Plan: | Centrum 2013 |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0164.BP0061-0301 |
Het vigerende bestemmingsplan Centrum is vastgesteld op 9 november 2004 en onherroepelijk geworden op 17 augustus 2005. Dit bestemmingsplan wordt nu in zijn geheel herzien, met uitzondering van het gebied rondom het stadhuis. Hiervoor is het bestemmingsplan Lange Wemen opgesteld. Dit bestemmingsplan is op 11 april 2012 onherroepelijk geworden. Ook het gebied bij het station ten behoeve van de fietsenstalling is niet meegenomen. Het bestemmingsplan Fietsenstalling Stationsplein is op 14 november 2012 onherroepelijk geworden.
Het bestemmingsplan is een conserverend plan, waarin het huidige gebruik wordt vastgelegd. Dit houdt in dat het geldend bestemmingsplan voor het plangebied wordt geactualiseerd. Nieuwe ontwikkelingen worden niet meegenomen in het bestemmingsplan.
Het bestemmingsplan Centrum 2013 bestaat uit een verbeelding en planregels en gaat vergezeld van een toelichting. Op de verbeelding zijn de te onderscheiden bestemmingen door middel van kleuren en tekens aangegeven. De regels bevatten de materiële inhoud van de bestemmingen. De verbeelding en de planregels vormen tezamen het juridische toetsingskader voor ruimtelijke en functionele ontwikkelingen in het plangebied. De toelichting bevat met name de aan het plan ten grondslag liggende gedachten.
De grens van het plangebied Centrum 2013 is op de afbeelding aangegeven. Deze grens wordt globaal gevormd door de: centrumring en de spoorlijn Hengelo-Almelo.
Voor de gronden die binnen dit plan zijn gelegen vigeert momenteel het bestemmingsplan Centrum. Dit bestemmingsplan is vastgesteld door de gemeenteraad op 9 november 2004. Gedeputeerde Staten van Overijssel hebben op 20 juni 2005 het bestemmingsplan goedgekeurd. Binnen het bestemmingsplan Centrum zijn twee herzieningen vastgesteld. Het betreft bestemmingsplan Schalkburgerstraat 25, vastgesteld door de gemeenteraad op 9 november 2010 en het bestemmingsplan Smutsstraat, vastgesteld door de gemeenteraad op 6 juli 2010.
De onlangs onherroepelijk geworden bestemmingsplannen 'Lange Wemen'en 'Fietsenstalling Stationsplein' worden niet meegenomen in deze actualisatie.
De herkenbaarheid van een stad wordt voor een groot deel bepaald door de ruimtelijke opbouw. Het beeld van de gevels en de wanden van de straat, de bijzondere gebouwen en de torens in de binnenstad maken Hengelo tot wat het is. Maar ook de ligging van parken en pleinen en de loop van de straten is kenmerkend voor de binnenstad. De geschiedenis vormt daarbij een belangrijke rol
Rond 1800 is Hengelo een historische nederzetting. De ontstaansvoorwaarden waren de kruisingen van wegen en beeklopen en het huis te Hengel. De oudste historische gegevens dateren uit 1266.
Rond 1900 speelt de industriële revolutie zich af. Schaalvergrotende elementen als fabriekscomplexen en spoorwegen ontstaan aan de rand van het dorp. In deze periode is Hengelo explosief gegroeid. De binnenstad houdt in deze periode een dorpse uitstraling.
Rond 2000 is het beeld van de binnenstad veranderd. In de Tweede Wereldoorlog wordt de binnenstad van Hengelo zwaar gebombardeerd. De daarop volgende wederopbouwperiode is bepalend voor de huidige ruimtelijke opzet van de binnenstad. In 1985 verdwijnt het doorgaande verkeer uit de binnenstad en wordt een nieuw stadserf ingericht.
Het laatste decennium van de twintigste eeuw zijn tal van ontwikkelingen op ruimtelijk en functioneel vlak in gang gezet. De straten en pleinen van de binnenstad zijn grotendeels onder het motto “chique, no nonsense” kwalitatief opgewaardeerd. De stationszone heeft nieuwe stedelijke uitstraling gekregen dankzij projecten als De Brink, Schouwburg en Schrijftafelstrook. Deze projecten worden beschouwd als aanjager voor de verdere schaal- en kwaliteitssprong elders in de binnenstad.
Deze groei en schaalsprong hebben zicht voortgezet met projecten zoals het Bibliotheek-Bellevue complex en het Amstelkwartier in de 21e eeuw.
Hengelo ca. 1800
Hengelo ca. 1900
Hengelo ca. 2010
De binnenstad van Hengelo heeft over het algemeen een gemêleerde structuur. Gebouwen uit verschillende bouwperioden met uiteenlopende bouwstijlen / bouwkwaliteiten zijn naast elkaar gesitueerd.
Desondanks zijn er veel deelgebieden in de binnenstad met hun bijzondere stedenbouwkundige / architectonische kenmerken die een belangrijke rol spelen in de wording van het hele gebied.
Pastoriestraat en omgeving (periode 1650 – 1900)
Het gebied tussen Deldenerstraat, Langestraat, Willemstraat en Marskant is de resterende kern van het oude dorp Hengelo. In dit gebied liggen de panden, die als de oudste van Hengelo gelden. Hiertoe behoren enige panden in de Pastoriestraat:
In de eerste plaats het voormalige café “het Neutje”, dat vermoedelijk tussen 1650 en 1700 gebouwd is. De zijgevel vertoont nog de oorspronkelijke leemwand met houten vakwerk, maar de houten topgevel is verdwenen
Een aardig stukje Hengelo wordt gevormd door het Lambooyhuis, een vroegere herberg, die in de 18e eeuw gebouwd is.
Op de hoek van de Pastoriestraat en de Deldenerstraat bevindt zich het Thomassonhuis, dat waarschijnlijk uit de 17e eeuw stamt. Het is een van de weinige huizen in Hengelo met een houten topgevel.
Een ander 18e eeuws woonhuis is het zogenaamde Poolhuis aan de Pastoriestraat. Het huis is genoemd naar dokter Marius Pool, die er omstreeks 1740 een van de eerste artsenpraktijken in Hengelo uitoefende.
Het beeld van de Pastoriestraat wordt ook verlevendigd door de N.H. Kerk, (nu muziekschool) die gelegen is aan de Deldenerstraat.
Vroeger is de Pastoriestraat vol gebouwd geweest. Eind jaren 60 zijn een aantal panden naast elkaar gesloopt. Vervolgens werd deze lege ruimte als parkeerterrein gebruikt. In 1997 is de straat totaal heringericht waarbij de openbare ruimte met een kunstwerk centraal staat.
Afrikaanderbuurt (periode 1900 – 1935)
De gedaanteverwisseling van platteland naar stad heeft in dit gebied ook zijn sporen achtergelaten.
Rond 1821
In de eerste helft van de 19e eeuw is Hengelo met name een agrarische nederzetting. Duidelijk is de bebouwing en kleinere verkaveling langs de Enschedesestraat. De Drienerbeek en Elsbeek lopen door het open veld. Een bijzonder element is de Olie Mole. Deze molen gebruikte de beek als energiebron voor het aandrijven van de maalstenen. Bij de molen is eveneens sprake van een soort spaarbekken.
Rond 1910
Rond deze periode ontwikkelt Hengelo zich sterk dankzij de industrialisatie. Bij Thiemsbrug is over de beek een bontweverij gebouwd. Deze beek werd gebruikt om de stoffen te reinigen. In de nabijheid van de bontweverij is de Ariënsschool gebouwd. Het landschap verstedelijkt door de bouw van arbeiderswoningen. Met uitzondering van de woningen aan de Oldenzaalsestraat (Polswoningen) bestaat het merendeel van de woningen ten zuiden van de beek uit individuele woningen.
De Paul Krugerstraat is een van de duidelijkste stedenbouwkundige ingrepen: een lange rechte verbinding.
Rond 1945
De bontweverij is verdwenen. In de strook tussen de beek en de Oldenzaalsestraat is de Schaepmanmavo gebouwd (1921) en een instructiebad met badhuis. Ten noorden van de Oldenzaalsestraat is een ziekenhuis gekomen, ten oosten van de Oude Molenweg zijn woningen gebouwd. De verkaveling in de Afrikaanderbuurt is verder verkleind en de bebouwingslinten zijn verdicht. Direct na de oorlog wordt de zone tussen de beek en Oldenzaalsestraat gebruikt voor allerlei noodvoorzieningen voor de stad.
Rond 1960
Op de plaats van de oude bontweverij zijn noodwinkels gebouwd in verband met de wederopbouw van het stadscentrum. Tegenover de Schaepmanmavo is de PABO gekomen. De Polswoningen zijn gesloopt in verband met vochtoverlast van de beek. Ten noorden van de Schaepmanmavo is evenwijdig aan de Oldenzaalsestraat een galerijflat ten behoeve van kleine huishoudens gebouwd.
Rond 1995
Op de plaats van de noodwinkels is een winkelcentrum met parkeergarage gesitueerd als onderdeel van het stadscentrum. Deze vormt een enorme stedelijke massa. Naast de Ariensschool is het poppodium Metropool gekomen. Het schoolgebouw zelf heeft zijn bestemming verloren. Dit geldt ook voor de Schaepmanmavo. Tussen 1960 en 1995 heeft zich een kantoor gevestigd tussen de Colenso- en Reitzstraat en daarna is het gebouw overgenomen door een woningbouwcoöperatie.
Uit de historische ontwikkeling blijkt dat met name in de strook tussen de beek en de Oldenzaalsestraat door de jaren heen grote functiewijzigingen hebben plaatsgevonden. Verder is in deze strook altijd relatief grootschalig gebouwd geweest. Dit in tegenstelling tot de zuidzijde waar de bebouwing kleiner is, met uitzondering van het gebouw van de woningbouwcoöperatie.
Wederopbouwgebied (periode 1945 – 1965)
Door bombardementen in de Tweede Wereldoorlog was de binnenstad grotendeels verwoest. Het wederopbouwplan was ontworpen door W.R. van Couwelaar, een architect van de Nieuwe Zakelijkheid.
Uitgangspunt voor het wederopbouwplan was de positie van Hengelo als regionaal centrum. Er moest een duidelijk contrast zijn tussen het dichtbebouwde winkelcentrum en een meer open uitleg daarbuiten. Veel aandacht werd besteed aan het stratenpatroon. De opzet was een stratenraster van verbrede en rechtgetrokken straten, met name de Nieuwstraat, Beursstraat, Willemstraat en de verbinding met de Brinkstraat en de dwarsverbindingen Pastoriestraat, Molenstraat en B.P.Hofstedestraat. De Beatrixstraat werd aangelegd en de Marskant verbreed en tevens doorgetrokken tot aan het station zodat zij met de Wolter ten Catestraat en de Enschedesestraat een ringweg vormde. Als landelijk element bleef de Berflobeek in de groenstrook langs de Marskant bestaan. Om dit stratenplan en een nieuw marktplein te realiseren moesten huizen in de omgeving van de Brinkstraat gesaneerd worden. Een tweede groot plein was gedacht voor het station. Aan de andere kant van de Enschedesestraat zou een derde groot plein ontstaan voor het nieuw te bouwen stadshuis. Voor dit laatste zou eerst de joodse synagoge, het oude stadshuis en het St. Antoniusklooster aan de Burgemeester Jansenstraat afgebroken worden. Hoewel het stadhuisplein in wezen niet tot het wederopbouwplan behoorde, werd het toch als een essentieel onderdeel van het centrumplan gezien.
Van Couwelaar heeft daarna zijn plan op een aantal punten aangepast. In 1948 werd dit ontwerp goedgekeurd. Bij de uitvoering van het wederopbouwplan fungeerde van Couwelaar als supervisor. Hij stelde voor ieder bebouwingsblok een hoofdarchitect aan, die binnen dat bouwblok het belangrijkste gebouw voor zijn rekening nam. Hij hoopte door deze organisatievorm een grote verscheidenheid aan architectuur te combineren met harmonie in het stadsbeeld.
