangspunten uit 2006 bevestigd en verder aangescherpt.

Hengelo heeft op het gebied van detailhandel een aantal ambities. Deze ambities zijn onderverdeeld in een drietal winkelmotieven: dagelijks winkelen, recreatief winkelen en doelgericht winkelen.

3.3.10.1 Dagelijks winkelen

Hengelo kent een structuur van wijkwinkelcentra, buurtwinkelcentra en solitaire supermarkten. Voor de leefbaarheid in de wijken is het van belang dat er dicht bij huis boodschappen gedaan kan worden. Hierbij past een evenwichtige spreiding van het aanbod over de stad.

Clustering van functies binnen wijken en buurten geniet de voorkeur. Dit is de wijze waarop zowel een supermarkt als aanvullende bewinkeling resulteren in het beste voorzieningenniveau voor de wijk en/of buurt.

3.3.10.2 Recreatief winkelen

De binnenstad is de huiskamer van Hengelo en het belangrijkste recreatieve winkelgebied in Hengelo waar mensen langer gaan verblijven.

In de binnenstad moet men aangenaam willen verblijven. Er moet een juiste afstemming van functies zijn, ook horeca, wonen en cultuur zijn belangrijke ingrediënten. Door onder andere te investeren in sfeer, veiligheid, inrichting en beeldkwaliteit kan de bezoeker langer worden gebonden.

3.3.10.3 Doelgericht winkelen

Winkels voor gericht non-food aankopen kunnen zich vestigen in de clusters Plein Westermaat (regionale functie), Westermaat Zuidwest en Noordelijke Spoorzone.

Perifere detailhandel vindt plaats in de genoemde clusters en uitbreiding is slechts in uitzonderingsgevallen mogelijk. Er wordt geen reguliere detailhandelsactiviteiten toegestaan als zogenaamde nevenactiviteit. Hier kan onvoldoende grip op worden gehouden en de gemeente wil inzetten op clustering.

3.3.10.4 Detailhandels beleid in relatie tot het plangebied

Binnen het plangebied ligt geen aangewezen winkelcluster voor het dagelijkse winkelen. Er is wel sprake van verspreide detailhandel in de wijk en met name langs de majeure invalswegen. De verspreide winkels in de wijken vergroten de levendigheid in de wijk of buurt, maar kunnen ook kwetsbaar zijn vanwege hun vaak solitaire ligging. Wij proberen daarom in de toekomst de winkels zoveel mogelijk te concentreren bij cluster in wijken en buurten. Zodoende kunnen winkels elkaar versterken en zo een hogere economische levensvatbaarheid nastreven. De aanwezige commerciële panden kennen zoveel mogelijk een gemengde bestemming zodat panden –bij het vervallen van de winkelfunctie- ook een andere invulling kunnen krijgen.

3.3.11 Horecavisie en beleid Hengelo 2016 (2017)

Met de in juli 2017 vastgestelde "Horecavisie Hengelo 2016" wil de gemeente de horeca in de binnenstad versterken door een kwalitatieve versterking van het aanbod en het creëren van een aantrekkelijk verblijfsklimaat. De horeca vormt een belangrijke spil in de aantrekkelijkheid van de binnenstad. Horeca moet goed functioneren met andere functies in de binnenstad en de sfeer en de kwaliteit van de openbare ruimte en het straatbeeld versterken. Doordat horeca combinatiebezoeken aan de binnenstad kan stimuleren kan de bezoekduur van de consument aan de binnenstad worden verlengd.

In de binnenstad is er beperkt ruimte voor toevoeging voor goede daghoreca als ondersteuning voor de overige functies in de binnenstad. Daarnaast is het belangrijk dat het bestaande aanbod wordt verbreed en verbeterd.

Door veranderend gedrag van consumenten wordt er anders geconsumeerd en niet langer alleen in horeca zaken. De ruimtelijke gevolgen hiervan zijn dat er een vergaande branchevervaging plaatsvindt tussen met name horeca en retail. In de horecavisie zijn daarom verschillende vormen van horeca en ondergeschikte vormen van horeca in een andere hoofdactiviteit beschreven.

Door een ruimtelijke clustering van verschillende soorten horeca in de binnenstad wil de gemeente de horeca ondernemer maximaal faciliteren en de samenhang binnen het functie gebruik versterken en de evt. spanningen tussen verschillende functies minimaliseren.

De nachthoreca is in de horecavisie geconcentreerd rond de Pastoriestraat en de Willemstraat en de dag- en avondhoreca rond het Burg. Jansenpleln. De winkelondersteunende horeca zoals lunchrooms en eetcafés zijn verspreid over de gehele binnenstad. Op deze manier vullen de verschillende functies in de binnenstad elkaar aan en versterken ze elkaar.

In de wijken en buurten is er sprake van een verspreide ligging van horeca. De horeca moet hier aansluiten bij de verzorgingsfunctie; (dag)horeca in winkelcentra, snackbar, chinees of buurtcafé. Uitbreidingsmogelijkheden van nieuwe horeca zijn er niet of beperkt mogelijk. Uitbreidingsruimte is in eerste instantie gericht op bestaande horecafuncties.

Er zijn geen mogelijkheden voor (mega)discotheken buiten het centrum.

3.3.12 Nota Wijkeconomie Hengelo 2012 - 2015

In de Nota Wijkeconomie wordt het beleid weergegeven ten aanzien van het werken in de wijk, de wijkeconomie.

Een goede economie is belangrijk voor de stad. Hengelo wil de economie in de stad behouden en versterken. Ze wil een goed vestigingsklimaat bieden voor bedrijven en werkgelegenheid stimuleren. Daarnaast wil ze stimuleren dat er ruimte komt voor starters en creatieve ondernemers.

Een groot deel van de economie van de stad vindt in de wijken plaats. In Hengelo is 70% van de bedrijven in de wijken gevestigd. Naar verwachting wordt wijkeconomie steeds belangrijker. Wijkeconomie draagt bij aan de economische vitaliteit, veiligheid en leefbaarheid van de wijk. Het gaat hierbij vooral om bedrijven van zelfstandige ondernemers zonder personeel die het wonen combineren met werken of hun bedrijf starten vanuit huis. De wijk fungeert daarmee als broedplaats voor ondernemerschap. Bedrijven ontstaan in de wijk en groeien van daaruit verder. Wijkeconomie stimuleert daarmee de werkgelegenheid.

3.3.12.1 Ambitie en doelen

Hengelo heeft de volgende ambitie met betrekking tot wijkeconomie:
Hengelo heeft vitale wijken waarin ruimte is voor ondernemerschap en waarin werkgelegenheid wordt gestimuleerd.

Deze ambitie is vertaald naar de volgende doelen:

  • Stimuleren van werkgelegenheid in de wijken
  • De wijk als broedplaats voor ondernemerschap
  • Vitale wijken (levendig en multifunctioneel)
3.3.12.2 Plan van aanpak

Om deze doelen te bereiken gaat het vooral om het stimuleren en faciliteren van ondernemerschap in de wijk. Natuurlijk met behoud van de leefbaarheid in de wijk. We zetten hierbij in op twee strategische lijnen: huisvesting en het ondersteunen en stimuleren van ondernemerschap.

De huivestingslijn gaat met name om de ruimtelijke fysieke omgeving van bedrijven. Functiemenging is onlosmakelijk verbonden met wijkeconomie. De gemeente wil de mogelijkheden voor functiemenging verruimen, maar dat mag niet ten koste gaan van de leefbaarheid in de wijk. Maar dit betekent ook aandacht voor bedrijfsruimte in nieuwe ontwikkelingen, stimuleren van combinaties wonen en werken en de regels hiervoor vereenvoudigen. Daarnaast richt de gemeente zich op het ondersteunen en stimuleren van ondernemerschap door onder meer begeleiding van startende ondernemers en het intensiveren van het accountmanagement voor ondernemers in de wijk.

3.3.13 Nota Archeologie 2010

Met het zogeheten Verdrag van Malta, dat Nederland 15 jaar geleden ondertekende, beloofden de lidstaten van de Raad van Europa zich in te spannen om het archeologisch erfgoed in Europa beter te beschermen. Reden voor deze zorg: het archeologisch erfgoed in heel Europa dreigde te worden vernietigd door een steeds grotere economische welvaart. Na ondertekening begon voor Nederland een lange mars naar de vertaling in wetgeving, die uiteindelijk in 2007 werd afgerond met de inwerkingtreding van de Wet op de archeologische monumentenzorg (Wamz). Met de vaststelling van de Wamz is formeel het moment aangebroken dat we in ons land niet meer vrijblijvend kunnen omgaan met het archeologisch erfgoed. De Wamz is formeel vastgelegd in de Monumentenwet 1988, die per 1 juli 2016 is komen te vervallen. Een deel van de wet is op deze datum overgegaan naar de Erfgoedwet. Het deel dat betrekking heeft op de besluitvorming in de fysieke leefomgeving gaat over naar de Omgevingswet, wanneer deze (naar verwachting) in 2019 in werking treedt. Vooruitlopend op de datum van ingang van de Omgevingswet zijn deze artikelen te vinden in het Overgangsrecht in de Erfgoedwet, waar ze ongewijzigd van toepassing blijven zolang de Omgevingswet nog niet van kracht is.

De Erfgoedwet introduceert in de archeologie het beginsel van 'de verstoorder betaalt'. De kwaliteit van uitvoerende archeologische werkzaamheden is geregeld door een vergunningenstelsel. Uitgangspunt van de Erfgoedwet is om archeologische sporen van waarde in de bodem te laten zitten. Archeologen spreken dan over 'behoud in situ'. De wet verbiedt het verrichten van opgravingen, tenzij een partij over een opgravingvergunning beschikt. In de Erfgoedwet staat verder precies beschreven wie de eigenaar is van de opgegraven archeologische vondsten, waar vondstmateriaal moet worden opgeslagen en aan wie welke opgravinginformatie moet worden gemeld. Verder kent de wet bepalingen over wanneer er als gevolg van opgravingen schadevergoeding mogelijk is etc.

Door de Erfgoedwet heeft de gemeente extra taken. Zij moet laten zien hoe zij rekening houdt met mogelijke archeologische waarden wanneer een nieuw bestemmingsplan wordt opgesteld of een bestaand bestemmingsplan wordt aangepast dan wel daarvan vrijstelling wordt verleend. Dit geeft de gemeente de mogelijkheid om bij het afgeven van bouw-, aanleg- en sloopvergunningen archeologische eisen te stellen. Dat is overigens alleen mogelijk als daarvoor een juridische basis aanwezig is in het bewuste bestemmingsplan. Met de invoering van de Erfgoedwet zal op veel momenten van de gemeente een oordeel worden verwacht over de omgang met archeologische waarden of vondsten.