Periode 1965 – 1990
Met de aanleg van de Beatrixstraat en de Marskant werd de toegankelijkheid van het oostelijk gedeelte van de binnenstad verbeterd. PTT, politiebureau, een basisschool, het GAK en een woonflat zijn belangrijke gebouwen die in de jaren 60 gebouwd zijn. Later in de jaren 80 werd het gebied, dat ten oosten van het stadhuis ligt, volledig gereconstrueerd. Eerst werd het stadskantoor gebouwd en vervolgens Thiemsbrug. Aan de andere kant van de Oldenzaalsestraat werden het arbeidsbureau en een paar appartementen complexen gebouwd.
Het KPN complex aan de Beursstraat, een kantoorgebouw aan de Reitzstraat en de Lambertushofpassage aan de Wetstraat zijn ook in die periode gebouwd.
Kenmerkend voor de gebouwen die in de jaren 80 gebouwd zijn is, dat zij in het algemeen een matige architectonische kwaliteit hebben. Dit zijn zeker gevolgen van de economische crisis en het bezuinigingsbeleid die zich in die jaren afgespeeld hebben.
Periode 1990+
Het laatste decennium van de twintigste eeuw zijn in de binnenstad tal van ontwikkelingen op ruimtelijk en functioneel vlak in gang gezet. Hengelo maakte zijn ambitie zichtbaar om het centraal station en het gebied daar omheen te ontwikkelen tot de “poort van Twente”. De stationszone heeft nieuwe stedelijke uitstraling gekregen dankzij projecten als De Brink, de Schouwburg, Velourstunnel en Schrijftafelstrook.
Ook elders in de binnenstad is een aantal projecten gerealiseerd. Het Anninks complex, Thiemsland, O kwadraat (fase 1), het Politiebureau, de Bioscoop zijn hier belangrijke voorbeelden van.
In de laatste decennia heeft de gemeente Hengelo een aantal ambitieuze projecten ontwikkeld. Met de realisatie van het Bibliotheek-Bellevue complex heeft de Beursstraat een nieuw elan gekregen. Het landelijk geprijsde project Bibliotheek is een nieuwe trekpleister geworden voor de bewoners van Hengelo.
Ook het recentelijk gerealiseerde project Amstelkwartier op de hoek van de Enschedesestraat en de Drienerstraat heeft de aantrekkingskracht van het centrum bevorderd. Met zijn bijzondere gevelcompositie en licht hoge accent, markeert dit gebouw de entree van het kernwinkelapparaat.
Kenmerkend voor de projecten die in het laatste decennium gerealiseerd zijn, is dat zij in het algemeen een hoogwaardige architectonische kwaliteit hebben.
Ruimtelijke kwaliteit is een begrip met vele dimensies. In dit hoofdstuk komt het accent hoofdzakelijk te liggen op de fysieke/visuele aspecten van dit concept.
Het ruimtelijke imago van de stad wordt bepaald zowel door horizontale als verticale elementen. De horizontale elementen bestaan uit verhardingen, voortuinen en groenelementen. De verticale elementen zijn de gebouwen, de gevels, de bomen, kunstwerken, lantarenpalen, etc. Samenstelling van verticale en horizontale elementen bepalen uiteindelijk de visuele kwaliteit van de ruimte.
In dit verband wordt de binnenstad van Hengelo onder de loep genomen en worden de positieve kwaliteiten en de negatieve aspecten becommentarieerd
Positieve kwaliteiten
De binnenstad van Hengelo kent een grote mate van dynamiek en blijft in beweging. De laatste 15 jaren zijn tal van ontwikkelingen op ruimtelijk vlak in gang gezet waarbij de binnenstad gedeeltelijk kwalitatief opgewaardeerd is. De beleidsvisie `de Binnenstad in de Breedte` speelt een belangrijke rol bij de omvorming van de binnenstad.
Na de aanleg van het eerste pilot project Pastoriestraat (1997) worden de straten en pleinen van het centrum van de binnenstad in fases aangelegd (1997 – 2002). Daarnaast hebben de zuidelijke en noordelijke (langs de Oldenzaalsestraat) gedeelten van de centrumring een nieuw gezicht gekregen door de aanleg van het “stadsplateau”.
Door deze ruimtelijke operaties op horizontale oppervlakte heeft de binnenstad niet alleen een nieuwe stadsvloer gekregen maar is ook beter toegankelijk geworden voor de fietsers en voetgangers. Gebruikskwaliteit van de binnenstad is in zekere mate verbeterd.
Met de ontwikkelingen van de laatste 6-7 jaren gaat dit verbeterproces alleen maar door. Beleidsvisies zoals de Structuurvisie Hengelo 2030, Burgervisie Binnenstadsdebat en Een binnenstad voor Ontmoetingen spelen een cruciale rol bij de verdere ontwikkeling van de binnenstad. Drie belangrijke pleinen van de binnenstad aangeduid als `parels` worden recentelijk aangepakt. De grote upgrading van het marktplein en de herinrichting van het stationsplein komen in 2012 gereed. Het Burgemeester Jansenplein wordt binnen enkele jaren helemaal opnieuw ingericht als horecaplein.
Er zijn eveneens een aantal gebieden en gebouwenclusters in de binnenstad met positieve ruimtelijke kenmerken
Het stadserf- Wederopbouwarchitectuur
Het stadserf is een duidelijk afgebakende ruimte die begrensd wordt door de wanden van de Brinkstraat, Enschedesestraat, Nieuwstraat. De architectuur van het stadserf is van een vijftiger jaren stijl. Er is sprake van een bloksgewijze bebouwing met een aaneenschakeling van individuele panden.
De bouwblokken zijn regelmatig van vorm, met een horizontale geleiding en doorlopende gootlijnen. De overwegend horizontale lijnen van de wederopbouwarchitectuur leveren een fraai contrast op met de verticale lijnen van de torens van de binnenstad. Substantiële delen van de wederopbouw panden vallen te weinig op door de veranderingen die in de loop der tijd aangebracht zijn. Vooral winkelpuien op de begane grond en de daarboven aanwezige luifels maken een slechte indruk.
Nieuwstraat ca. 1990
Nieuwstraat 2012
Het besef en waardering van de wederopbouwarchitectuur in Hengelo is in de laatste jaren toegenomen. Een in Nederland uniek initiatief startte medio 2009 in Hengelo met een puienspreekuur gecombineerd met een subsidieregeling (gevelfonds). Het doel van deze regeling is eigenaren te stimuleren om investeringen te doen ten behoeve van het verbeteren of herstellen van voorgevels zodat een nieuwe pui de architectuur van het totale pand dient of ondersteunt. In dit verband zijn er al panden hersteld en goed gewaardeerd door de bezoekers van de binnenstad.
oude situatie
herstelde gevel
Pastoriestraat
De Pastoriestraat is het oudste stukje van Hengelo en ligt in het noord westen van de binnenstad. Door kleinschalige, losstaande gebouwen in verschillende stijlen uit verschillende tijden, café's, bars, terrassen en doorsteekjes ontstaat hier een informele, intieme sfeer. Heel gevarieerde rooilijnen, dakvormen en nokrichtingen zijn ook medebepalend voor de informele uitstraling van dit gebied. Het labyrintische en in zich gekeerde karakter van deze buurt vertoont een groot kontrast met het kernwinkelapparaat dat een open, toegankelijk gridpatroon en sober karakter heeft. De “Laser Quest”is het enige gebouw dat dissonant is met de rest van het gebied. Eventuele nieuwbouw moet zodanig vormgegeven worden en stedebouwkundig ingepast dat het karakter van het gebied wordt ondersteund.
Pastoriestraat
Pastoriestraat
De Afrikaanderbuurt
Het gebied tussen de Drienerbeek, de Paul Krugerstraat en de Steynstraat is ook het vermelden waard. In het zuidelijk gedeelte is een woongebied met kleine arbeiderswoningen uit begin 1900. De woningen hebben een kleine korrelmaat. De bebouwing is geschakeld en in de rooilijn gebouwd.
De villawijk die rondom de Schalkburgerstraat en de Colensostraat gesitueerd is, stamt ook uit de jaren 20 van de vorige eeuw. Dit wijkje heeft een ruime setting, een groene lommerrijke uitstraling en met een voor die tijd kenmerkende architectuurstijl met art deco – invloeden.
Aan de noordkant van de Afrikaanderbuurt, grensend aan de Oldenzaalsestraat, is in het begin van deze eeuw eerste fase van project O-kwadraat gerealiseerd, grotendeels in de vorm van wozoco`s. Het gemeentelijke monument de Schaepmanmavo is gerestaureerd en gestransformeerd tot een wooncomplex. De gemeente heeft in dit project gekozen voor een semi-transparante stedebouwkundige structuur opdat zowel de achterliggende groenstrook als de Schaepmanmavo zichtbaar blijven.
Afrikaanderbuurt, Schalkburgerstraat
Afrikaanderbuurt, Steijnstraat
De Brink
Het winkel/wooncomplex De Brink, dat gerealiseerd is in 1997/1998 is gelegen aan de zuidwest kant van de binnenstad en verbindt het station met het marktplein van Hengelo. Deze winkelconcentratie heeft een tweede looproute richting de overige winkels in de binnenstad aangeboden naast de eerste looproute door de Nieuwstraat. Kaarsrechte en lange luifels markeren de ingang van deze passage. De passage mondt uit op een autovrije markt; met toren en Brinkplein. De toren, met zijn hoogte van ruim 42 meter, fungeert niet alleen als een nieuwe blikvanger in de binnenstad maar ook als een moderne informatiedrager voor de passanten. Het onderste deel van de toren is bekleed met glas. Dit transparante volume zorgt ervoor dat de toren als het ware boven het maaiveld zweeft.
Het V&D gebouw met zijn schuine dak en moderne bekleding is een van de belangrijkste trekpleisters van de binnenstad.
Het Brink complex is, zowel qua functie als dynamische verschijningsvorm, een doorbraak in de wording van een modern en chique winkelcentrum van Hengelo. Het Brink project en het ernaast liggende Rabobankcomplex uit dezelfde periode staan samen ook voor de 'schaalsprong' die Hengelo gemaakt heeft in de laatste jaren van de vorige eeuw.
Marktplein
Brinktoren
Thiemsland-schil
De gebieden rond de Deldenerstraat en de Oldenzaalsestraat manifesteren zich de laatste twintig jaar als een plek voor gestapeld stedelijk wonen. In dit verband is, aan de noordelijke rand van de binnenstad in de eerste jaren van de eenentwintigste eeuw de Thiemsland-schil gerealiseerd. Met zijn uitgerekte, hoge massa ( 7 lagen) en met zijn moderne architectuur valt dit complex op als men vanaf verschillende invalswegen het centrum nadert. Nabijheid zowel tot het centrum als tot het stadspark (Huys Hengelo), maakt dit wooncomplex aantrekkelijker voor bepaalde doelgroepen.
Thiemsland
Beursstraat
De Beursstraat vormt de overgang in de binnenstad tussen het winkelgebied en de parkzone. De sfeer van de straat wordt medebepaald door zowel villa achtige bebouwing aan de oostkant van de straat als de stedelijke blokken aan de westkant van de straat.
De schouwburg met zijn herkenbare ronde vorm markeert de hoek van de straat. Goed samenspel/interactie tussen het gebouw zelf en de openbare ruimte is ook bereikt.
Het in latere fase (2007) gerealiseerde stedelijke assemblee (Bibliotheek, Woontoren) op de plek van het voormalige KPN pand heeft bijdragen aan de “kwaliteitstrend” zoals die is ingezet met de schouwburg. De woontoren Bellevue met een hoogte van 38 m. is de hoogste woontoren in de stad. Dit hoge accent markeert de entree van het centrum als men via de Enschedesestraat de stad nadert.
Beursstraat; Bibliotheek
Pr. Bernhard Plantsoen
Het Pr. Bernhard Plantsoen wordt gekenmerkt door zijn Engelse landschapstijl (natuurlijke, vloeiende vormgeving) en door zijn introverte karakter. De losse bebouwing langs de randen wordt hierbij als onderdeel van het park ervaren. Het verwaarloosde paviljoen is in 2009 gerenoveerd en omgevormd tot een horeca functie met terras gelegenheid in een zeer groene omgeving. Daarnaast bevordert het muziek/kunst festival, dat sinds 2008 ieder jaar in het plantsoen te vinden is, de gebruikswaarde van dit park.