Een gemeentelijk beleidsplan biedt de mogelijkheid om al die beslissingen over archeologie in een integraal kader te plaatsen en daar vervolgens op een samenhangende manier een invulling aan te geven. Het voorkomt een reeks dure ad hoc beslissingen en vervelende verrassingen tijdens geplande bodemingrepen.

Verantwoord beheer van het cultuurhistorisch erfgoed in de gemeente Hengelo begint met het inzichtelijk maken waar en wanneer met het bodemarchief rekening dient te worden gehouden. De behoudsdoelstelling staat daarbij in principe voorop. Zijn behoud en bescherming van archeologische relicten niet realiseerbaar dan dienen deze op deskundige wijze onderzocht en gedocumenteerd te worden. Deze uitgangspunten betekenen dat het noodzakelijk is een aantal beleidsregels te formuleren om archeologiegevoelige gebieden in alle ruimtelijke plannen en projecten op te nemen en waar mogelijk te ontzien.

Archeologische beleids- en verwachtingenkaart 2018

Ter ondersteuning van het gemeentelijk beleid heeft RAAP Archeologisch Adviesbureau in opdracht van de gemeente Hengelo in 2010 een archeologische verwachtingen en advieskaart vervaardigd. Deze kaart maakt voor het grondgebied van de gemeente inzichtelijk waar archeologische resten zich (kunnen) bevinden. De kaart biedt inzicht in de bestaande archeologische toestand van zowel het landelijke als het bebouwde gebied van de gemeente Hengelo. Dit inzicht is nodig om in de beleidsuitvoering een weloverwogen omgang met archeologie te bereiken.

Op 13 februari 2018 heeft de raad de geactualiseerde beleids- en archeologische verwachtingenkaart vastgesteld. Aan de op de kaart vlakdekkend weergegeven verwachtingszones zijn beleidsadviezen gekoppeld. Uitgangspunten voor de adviezen zijn de beleidskaders zoals deze op de verschillende overheidsniveaus zijn geformuleerd en het besluitvorming- en archeologisch onderzoekstraject zoals beschreven in het Handboek Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie. In deze beleidsnota zijn de aan de verwachtingenkaart gekoppelde beleidsadviezen onverkort overgenomen. De kaart gaat vergezeld van een rapportage (2010), met een methodische en inhoudelijke toelichting op de archeologische verwachtingen en advieskaart van de gemeente Hengelo. Het rapport bevat als bijlage een catalogus van de in de gemeente voorkomende archeologische monumenten alsmede een vindplaatsencatalogus waarmee een zo volledig mogelijk overzicht wordt geboden van archeologische waarnemingen die in het verleden binnen de gemeente zijn gedaan.

Over de wijze waarop in voorliggend bestemmingsplan wordt omgegaan met het aspect archeologie wordt verwezen naar paragraaf 4.3.

3.3.14 Erfgoedverordening (2018)

Op 13 februari 2018 heeft de gemeenteraad de 'Erfgoedverordening 2018' Gemeente Hengelo vastgesteld. Met de Erfgoedverordening 2018 kan de gemeente gemeentelijke (archeologische) monumenten, beschermde gezichten en gebieden aanwijzen. In het belang van de archeologische monumentenzorg kan de gemeenteraad bij verordening regels stellen aan onderzoek in het kader van het doen van opgravingen, of vaststellen in welke gevallen afgezien wordt van nader archeologisch onderzoek of het opleggen van de verplichting daartoe.

Indien de verordening betrekking heeft op een gebied waarvoor een bestemmingsplan is vastgesteld blijft die verordening van kracht voor zover zij niet in strijd is met dat bestemmingsplan. De verordening ontslaat de gemeente niet van de plicht om archeologie en bij wijziging Bro (Besluit ruimtelijke ordening) alle cultuurhistorische waarden integraal te betrekken bij vaststelling van een nieuw bestemmingsplan, alsmede een partiële herziening. Gemeenten hebben daarnaast ook de mogelijkheid met een paraplubestemmingsplan aanvullende regeling inzake de gemeentelijke culturele erfgoedwaarden te treffen op bestaande bestemmingsplannen.

De Erfgoedverordening 2018 is ingegaan op 1 maart 2018.

3.3.15 Gemeentelijke Nota Geluid (2015)

De doelstellingen van het gemeentelijke geluidbeleid uit de nota zijn:

  • Bijdragen aan het realiseren van een goed woon- en leefklimaat in Hengelo;
  • Handvat voor milieuvergunningen, maatwerkvoorschriften, evenementen en APV-vergunningen/ontheffingen;
  • Handvat voor geluidambities bij ruimtelijke planvorming en het zonodig vaststellen van hogere geluidgrenswaarden;
  • Verantwoording van de inzet van middelen om de geluidsituatie positief te beïnvloeden.

De nota geluid geeft aan hoe de gemeente Hengelo dit gestructureerd, volgens een vaste systematiek, wil aanpakken. Er is een gebiedsgerichte benadering. Hiertoe zijn in Hengelo vijf gebiedstypen onderscheiden; 1) Wonen, 2) Binnenstad en winkelgebieden, 3) Industrie en bedrijven, 4) Buitengebied en stadsparken en 5) Verkeerszones. Per gebiedstype zijn geluidambities (ambitiewaarden) en maximaal toegestane waarden (plafondwaarden) vastgelegd. Geluidsaspecten worden zoveel mogelijk in de initiatieffase van de ruimtelijke planontwikkeling betrokken, waarbij zoveel mogelijk de volgorde wordt aangehouden: eerst bronmaatregelen, dan overdrachtmaatregelen en dan pas maatregelen bij de ontvanger. Dit betekent o.a. dat waar nodig en mogelijk stillere wegdektypen worden toegepast. Als bronmaatregelen en/of overdrachtmaatregelen onvoldoende resultaat hebben, kan geluidbelasting tot maximaal de plafondwaarde voor het betreffende gebiedstype worden toegestaan onder de voorwaarde dat er sprake is van voldoende (akoestische) compensatie. Ook bij verkeersplannen wordt uitdrukkelijk rekening gehouden met effecten van geluid.

Bij functieveranderingen, zoals de omvorming van een kantoorgebouw naar woonfunctie, geldt op grond van het Bouwbesluit 2012 als geluidwerings-eis het "rechtens verkregen niveau". In veel gevallen geeft dit, naar de maatstaven van het geluidbeleid, onvoldoende waarborgen dat een acceptabel woon- en leefklimaat wordt verkregen. Het geluidbeleid geeft criteria om te beoordelen welke geluidwerende maatregelen nodig zijn om wel een goed woon- en leefklimaat te waarborgen.

3.3.16 Bodembeleid

De (milieuhygiënische) bodemkwaliteit moet geschikt zijn voor de gewenste bestemming. De eisen die aan de bodemkwaliteit worden gesteld verschillen per bestemming. Voor Wonen gelden bijvoorbeeld strengere normen dan voor Industrie. Een bodemverontreiniging hoeft niet altijd belemmerd te zijn voor het opnemen van een (woon)bestemming en het is niet nodig om elke bodemverontreiniging weg te nemen.

Op grond van (bedrijfs)activiteiten in het verleden kan een locatie verdacht zijn op het voorkomen van bodemverontreiniging. Voor de totstandkoming van een bestemmingsplan worden de verdachte locaties geïdentificeerd en wordt geïnventariseerd of er (aanvullend) bodemonderzoek noodzakelijk is. Na vaststelling van het bestemmingsplan kan een bodemonderzoek nog wel nodig zijn bij het aanvragen van een omgevingsvergunning.

Het Hengelose bodembeleid is afgestemd met andere Twentse gemeenten en richt zich op behoud van de goede bodemkwaliteit in de regio. Dit beleid is beschreven in de Nota bodembeheer. De bodemkwaliteitsnormen zijn afgestemd op de locatiespecifieke kenmerken in Hengelo en zijn onderverdeeld in de klassen: Schoon, Wonen met tuin, Stedelijk wonen, Tuindorp en Industrie. Voor elke klasse zijn lokale maximale waarden bepaald die vastliggen in de bodemkwaliteitskaart. De bodemkwaliteitskaart geldt net als meer verordeningen ed naast het bestemmingsplan (voor grondverzet met name).

3.3.17 Welstandsnota

Op 1 februari 2018 is de aangepaste welstandsnota in de gemeente Hengelo vastgesteld. Deze nota biedt het toetsingskader voor de welstandsbeoordeling van bouwaanvragen met het doel de welstandsaspecten voor de burger inzichtelijker te maken. Het toetsingsniveau is gedifferentieerd, dat wil zeggen: streng waar nodig, soepel waar mogelijk. Waar veel mensen verblijven (bijvoorbeeld de binnenstad) of waar cultureel erfgoed aanwezig is (bijvoorbeeld Tuindorp 't Lansink) daar wordt streng getoetst. In woonwijken en andere delen van de stad waar weinig mensen verblijven wordt soepel of zelfs niet meer getoetst aan de welstandscriteria (sommige industrieterreinen). Om dit te realiseren zijn vier toetsingsniveaus ingevoerd: Behoud door ontwikkeling (voor monumenten), welstandsniveau hoog, welstandsniveau middel en welstandsvrij. De welstandscriteria zijn afgestemd op de stedenbouwkundige typologieën van de bebouwing. Elke bouwstijl heeft zo zijn eigen specifieke karakter en de toetsingsregels zijn hier op afgestemd. De toetsing heeft betrekking op situering hoofdvorm, gevelaanzichten (niveau middel) en materiaal- kleurgebruik en detaillering. Het bestemmingsplan regelt de massa (hoogtes)en de locatie van de massa (rooilijnen). Voor sommige bouwplannen/ locaties worden zogenaamde 'ontwikkelcriteria' vastgesteld (beeldkwaliteitseisen) inclusief toetsingsniveau.

Naast de nota zijn twee verschillende kaarten van toepassing; een met de stedenbouwkundige typologieën en ontwikkelcriteria en een met het toetsingsniveau.

3.3.18 Beleidsnota Cultureel Erfgoed 2014-2022

Cultureel erfgoed is tegenwoordig meer dan alleen de monumenten. Archeologie, funerair erfgoed, religieus en agrarisch erfgoed, maar ook cultuurlandschappen maken onderdeel uit van het culturele erfgoed.

We bedoelen dan het culturele erfgoed in de ruimtelijke en gebiedsgerichte zin. De vernieuwde monumentenzorg richt zich op voorkantsturing, kennisvergaring, analyse en cultuurhistorische afweging vooraf in planprocessen.

Vanaf 2010 heeft de modernisering in de monumentenzorg voor nieuwe inzichten gezorgd: van behoud en conservering naar behoud door ontwikkeling. Herbestemming is hierbij het toverwoord in deze tijd van toenemende leegstand. Herbestemming is algemeen goed geworden en nu, anno 2017, vindt er een verschuiving plaats naar behoud door bewustwording.