Prins Bernhardplantsoen; paviljoen de Ontmoeting
Amstelkwartier
Op de locatie waar vroeger het Amstel Hotel was gevestigd en in een recenter verleden de winkels Blokker en Intertoys, werd een fraai appertementencomplex gerealiseerd (2011) met winkelunits op de beganegrond en op de verdieping.
Detailhandel op deze locatie draagt bij aan de winkelrouting van het centrum. Er ontstaat zo een duidelijke entree van het winkelgebied. Door winkelen op de verdieping te ontwikkelen wordt bijgedragen aan de gewenste schaalvergroting van de winkels. Bovendien wordt met dit project tegemoetgekomen aan de gedachte “wonen boven winkels”, wat de leefbaarheid in de binnenstad ten goede komt.
Kenmerkend voor het gebied aan de noordelijke kant van de Enschedesestraat (t/m Hema) is de gebrekkige stedebouwkundige / architectonische kwaliteit. De nieuwe bebouwing zal in zekere mate als “trigger” fungeren voor een verbetering van de architectonische kwaliteit van de bebouwing aan de Enschedesestraat.
Aan de Smutsstraat, net achter het Amstelkwartier is recentelijk een appartementcomplex gerealiseerd. Met zijn schaal en speelse gevelindeling zullen deze ontwikkelingen positief bijdragen aan dit gebied.
Negatieve aspecten
De structuur en het beeld van de binnenstad zijn echter nog niet overal even sterk. Er zijn enkele gebieden die qua uitstraling sterk dissonant zijn met de rest van de binnenstad en waar stedelijke vernieuwing gewenst/noodzakelijk of al aan de gang is. De Lambertushofpassage,
O kwadraat (fase2-3), M kwadraat zijn voorbeelden daarvan. Bestaande gebouwen in deze gebieden voldoen niet meer aan de eisen van deze tijd. Behalve enkele monumentale panden hebben de gebouwen in het algemeen een matige tot slechte architectonische kwaliteit en een laagwaardige uitstraling.
Kenmerkend voor het centrumgebied van de binnenstad zijn de twee uiteenlopende stedenbouwkundige structuren. Het naoorlogse deel van het centrum ligt aan de zuidzijde van de Enschedesestraat. De ruimtelijke samenhang en het beeld worden bepaald door een plateau met daarop bouwblokken. De bouwblokken zijn gesloten waardoor alle vier de zijden als voorkant worden waargenomen. De open ruimtes en gebouwen vormen een orthogonaal patroon, dat kenmerkend is voor de wederopbouw periode. Het patroon wordt versterkt door een eenduidige architectuur met grotendeels een zelfde bouwhoogte (3 lagen).
Het vooroorlogse deel ligt met name aan de noordzijde van de Enschedesestraat. Het beeld wordt bepaald door de tegen elkaar aangebouwde individuele panden. Dit stedebouwkundig patroon heeft meestal een voor- en achterkant. Kenmerkend voor dit gebied zijn de rafelige aansluitingen, randen, gaten en slecht vorm gegeven wanden. Dit soort problematische wandvormingen zijn voornamelijk te vinden rondom de Wetstraat, Cronjestraat, Smutsstraat, Drienerstraat, Enschedesestraat en rondom het Burgermeester Jansen Plein.
Marskant; braakliggend
Lambertuspassage
De Enschedesestraat is een van de belangrijkste dragers van de binnenstad die de oost en west flank en het centrum met elkaar verbindt. De ruimtelijke kwaliteit is de laatste jaren aanzienlijk verbeterd dankzij het project Amstelkwartier. Aan de andere kant wordt het totaalbeeld van de straat nog niet positief gewaardeerd. Disharmonie in de gevelbekleding, discontinuïteit in hoogtes en slechte architectonische kwaliteit hebben geleid tot een chaotisch straatbeeld.
Dit soort problematische bebouwing is vooral te vinden tussen de Lambertuskerk/Drienerstraat en rondom het Burgemeester Jansen Plein.
De huidige Lambertushofpassage en de omgeving zijn zwakke delen van de binnenstad en verdienen zeker aandacht. Met zijn slecht architectonische kwaliteit heeft deze passage een rommelige en laagwaardige uitstraling naar buiten. Het verpaupering proces is de laatste jaren versneld door de leegstand in winkels.
Enschedesestraat
Oldenzaalsestraat; Parkeergarage
De beeldkwaliteit van de centrumring verdient ook zeker aandacht. Immers, de centrumring is een belangrijke verkeersader, gelegen rondom de binnenstad, die een eerste kennismaking met de binnenstad inluidt. Het is een gesloten lijn die gezien kan worden als drager van stedelijke ontwikkelingen en alle facetten van het stedelijke leven met elkaar verbindt.
Er zijn deelgebieden/clusters rondom de centrumring waar de beeldkwaliteit beneden peil is. Gebouwen en open ruimtes aan de noordkant van de Marskant en gebouwen aan de Oude Molenweg hebben in het algemeen slechte architectonische kwaliteiten. Ze hebben ook qua stijl, gevelbewerking en bouwmassa uiteenlopende kenmerken. Daardoor ontstaat een ongewenste chaotische wandvorming.
Een ander voorbeeld van een slecht vormgegeven wand is het Thiemsbrug complex. Met zijn blinde gevelwand aan de kant van de Oldenzaalsestraat en met zijn slecht beklede parkeergarage maakt dit complex de “Wemenpoort” minder aantrekkelijk. In het kader van het project Lange Wemen wordt de parkeergarage bekleed met nieuw materiaal. Daardoor krijgt de Wemenpoort , die een belangrijke entree van het centrum is, een bijzondere uitstraling.
Er zijn enkele open parkeerplekken in de binnenstad die deel uitmaken van het parkeersysteem van de binnenstad. De parkeerruimtes bij het Bataafse Kamp, bij het Burgemeester Jansen plein en bij de Wetstaat zijn voorbeelden daarvan.
Het huidige gebruik van deze ruimtes veroorzaakt in zekere mate kwaliteitsverlies. Parkeren op het Burgemeester Jansen Plein verdwijnt binnen een paar jaar. Door het verdwijnen van parkeerplaatsen ook op andere pleinen/ openbare ruimtes, neemt de kwaliteit van het verblijfsklimaat van de binnenstad toe.
Enschedesestraat; parkeren en kunst
Een goede verkeers- en vervoersinfrastructuur is van groot belang voor het behouden en versterken van de kwaliteiten van de stad. Het Gemeentelijk Verkeers- en Vervoersplan (GVVP) van februari 2002 is destijds ontwikkeld om bestaande en te verwachten verkeers- en vervoersknelpunten op te lossen. De hieruit ontstane 'Stellingname notitie GVVP Hengelo' van november 2002 gaat in op bestuurlijke standpuntbepaling en herbevestiging van belangrijke stellingnamen. Het GVVP is inmiddels ruim 10 jaar oud, maar op dit moment nog steeds van kracht.
Voor het sociaal en economisch functioneren van Hengelo is een goede bereikbaarheid van grote waarde. Behoud en versterking van bereikbaarheid naar de toekomst is zeer belangrijk om de sociale en economische motorfunctie tezamen met Enschede en Almelo, voor de eigen bewoners en voor de inwoners van de regio, te kunnen vervullen. Regionaal gezien vervult Hengelo hierin een centrale positie.
Ook (flankerende) maatregelen als dynamisch verkeersmanagement, vervoersmanagement, parkeermaatregelen (vraagvolgend parkeerbeleid), locatiebeleid, stadsdistributie en tariefexperimenten openbaar vervoer, spelen een belangrijke rol om de leefbaarheid en verkeersveiligheid samen met het vraagstuk bereikbaarheid te verbeteren.
In het Gemeentelijk Verkeers- en Vervoersplan wordt ingegaan op de functie en taak van de centrumring in relatie tot de rest van het hoofdverkeers- en vervoersysteem van Hengelo. De centrumring rond het stadscentrum heeft meerdere (hoofd)functies;
1. De centrumring heeft als hoofdfunctie een stroomfunctie welke gegarandeerd moet blijven voor verkeer tussen de verschillende stadsdelen en voor het (Hoogwaardig) Openbaar Vervoer;
2. De centrumring heeft verder als functie om het gemotoriseerd verkeer met bestemming binnenstad te geleiden. Om de centrale parkeergelegenheden te bereiken is een gesloten (parkeer)ring rond de binnenstad een vereiste;
3. Een verdeel- en ontsluitingsfunctie voor verkeer van en naar het stadscentrum. Voor het bereiken van de binnenstad zijn op diverse punten op de centrumring veilige oversteekplaatsen voor langzaam verkeer gerealiseerd (VRI geregeld en ongeregeld met middengeleider voor oversteken in twee fasen).
In verband met de noodzakelijke doorstroming van het (Hoogwaardig) Openbaar Vervoer is een vlotte doorstroming op de centrumring van groot belang. Door middel van doseren zal het autoverkeer gereguleerd worden. Belangrijke aandachtpunten van deze centrumring zijn verder; goede vormgeving volgens het Duurzaam Veilig concept, het beperken van aantal aansluitpunten op de binnenstad/centrumring en aanliggende wijken en het beperken van het aantal (nieuwe) uitwegconstructies.
Een autovrije binnenstad is en blijft noodzakelijk om het verblijfskarakter te benadrukken en is het domein van de fietsers én voetganger (langzaam verkeer). Andere verkeersdeelnemers dienen zich aan te passen en zijn in die zin 'te gast'. Tevens verbetert het de leefbaarheid in de binnenstad, met name voor (winkel)bezoekers. Maar de binnenstad kent meer functies waar rekening mee moet worden gehouden. Zo heeft de binnenstad ook een belangrijke woon- en werkfunctie waardoor de bereikbaarheid van woning of winkel (gedurende de venstertijden) voldoende gegarandeerd moet zijn. Ook de bevoorrading van de winkels is noodzakelijk voor een goed functionerende binnenstad. In de praktijk wordt daarom soms ook wel gesproken van 'autoluwe binnenstad', maar in juridische zin wordt autovrij gebied bedoeld (zie ook paragraaf2.3.7 Het verkeersregime in de binnenstad en paragraaf3.4.19 Nota TOAG).
Het uitgangspunt is een aantrekkelijke, herkenbare en goed bereikbare binnenstad die grotendeels autovrij is. Rijdend (doorgaand) en parkerend autoverkeer is daarmee (groten)deels uit het straatbeeld verdwenen.
De binnenstad heeft overwegend een verblijfskarakter. Om het verblijfskarakter van die binnenstad te benadrukken is de openbare ruimte van die binnenstad passend ingericht. De inrichting van het autovrije gebied heeft door een eenduidige vormgeving en regelgeving een duidelijke uitstraling van een verblijfsgebied, de poorten zijn tevens eenduidig vormgegeven. Deze vormgeving draagt bij aan het weren van (doorgaand) autoverkeer in de binnenstad. Door de (her)inrichting van het gebied is de begrenzing van het gebied goed zichtbaar en zijn de poorten duidelijk gemarkeerd.
In de beleidsnota Toegankelijkheid en Ontheffingen Autovrij Gebied. (TOAG) wordt de toegankelijkheid van de binnenstad beschreven. In het autovrije gebied van de binnenstad is een geslotenverklaring (verkeersbord C1 van het RVV) van kracht, zowel voor rijdend als stilstaand verkeer. Voor bedrijven en bewoners is een uitzonderingsbeleid gemaakt door middel van ontheffingen.
Hengelo is al jaren een fietsstad, kent een hoog fietsgebruik en staat inmiddels op de derde plaats van alle 50.000+ gemeenten in Nederland waar het meeste wordt gefietst. Om dit (nog) verder te stimuleren wordt de fiets uiteraard toegelaten in het autovrije (winkel)gebied om zodoende de fietsafstanden te beperken en een voordeel ten opzichte van de auto te realiseren. Dit geldt ook tijdens winkeltijden (uitgezonderd de Brinkpassage).