De gemeente Hengelo vindt haar cultureel erfgoed belangrijk en wil haar kernkwaliteiten in de toekomst behouden. Hengelo is in het heden en verleden stad van verbindingen, de centrale plek in deze regio: het spoorwegnetwerk en de postweg van Deventer naar Münster liepen via Hengelo. De voormalige E8 die via de Deldenerstraat en de Europatunnel werd verbonden met het industriële hart van de stad.

Nu zijn Hart van Zuid en het Twentekanaal als drukke transportader hier het bewijs van. Hengelo; hart van Twente! Hengelo is de stad van het industriële erfgoed, zoals Tuindorp 't Lansink, maar zeker ook stad van de wederopbouwperiode. Het is nu juist deze wederopbouwperiode waar het Rijk al zijn aandacht aan besteedt. De bouwwerken uit deze periode staan onder grote druk, terwijl ze de basis hebben gevormd voor de nieuwe welvaartsstaat van na de Tweede Wereldoorlog. Dat Hengelo hoog scoort met twee belangrijke wederopbouwgebieden (binnenstad en Klein Driene) en drie rijksmonumenten (stadhuis, Europatunnel en Raphaëlkerk) bewijst dat de gemeente Hengelo nog iets bijzonders in handen heeft wat onze identiteit versterkt: Hengelo; wederopbouwstad van nationaal belang!

3.3.19 Prostitutiebeleid (2005)

Ter voorkoming van het telkens moeten maken van een individuele en integrale ruimtelijke beoordeling en ter bevordering van eenduidige besluitvorming heeft het college in 2005 een ruimtelijk afwegingskader voor de vestiging van seksinrichtingen vastgesteld. In dit afwegingskader zijn criteria opgesteld voor de beoordeling van een verzoek tot vestiging van een nieuwe seksinrichting, respectievelijk de verplaatsing van bestaande seksinrichtingen. Deze criteria kunnen een rol spelen bij de vraag of een exploitatievergunning voor een seksinrichting geweigerd kan worden. Ook kunnen de criteria een rol spelen indien de gemeentelijke medewerking vereist is in die gevallen waarin het bestemmingsplan de vestiging van een seksinrichting niet toestaat, in de vorm van een vrijstelling of een herziening van een bestemmingsplan. De ruimtelijke criteria kunnen ten slotte ook een rol spelen bij de wijze waarop bestaande seksinrichtingen in een bestemmingsplan worden bestemd. De vestigingen van de huidige seksinrichting blijven weliswaar toegestaan, maar vallen onder overgangsrecht. Dat betekent dat zodra de huidige exploitanten de exploitatie van die seksinrichting beëindigen, voortzetting daarvan niet meer mogelijk zal zijn, tenzij deze (op de nieuwe vestigingslocatie) voldoen aan de genoemde criteria.

3.3.20 Handhavingsprogramma 2017

Op basis van de Wabo wordt jaarlijks een handhavingsprogramma vastgesteld. Hierin wordt voor o.a. het taakveld "bouwen" van de afdeling Handhaving de prioriteiten aangegeven. Het accent is komen te liggen op veiligheid (constructieve- en brandveiligheid). Voor wat betreft het toezicht op overtredingen van de voorschriften uit dit bestemmingsplan moet worden opgemerkt dat geen object- en gebiedsgericht toezicht wordt uitgevoerd. Er wordt enkel gecontroleerd wanneer hiervoor een duidelijke aanleiding is zoals een klacht of een handhavingsverzoek.

Op basis van de missie en visie kunnen de belangrijkste uitgangspunten van het handhavingsprogramma als volgt worden samengevat:

  • 1. De primaire verantwoordelijkheid voor de kwaliteit van (ver)bouwen, slopen en gebruik (t.o.v. het bestemmingsplan) ligt bij de burgers, bedrijven en instanties dan wel de partijen die namens hen optreden (zoals bedoeld in artikel 1a en 1b van de Woningwet).
  • 2. De gemeente beziet of die verantwoordelijkheid voldoende wordt genomen en onderneemt acties op basis van ingeschat risico en wettelijke voorschriften.
  • 3. De gemeente heeft een vangnet- en bewakersfunctie op het gebied van de bouwregelgeving.
  • 4. De vangnet- en bewakersfunctie is gekoppeld aan kernbepalingen; onderdelen van wet- en regelgeving met een groot maatschappelijk belang. Deze kernbepalingen zijn bij de aannemelijkheidstoets leidend. Met deze onderdelen van de wet- en regelgeving valt niet te sjoemelen. De gemeente ziet hierop consequent, onafhankelijk en objectief toe.
  • 5. De kernbepalingen moeten een bepaalde basiskwaliteit waarborgen zodat onaanvaardbare risico's tot een minimum worden beperkt.
  • 6. De gemeente hecht vanuit de regelgeving veel waarde aan veiligheid, gezondheid, duurzaamheid en ruimtelijke kwaliteit. Hier liggen wat haar betreft de accenten van de werkzaamheden en bevinden zich de kernbepalingen.
  • 7. De gemeente wil proactief, preventief, planmatig, probleemoplossend optreden.
3.3.21 Conclusie gemeentelijk beleid

Het bestemmingsplan past binnen de vastgestelde beleidskaders.

Hoofdstuk 4 Randvoorwaarden

4.1 Watertoets

4.1.1 Keur

Met de ondertekening van de Startovereenkomst 'Waterbeheer in de 21e eeuw' is in februari 2001 de watertoets in het leven geroepen. De watertoets is met ingang van 1 november 2003 wettelijk verplicht voor onder andere bestemmingsplannen. Het Waterschap Vechtstromen streeft ernaar de formele watertoets te vergemakkelijken door al in een vroeg stadium van de planvorming een bijdrage te leveren.

Voor onderhavig plan is op 20 april 2017 een digitale watertoets uitgevoerd. Hieruit is gebleken dat er een normale watertoetsprocedure doorlopen moet worden.

Het keur van het waterschap Vechtstromen is van toepassing op:

  • De Elsbeek;
  • De Drienerbeek;
  • Vijver begraafplaats Oldenzaalsestraat;
  • Vijver M.A. de Ruyterlaan.

Die keur is als dubbelbestemming in voorliggend bestemmingsplan opgenomen met daarbij opgenomen een aantal voorwaarden bij het verlenen van een omgevingsvergunning zodat de belangen van het waterschap afgewogen kunnen worden bij elke ingreep binnen de zone van de keur.

4.1.2 Algemeen
  • Bij de keuze voor de locatie van het plangebied wordt rekening gehouden met de wateropgave en de eigenschappen van het watersysteem;
  • Bij het stedenbouwkundig plan moet notie worden genomen van het feit dat water van hoog naar laag stroomt. Water is daarmee ordenend voor het plan;
  • Per project moet in het overleg tussen gemeente en waterschap worden bezien of maatwerkoplossingen nodig en/of wenselijk zijn.
4.1.3 Afvalwater
  • Het afvalwater (het zwarte afvalwater van toilet, het grijze afvalwater van keuken, wasmachine en douche en het eventuele bedrijfsafvalwater) wordt afgevoerd naar de RWZI door middel van riolering.
4.1.4 Hemelwater
  • De afvoerpiek uit het plangebied door de toename van verhard oppervlak wordt afgevlakt door berging van hemelwater in wadi's of retentievijvers met een gedoseerde afvoer;
  • De norm voor de maximale hoeveelheid te lozen water bedraagt 2,4 l/sec.ha bij een maatgevende neerslaghoeveelheid van 40 mm in 75 minuten;
  • Het hemelwater wordt zo min mogelijk verontreinigd en komt ten goede aan het lokale water- of grondwatersysteem;
  • Zichtbare oppervlakkige afvoer van hemelwater heeft de voorkeur boven afvoer van hemelwater door buizen, vanwege het grotere risico op ongewenst lozingsgedrag en foutieve aansluitingen bij buizen;
  • Infiltratie van hemelwater in de bodem via een graspassage is de beste optie, omdat hiermee zuivering, retentie en grondwateraanvulling worden gerealiseerd;
  • Op kleine schaal kan dit goed door middel van individuele voorzieningen, op grotere schaal verdient de toepassing van wadi's de voorkeur;
  • Afvoer van hemelwater vindt bij voorkeur plaats via de reeks regenpijp - perceelsgootje - straatgoot - wadi;
  • Bij het ontwerp van het bouwwerk wordt een zodanig samenspel van dakvlakken, dakgoten, regenpijpen en perceelsgoten gekozen dat het water niet in riolen onder de grond hoeft;
  • Goede alternatieven in geval van nauwelijks verontreinigd hemelwater zijn regenwaterhergebruik op individuele schaal of directe oppervlakkige afvoer naar sloten of vijvers met retentievoorzieningen op grotere schaal;
  • In het geval van bedrijventerreinen met risico op vervuiling verdient hemelwaterafvoer via een verbeterd gescheiden rioolstelsel met retentievijvers de voorkeur;
  • Het ontwerp van een verbeterd gescheiden stelsel wordt afgestemd op het risico op verontreiniging van het verhard oppervlak en het uitgangspunt dat de afvoer van relatief schoon hemelwater naar de rwzi wordt geminimaliseerd.
4.1.5 Grondwater
  • Het grondwater wordt zoveel mogelijk aangevuld met schoon infiltrerend water;
  • Te hoge grondwaterstanden in natte winterperioden mogen worden beteugeld met drainage in de openbare weg en eventueel op de kavels zelf, mits dit niet leidt tot een permanente grondwaterstandverlaging in of buiten het plangebied;
  • De drainage voert af naar een wadi of naar oppervlaktewater; dus niet naar de RWZI;
  • Vochtoverlast door hoge grondwaterstanden wordt geminimaliseerd door te bouwen zonder kruipruimten en door kelders waterdicht te maken.
4.1.6 Oppervlaktewater
  • Bij de herinrichting van het oppervlaktewatersysteem zijn de benodigde afvoercapaciteit, de streefbeelden en de kwaliteitsdoelstellingen van het waterschap Vechtstromen leidend;
  • Het oppervlaktewater wordt liefst op fraaie wijze geïntegreerd in het stedenbouwkundig plan, zodanig dat het water beleefbaar is en goed te beheren.

Binnen het plangebied Vooroorlogse wijken is een gemengd rioolstelsel aanwezig. Waar mogelijk wordt bij ruimtelijke ontwikkelingen het hemelwater en het afvalwater gescheiden afgevoerd. Het hemelwater wordt zoveel mogelijk geïnfiltreerd en komt zo ten goede aan het grondwater. Waar mogelijk wordt het hemelwater afgevoerd naar de beken. Afvalwater wordt middels ondergrondse buizen getransporteerd naar de rioolwaterzuiveringsinstallatie. In het plangebied is sprake van hoge grondwaterstanden. Het oppervlaktewater zal daar waar dat mogelijk is weer zichtbaar worden gemaakt en natuurvriendelijker worden ingericht.