Uitvoeringsnota Fietsen
Het geactualiseerde fietsnetwerk Hengelo 2002 is in deze nota opgenomen. Hierin wordt onderscheid gemaakt in hoofdfietsroutes (stads- en wijknetwerk) en stadsfietsroutes (verbinding tussen de wijken en het stadscentrum) Voor de binnenstad van Hengelo loopt de stadsfietsroute over de:
De fietsers op deze stadsfietsroutes hebben in beginsel voorrang op het overige verkeer, behalve bij kruisingen met de hoofdwegenstructuur (inclusief HOV).
Fietsparkeren
De binnenstad van Hengelo kent al jaren de systematiek van fijnmazige parkeerclustering van (onbewaakt) fietsparkeren in combinatie met het bijna overal mogen fietsen. Dat betekent dat fietsers hun fiets heel dicht bij hun (winkel)bestemming kunnen parkeren en dat wordt door fietsers gewaardeerd. Alleen op topdagen zoals bij grote evenementen in combinatie met mooi weer is de parkeercapaciteit voor al die fietsers onvoldoende. Dit is eenvoudigweg niet op te vangen. De waardering door die incidentele fietser(s), die besluit op dergelijke bijzondere dag wel op de fiets naar de binnenstad te gaan, levert vervolgens een minder positieve gebruikers ervaringen op.
Daarnaast is er dus een groeiende behoefte aan (gratis) bewaakt stallen in de binnenstad. De tijdelijke bewaakte fietsenstalling op het Kloosterhof terrein kent een toenemend aantal bezoekers, voldoet daarmee aan die behoefte en is een succes.
De gemeente Hengelo wil het gebruik van het openbaar vervoer stimuleren, met name op de Hoogwaardig Openbaar Vervoer (HOV) doorstroomassen. Zo wordt op regionaal niveau een reëel alternatief voor de auto geboden. Het Agglo-systeem vormt de ruggengraat van het openbaar vervoer in Hengelo en bestaat uit diverse railverbindingen en de doorstroomassen Hoogwaardig Openbaar Vervoer voor bussen (HOV)
In Hengelo gaat het om vier doorstroomassen;
Een belangrijk deel van de centrumring maakt deel uit van deze doorstroomassen. Het NS Station van Hengelo (Centraal Station van Twente) is het centrale knooppunt van het openbaar vervoernetwerk waar diverse spoorlijnen en buslijnen samenkomen.
Op alle kruispunten met het overig verkeer krijgt het hoogwaardig openbaar vervoer prioriteit in de verkeersafwikkeling ten opzichte van de overige modaliteiten/verkeersdeelnemers.
Het dagelijks bestuur van Regio Twente is verantwoordelijk voor het openbaar vervoer per bus in de regio. Regio Twente maakt het beleid en stelt concessie/contractvoorwaarden op die de vervoerder moeten prikkelen om een zo goed mogelijk vervoersproduct te leveren (zie regionaal beleid). De vervoerder zorgt voor de uitvoering.
Vervoersknooppunten
Centrumontwikkelingen vinden plaats bij bestaande en mogelijk nieuwe knooppunten van openbaar vervoer onderling en met de hoofdwegen. Binnen de invloedsgebieden van de vervoersknooppunten is sprake van een verdere verdichting door intensivering, herstructurering en stedelijke vernieuwing. In het GVVP zijn de volgende knooppunten van openbaar vervoer genoemd en grotendeels gerealiseerd.
Voorstadshalte Agglolijn Westermaat;
De gemeente Hengelo probeert evenwicht te bereiken tussen enerzijds de parkeervraag en anderzijds de optimale combinatie van bereikbaarheid en leefbaarheid. Uitgangspunt hierbij is een leefbare en bereikbare (binnen)stad door middel van sturend parkeerbeleid (minder blik op straat), vraagvolgend parkeerbeleid (bewoners), locatie beleid en bevorderen van andere (duurzame) vervoerswijzen zoals openbaar vervoer en fiets (verschuiving in de modal split).
In december 2008 heeft de gemeenteraad de Nota Autoparkeren 2008-2012 vastgesteld. Dit is de visie op het nieuwe parkeerbeleid zoals deze destijds is vastgesteld. Het parkeerbeleid geldt voor heel Hengelo, dus voor het centrum én in de schil- en overige (buiten)gebieden rondom het centrum.
Voor alle parkeerlocaties in en rond de binnenstad is aangegeven hoe de bereikbaarheid georganiseerd is. Om het autoverkeer in de binnenstad te weren, zijn geconcentreerde openbare parkeervoorzieningen (op maaiveld en bebouwd) gerealiseerd door middel van een evenwichtige spreiding, vooral aan de randen van de binnenstad.
Voor alle vervoerswijzen (voetganger – fiets – openbaar vervoer - bevoorradingsverkeer) is op hoofdlijnen aangegeven, hoe tot een goed verkeerssysteem kan worden gekomen. Uitgangspunt is dat de binnenstad bij uitstek het domein is van fietsers en voetgangers (langzaam verkeer). Andere verkeersdeelnemers/modaliteiten dienen zich aan te passen en zijn in die zin 'te gast'.
In de binnenstad is een parkeerverbodzone ingesteld, met uitzondering van de daarvoor aangewezen locaties op (openbare) parkeerterreinen en de drie huidige parkeergarages.
Ten aanzien van het winkelbestand in de binnenstad is het belangrijk te kijken bij het toelaten van nieuwe winkels dat deze geen grote verkeersaantrekkende bewegingen hebben, dus persé met de auto bereikbaar moeten zijn. Zuiver verkeerskundig gezien ligt de voorkeur bij een gevarieerd, kleinschalig en hoogwaardig winkelbestand. In deze huidige tijd van toegenomen leegstand spelen ook andere factoren een belangrijke rol.
Inleiding
De Hengelose binnenstad is een verblijfsgebied. Natuurlijk moeten woningen, winkels en (horeca)ondernemingen in de binnenstad bereikbaar blijven. Het centrum is met bebording afgesloten voor gemotoriseerd verkeer. Op een beperkt aantal locaties zijn er fysieke afsluitingen. De geslotenverklaringen worden nog steeds regelmatig genegeerd. De fysieke afsluitingen zijn gemakkelijk te verwijderen. De (klap)palen zijn vaak verdwenen of neergeklapt met als gevolg dat het verkeer (leveranciers, taxi's, bewoners enz.) dat zich helaas niet houdt aan de verkeersregels, vrijbaan heeft. Er is op die momenten sprake van hinder en overlast.
Visie
Voor zowel de handhaving als het verlenen van ontheffingen is het noodzakelijk een beleidsvisie voor het gebied te ontwikkelen waardoor iedere gebruiker een gelijke behandeling krijgt en zodat de gebruiker weet wat wel is toegestaan en wat niet. Vervolgens kan de politie op basis van de beleidsvisie handhaven en de gemeentelijke ontheffingen verlenen. Deze visie is uiteengezet in de beleidsnota Toegankelijkheid en Ontheffingen Autovrij Gebied.
De beleidsvisie resulteert in een verordening Ontheffingen Autovrije Gebied en een verkeersbesluit waarin de omvang van het gebied en het verkeersregime is geregeld. In die beleidsnota wordt de toegankelijkheid van de binnenstad beschreven en zal antwoord worden gegeven op de vragen:
Geschiedenis
In 2004 werd de eerste nota “Toegankelijkheid en Ontheffingen Autovrij Gebied” vastgesteld met het verzoek voorstellen te doen betreffende het definitief afsluiten van de binnenstad. In deze eerste nota werd er van uitgegaan dat de binnenstad zou worden afgesloten met bebording. Handhaving zou een cruciale rol moeten gaan spelen. De binnenstad kreeg een geslotenverklaring met uitzondering van fietsers en laden en lossen met en venstertijd tussen 17.30 uur en 12.00 uur. Deze geslotenverklaring is aangegeven met verkeersborden. De maatregel had niet het gewenste resultaat.
De oorspronkelijke nota is vervolgens in 2007 geactualiseerd. Inzet was nu een selectief toegankelijk binnenstad op basis van een fysiek dynamisch systeem met verzinkbare palen. Verkeersbesluiten werden genomen en het ontheffingenbeleid werd vastgesteld. Door het invoeren van het fysiek dynamisch systeem met Bollards zou er nagenoeg geen handhaving meer nodig zijn om oneigenlijk verkeer in de binnenstad te weren. Een systeem dat veiligheid en leefbaarheid waarborgt zonder dat het ten koste gaat van de bereikbaarheid. Vanwege noodzakelijke bezuinigingen is besloten de uitvoering van TOAG uit te stellen. Handhaving blijft centraal staan.
Toegankelijkheid
In de binnenstad zijn verschillende functies aanwezig. De binnenstad heeft woon- en werkfuncties, en moet tijdig bevoorraad kunnen worden. Om hieraan tegemoet te komen moet het mogelijk zijn om op bepaalde tijden de binnenstad in te rijden met inachtneming van een minimale afbreuk op de leefbaarheid van de binnenstad. Bij deze toegankelijkheid worden de volgende uitgangspunten in acht genomen:
De toegankelijkheid wordt op basis van deze uitgangspunten op twee manieren mogelijk gemaakt:
Toegang tijdens venstertijden
Onder venstertijden verstaan we in deze nota de tijdvakken waarin het autovrije gebied in de binnenstad voor derden per auto bereikbaar is teneinde
Bevoorrading en venstertijden binnenstad
Expediteurs hebben uiteraard het liefst helemaal geen afsluitingen, het dwingt tot omrijden. Ze zijn daarom voorstander van het in zijn geheel afsluiten van een stadscentrum, wanneer afsluitingen al noodzakelijk zijn. Men is bekend met fysiek afgesloten binnensteden en venstertijden in Nederland. De afsluitingen die in het verleden de overlast in het centrum moesten beperken, beperken daarmee tevens een goede bevoorrading van de binnenstad.
Op dit moment is laden en lossen in de binnenstad tussen 17.30 en 12.00 uur toegestaan. Van diverse zijden is verzocht dit beleid aan te scherpen. Met name het nachtelijk laden en lossen vormt een bron van overlast. Het bevoorradingsverkeer in de binnenstad veroorzaakt geluidshinder en stankoverlast. Uitgaande van de gemeentelijke beleidsdoelstelling de leefbaarheid en bereikbaarheid van de Hengelose binnenstad te verbeteren, is het wenselijk het aantal vrachtauto kilometers, vrachtwegingen en vrachtritten in de binnenstad te verminderen.
Het huidige verkeersregime in het autovrije gebied/binnenstad:
Het autovrije gebied is autovrij door middel van een afsluiting met verkeersborden. Er geldt een zonale geslotenverklaring voor alle bestuurders (bord C1 RVV 1990), uitgezonderd laden en lossen 17.30-12.00 uur en fietsers zijn toegestaan. Conform de nota Autoparkeren is parkeren in het autovrije gebied niet toegestaan. De eventuele (verplichte) rijrichting bij de toegangen tot het autovrije gebied is aangegeven door middel van RVV bebording.
Ook tijdens de avonduren rijden veel motorvoertuigen door de binnenstad. Gezien het verblijfsklimaat dat daar heerst en de geluidsoverlast dat dit oplevert is dat niet gewenst. De doelstelling voor deze periode moet zijn dat bestemmingsverkeer toegelaten wordt en overig verkeer niet. Om deze doelstellingen te halen zijn inmiddels de nodige verkeersbesluiten genomen de venstertijden aan te passen naar de periode van 07.00 uur tot 12.00 uur. De aan de verkeersbesluiten gekoppelde aanpassingen aan RVV bebording moeten nog geïmplementeerd en gerealiseerd worden. Om de verkeersdruk op het autovrije gebied te beperken blijven de fysieke afsluitingen tijdens de venstertijden van kracht. De fysieke afsluitingen zijn voor hulpdiensten te allen tijde op te heffen.