4.2 Flora en fauna

Vanaf 1 januari 2017 bestaat de Nederlandse natuurwetgeving uit de Wet Natuurbescherming (WNb). Deze wet vervangt drie wetten: de Natuurbeschermingswet 1998, de Boswet en de Flora- en faunawet. De bevoegdheid is bij de betreffende provincie of Omgevingsdienst, komen te liggen. De Wet Natuurbescherming bestaat uit drie onderdelen: de bescherming van Natura 2000-gebieden, de bescherming van soorten en hun leefgebieden, en de bescherming van houtopstanden.

4.2.1 Bescherming van Natura 2000 gebieden

Het dichtstbijzijnde Natura 2000-gebied Lonnekermeer is gelegen op ongeveer 2 kilometer afstand van het plangebied. Natura 2000 is een samenhangend netwerk van natuurgebieden in Europa. Natura 2000 bestaat uit gebieden die zijn aangewezen in het kader van de Europese Vogelrichtlijn en gebieden die zijn aangemeld op grond van de Europese Habitatrichtlijn. Voor alle gebieden gelden instandhoudingsdoelstellingen. De kern van de bescherming is dat deze instandhoudingsdoelstellingen niet in gevaar mogen worden gebracht.

4.2.2 Bescherming van soorten

In hoofdstuk 3 van de Wet Natuurbescherming is de aanwijzing en bescherming van planten- en diersoorten geregeld. Het gaat daarbij om het waarborgen dat het voortbestaan van soorten niet in gevaar komt en dat vaste rust- of verblijfplaatsen en groeiplaatsen niet worden vernield of verstoord. Hiertoe zijn in deze wet verbodsbepalingen opgenomen, zoals het verbod op het opzettelijk doden of verontrusten van dieren of het verbod op het plukken van planten. Daarbij is het "nee, tenzij" principe het uitgangspunt: er mag geen schade worden toegebracht aan beschermde dieren of planten tenzij dit uitdrukkelijk is toegestaan en daarbij zorgvuldig wordt gehandeld.

Bij elke ruimtelijke ontwikkeling moet worden getoetst of de beoogde activiteiten mogelijk negatieve gevolgen kunnen hebben voor in dat gebied voorkomende vaste rust- en verblijfplaatsen en/of de functionele leefomgeving van beschermde soorten. Wanneer dat het geval is moeten tijdig passende compenserende of mitigerende maatregelen worden getroffen, of dient het plan te worden aangepast om overtreding van verbodsbepalingen te voorkomen. Wanneer door maatregelen en/of eventueel planaanpassing negatieve gevolgen voor mogelijk aanwezige beschermde soorten niet of niet volledig kunnen worden voorkomen, moet een omgevingsvergunning 'met aanhaking Wet Natuurbescherming', of een ontheffing van de betreffende verbodsbepalingen worden aangevraagd bij het daartoe bevoegde gezag.

De bescherming van soorten gaat uit van de intrinsieke waarde van alle in het wild voorkomende dieren en planten. Daarom is in artikel 1.11 van de wet de zorgplicht opgenomen. De zorgplicht houdt in dat iedereen 'voldoende zorg' in acht moet nemen voor alle in het wild voorkomende dieren en planten en hun leefomgeving en voor Natura 2000-gebieden. Dat betekent dat iedereen naar redelijkheid nadelige effecten moet voorkomen, beperken of ongedaan maken, in die volgorde.

Aangezien het bestemmingsplan een beheersmatig karakter kent, worden negatieve effecten op beschermde plant- en diersoorten en de instandhoudingsdoelen van Natura-2000 gebieden niet verwacht.

4.3 Archeologie en cultuurhistorie

4.3.1 Algemeen

In deze paragraaf wordt aan de hand van inventarisaties ingegaan op de in het plangebied aanwezige archeologische en cultuurhistorische waarden in het bestemmingsplangebied.

4.3.2 Archeologische waarden in het plangebied

De gemeente Hengelo heeft een archeologische waardenkaart. Op de archeologische waardenkaart is aangegeven wat de kans is dat er archeologische vindplaatsen aanwezig zijn. Op de oostelijke zandgronden vertoont de verspreiding van archeologische resten uit de tijdspanne Laat Paleolithicum-Vroege Middeleeuwen een sterke relatie met een beperkt aantal geomorfologische en bodemkundige eenheden. Voor archeologische resten uit de Late Middeleeuwen en de Nieuwe tijd is een relatie met bepaalde landschappelijke eenheden minder duidelijk aanwezig. De verwachtingszones zijn vastgesteld na een analyse van bodemkundige, geomorfologische en historisch-topografische gegevens. Aan de hand daarvan is met behulp van kennis over het voorkomen van archeologische vindplaatsen in relatie tot de fysische ondergrond bepaald wat de kans is dat er vindplaatsen aanwezig zijn.

Het plangebied vormt een groot gebied waarin tussen circa 1900 en 1940 vooral woongebieden zijn ontstaan. Voorheen was het een hoofdzakelijk agrarisch gebied dat voor een aanzienlijk deel bestond uit essen (o.a. de Woolderes en de Hengelose Es in het westelijke deel van het plangebied). Deze essen zijn ontstaan op de hogere dekzandruggen in het landschap. Ook komen er kleinere dekzandruggen voor waarop ook oude bouwlanden met een esdek zijn ontstaan. Tussen de dekzandruggen lagen lagere gebieden met nattere vegetaties (broekgebieden en beekdalen) waarin de Drienerbeek de belangrijkste natuurlijke afvoer was, en er liggen dekzandvlaktes met dekzandwelvingen. Op de archeologische waardenkaart hebben de van nature hoger gelegen gebieden, waarop met name de essen zijn ontstaan, een hoge archeologische verwachtingswaarde. De lagere beekdalen en beekdalvlaktes hebben een lage archeologische verwachtingswaarde. De overige zones met dekzandwelvingsvlaktes hebben een middelhoge archeologische verwachtingswaarde.

afbeelding "i_NL.IMRO.0164.BP0100-0301_0009.png" Afbeelding 9: Uitsnede kaart archeologische verwachtingswaarde

Op de waardenkaart zijn ook oude erven aangeduid die in historische bronnen uit de late middeleeuwen (14e/15e eeuw) al vermeld werden. Uit archeologisch onderzoek blijkt dat in de omgeving van dergelijke oude erven, die nu verdwenen zijn, vaak de sporen van nog oudere voorgangers aanwezig zijn. Daarmee rekening houdend is er om die historisch bekende oude erven een attentiecirkel aangegeven waarbinnen een hoge verwachting geldt vanwege de grote kans op de aanwezigheid van sporen van oudere voorgangers van die erven. Hetzelfde geldt ook voor het voormalige Huis Hengelo, dat ook ooit is ontstaan vanuit een (adellijke) versterkte hoeve in de late middeleeuwen en het oude verdwenen kerkje op de begraafplaats aan de Bornsestraat waarvan in de directe omgeving ook oudere voorgangers aanwezig kunnen zijn.

Ter plaatse van enkele voormalige windmolens en een watermolen is tevens een attentiecirkel aangeduid, zij het dat die kleiner is omdat de locatie van deze objecten op historische kaarten is gebaseerd.

Op de kaart zijn ook locaties aangegeven waar archeologische vondsten zijn gedaan die in de landelijke database ARCHIS zijn geregistreerd. Verder zijn ook locaties aangeduid waar al archeologische onderzoeken zijn uitgevoerd en locaties waar de bodem in het (recente) verleden diep is afgegraven of omgezet.

WOII sporen: Voor de gemeente Hengelo is een inventarisatie uitgevoerd naar locaties waar conventionele explosieven uit de Tweede Wereldoorlog aanwezig kunnen zijn (CE-bodembelastingkaart (Riel Explosive Advice & Services Europe B.V., 2011) Ter plaatse van de aanduiding met de letter E moet een Duitse luchtafweerstelling hebben gestaan. Ter plaatse van de aanduiding met de letters W geeft het genoemde rapport geen toelichting. Omdat sporen en relicten uit WOII onder de monumentenwet ook als archeologische waarden aangemerkt kunnen worden dient ook hiermee rekening gehouden te worden en kan onderzoek nodig zijn.

4.3.3 Archeologische waarden in het bestemmingsplan

Het kan zijn dat er vanwege bodemingrepen archeologisch vooronderzoek nodig is. Of dit nodig is kan worden bepaald aan de hand van de archeologische waardenkaart en de vrijstellingen die gelden binnen de verwachtingszones. Bij bestemmingswijzigingen en omgevingsvergunningen moet hiermee rekening worden gehouden. Op de verbeelding van het bestemmingsplan zijn de verwachtingszones met een hoge en middelhoge verwachtingswaarde opgenomen met een dubbelbestemming. In de regels voor deze dubbelbestemming staat onder welke condities er archeologisch vooronderzoek nodig is.

4.3.4 Cultuurhistorie

Om een stabiele en meer structurele basis te geven aan de borging van cultuurhistorie in de ruimtelijke ordening, is per 1 januari 2012 aan artikel 3.1.6 van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) toegevoegd dat gemeenten bij het vaststellen van bestemmingsplannen niet alleen rekening moeten houden met cultuurhistorische waarden onder de grond (archeologische waarden), maar ook met waarden boven de grond. Dat betekent dat gemeenten een analyse moeten maken van de cultuurhistorie in een bestemmingsplangebied en daar conclusies aan moeten verbinden die in het bestemmingsplan verankerd worden.

Cultuurhistorische waarden omvatten meer dan alleen bouwhistorische objecten en monumenten waarop tot voorheen vaak alleen de aandacht lag in bestemmingsplannen. Door middel van een historisch-geografische inventarisatie dienen ook cultuurlandschappellijke structuren en elementen in beeld gebracht moeten worden, zoals oude infrastructuur, verkavelingsstructuren en elementen daarin zoals houtwallen, beeklopen en essen, en moet ook gedacht worden aan het stedenbouwhistorische karakter van wijken en gebieden. Belangrijk is om na te gaan wat het 'eigene' van een gebied is en om dat met al zijn elementen en structuren in beeld te brengen.

De resultaten van de inventarisatie worden gewogen, om een antwoord te geven op de vraag welke ruimtelijke ontwikkelingen in een gebied toelaatbaar worden geacht. Dit wordt vervolgens uitgewerkt binnen het instrument dat de burgers bindt: het bestemmingsplan.

4.3.5 Cultuurhistorische inventarisatie in het plangebied

Ten opzichte van de landelijke omgeving die binnen het plangebied bestond voorafgaand aan de stedelijke uitbreiding zijn weinig elementen uit de situatie van voor 1900 behouden gebleven. Wel kan gesteld worden dat de bebouwing zich in aanzienlijke mate organisch heeft ontwikkeld maar slechts enkele oude toegangswegen naar het oude dorp zijn daarbij nog terug te voeren op de situatie voor 1900. De eerste bebouwing in het plangebied ontstond veelal langs de van oudsher bestaande en belangrijke wegen zoals de Enschedesestraat, Oldenzaalsestraat, Bornsestraat, Deldenerstraat enz. Aan de rand van het centrum lagen, meestal temidden van parken, de onderkomens van fabrikanten en andere notabelen (zoals bij 't Tichelwerk en 't Wilbert). In de periode tot 1945 werd de stad stukje bij beetje uitgebreid. Men bouwde tegen het centrum aan (o.a. Dichtersbuurt) en verder langs de invalswegen (Indische buurt, stuk van 't Wilbert, gebied tussen Beukweg en Dennenbosweg, Elsbeek en Anninks- en Nijhofshoek). Op deze manier is het overgrote deel van het plangebied Vooroorlogse wijken ontstaan. Na de oorlog werden de lege ruimtes in het gebied opgevuld, waardoor het plangebied zijn definitieve vorm kreeg. Vanwege de afwezigheid van cultuurhistorische waarden gelden geen aanbevelingen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0164.BP0100-0301_0010.png" Afbeelding 10: Situatie rond 1900

4.3.6 Monumenten in het plangebied

In plangebied Vooroorlogse wijken 2016 (deel 2) bevinden zich de volgende monumenten:

Beukweg 92-94   gemeentelijk monument  
Dennenbosweg joodse begraafplaats   rijksmonument  
Oversteweg 2   gemeentelijk monument  
MA de Ruyterstraat 1   rijksmonument  
Onze lieve vrouwestraat 6   gemeentelijk monument  
Onze lieve vrouwestraat 8   rijksmonument  
Oldenzaalsestraat 347   gemeentelijk monument  
Oude Postweg 55-57   rijksmonument  
Mussenstraat 32   gemeentelijk monument  
Anninksweg 109-111   gemeentelijk monument  
Drienerparkweg 3   rijksmonument  
Grundellaan 18   gemeentelijk monument  
Grundellaan 19   gemeentelijk monument  
Grundellaan 23   gemeentelijk monument  

4.4 Milieu

Milieuhygiëne is een belangrijk onderdeel van ruimtelijke ordening. Het is van belang dat in het kader van een zorgvuldige en integrale afweging milieurelevante aspecten in beeld zijn gebracht. Om inzicht te verschaffen in de relevante milieuhygiënische aspecten is een milieuaspectenstudie gemaakt. Deze studie is als bijlage bij dit bestemmingsplan gevoegd en geeft aan hoe is omgegaan met bedrijven en hun zoneringen en diverse hinderaspecten die binnen de ruimtelijke ordening een rol spelen zoals gevaar, lucht en geluid. De samenvattende conclusie is in het bestemmingsplan opgenomen.

4.4.1 Bedrijven en milieuzonering

In en nabij het plangebied Vooroorlogse Wijken deel 2 bevinden zich enkele bedrijven die zwaarder zijn dan de hier over het algemeen inpasbaar geachte milieubelastingscategorie 1 of 2. Géén van deze bedrijven heeft dusdanige milieueffecten dat daarmee in het kader van het bestemmingsplan Vooroorlogse Wijken specifiek rekening gehouden moet worden.


In het kader van deze milieuaspectenstudie is onderzocht of rond de bedrijven van categorie 3 en 4 wordt voldaan aan de VNG- zoneringsafstand. Als wordt voldaan aan de zoneringsafstanden mag worden verondersteld dat het bedrijf inpasbaar is en de te stellen milieueisen geen knelpunt vormen. Indien niet aan deze gewenste zoneringsafstand wordt voldaan is de milieusituatie rond het betreffende bedrijf nader beschreven.

4.4.2 Geluid

De normstelling voor geluid is geregeld in de Wet geluidhinder. Deze geeft de normen voor industrielawaai, wegverkeerslawaai en railverkeerslawaai. Regels ter uitvoering van de Wet geluidhinder zijn vastgelegd in het Besluit geluidhinder. Luchtvaartlawaai is niet in de Wet geluidhinder, maar in de Luchtvaartwet geregeld.

Hierna worden de verschillende vormen van geluidbelasting achtereenvolgens behandeld.

4.4.2.1 Wegverkeerslawaai

Langs wegen gelden wettelijke zones. De omvang van de zone wordt bepaald door een binnen- of buitenstedelijke ligging van de weg en het aantal rijbanen. Indien het bestemmingsplan mogelijkheden biedt om nieuwe geluidgevoelige functies binnen de zone van de weg te realiseren dient een akoestisch onderzoek uitgevoerd te worden naar de geluidbelasting vanwege de weg.

Het bestemmingsplan Vooroorlogse Wijken deel 2 is een conserverend plan. Dit betekent dat bestaande functies worden bestemd. Er worden geen nieuwe geluidgevoelige functies binnen de zones van wegen mogelijk gemaakt.

Het aspect wegverkeerslawaai is daarom niet van belang.

4.4.2.2 Railverkeerslawaai

Het bestemmingsplan Vooroorlogse Wijken deel 2 wordt doorkruist door de spoorlijn Hengelo - Oldenzaal. Binnen de geluidzone van het spoor worden geen nieuwe geluidgevoelige ontwikkelingen mogelijk gemaakt. Het aspect railverkeerslawaai is daarom niet van belang.

4.4.2.3 Industrielawaai

In de nabijheid van het plangebied bevinden zich geen geluidgezoneerde industrieterreinen die van invloed zijn op het plangebied. Het aspect industrielawaai is daarom niet van belang.

4.4.2.4 Luchtvaartlawaai

Het bestemmingsplan Vooroorlogse Wijken is niet gelegen binnen de geluidzone van het vliegveld Twente. Het aspect luchtvaartlawaai is daarom niet van belang.

4.4.3 Luchtkwaliteit

Het bestemmingsplan Vooroorlogse Wijken deel 2 is een zogenaamd conserverend plan. Dit betekent dat bestaande functies worden bestemd. Het opnieuw vastleggen van de bestaande functies heeft geen negatieve gevolgen voor de luchtkwaliteit. Luchtkwaliteit is daarom geen belemmering voor dit plan.

4.4.4 Veiligheid
4.4.4.1 Risicovolle bedrijven

Binnen het plangebied zijn geen bedrijven aanwezig of geprojecteerd die vallen onder het Besluit externe veiligheid inrichtingen( Bevi). Het plangebied ligt nabij het spoorwegemplacement, vanwege het rangeren met gevaarlijke stoffen aangewezen als Bevi-inrichting.

Het emplacement beschikt over een omgevingsvergunning uit april 2012. Ten behoeve van deze vergunning is een risico-analyse (QRA) uitgevoerd. Uit de QRA blijkt dat de risicovolle activiteiten (opstellen rangeren) plaatsvinden op enige afstand van het plangebied. Het dichtstbijgelegen mogelijke interactiepunt ligt op circa 150 meter. Er is geen sprake van een plaatsgebonden risico 10-6 per jaar buiten de inrichting. Vanwege de afstand tot de mogelijke interactiepunten zal het plangebied niet relevant bijdragen aan het groepsrisico ten gevolge van de vergunde activiteiten.

4.4.4.2 Vervoer gevaarlijke stoffen

Het plangebied valt gedeeltelijk binnen het invloedsgebied van het spoortraject Hengelo - Oldenzaal. Over dit spoortraject worden gevaarlijke stoffen vervoerd. In de Wet basisnet en bij de wet behorende regeling is per spoortraject vastgesteld met welk risico bij ruimtelijke ontwikkelingen rekening moet worden gehouden. Langs het traject Hengelo - Oldenzaal geldt geen veiligheidszone (= PR 10-6 -contour bij een volledig benutte risicoruimte). Ook geldt langs dit traject geen zogenoemd plasbrandaandachtsgebied waarmee rekening moet worden gehouden met de effecten van een plasbrand. Voor wat betreft deze aspecten gelden in het plangebied dan ook geen wettelijke beperkingen.

Met gebruikmaking van de vervoersaantallen en spoorgegevens uit de Regeling basisnet en de bevolkingsgegevens uit het nationale populatiebestand, aangevuld met correcties voor bijzondere objecten in de nabijheid van het spoor, wordt ter plaatse van het plangebied een groepsrisico berekend kleiner dan de orientatiewaarde. Het betreft een conserverend plan er worden geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk gemaakt. Het groepsrisico neemt dan ook niet toe. Op grond van het Besluit externe veiligheid transportroutes kan een verantwoording van het groepsrisico achterwege blijven.

4.4.4.3 Buisleidingen voor gevaarlijke stoffen

Binnen het plangebied liggen geen hogedruk aardgastransportleidingen of andere leidingen die vallen onder het Besluit Externe Veiligheid Buisleidingen. Buiten het plangebied liggen geen leidingen met een invloedsgebied dat zich uitstrekt tot over het plangebied. Het aspect buisleidingen voor gevaarlijke stoffen is daarom niet relevant voor dit plan.

4.4.4.4 Hoogspanningsleidingen

In of nabij het plangebied zijn geen hoogspanningsleidingen aanwezig.

4.4.5 Bodem

Dit bestemmingsplan heeft uitsluitend betrekking op het conserveren van een bestaande situatie. Voor een bestaande situatie is in principe geen bodemonderzoek noodzakelijk.

4.4.6 MER

In de Wet milieubeheer en het Besluit milieueffectrapportage is vastgelegd dat voorafgaande aan een ruimtelijk plan dat voorziet in een grootschalig project met belangrijke nadelige milieugevolgen een milieueffectrapport opgesteld dient te worden. Voor welke activiteiten een mer-rapportage opgesteld moet worden is opgenomen in de bijlage van het Besluit MER. In het bestemmingsplan Vooroorlogse Wijken worden geen nieuwe projecten gerealiseerd een verplicht MER of een beoordelings-MER is daarom niet noodzakelijk.

4.4.7 (Radar)obstakel- en verstoringsgebieden

Het plangebied ligt binnen het radarverstoringsgebied van het radarstation Twente. Omdat er binnen het plangebied geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk worden gemaakt die van invloed zijn op de ongestoorde werking van de radar, vormt dit aspect geen belemmering voor het plan.

4.5 Economische uitvoerbaarheid

Het bestemmingsplan Vooroorlogse Wijken 2016 (deel 2) is een actualisatieplan en maakt geen nieuwe ontwikkelingen rechtstreeks mogelijk. De uitvoering van het bestemmingsplan brengt derhalve geen kosten met zich mee. Een onderbouwing van de economische uitvoerbaarheid kan dan ook achterwege gelaten worden.