Het voorgenomen verkeersregime in de autovrije binnenstad en gerealiseerde verkeersregime op het Stationsplein:
Het autovrije gebied is autovrij door middel van een afsluiting met verkeersborden. Er geldt een zonale geslotenverklaring voor alle bestuurders (bord C1 RVV 1990), uitgezonderd laden en lossen 07.00-12.00 uur en fietsers zijn toegestaan. Conform de nota Autoparkeren is parkeren in het autovrije gebied niet toegestaan. De eventuele (verplichte) rijrichting bij de toegangen tot het autovrije gebied is aangegeven door middel van RVV bebording.
Ontheffingsregeling
Om in het autovrije gebied van de binnenstad te mogen rijden buiten de venstertijden is een ontheffing nodig van Burgemeester en Wethouders. De gemeente hanteert de stelregel dat ontheffingen slechts bij wijze van uitzondering zullen worden verleend. Een voorbeeld van die uitzonderingspositie zijn de grote voertuigen voor schouwburg voorstellingen.
Permanente fysieke afsluitingen
Om de overlast van het verkeer door de binnenstad te beperken zijn er in het (recente) verleden een aantal openbare wegen afgesloten:
Stationsplein
Het Stationsplein maakt onderdeel uit van het autovrije gebied in de binnenstad. Het in 2012 volledig heringerichte Stationsplein is door middel van twee selectieve toegangen na de zomer van 2012 geheel fysiek afgesloten met verzinkbare palen (Bollards). Het berijden van de rijstrook op het Stationsplein is strikt voorbehouden aan lijnbussen en fietsen. Bevoorradend verkeer of ander verkeer vanuit de Nieuwstraat of Spoorstraat is onder geen beding toegestaan. Verkeer vanuit de Nieuwstraat of Kattenhoek kan gebruikmaken van de ingestelde rijstrook aan de noordgevel die wordt ontsloten op de Beursstraat. Indien nodig worden aanvullende (fysieke) maatregelen genomen om deze verkeersregeling af te dwingen.
Op het Stationsplein zijn de volgende uitgangspunten bepaald en/of gehandhaafd met betrekking tot de bereikbaarheid en toegankelijkheid.
- De nadruk op het plein ligt op verblijven (voetgangersgebied);
- Een exclusieve bus- en fietsstrook tussen Spoorstraat en busstation: ander verkeer is niet toegestaan
- Compact busstation aan oostzijde van het Stationsplein en uitsluitend toegankelijk voor lijndiensten;
- Naast een busstrook ook volwaardig tweerichtingen fietspad tussen Spoorstraat en Prins Bernhard plantsoen;
- Een rijstrook/rijloper ten behoeve van bevoorradingsverkeer (tijdens hgl) is ingesteld voor de winkels/detailhandel aan noordzijde Stationsplein;
- De schouwburg (Rabotheater) heeft mbt de bereikbaarheid van onder andere grote decor- en techniekwagens een speciale uitwegconstructie via de busstrook;
- Ter hoogte van schouwburg is uitgaand verkeer toegestaan op bus/taxistrook richting Beursstraat (komende vanaf rijstrook noordgevel of Molenstraat);
- Fietsparkeren in de rekken is uitsluitend toegestaan binnen de daarvoor door de gemeente aangegeven en gemarkeerde (tijdelijke) gebieden en in de fietsflat.
Taxi's
In 2012 zijn er afspraken gemaakt met taxibedrijven uitsluitend door het centrum te rijden wanneer er klanten opgehaald of afgezet moeten worden. Gedurende de uitgaansavonden is er een taxistandplaats op het noordelijk deel van het Marktplein beschikbaar (ontsluiting uitsluitend via Brinkstraat – Spoorstraat/centrumring). De taxistandplaats schuin voor het NS gebouw en NS fietsenstalling is in 2012 verplaatst naar het Industrieplein
Afrikaanderbuurt
De Afrikaanderbuurt geldt al jaren een parkeerschijfzone (blauwe zone). De maximale parkeerduur is op dit moment één uur op gemarkeerde plaatsen met een blauwe streep. De Afrikaanderbuurt is tevens (fysiek) ingericht als 30 km/h gebied.
Ook circulatiemaatregelen zijn hiervan onderdeel. De belangrijkste laatste verkeersmaatregel in het kader van tegen gaan sluipverkeer, is het omdraaien van het éénrichtingsverkeer Wemenstraat tussen Oldenzaalsestraat en Steijnstraat / Schalkburgerstaat. Dit is enkele jaren geleden gerealiseerd.
Vanuit de Nota evaluatie parkeerbeleid (2010) heeft de raad besloten dat bewoners van de blauwe zone gebieden zullen moeten gaan bijdragen in de kosten voor die blauwe zone. Bewoners kunnen daarbij nu zelf in meerderheid bepalen of ze willen betalen voor een ontheffing of dat de gemeente de blauwe zone opheft.
De Beursstraat lus.
Het gebied binnen de centrumring van Hengelo is niet een geheel aaneengesloten 30 km/h zone gebied. Dit is in beginsel verkeerskundig wel wenselijk. De lus Enschedesestraat - Beursstraat - Prins Bernhard plantsoen (inclusief deel van de BP Hofstedestraat tot entree parkeergarage) is op dit moment echter 50 km/h gebied. Deze wegen hebben de uitstraling, het dwarsprofiel en de voorrangsregeling (met uitwegconstructies) welke horen bij een 50 km/h weg. Bovendien blijft het verkeerskundig wel wenselijk de lus als alternatieve routering van de buslijnvoeringen (inclusief HOV lijnvoering) in stand te houden in geval van calamiteiten of wegwerkzaamheden.
Drienerstraat
De Drienerstraat (inclusief De Wetstraat) ontsluit diverse openbare betaalde parkeerterreinen en parkeerplaatsen (op maaiveld) in hartje stad. Drienerstraat kent een 30 km/h poort (inclusief plateau) welke meer terug ligt richting binnenstad. Het westelijk deel van de Drienerstraat tot de centrumring is nog 50 km/h gebied. Deze terugligging heeft vooral te maken met de noodzakelijke verkeerstechnische dwarsprofilering van opstelstroken en fietsstroken behorende bij een volledig VRI geregeld kruispunt.
Het gebied dat is gelegen binnen de grenzen van het bestemmingsplan Centrum omvat de buurten “Binnenstad Centrum”, “Binnenstad Oost” en een gedeelte van “Binnenstad West”.
Het centrum heeft twee overheersende karakters: binnenstad en oude woonbuurten.
De binnenstad bestaat vooral uit winkel- en horecagebied en is zeer divers voor wat betreft de bebouwing. Het wonen in de binnenstad heeft overwegend plaats op de verdieping. De woonfunctie in de binnenstad is de afgelopen jaren versterkt door een aantal nieuwbouwprojecten. (Smutsstraat, Blokker). Ook de ontwikkeling van Lange Wemen zal bijdragen aan het wonen in de binnenstad.
De oude woonbuurten rond de binnenstad zijn samenhangende buurten, die rond het einde van de negentiende eeuw in een schil rond de binnenstad zijn ontstaan. De buurten hebben een dorpse sfeer met bescheiden, weinig nadrukkelijke bebouwing. De nadruk in deze buurten ligt op het wonen, maar er komen ook andere functies voor.
Wonen boven Winkels
In het verleden woonden de meeste ondernemers in Hengelo boven hun winkel, waardoor de woonfunctie in het centrum sterk vertegenwoordigd was. Dit is in de loop der jaren veranderd. Steeds meer ondernemers zijn buiten het centrum gaan wonen en panden zijn verkocht aan landelijke winkelketens.
Doordat de boven de winkel gelegen woningen vaak alleen via de winkelruimte bereikbaar zijn, zijn de woonruimten in onbruik geraakt, ze zijn immers niet toegankelijk. Dit heeft tot gevolg dat er veel leegstand is op de verdieping. Tegelijk liggen hier kansen voor het versterken van de woonfunctie in de binnenstad.
De gemeente en woningcorporatie Welbions hebben gezamenlijk de NV Wonen boven Winkels Hengelo opgericht. Het doel van Wonen boven Winkels is om de leegstaande verdiepingen weer geschikt te maken voor bewoning.
Het bestemmingsplan biedt mogelijkheden voor het realiseren van wonen boven winkels. Binnen de bestemming Centrum is het mogelijk om woningen op de verdieping te realiseren. Ook is het binnen de bestemming mogelijk om toegangen tot deze woningen op de begane grond te realiseren.
In het gebied tussen de Beatrixstraat en de Marskant en het gebied rond de Beursstraat, Wolter ten Catestraat en Enschedesestraat ligt het accent in de huidige situatie op kantoren en dienstverlening.
De concentratie aan de Beatrixstraat en Marskant met zijn grootschalige, gestapelde verschijningsvorm is het grootste kantoor/dienstverleningsgebied van de binnenstad. Met het Rabobank complex heeft Hengelo een nieuwe ruimtelijke strategie gekozen.
Een andere concentratie van kantoren ligt rond het Prins Bernhardplantsoen. In de Beursstraat en de Wolter ten Catestraat zijn kantoren kleinschalig en grondgebonden. Aan het spoor staan bescheiden gestapelde kantoorcomplexen.
Binnen het plangebied zijn enkele kleinschalige bedrijven gevestigd, maar er zijn geen bedrijventerreinen aanwezig. De bedrijvigheid is verspreid in het plangebied.
Detailhandel
De binnenstad van Hengelo heeft een omvang van bijna 47.289 m2 wvo verspreid over bijna 219 verkooppunten. In vergelijking met de regio is de binnenstad van Hengelo na de binnenstad van Enschede het tweede winkelgebied wat betreft winkelvloeroppervlakte. Binnen Hengelo is de binnenstad na Het Plein het belangrijkste centrum om niet-dagelijkse aankopen te doen. De binnenstad heeft het grootste marktaandeel in de artikelgroepen kleding, schoen en huishoudelijke artikelen. Winkelcentrum Thiemsbrug is het boodschappencentrum.
Het sterke punt van het kernwinkelgebied is de structuur. Hierdoor is met een beperkte loopafstand een groot aantal winkels te bereiken. Ondanks deze zogenaamde 8-jes structuur is de doorbloeding van het centrum niet voldoende. Op belangrijke plekken ontbreken sterke aanbieders, waardoor delen van het centrum niet goed worden bezocht. Voorbeelden hiervan zijn de kop van de Nieuwstraat/ Stationsplein en in de Wemenstraat / Thiemsbrug. Naast het ontbreken van sterke aanbieders kan ook een duidelijke routing het zogenaamde 'achtjes'-lopen versterken.
Het gebied tussen Enschedesestraat, Markt, Telgen, Brinkstraat en Nieuwstraat is het sterkste deel van het centrum. Het winkelaanbod in het centrum wordt voor het grootste deel gevormd door de modische, luxe en vrije tijdsbranche. De filialiseringsgraad voor deze recreatieve branches in de binnenstad van Hengelo is 53%. De meeste winkels bevinden zich in het middensegment. Hengelo onderscheidt zich van andere binnensteden door de aanwezigheid van enkele lokale modische aanbieders in het hogere segment.
De Marktstraat, de Drienerstraat en het oostelijk deel van de Enschedesestraat zijn aanloopstraten. Deze straten kenmerken zich door een ander profiel en een mix van winkels, horeca en dienstverlening. Aanloopgebieden bieden vestigingsmogelijkheden voor een ander type bedrijvigheid. Bijvoorbeeld winkels waarvoor het handig is om de auto voor de deur te parkeren. Aanloopstraten zijn ook geschikt voor de startende ondernemer, omdat de huren veelal lager zijn.
Horeca
Hengelo telt in totaal zo'n 180 horecabedrijven, waarvan ruim de helft in de binnenstad is geconcentreerd. Traditioneel is de binnenstad van Hengelo opgedeeld in drie zones: de oostflank, de westflank en het centrum.
In de oostflank van de binnenstad is de horecafunctie gekoppeld aan cultuur en het zakelijke ontmoeten. In het centrum ligt de nadruk op dag en avondhoreca met ook een winkel ondersteunende functie. Van een kopje koffie tijdens het winkelen tot een goede maaltijd en vertier in de vroege avond.