Hoofdstuk 5 Het bestemmingsplan

5.1 Uitgangspunten

De geldende bestemmingsplannen binnen het plangebied van het bestemmingsplan Vooroorlogse wijken zijn niet ouder dan 10 jaar. Als basis voor het bestemmingsplan dienen de bestemmingen zoals deze zijn opgenomen in het bestemmingsplan Vooroorlogse wijken uit 2005. Geconstateerde omissies zijn in het voorliggende plan aangepast. Voor een aantal locaties waar sinds 2005 een procedure voor een bepaalde ontwikkeling is gevoerd, vormt de gevoerde procedure de basis voor de regeling. Daarnaast zijn de regelingen, voor zover noodzakelijk, aangepast aan de nieuwe vereisten die onder andere sinds de digitale verplichting voor bestemmingsplannen gelden.

5.2 Het digitale bestemmingsplan

Volgens het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) wordt een bestemmingsplan met de daarbij behorende toelichting langs elektronische weg vastgelegd. Het bestemmingsplan wordt in die vorm ook vastgesteld, tegelijk met een volledige analoge verbeelding van het bestemmingsplan op papier. Indien de digitale en de analoge verbeelding tot interpretatieverschillen leiden, is de digitale verbeelding beslissend.

Het Bro laat echter de feitelijke digitale werkwijze voor een groot gedeelte over aan een ministeriële regeling, de Regeling standaarden ruimtelijke ordening 2012, met de daarbij behorende standaarden. Het gaat daarbij om de inrichting, de vormgeving, de verbeelding, de beschikbaarstelling, de authenticiteit, de integriteit, de volledigheid, de vaststelling en de bekendmaking van de digitale ruimtelijke informatie. De regeling bestaat uit een set normen (die verplicht zijn voorgeschreven) en een pakket aan praktijkrichtlijnen die uitleggen hoe de verplichte normen toegepast kunnen worden.

Voorliggend bestemmingsplan voldoet aan alle verplichte onderdelen van de standaarden.

5.3 Planopzet

Het juridisch bindend gedeelte van het bestemmingsplan bestaat uit de regels en bijbehorend GML-bestand waarin de geometrisch bepaalde planobjecten zijn vervat. Het .GML-bestand en de regels dienen in samenhang te worden bekeken.

De regels zijn onderverdeeld in vier hoofdstukken:

1. Inleidende regels;

2. Bestemmingsregels;

3. Algemene regels;

4. Overgangs- en slotregels.

In het navolgende worden de regels per hoofdstuk toegelicht.

5.3.1 Inleidende regels

Hoofdstuk 1 bevat de inleidende regels. Deze regels gelden voor het gehele plangebied.

5.3.1.1 Begrippen

Dit artikel bevat de definities van de in de regels gebruikte begrippen, waarmee een eenduidige interpretatie van deze begrippen is vastgelegd.

5.3.1.2 Wijze van meten

De "wijze van meten" geeft onder meer regels waar mag worden gebouwd en hoe voorkomende eisen betreffende de maatvoering begrepen moeten worden.

5.3.2 Bestemmingsregels

Hoofdstuk 2 van de regels bevat de juridische vertaling van de verschillende bestemmingen die voorkomen in het plangebied. Voor ieder gebied op de verbeelding is de bestemming aangegeven. In de regels is onder andere aangegeven welk gebruik is toegestaan, wat er gebouwd mag worden en wat verboden is. Hieronder worden de verschillende bestemmingen en dubbelbestemmingen toegelicht.

5.3.2.1 Bedrijf

Op de gronden met de bestemming "Bedrijf" zijn bedrijven toegestaan die in de bij de regels gevoegde Staat van Inrichtingen zijn toegestaan. Dit zijn bedrijven van categorie 1 en 2.

In het plangebied zijn vier bedrijven gelegen met een hogere categorie dan 1 en 2. In de milieuaspectenstudie zijn deze bedrijven nader onderzocht. Er is geen sprake van milieuknelpunten. Deze bedrijven kunnen derhalve worden ingepast en zijn derhalve specifiek bestemd. Het betreft:

  • Metaaldraaierij Ter Beke, Berkweg 58;
  • Veltkamp autoplaatwerkerij, Dennenbosweg 50;
  • Schrootstaal Twente, Oversteweg 31;
  • Zwemschool Riva, Kievitstraat 40;
  • Machinefabriek Pieper, Reigerweg 63.

Bedrijfswoningen en garageboxen zijn specifiek aangeduid.

In het plangebied is een LPG Vulpunt gelegen. Deze is specifiek aangeduid.

Binnen de bestemming "Bedrijf" zijn twee bouwmarkten gevestigd. Deze hebben beiden de aanduiding 'detailhandel perifeer' gekregen.
Aan de Bergweg 6 zijn uitsluitend bedrijven toegestaan van categorie 1, dit is ook als zodanig aangeduid op de verbeelding. De twee dierenartsen in het plangebied hebben een specifieke aanduiding gekregen.

Op twee percelen wordt al tientallen jaren gewoond boven een bestaand bedrijf. Het gaat hier niet om bedrijfswoningen. Dit was per abuis niet goed opgenomen in het bestemmingsplan Vooroorlogse wijken uit 2005. Het gaat om de Oldenzaalsestraat 151 en de Sloetsweg 53-55. Beide percelen hebben een specifieke aanduiding gekregen om het wonen mogelijk te maken.

Aan de Anninksweg 50 is een praktijkruimte vergund binnen de bestemming "Bedrijf". Dit gedeelte van het perceel heeft de aanduiding 'Praktijk' gekregen. Op de percelen waar opslag plaatsvindt is de aanduiding 'opslag' toegevoegd.

Op het perceel Oldenzaalsestraat 344 is een aanduiding 'specifieke vorm van wonen - persoonsgebonden overgangsrecht' opgenomen. Voor een gedeelte van het pand is in 2006 een een vrijstelling verleend voor het gebruik van het gedeelte van het pand Oldenzaalsestraat 344, dat buiten het bouwblok is gelegen, zolang het pand gebruikt wordt door de huidige bewoners.
Gezien het feit dat het gebruik als woning zo dicht achter het perceel van de Oldenzaalsestraat 340 niet in overeenstemming is met een goede ruimtelijke ordening en er ook geen aanleding wordt gezien om over te gaan tot beïndiging van het gebruik, is er voor dit gedeelte een persoongebonden overgangsrecht opgenomen in artikel 25.6.

5.3.2.2 Cultuur en ontspanning

In het plangebied heeft één perceel de bestemming Cultuur en ontspanning gekregen. Hier is een seksinrichting toegestaan.

5.3.2.3 Gemengd

Binnen de bestemming "Gemengd" is een verzameling van stedelijke bestemmingen toegestaan, zoals bijvoorbeeld detailhandel, kantoren, publiekverzorgend ambacht en dienstverlening, culturele voorzieningen en bedrijven (categorie 1 en 2). De provincie Overijssel heeft voor het bestemmingsplan vooroorlogse wijken uit 2005 voor alle panden met de bestemming “Gemengde doeleinden” goedkeuring onthouden aan het gebruik van 'wonen'. Dit omdat niet was nagegaan of de mogelijkheid tot realisering van woningen voldoet aan de vereisten die uit de wet geluidhinder voortvloeien. Voor bestaande woningen hoefde dit niet onderzocht te worden, maar voor situaties waar nog geen sprake was van wonen binnen de bestemming "Gemengde doeleinden" had dit wel onderzocht moeten worden. In deze actualisatie wordt deze omissie hersteld, en krijgt ieder pand waar ten tijde van de vaststelling van het vorige plan al gewoond werd, en waar nu nog steeds gewoond wordt, de mogelijkheid om te wonen. En daar waar destijds niet gewoond werd, wordt door middel van de aanduiding 'wonen uitgesloten' aangegeven dat wonen hier niet bij recht mogelijk is.

Op het perceel aan de Sloetsweg 233 is detailhandel uitgesloten. Kinderdagopvang binnen de bestemming "Gemengd" heeft een specifieke aanduiding gekregen. Op het perceel aan de Oldenzaalsestraat 213 is de aanduiding 'horeca van categorie 1' toegevoegd.

5.3.2.4 Groen

De groenvoorzieningen/groenstroken die structuurbepalend zijn op wijkniveau, zijn bestemd als "Groen". Op gronden met deze bestemming is het toegestaan om groen in de breedste zin (grasvelden, struiken, trapveldjes, speelplekken, speelterreinen, sport-, spel- en jeugdvoorzieningen en waterberging, watergangen en waterpartijen en dergelijke) aan te leggen en in stand te houden. Het aanleggen van voet- en fietspaden is eveneens toegestaan.

5.3.2.5 Horeca

Binnen de bestemming "Horeca" is uitsluitend horeca van categorie 1 toegestaan op de begane grond. De bestaande horeca bedrijven zijn als zodanig bestemd. Het bestaande Café Peca aan de Oldenzaalsestraat heeft de aanduiding 'horeca van categorie 2' gekregen. Op dit pand is ook horeca van categorie 2 toegestaan.

5.3.2.6 Kantoor

De bestemming "Kantoor" is bedoeld voor bedrijven die uitsluitend dienstverlenende – en geen productiewerkzaamheden verrichten. Binnen deze bestemming mogen tevens werkzaamheden worden uitgevoerd die verband houden met het doen functioneren van (semi) overheidsinstellingen, het bankwezen, en naar de aard daarmee gelijkt te stellen inrichtingen.

5.3.2.7 Maatschappelijk

De bestemming "Maatschappelijk" is bedoeld voor maatschappelijke voorzieningen. In het plangebied hebben de aanwezige medische, sociale, educatieve, culturele, levensbeschouwelijke en administratieve voorzieningen en voorzieningen ten behoeve van (semi)openbare dienstverlening, echter met uitzondering van geluidgevoelige functies, alsook ondergeschikte detailhande deze bestemming gekregen.

De functie onderwijsdoeleinden is geluidsgevoelig. Om deze reden is met de functieaanduiding 'onderwijs' aangegeven binnen welke percelen met de bestemming "Maatschappelijk" onderwijsdoeleinden worden toegestaan. Kinderdagopvang is ook een geluidgevoelige functie, ook hiervoor is met een aanduiding 'kinderdagverblijf' aangegeven op welke percelen kinderdagopvang is toegestaan.

Bij de kerk aan de Woltersweg heeft de bijbehorende woning de aanduiding 'bedrijfswoning' gekregen op de verbeelding.

Speeltuinvereniging het Vogelkwartier aan de Leeuwerikstraat 36 is voorzien van de aanduiding 'specifieke vorm van maatschappelijk – 1'. Hiermee wordt geregeld dat er specifieke gebruiksregels gelden die ook waren opgenomen in het voorgaande bestemmingsplan.