De westflank van het centrum kenmerkt zich door drankverstrekkers en vormt een gebied dat zich met name richt op de bezoeker in de avond en de nacht. Gestreefd wordt om op het Burgemeester Jansenplein een aantrekkelijk horecaplein te creëren dat zich voornamelijk richt op bezoekers gedurende de dag en de avond. Aansluitend hieraan ligt de overgang naar het concentratiegebied met een functie voor de avond en de nacht (Langestraat, Willemstraat en Pastoriestraat.
In een veranderende en toekomstgerichte binnenstad dient er ruimte te zijn voor mengvormen van detailhandel en horeca. Deze nieuwe concepten zien wij steeds vaker terug in binnensteden. Het bekendste voorbeeld hiervan zijn de koffiewinkels, maar ook een banketbakker, chocolaterie of boekhandel creëert ruimte voor ondergeschikte horeca binnen het winkelconcept.
Deze vormen van horeca dienen ondergeschikt te zijn aan de winkelfunctie -en bestemming- en daarmee ook in volume beperkt. De (dag)horeca in winkelbedrijven wordt daarom gelimiteerd. In het vigerende horeca-beleid staan de voorwaarden opgenomen voor wat betreft mengvormen.
Voor het aantrekken van toeristen is het van belang dat de binnenstad aantrekkelijk is. Een goed winkel- en horecabestand draagt zeker bij tot de aantrekkelijkheid van de stad. Daarnaast dient ook aan de openbare ruimte voldoende aandacht te worden besteed.
In het centrum van de binnenstad bevindt zich het museum Oald Hengel. Met de aanwezigheid van het stadshotel in de oostflank is een behoefte op het gebied van verblijfs- en congresruimten vervuld. Op korte termijn is uitbreiding hiervan niet gewenst.
In het plangebied liggen drie beeklopen; de Drienerbeek in de noordoosthoek, de Berflobeek in de zuidwesthoek en de Elsbeek in het centrale deel van het plangebied. De beken liggen slechts op enkele plekken bovengronds, waardoor de beleving van het water minimaal is. Het water is op veel plekken slecht bereikbaar, slecht zichtbaar en niet aantrekkelijk ingericht. De komende jaren wordt ernaar gestreefd om het bekenpatroon in Hengelo weer zichtbaar te maken, natuurvriendelijk in te richten en op een duurzame manier te beheren zodat het aantrekkelijk wordt voor mensen en flora en fauna. Om dit te bereiken moeten bestaande oeverkluizingen teruggedrongen worden en moet er meer en beter water door de beken geleid worden. Ook willen we waar mogelijk fiets/wandelroutes langs de beken realiseren.
Het overige water in het plangebied bestaat uit de twee vijvers in het Prins Bernhardplantsoen en de Bataafse kamp. Deze vijvers staan niet in verbinding met ander water en vervullen als zodanig geen functie op waterhuishoudkundig gebied.
In het nieuwe Groenplan (2013) wordt voor Hengelo een hoofdgroenstructuur beschreven en in kaart gebracht. De hoofdgroenstructuur vormt de ruggengraat voor al het groen in Hengelo. Hij moet de samenhang tussen groene gebieden en verbindingszones waarborgen, zowel binnen de stad als in relatie tot de wijdere omgeving. De hoofdgroenstructuur is niet alleen belangrijk voor het voortbestaan en de uitwisseling van planten en dieren. Met groen wordt ook de structuur van de stad versterkt. In dit groene netwerk heeft de binnenstad een eigen positie.
Groene parken als het Prins Bernhardplantsoen en het park Bataafse Kamp zijn van grote betekenis voor een sterk verstedelijkt gebied als het stadscentrum. De Enschedesestraat loopt als belangrijke invalsweg rechtstreeks de binnenstad in. In samenhang met de twee parken ligt hier een waardevolle aanleiding voor een groene verbinding naar het hart van de stad. Laanbomen kunnen het netwerk in belangrijke mate versterken.
De Oldenzaalsestraat/Deldenerstraat vormt een andere doorgaande verbinding in de hoofdstructuur. De Wolter ten Catestraat, de Oude Molenweg en de Marskant zijn op stedelijk niveau structuurbepalende wegen, die met groen versterkt kunnen worden.
In dit verband zijn ook de stadsbeken van belang. In het verleden stroomden zij vrijelijk dwars door de stad. In de loop van de tijd zijn zij voor een groot deel verdwenen onder wegen en bebouwing. In de laatste jaren van de 20ste eeuw werd de betekenis van de beken opnieuw ontdekt. Er ontstond een besef dat de beken niet alleen belangrijk zijn voor een evenwichtige waterhuishouding, maar ook voor de natuur, voor beleving en recreatie. De gemeente wil de stadsbeken weer in ere herstellen. Als een eerste aanzet is het zuidelijke gedeelte van de Berflobeek rondom het kruispunt Marskant - Beatrixstraat gekanaliseerd en opgeknapt. Waar mogelijk vormen deze 'blauwe routes' nog steeds aanknopingspunt voor groene verbindingen. In het centrum gaat het om de Drienerbeek en de Berflobeek, in de noordoost- en zuidwesthoek van de binnenstad. Zij lopen voor een deel langs particuliere tuinen. Dit is bijvoorbeeld het geval bij de Schalkburgerstraat.
Andere belangrijke verbindingen, die waar mogelijk met groen versterkt worden, zijn de spoorlijnen. Hengelo is een belangrijk knooppunt voor (internationale) treinverbindingen.
De spoorlijnen zijn zones waarlangs groene routes van en naar het buitengebied verder versterkt kunnen worden.
In de binnenstad liggen, naast de bovengenoemde groene elementen, geen grote groene ruimtes. Het centrum is stenig ingericht, met verspreid losse bomenrijen en enkele groepen bomen in verharding. Deze zijn wel degelijk belangrijk als 'stapstenen', voor de verspreiding en schuilgelegenheid van soorten. Op een aantal plekken hebben waardevolle markante oude bomen de verstedelijking overleefd. Het is zaak deze te beschermen. De voornamelijk vooroorlogse woongebieden ogen vrij groen door de aanwezigheid van tuinen en enkele oude bomenlanen.
Het gebied ten noorden van de Oldenzaalsestraat / Deldenerstraat, rond Huys Hengelo en het Bevrijderslaantje, heeft een open en groen karakter. De kwaliteit van deze open groene structuur moet gehandhaafd blijven.
Het stadscentrum is een dynamische plek die veel bezoekers trekt. In het centrum komen wonen, werken, winkelen en uitgaan bij elkaar. In de binnenstad zijn de speelplekken niet alleen bedoeld voor de kinderen die er wonen, maar ook voor de kinderen die er komen. Natuurspelen is in het verstedelijkte gebied minder aan de orde. De behoefte aan spel en beweging is groot, en de speeldruk is hoog. Extra aandacht is nodig voor vandalismebestendigheid.
In 2010 zijn drie plekken in de binnenstad voorzien van nieuwe toestellen die aan de hoogste kwaliteitseisen voldoen. Het betreft de speelplekken aan de Enschedesestraat/Brinkstraat, de Willemstraat/Marktstraat en het Schouwburgplein. Meer buiten het winkel- en uitgaansgebied liggen enkele kleinere ingerichte speelplekken voor de buurtkinderen. De twee schoolpleinen vervullen daarnaast ook een belangrijke speelfunctie.
Dit hoofdstuk beschrijft, voor zover relevant, de rijks-, provinciale-, en gemeentelijke beleidsnota's. Naast de belangrijkste algemene uitgangspunten worden de specifiek voor dit plangebied geldende uitgangspunten weergegeven. Het beleid wordt in dit bestemmingsplan afgewogen en doorvertaald op de verbeelding en in de regels.
De Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte is op 13 maart 2012 vastgesteld. De Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) geeft een totaalbeeld van het ruimtelijk- en mobiliteitsbeleid op rijksniveau en vervangt de Nota Ruimte, de Structuurvisie Randstad 2040, de Nota Mobiliteit, de MobiliteitsAanpak en de Structuurvisie voor de Snelwegomgeving. Tevens vervangt het een aantal ruimtelijke doelen en uitspraken in onder andere de Agenda Landschap en de Agenda Vitaal Platteland. Daarmee wordt de SVIR het kader voor thematische of gebiedsgerichte uitwerkingen van rijksbeleid met ruimtelijke consequenties.
In de SVIR heeft het Rijk drie rijksdoelen om Nederland concurrerend, bereikbaar, leefbaar en veilig te houden voor de middellange termijn (2028):
Voor de drie rijksdoelen worden de 13 onderwerpen van nationaal belang benoemd. Hiermee geeft het Rijk aan waarvoor het verantwoordelijk is en waarop het resultaten wil boeken. Buiten deze nationale belangen hebben decentrale overheden beleidsvrijheid.
De drie hoofddoelen van het ruimtelijk en mobiliteitsbeleid kennen nationale opgaven die regionaal neerslaan. Opgaven van nationaal belang in Oost-Nederland ( de provincies Gelderland en Overijssel) zijn:
In het vierde nationale Milieubeleidsplan neemt de leefomgeving een prominente plaats in. Dit in verband met de verwachting dat de kwaliteit van de leefomgeving in de toekomst zal afnemen door een toename van geluidshinder en luchtverontreiniging. Naar verwachting zal in 2030 het aantal geluidgehinderden met 20% tot 50% toenemen en zullen ongeveer een half tot één miljoen mensen blootgesteld worden aan te hoge niveaus van luchtverontreiniging (volgens EU-norm).
Het streven is om de samenhang tussen milieu en ruimtelijk beleid te vergroten. Bij de bepaling van gebiedskwaliteit spelen bovendien naast milieu ook andere waarden. In sommige gevallen is het sociaal rechtvaardig om een hogere kwaliteit te realiseren op plekken waar sociale, economische en milieuproblemen elkaar onderling versterken.
Belangrijke punten zijn verder: meer nadruk op vergunningverlening en handhaving, inspraak van burgers en heldere besluitvorming.
Het Nationaal Waterplan is op 22 december 2009 vastgesteld. Het vervangt de Vierde Nota Waterhuishouding en de diverse daarop gebaseerde beleidsdocumenten. Het beleid van het Nationaal Waterplan is gericht op: een goede bescherming tegen overstromingen, het zoveel mogelijk voorkomen van wateroverlast en droogte, het bereiken van een goede waterkwaliteit en het veiligstellen van strategische watervoorraden. Er is voor dit bestemmingsplan een watertoets uitgevoerd waarmee het bestemmingsplan in overeenstemming met dat beleid is opgesteld (zie artikel 4.1.).
Algemeen
Bij ruimtelijke planvorming moet aandacht worden besteed aan de natuurwet- en regelgeving. De Europese wetgeving voor natuurbescherming is in Nederland sinds 1998 in de Natuurbeschermingswet geïmplementeerd. De Flora- en faunawet vormt sinds 2002 samen met de natuurbeschermingswet de belangrijkste natuurwetgeving van ons land. De flora- en faunawet zet vooral in op de soortbescherming; de natuurbeschermingswet voorziet in de bescherming van (leef)gebieden.
Flora- en faunawet
De Flora- en faunawet beschermt in het wild voorkomende diersoorten en plantensoorten. De Habitatrichtlijn, de Vogelrichtlijn en het CITES-verdrag maken onderdeel uit van de Flora- en Faunawet. Het uitgangspunt van de Flora- en faunawet is 'Nee, tenzij'. Dit betekent dat alles wat schadelijk is voor bedreigde soorten verboden is. Van het verbod ('nee') kan alleen onder bepaalde voorwaarden ('tenzij') worden afgeweken.
Zorgplicht en verbodsbepalingen
In de Flora- en faunawet is een zorgplicht opgenomen die voor alle dieren geldt. De zorgplicht houdt in dat menselijk handelen geen nadelige gevolgen mag hebben voor dieren. Naast de zorgplicht bevat de wet ook een aantal verbodsbepalingen die zorgen dat in het wild levende soorten zoveel mogelijk met rust worden gelaten. Het is niet toegestaan planten te plukken en dieren te doden, te vangen of te verstoren die onder de Flora- en faunawet vallen.