5.3.2.8 Verkeer

De bestemming "Verkeer" is bedoeld voor verkeerszones die een doorgaand karakter hebben. Vaak zijn dit wegen waar maximaal 50 km/uur gereden mag worden. Onder andere wegen, fietspaden, parkeerplaatsen, trottoirs en groenaanleg zijn mogelijk binnen deze bestemming.

5.3.2.9 Verkeer-Railverkeer

Op gronden met de bestemming "Verkeer - Railverkeer" zijn spoorwegvoorzieningen toegestaan en daaraan ondergeschikt onder andere wegen, voet en rijwielpaden groenvoorzieningen, parkeervoorzieningen, water en nutsvoorzieningen.

Uitsluitend nutsvoorzieningen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, die ten dienste staan van deze bestemming zijn toegestaan.

5.3.2.10 Verkeer-Verblijfsgebied

Binnen de bestemming "Verkeer - Verblijfsgebied" worden veelal woonstraten en woonerven bedoeld. Ook pleinen en dergelijke worden onder deze bestemming geschaard. Deze bestemming richt zich dan met name op langzaam verkeer en draagt het karakter van een verblijfsgebied. Vaak zijn dit wegen waar maximaal 30 km/u gereden mag worden.

Complexen van garageboxen (niet zijnde garages die op een perceel bij een woning staan) zijn aangeduid als 'garagebox'. Voor deze bestemming geldt een maximale bouwhoogte.

5.3.2.11 Water

Belangrijke waterlopen en waterpartijen hebben de bestemming "Water" gekregen. Gebouwen, anders dan nutsvoorzieningen, mogen op de gronden met deze bestemming niet worden opgericht. Enkel bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mogen binnen deze bestemming worden gebouwd.

5.3.2.12 Wonen

De bestemming "Wonen" is opgenomen om de bestaande woningbouw als zodanig in het plan te bestemmen. Binnen de bestemming Wonen zijn verschillende woonvormen toegestaan, zoals bijvoorbeeld eengezinswoningen, bejaardenhuizen, serviceflats, etcetera. Verder is het toegestaan om binnen de woonbestemming een vrij beroep uit te oefenen. Zorgwoningen zijn uitsluitend toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'zorgwoning'.

Binnen de bestemming "Wonen" zijn in principe beroepsmatige activiteiten toegestaan. Om hinder voor de directe omgeving te voorkomen zijn hieraan wel een aantal voorwaarden verbonden. In de eerste plaats mag slechts een gedeelte van de woning (maximaal 1/3 van de totale vloeroppervlakte van de woning met een maximum van 40 m2) worden gebruikt als praktijkruimte door de bewoner. Is er meer dan 40 m2 in gebruik voor het uitoefenen van een beroep, dan is er geen sprake meer van een 'beroep aan huis' en derhalve strijd met het bestemmingsplan. Voorts mag door dit gebruik geen onevenredige aantasting van het woon- en leefklimaat (bijvoorbeeld beperkte reclamemogelijkheden) noch een onevenredige parkeerdruk ontstaan.

Ter plaatse van het nieuwbouwproject 'Mooi Bellinck' zijn enkele kavels waar ten behoeve van een bedrijf aan huis een groter oppervlakte aan aan-/uit-en bijgebouwen is toegestaan.

Op de verbeelding zijn onder andere bouwgrenzen, maximaal aantal woonheden maximale goot- en nokhoogten opgenomen. In de regels zijn de overige bebouwingsregels aan te treffen. Op enkele percelen waarbij geen maximale bouwdiepte geldt is een maximum bebouwingspercentage of een maximum bebouwd oppervlak, afhankelijk van geldende regels en de meest logische systematiek voor de betreffende percelen.

De maximaal toegestane oppervlakte aan aan-/uit- en bijgebouwen wordt gerelateerd aan de kavelgrootte. Verder wordt, indien er aan-/uit- en bijgebouwen worden opgericht op dat gedeelte van het perceel waar het hoofdgebouw nog als hoofdgebouw uitgebreid kan worden, deze oppervlakte niet meegeteld in de maximaal toegestane oppervlakte aan aan-/uit- en bijgebouwen.

Het perceel Anninksweg 51 en de Elsbeekweg 47/49A zijn tevens gedeeltelijk aangeduid als 'kantoor'. De bestaande zorgwoningen aan de Tuindorpstraat zijn aangeduid als 'zorgwoning'. De praktijken aan de Sloetsweg 39 , Elsbeekweg 64/66 en de Eikstraat 13 - 1, 13 - 3 en 13 - 5 zijn voorzien van de aanduiding 'praktijkruimte'.
Op de begane grond bij de zusterflat is een kinderdagverblijf gevestigd. Deze is apart aangeduid als kinderdagverblijf. Daarnaast zitten hier enkele maatschappelijke functies op de begane grond, deze hebben de aanduiding 'maatschappelijk' gekregen. Ook de woning aan de Prof. Loretzstraat 33 heeft de aanduiding 'maatschappelijk' gekregen. Hier is stichting Ambiq gevestigd.

Enkele woonpercelen hebben per abuis in het bestemmingsplan Vooroorlogsewijken uit 2005 de verkeerde bestemming gekregen. Dit is in deze actualisatie weer hertseld. Het gaat om de volgende percelen;

- Koekoekweg 22/24;

- Jan van Galenstraat (zusterflat);

- Leusveenweg 26 en 28;

- Oversteweg 21;

- Dennenbosweg 57;

- Enschedesestraat 109;

- Grundellaan 17;

- Oldenzaalsestraat 206;

- Prof. Lorentzstraat 26;

- Deurningerstraat 82;

Garageboxen behorende bij nabijgelegen woningen (niet zijnde een complex) hebben de aanduiding 'garagebox' gekregen.

5.3.2.13 Waarde - Archeologie Hoog (binnen kom)

Op de gronden met de dubbelbestemming Waarde - Archeologie Hoog zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de instandhouding en bescherming van archeologische waarden.

5.3.2.14 Leiding - Water

De gronden met de dubbelbestemming Leiding - Water zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de instandhouding en bescherming van de transportleidingen

5.3.2.15 Waarde - Archeologie Middel (binnen kom)

Op de gronden met de dubbelbestemming Waarde - Archeologie Middel zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de instandhouding en bescherming van archeologische waarden.

5.3.2.16 Waterstaat - Keur

De gronden met de dubbelbestemming Waterstaat - Keur zijn mede bestemd voor het onderhoud van naastgelegen watergang. Voor het uitvoeren van werkzaamheden in deze dubbelbestemming ten behoeve van de onderliggende enkelbestemming, dient eerst advies in te worden ingewonnen van de beheerder van de watergang, in dit geval het Waterschap Vechtstromen.

5.3.3 Algemene regels

Hoofdstuk 3 bevat de algemene regels. Deze gelden voor het gehele plangebied.

5.3.3.1 Anti-dubbeltelregel

De anti-dubbeltelregel is opgenomen om ervoor te zorgen dat grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is of alsnog kan worden gegeven, bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing wordt gelaten.

5.3.3.2 Algemene gebruiksregels

Dit artikel regelt enkele aspecten met betrekking tot het gebruik van gronden.

5.3.3.3 Algemene aanduidingsregels

Dit artikel regelt enkele aspecten met betrekking tot de aanduiding 'milieuzone - intrekgebied'.

5.3.3.4 Algemene afwijkingsregels

Door middel van de algemene afwijkingsbevoegdheid kunnen burgemeester en wethouders bij het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van de bestemmingsplanregels voor onder andere geringe overschrijding van bepaalde bouwvoorschriften, alsmede voor kunstobjecten, bouwwerken van openbaar nut, telecommunicatievoorzieningen enzovoort. Deze bevoegdheid vergroot de flexibiliteit van het plan.

5.3.3.5 Algemene procedureregels

In dit artikel is de procedure beschreven die gevolgd moet worden bij een uitwerking of wijziging van het plan, dan wel het stellen van nadere eisen.

5.3.3.6 Overige regels

In dit artikel zijn regels opgenomen met betrekking tot het parkeren, laden en lossen.

5.3.4 Overgangs- en slotregels

Hoofdstuk 4 bevat regels omtrent overgangsrecht en de slotregel. Deze gelden voor het hele plangebied.

5.3.4.1 Overgangsrecht

Dit artikel regelt ten aanzien van gebouwen en van gebruik dat bestaande gebouwen of bestaand gebruik dat afwijkt van het plan, onder voorwaarden mag worden voortgezet.

5.3.4.2 Slotregel

In dit artikel staat de naam van het bestemmingsplan.

5.4 Handhaving van het plan

Het ontwikkelen van beleid en de vertaling hiervan in een bestemmingsplan heeft weinig zin, indien na de vaststelling van het bestemmingsplan de regels van het plan niet gehandhaafd (kunnen) worden. Daarom is het belangrijk al tijdens het opstellen van een bestemmingsplan aandacht te besteden aan de handhaafbaarheid van de opgestelde regels. Hierbij is een aantal punten in het bijzonder van belang:

  • 1. Voldoende kenbaarheid van en draagvlak voor het bestemmingsplan

Een goed handhavingsbeleid begint bij de kenbaarheid van het bestemmingsplan bij degenen die het moeten naleven. De inhoud van het plan kan slechts gehandhaafd worden, indien het beleid en de regeling in grote kring ondersteund wordt door de gebruikers van het bestemmingsplan. Een algemene positieve benadering van het bestemmingsplan is om die reden wenselijk. Uiteraard zal niet iedereen zich kunnen vinden in elk onderdeel van het plan.

  • 2. Realistische en inzichtelijke regeling

Een juridische regeling dient inzichtelijk en realistisch te zijn. Dat wil zeggen, dat het plan niet onnodig beperkend of inflexibel dient te zijn. De regels dienen niet meer, maar ook niet minder te regelen dan noodzakelijk is.

  • 3. Actief handhavingsbeleid

Het sluitstuk van een goed handhavingsbeleid is voldoende controle op de feitelijke situatie in het plangebied. Indien de regels worden overtreden moeten adequate maatregelen worden getroffen. Indien dit wordt nagelaten ontstaat een grote mate van rechtsonzekerheid.

5.5 Retrospectieve toets

5.5.1 Algemeen

Het is noodzakelijk dat het bestemmingsplan een compleet inzicht biedt in de bouw- en gebruiksmogelijkheden binnen het betreffende plangebied. Het bestemmingsplan is het juridische toetsingskader dat bindend is voor de burger en overheid en geeft aan wat de gewenste planologische situatie voor het plangebied is. Deze situatie kan gaandeweg de planperiode wijzigen, bijvoorbeeld door veranderd stedenbouwkundig inzicht, functiewijziging en/of veranderingen in gebruik. Ook ruimtelijke ontwikkelingen en vernieuwing van onder andere ruimtelijk, economisch, verkeerskundig en milieubeleid dragen bij aan de veroudering van geldende bestemmingsplannen.