Natuurbeschermingswet
De Natuurbeschermingswet 1998 regelt de bescherming van natuurgebieden in Nederland. Daarnaast regelt deze wet het aanwijzen van natuurgebieden die van nationaal of internationaal belang zijn: Beschermde Natuurmonumenten en Natura 2000-gebieden. De Natuurbeschermingswet 1998 bepaalt vervolgens wat er wél en niet mag in deze beschermde natuurgebieden. Activiteiten die negatieve gevolgen voor de natuurwaarden kunnen hebben (zoals uitbreiding van een camping of bouwactiviteiten in of nabij een beschermd gebied), mogen bijvoorbeeld niet plaatsvinden zonder vergunning.
Ecologische Hoofdstructuur
In de Nota Ruimte is de visie van het Rijk op de natuur en het landelijk gebied vastgelegd. De nota richt zich op het behoud, herstel en ontwikkeling van wezenlijke natuurlijke kenmerken en waarden. Vanuit deze doelstelling is de Ecologische Hoofdstructuur (EHS) in het leven geroepen en worden ganzenfoerageergebied en weidevogelgebied aangewezen. Het rijksbeleid uit de Nota Ruimte dient door provincies en gemeenten te worden doorvertaald in ruimtelijke plannen, zoals structuurvisies en bestemmingsplannen. De EHS, het ganzenfoerageergebied en het weidevogelgebied vallen niet onder de werking van de gebiedsbescherming zoals geregeld in de Natuurbeschermingswet 1998.
In het plangebied ontbreken Natura 2000-gebieden. De dichtstbijzijnde Natura 2000- gebieden vallen ook niet binnen de invloedssfeer van het plangebied. Het plan hoeft daarom niet getoetst te worden aan de Natuurbeschermingswet 1998. Ook ligt de locatie niet in of nabij de Ecologische Hoofdstructuur. Negatieve effecten op de EHS als gevolg van de sloop en bouw worden, vanwege de ligging in het centrum van Hengelo en de afstand tot de EHS, niet verwacht.
De provincie Overijssel heeft het streekplan, verkeer- en vervoerplan, waterhuishoudingsplan en milieubeleidsplan samengevoegd tot één Omgevingsvisie. Het provinciale beleidsplan voor de fysieke leefomgeving van Overijssel. Op 1 juli 2009 is dit plan vastgesteld door Provinciale Staten.
De provincie wil de ruimtelijke kwaliteit van de leefomgeving verbeteren met het oog op een goed vestigingsklimaat, een veilige en aantrekkelijke woonomgeving en een fraai buitengebied. Duurzaamheid en Ruimtelijke Kwaliteit zijn de rode draden van de Omgevingsvisie.
Het beleid is vastgelegd in generieke beleidskeuzes, richtinggevende ontwikkelingsperspectieven en gebiedskenmerken. De ontwikkelingsperspectieven schetsen de koers van een gebied op provinciaal schaalniveau. Ze bepalen geen functies, maar schetsen een ontwikkelingsrichting voor een combinatie van functies. De grenzen van de ontwikkelingsperspectieven zijn signaleringsgrenzen. Dit betekent dat gemeenten in hun structuurvisies en bestemmingsplannen nadere invulling kunnen geven. Afwijkingen van de ontwikkelingsperspectieven zijn mogelijk als daar op lokaal niveau maatschappelijke en/of sociaal-economische redenen voor zijn, mits er voldoende verzekerd is dat ruimtelijke kwaliteit conform gebiedskenmerken wordt versterkt. In de gebiedskenmerken zijn de bestaande en te ontwikkelen gebiedskwaliteiten genoemd. Onderstaand model fungeert als leidraad bij deze sturing.
Afbeelding 3: Uitvoeringsmodel Omgevingsvisie
Indien het bestemmingsplan Centrum 2013 in bestaand stedelijk gebied wordt getoetst aan de Omgevingsvisie Overijssel, ontstaat globaal het volgende beeld.
Generieke beleidskeuzes
Bij de afwegingen in de eerste fase “generieke beleidskeuzes” zijn er geen aspecten die bijzondere aandacht verdienen. Van grote belemmeringen is niet gebleken.
Ontwikkelingsperspectieven
De opgave, kansen, beleidsambities en ruimtelijke kwaliteitsambities voor de provincie zijn geschetst in ontwikkelingsperspectieven voor de groene omgeving en stedelijke omgeving. In dit geval zijn uitsluitend de ontwikkelingsperspectieven voor de stedelijke omgeving van belang.
In de volgende afbeelding is een uitsnede van de ontwikkelingsperspectievenkaart behorende bij de Omgevingsvisie weergegeven.
Afbeelding 4: uitsnede kaart omgevingsvisie - ontwikkelingsperspectieven
Het plangebied behoort tot het ontwikkelingsperspectief 'historische kern, binnenstad' en 'woonwijk'. Het gaat binnen het ontwikkelingsperspectief 'historische kern, binnen stad' om ruimte voor multifunctioneel milieu gebaseerd op voorzieningen (winkels, cultuur, ov etc.). Versterking van de eigen identiteit gebaseerd op het historisch karakter, erfgoed en monumenten.
Binnen het ontwikkelingsperspectief 'woonwijk' gaat het een bestaand woongebied waar ruimte is voor herstructuering, inbreiding en transformatie naar diverse woon-, werk en gemengd stadsmilieu.
Aangezien het een bestemmingsplan betreft dat niet voorziet in nieuwe grootschalige ontwikkelingen, past het binnen het provinciaal beleid.
De Omgevingsverordening Overijssel 2009 (hierna: 'Omgevingsverordening') wordt ingezet voor die onderwerpen waarvoor de provincie eraan hecht dat de doorwerking van het beleid van de Omgevingsvisie juridisch geborgd is. De verordening voorziet ten opzichte van de Omgevingsvisie niet in nieuw beleid en is daarmee dus beleidsneutraal. De inzet van de verordening als juridisch instrument om de doorwerking van provinciaal beleid af te dwingen is beperkt tot die onderdelen van het beleid waarvoor de inzet van algemene regels noodzakelijk is om provinciale belangen veilig te stellen of om uitvoering te geven aan wettelijke verplichtingen.
De Omgevingsverordening heeft de status van:
In de Omgevingsverordening is een aantal principes vastgelegd waaraan binnen de provincie Overijssel dient te worden voldaan. De voor dit plan (meest) relevante staan hieronder samengevat:
Er zijn onderbouwd bepaalde uitzonderingen mogelijk op het bovenstaande.
In de gebiedskenmerkenkaart valt het plangebied binnen de stedelijke laag in 'Bebouwingsschil 1900 - 1955' en 'Historische centra, binnensteden'. Het plangebied behoort tot het ontwikkelingsperspectief 'historische kern, binnenstad' en 'woonwijk'. Onderhavig plan wijkt niet af van het genoemde ontwikkelingsperspectief. Aan de andere principes wordt ook voldaan.
Inleiding
Het Regionaal Mobiliteitsplan Twente 2007-2011 is een vernieuwing van het bestaande regionale verkeers- en vervoersplan (RVVP Twente 2000-2004). De belangrijkste reden is dat de Regio Twente een aantal problemen op zich af ziet komen. De laatste jaren groeit het besef dat de verkeers- en vervoersproblematiek vraagt om een integrale aanpak. In de Nota Mobiliteit wordt aangegeven dat de netwerken van verschillende modaliteiten en van verschillende beheerders beter op elkaar afgestemd moeten worden. Consumenten en bedrijven redeneren in hun verplaatsingen namelijk van deur tot deur. Naast deze samenhang in netwerken wordt er ook meer dan voorheen nadruk gelegd op de relatie tussen mobiliteit en ruimtelijk economische ontwikkelingen. Het gaat om de bereikbaarheid van belangrijke economische centra. Vanuit de Regio Twente bestaat de nadrukkelijke wens om deze beleidslijnen ook op te nemen in het nieuwe Regionale Mobiliteitsplan. De verdergaande decentralisatie is doorgezet onder het motto 'decentraal wat kan en centraal wat moet'. De regionale overheden hebben meer zeggenschap en verantwoordelijkheid gekregen. Dit vraagt om een aanpassing van het regionale beleid.
Samenvatting kernpunten van regionaal beleid;
Wegvervoer
Spoorvervoer
Openbaar vervoer
Binnenvaart
Langzaam verkeer
Ketenmobiliteit
Veiligheid
Leefbaarheid
Regionaal openbaar vervoer beleid
De Regio Twente wil iedereen in de regio de mogelijkheid bieden zich tegen redelijke kosten te verplaatsen met het openbaar vervoer. Dit openbaar vervoer moet de bereikbaarheid van stad en streek waarborgen. In de OV-strategie Regio Twente 2004-2010 streeft de regio naar een hoogfrequent overzichtelijk netwerk van stamlijnen voor de zware vervoersstromen tussen en naar de steden, een (bijna) deur-tot-deur-servicenet voor de dunnere vervoersstromen aangevuld met andere bussystemen als buurtbussen en 'collegeliners'. In het Regionaal Verkeers- en Vervoerplan (RVVP) is de realisering van de Agglolijn opgenomen.
Deze openbaar vervoerverbinding zorgt voor een samenhangende verbinding tussen de kernen van de netwerkstad. De verbinding wordt gevormd door een combinatie van aanvoerlijnen in de steden, met een centrale verbindingsas. De aanvoerlijnen (de doorstroomassen) zijn hoogwaardige openbaar vervoersassen voor de bus, deels als vrije busbaan ingericht, deels tezamen met het autoverkeer, waarbij de bus prioriteit krijgt in de verkeersregelingen op de kruispunten. De centrale verbindingsas wordt gevormd door de bestaande treinverbinding. De doorstroomassen worden thans in de diverse steden aangelegd. Naar de ontwikkelingsmogelijkheden van de centrale as wordt onderzoek verricht. Met behulp van dit hoogwaardig vervoersconcept dienen de buitengebieden en de binnensteden van de bandstad nu en in de toekomst goed bereikbaar te blijven en dient de groei van de automobiliteit te worden omgebogen ten gunste van het openbaar vervoer. In zowel Enschede, Hengelo als Almelo zijn diverse doorstroomassen aangelegd zodat goede busverbindingen van en naar de centra van de drie steden gerealiseerd kunnen worden.
Lokaal openbaar vervoer beleid
De gemeente Hengelo wil het gebruik van het openbaar vervoer stimuleren, met name op de Hoogwaardig Openbaar Vervoer (HOV) doorstroomassen. Zo wordt op regionaal niveau een reëel alternatief voor de auto geboden. In Hengelo zijn twee doorstroomassen Hengelo CS - Westermaat - Bornse Maten en Hengelo CS - Vossenbelt/Hasseler Es aangelegd. Twee andere doorstroomassen zijn nog in voorbereiding.
Op alle kruispunten met het overig verkeer krijgt het hoogwaardig openbaar vervoer prioriteit in de verkeersafwikkeling ten opzichte van de overige verkeersdeelnemers.
Het dagelijks bestuur van Regio Twente is verantwoordelijk voor het openbaar vervoer per bus in de regio. Regio Twente maakt het beleid en stelt concessie/contractvoorwaarden op die de vervoerder moeten prikkelen om een zo goed mogelijk vervoersproduct te leveren (zie regionaal beleid). De vervoerder zorgt voor de uitvoering.
Vervoerknooppunten
Centrumontwikkelingen vinden plaats bij bestaande en mogelijk nieuwe knooppunten van openbaar vervoer onderling en met de hoofdwegen. Binnen de invloedsgebieden van de vervoersknooppunten is sprake van een verdere verdichting door intensivering, herstructurering en stedelijke vernieuwing. In het GVVP zijn de volgende knooppunten van openbaar vervoer genoemd en inmiddels grotendeels gerealiseerd:
Kenmerken van een duurzaam veilig wegennet zijn: het categoriseren van het wegennet, een wegontwerp dat is afgestemd op het gewenste gebruik, scheiding van voertuigsoorten op hoofdwegen en een voorkeur voor de toepassing van rotondes als kruispuntoplossing. In de nota Verblijfsgebieden (1989) werd reeds uitgegaan van een tweedeling van de openbare ruimte: verkeersruimten en verblijfsgebieden. De verkeersruimte wordt gevormd door o.m. de invalswegen en wijk- en centrumring. Alle wegen die geen deel uitmaken van de hoofdwegenstructuur vallen onder de verblijfsgebieden. Ten aanzien hiervan wordt het volgende gesteld:
Het Verkeersveiligheidsplan (1995) dient als basis voor het jaarlijks op te stellen actieplan. In de actieplannen staan geplande activiteiten op het gebied van educatie en infrastructurele plannen. In het Actieplan 1998 is een plan van aanpak opgenomen voor de inrichting van 30 km/h gebieden voor de periode tot medio 2002.