Om recht te doen aan een goede ruimtelijke ordening binnen het plangebied wordt daarom aangegeven in welke situaties de bestemming wordt gekozen gelijk aan de oude bestemming (na strijdige situatie te hebben gewraakt) en in welke situaties een nieuwe bestemming wordt gegeven (positief bestemmen), waarmee de strijdige situatie wordt gelegaliseerd. Daarnaast wordt, indien van toepassing, aangegeven wanneer een strijdige situatie onder het overgangsrecht wordt gebracht.

5.5.2 Plangebied

Het plangebied is grotendeels beheersmatig van aard, waarin de huidige situatie is bestemd. Deze huidige situatie komt in het algemeen overeen met de toegestane bestemming die het vigerende bestemmingsplan mogelijk maakt. In sommige gevallen is in het vorige bestemmingsplan het destijds bestaande gebruik niet goed ingepast.

De gevallen waarin de huidige situatie niet overeenkomt met het vigerende bestemmingsplan worden in dit bestemmingsplan positief bestemd, omdat de strijdige situatie stedenbouwkundig, economisch, verkeerskundig en milieutechnisch aanvaardbaar is. Het gaat daarbij om de volgende gevallen.

  • Berkweg 58: Gedeeltelijk gewijzigd in de bestemming "Bedrijf", omdat hier al jarenlang Metaaldraaierij Ter Beke is gevestigd. Dit was niet goed ingepast.
  • Jan van Galenstraat (Zusterflat): Gewijzigd naar de bestemming "Wonen" met de aanduidingen kinderdagverblijf en maatschappelijk, omdat het een woonflat betreft met op de begane grond maatschappelijke voorzieningen.
  • Oversteweg 21: Gewijzigd in de bestemming "Wonen" omdat dit hier geen maatschappelijke functie aanwezig is maar uitsluitend wordt gewoond.
  • Dennenbosweg 57: Gewijzigd in de bestemming "Wonen" omdat hier een woning staat.
  • Anninksweg 14: Gewijzigd in de bestemming "Kantoor"en een klein gedeelte de bestemming "Wonen". Dit was onjuist bestemd.
  • Anninksweg 59-61: De aanduiding 'bedrijfswoning' wordt toegevoegd, op het perceel zit een bedrijfwoning. Deze was niet goed ingepast.
  • Bergweg 1: De aanduiding 'zwaarder bedrijf' is niet meer toegevoegd. Hier zit een bedrijf van categorie 2.
  • Bergweg 9 (achter): Gedeeltelijk gewijzigd naar de bestemming "Bedrijf" met de aanduiding 'perifere detailhandel'. Dit gedeelte was niet juist bestemd.
  • Elsbeekweg 47/49A: De aanduiding 'kantoor' is toegevoegd. Hier zit een kantoor op de begane grond. Dit was niet juist bestemd.
  • Oldenzaalsestraat 344: De aanduiding 'bedrijfswoning' wordt toegevoegd.
  • Enschedesestraat 109: Wordt gewijzigd naar de bestemming "Wonen". Er wordt hier uitsluitend gewoond, andere activiteiten zijn hier niet waargenomen.
  • Grundellaan 15//17: Gewijzigd in de bestemming "Maatschappelijk" en "Wonen". In het verleden is het vergund alszijnde praktijk met reguliere woning. Dit was niet goed ingepast.
  • Koekoekweg 22-24: Gewijzigd naar de bestemming "Wonen". De panden hadden ten onrechte de bestemming "bedrijfswoning" gekregen. Dit is nu hersteld. Het perceel er achter is gewijzigd naar de bestemming "Verkeer - Verblijf" en "Bedrijf" met de aanduiding 'categorie 1'.
  • Lijsterweg 61: Gedeelte gewijzigd naar de bestemming "Wonen". In verband met de ontwikkelingen aan de achterzijde zit er geen bedrijf meer. Het gedeelte dat bij de tuin is getrokken heeft de bestemming "Wonen" gekregen.
  • Oldenzaalsestraat 188: Gewijzigd naar de bestemming "Gemengd", omdat de winkel niet binnen de bestemming bedrijf past.
  • Oldenzaalsestraat 344; de aanduiding 'speciefieke vorm van wonen - persoonsgebonden overgangsrecht' is voor een gedeelte opgenomen. De laatst vergunde situatie is hiermee ingepast.
  • Prof. Lorentzstraat 33: Gewijzigd naar de bestemming "Wonen". Er wordt hier uitsluitend gewoond, andere activiteiten zijn hier niet waargenomen.
  • Dr. Schaepmanstraat 65-65a: De aanduiding 'zwaarder bedrijf' wordt niet meer toegevoegd. Er is geen zwaarder bedrijf dan catergorie I of II aanwezig.
  • Kotmansweg 2/2A: Gedeeltelijk gewijzigd naar de bestemming "Gemengd". Dit gedeelte was niet juist bestemd.
  • Kotmansweg 6b: de aanduding 'praktijkruimte' is opgenomen. Dit was niet juist bestemd.
  • Oldenzaalsestraat 151: De aanduiding specifieke vorm van wonen - wonen op verdieping' is toegevoegd, omdat hier altijd al is gewoond. Dit was per abuis wegbestemd.
  • Oldenzaalsestraat 215: De aanduiding 'horeca van categorie 2' is toegevoegd. Dit was niet goed ingepast.
  • Deurningerstraat 53: De aanduiding 'specifieke vorm van wonen - wonen op verdieping' is toegevoegd, omdat hier altijd al is gewoond. Dit was per abuis wegbestemd.
  • Reigerweg 63: Gewijzigd van de bestemming "Wonen" naar de bestemming "Bedrijf". Hier zit al sinds 1961 een machinefabriek. Dit is nooit juist bestemd.
  • Oldenzaalsestraat 213; de aanduiding 'horeca van categorie 1' is toegevoegd. Deze was per abuis niet opgenomen.
  • Nabij de Walnootstraat is de bestemming gewijzigd van 'Wonen' naar 'Verkeer - Verblijfsgebied' met de aanduiding 'garageboxen'. De vergunning voor de garageboxen is na de terinzagelegging van het ontwerp bestemmingsplan verleend.
  • Tegenover de van Leeuwerikstraat 36 is de bestemming ter plaatse van de parkeerplaatsen gewijzigd van 'Groen' naar 'Verkeer - Verblijfsgebied'.
  • Op het perceel Enschedesestraat 119/121 is een verleende vergunning ingepast. Hierdoor zijn de aanduidingen '-w' en 'kdv' verwijderd. En is de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - wonen op verdieping' toegevoegd.
  • Bij het perceel Enschedesestraat 133 zijn de percelen met kadastrale nummers M5466 en M5470 voorzien van de bestemming 'Wonen' zonder bouwvlak. De voormalige gemeentelijke percelen zijn verkocht.
  • De aanduiding 'specifieke vorm van maatschappelijk – 1' is toegevoegd op buurtvereniging het Vogelkwartier aan de Leeuwerikstraat 36, de aanduiding regelt dat er specifieke gebruiksregels gelden die ook waren opgenomen in het voorgaande bestemmingsplan;
  • De strook grond achter de woningen Sweelinckstraat 2 t/m12 en zijkant Sweelinckstraat 12 heeft de bestemming 'Verkeer – Verblijfsgebied' gekregen. De strook gemeentegrond komt niet in aanmelden voor verkoop.
  • Op het perceel Oldenzaalsestraat 183 is de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - wonen op verdieping' toegevoegd. Het achtererf is voorzien van de aanduiding 'wonen uitgesloten' vanwege de aanwezige bedrijfsbestemmingen aan weerszijden.
  • Het groene perkje aan de Rossinistraat is gewijzigd van de bestemming 'Verkeer - Verblijfsgebied' naar de bestemming 'Groen'.

5.6 Inspraak, vooroverleg en verder verloop van de procedure

5.6.1 Inspraak

In de Inspraakverordening van de gemeente Hengelo is aangegeven op welke wijze belanghebbende natuurlijke en rechtspersonen bij de voorbereiding van het gemeentelijk beleid - inclusief bestemmingsplannen - worden betrokken. Met toepassing van deze verordening zal, via het plaatsen van een advertentie in het plaatselijke dag- en/of weekblad bekend worden gemaakt dat het voorontwerpbestemmingsplan ter inzage ligt. In deze advertentie zal worden vermeld op welke wijze men nadere informatie kan verkrijgen en hoe men op het plan kan reageren. Het voorontwerp bestemmingsplan 'Vooroorlogse Wijken 2016 (deel 2) heeft van 5 juli tot en met 15 augustus 2017 ter inzage gelegen.

Daarnaast is er op 10 juli 2017 een inloopavond georganiseerd waar inwoners van het plangebied en andere belangstellenden informatie kunnen verkrijgen met betrekking tot het voorontwerpbestemmingsplan. Een verslag van de inspraak is als Bijlage 3 Verslag van inspraak en vooroverleg bij de toelichting gevoegd.

5.6.2 Vooroverleg

Ingevolge artikel 3.1.1 van het Besluit op de ruimtelijke ordening plegen burgemeester en wethouders, waar nodig, overleg met de nader in dit artikel genoemde instanties en functionarissen. Van plan tot plan dient te worden beoordeeld met wie dit overleg dient plaats te vinden. Daar er sprake is van een nieuwe invuling van het gebied, zal vooroverleg worden gevoerd met de provincie en andere overleginstanties. Een verslag van het vooroverleg is als Bijlage 3 Verslag van inspraak en vooroverleg bij de toelichting gevoegd.

5.6.3 Zienswijzen

Het ontwerp bestemmingsplan Vooroorlogse Wijken 2016 (deel 2) heeft, na publicatie in Staatscurant en Hengelo's weekblad, van 18 april tot en met 29 mei 2018 ter inzage gelegen. Een ieder kon in deze periode zienswijzen indienen. Er zijn 4 zienswijzen ingediend. De behandeling van de zienswijzen is te lezen in de Nota zienswijzen Ontwerp bestemmingsplan Vooroorlogse Wijken 2016 (deel 2), die als Bijlage 4 Nota zienswijzen is opgenomen in de toelichting.

5.6.4 Verder verloop van de procedure

De volgende stappen worden ondernomen:

  • 1. het vastgestelde bestemmingsplan ligt gedurende 6 weken ter inzage. Gedurende deze termijn is beroep mogelijk bij de Raad van State; indien geen beroep is ingesteld bij de Raad van State treedt de beslissing van de gemeenteraad in werking daags na afloop van de beroepstermijn.