Op het gebied van verkeersveiligheid conformeert de gemeente Hengelo zich aan de afspraken die de gezamenlijke wegbeheerders in 1997 hebben gemaakt en die zijn vastgelegd in het landelijk “Startprogramma Duurzaam Veilig”. In de gemeentelijke nota Duurzaam Veilig (2001) zijn de maatregelen vertaald naar de Hengelose situatie. De realisatie van een duurzaam veilig verkeers- en vervoerssysteem wordt aangepakt in twee fasen. De eerste fase is nagenoeg afgerond en was vooral gericht op een pakket van samenhangende maatregelen op het gebied van infrastructuur (onder andere de realisatie van de 30- en 60 km gebieden) en educatie, handhaving en flankerende maatregelen. Het realiseren van een duurzaam veilig wegennet is hierbij één van de belangrijkste doelen.
De tweede fase betreft de integrale uitvoering van Duurzaam Veilig. Het richt zich op een veilig ingerichte infrastructuur, verkeerseducatie en voorlichting, gedragsbeïnvloeding, handhaving, regelgeving en voertuigtechnologie. Daarnaast spelen ook mobiliteitsbeleid en ruimtelijke ordening een belangrijke rol.
Hoogwaardig Fietsnetwerk Twente (HFT)
In het Regionaal Mobiliteitsplan Twente 2007-2011 van de Regio Twente is de Fietssnelweg F35 als 'drager' van het Hoogwaardig Fietsnetwerk Twente, benoemd als TOP- project. Dit betekent dat dit project belangrijk is en prioriteit heeft in de uitvoering van het regionale mobiliteitsbeleid.
De Regio Twente heeft hieruit voortvloeiend een Masterplan ontwikkeld en in 2009 vastgesteld voor deze snelle en comfortabele fietsverbinding tussen Enschede en Nijverdal. Het gedeelte tussen Kuipersdijk (Hengelo) en Grolsch Veste-Stadion (Enschede) is destijds aangewezen als zeer kansrijk pilot project. De F35 is in nauwe samenwerking tussen de gemeenten Enschede en Hengelo en de Regio Twente inmiddels gerealiseerd. Dit deeltracé heeft sindsdien een voorbeeld- en kaderstellende functie voor de uitvoering van andere nu in voorbereiding en uitvoering zijnde deeltracés in de regio.
Fietssnelweg F35 (Kuipersdijk Hengelo – Enschede)
De F35 is officieel geopend op dinsdag 22 november 2011 en wordt goed gebruikt door fietsers. Dit is de eerste gerealiseerde fietssnelweg tussen twee agglomeraties in het oosten van het land. De Regio Twente gaat de komende jaren periodiek fietstellingen uitvoeren ter toetsing van de acht geformuleerde doelstellingen uit het vastgestelde Masterplan F35 van maart 2009. Die acht doelstellingen zijn de volgende:
Strategisch niveau
Door onder andere demografische, sociale en culturele ontwikkelingen blijft de mobiliteit de komende jaren in Twente groeien en staat de bereikbaarheid onder druk. Daartoe zijn door Regio Twente en de wegbeheerders de laatste jaren verschillende ambities gedefinieerd. In 2004 is Twente Mobiel gestart. Het doel is effectief gebruik van het beschikbare wegennet in heel Twente met slimme maatregelen die dynamisch inspelen op het steeds wisselende verkeer. In de Netwerkanalyse Regio Twente (2006) is geconcludeerd dat de interne en externe bereikbaarheid van alle in Twente gelegen economische kerngebieden onder druk staat. In het Regionaal Mobiliteitsplan Twente (RMP) 2007-2011 is hierop aansluitend als doel gesteld om de economische vitaliteit te waarborgen en daarvoor de interne en externe bereikbaarheid te waarborgen, waarbij primair wordt ingezet op het optimaal benutten van de bestaande infrastructuur. In de Wegenvisie Twente (2010) zijn deze mobiliteitsambities nader geconcretiseerd. Doelen die zijn gesteld zijn (1) goede doorstroming op het regionaal (hoofd)wegennet (geen structurele files, vrij van structurele congestie; te berijden met nagenoeg ongehinderde rijsnelheid) en (2) een betrouwbaar (robuust) regionaal wegennet, met enige veerkracht om calamiteiten te verwerken.
Tactisch niveau
Er wordt in Twente hard gewerkt om deze strategische doelen te behalen. Zo wordt onder andere beleid gevoerd op het stimuleren van openbaar vervoer en fiets. Ook wordt met het project RITMobiel (RIT staat voor Reisinformatie Twente) het inwinnen en verzamelen van reistijden en intensiteiten gerealiseerd. Daarnaast wordt in het kader van mobiliteitsmanagement beoogd werknemers bewuster om te laten gaan met mobiliteit, zodat het autogebruik in de spits wordt verminderd en men meer een keuzereiziger wordt. Verder wordt met Twente Mobiel 2 beoogd op korte termijn de grootste (potentiële) knelpunten in de doorstroming op te lossen. Naast deze initiatieven zal ook het ontwikkelen en inzetten van regelscenario's in het kader van Mobiliteitsaanpak bijdragen aan het behalen van de ambities die op strategisch niveau gesteld zijn.
Operationeel niveau
Er worden door de wegbeheerders in Regio Twente veel concrete (DVM)maatregelen uitgevoerd binnen het kader van Twente Mobiel, waar Regio Twente een (financiële) bijdrage aan levert. Ook wordt door Regio Twente het wegbeheerders overleg georganiseerd, waarin de uitvoering van wegwerkzaamheden worden afgestemd en de uitvoering van de projecten wordt gemonitord. Verder is er scenariocoördinatie overleg, waarin door RWS, KLPD, regiopolitie en wegbeheerders onder andere de werking van regelscenario's en komende wegwerkzaamheden en evenementen worden besproken. Regio Twente neemt daar sinds kort ook aan deel ten behoeve van de operationele afstemming van regelscenario's op het Twentse wegennet.
Verkeerskundige doelen
Algemeen verkeerskundig doel is het optimaal benutten van beschikbare infrastructuur, waarbij de interne en externe bereikbaarheid van Regio Twente wordt gewaarborgd.
Binnen Twente Mobiel is in 2005 een geprioriteerd hoofdwegennet vastgesteld, waarin ook de veertien economische kerngebieden zijn gedefinieerd. Het algemene verkeerskundige doel van de regelscenario's is in eerste instantie het verbeteren van de bereikbaarheid van deze veertien economische kerngebieden. In tweede instantie zouden regelscenario's kunnen worden ontwikkeld die bijdragen aan het overige deel van het Twente Mobiel wegennet. De verdere invulling van dit globale verkeerskundige doel vindt plaats bij het selecteren van regelscenario's.
Selectie van regelscenario's gebeurt op basis van een analyse van de grootste knelpunten in de ontsluiting van de economische kerngebieden. Per regelscenario wordt vervolgens een concreet verkeerskundig doel vastgesteld. Rijkswaterstaat hanteert het regelscenario Winkelgebied Plein Westermaat/Ikea A1 Hengelo. In concept is dit scenario ook in uitgebreide versie beschikbaar voor het onderliggend wegennet. Voorlopig wordt als uitgangspunt genomen in 2011 dit scenario uit te voeren voor het onderliggend wegennet.
Het doel van de Detailhandelsvisie Hengelo 2006-2016, geactualiseerde beleidsvisie 2012, is het scheppen van een beleidskader voor detailhandel. Het is een document waarin gewenste toekomstige ontwikkelingen staan en het geeft het kader voor ontwikkelingen aan. Het biedt detailhandelsondernemingen en andere marktpartijen duidelijkheid over de ontwikkelingsrichting. In de geactualiseerde beleidsvisie zijn de uitgangspunten uit 2006 bevestigd en verder aangescherpt.
Beleid in het kort:
Hengelo heeft op het gebied van detailhandel een aantal ambities. Deze ambities zijn onderverdeeld in een drietal winkelmotieven: dagelijks winkelen, recreatief winkelen en doelgericht winkelen.
Dagelijks winkelen
Hengelo kent een structuur van wijkwinkelcentra, buurtwinkelcentra en solitaire supermarkten. Voor de leefbaarheid in de wijken is het van belang dat er dicht bij huis boodschappen gedaan kan worden. Hierbij past een evenwichtige spreiding van het aanbod over de stad.
Clustering van functies binnen wijken en buurten geniet de voorkeur. Dit is de wijze waarop zowel een supermarkt als aanvullende bewinkeling resulteren in het beste voorzieningenniveau voor de wijk en/of buurt.
Recreatief winkelen
De binnenstad is de huiskamer van Hengelo en het belangrijkste recreatieve winkelgebied in Hengelo waar mensen langer gaan verblijven.
In de binnenstad moet men aangenaam willen verblijven. Er moet een juiste afstemming van functies zijn, ook horeca, wonen en cultuur zijn belangrijke ingrediënten. Door onder andere te investeren in sfeer, veiligheid, inrichting en beeldkwaliteit kan de bezoeker langer worden gebonden.
Doelgericht winkelen
Winkel voor gericht non-food aankopen kunnen zich vestigen in de clusters Plein Westermaat (regionale functie), Westermaat Zuidwest en Noordelijke Spoorzone.
Perifere detailhandel vindt plaats in de genoemde clusters en uitbreiding is slechts in uitzonderingsgevallen mogelijk. Er wordt geen reguliere detailhandelsactiviteiten toegestaan als zogenaamde nevenactiviteit. Hier kan onvoldoende grip op worden gehouden en de gemeente wil inzetten op clustering.
De Nota Vrijetijdseconomie geeft de koers voor toeristisch/recreatief Hengelo voor de komende tien jaar aan. Het biedt een kader voor bestaande activiteiten en nieuwe initiatieven en geeft aan welke acties moeten worden ondernomen om de gewenste visie te realiseren.
Hengelo beschikt over een breed palet aan toeristische en recreatieve voorzieningen. De nadruk ligt hierbij op het dagrecreatieve aanbod en is vooral te vinden in de binnenstad en directe omgeving ervan. Grotendeels zijn dit voorzieningen die behoren bij een stad van zo'n 80.000 inwoners. Voor een deel overstijgen deze voorzieningen die van een stad als Hengelo. Omdat ze niet alleen voor Hengelo van betekenis zijn, maar ook voor de regio en/of omdat ze op een kwalitatief goed niveau opereren.
Hengelo richt zich op het vergroten van de aantrekkelijkheid van de stad, geconcentreerd in de binnenstad. Om dit te bereiken is het nodig om een duidelijk en herkenbaar beeld van Hengelo neer te zetten. Een beeld dat Hengelo past; het DNA van Hengelo. Daarnaast is het nodig om de basisinfrastructuur op orde te houden en de aantrekkelijke bezienswaardigheden aantrekkelijk te houden en te laten zien.
Hengelo heeft de volgende missie:
Hengelo is een aantrekkelijke plaats om te bezoeken, te verblijven, te ontmoeten en te waarderen.
Daarbij is de volgende ambitie geformuleerd:
De inwoners en (regio)bezoekers meer belevingswaarde bieden, waardoor ze vaker en langer aan Hengelo gebonden worden. Hierdoor wordt de locale economie gestimuleerd.
Deze ambitie wordt concreet gemaakt in een aantal hoofd- en subdoelen.
De bescherming van de gemeentelijke bomen is geregeld in de Bomenverordening. De bomenverordening kan gezien worden als hulpmiddel om bomen en hun groeiplaatsen te beschermen tegen invloeden van buitenaf. Centraal in de bomenverordening staat het duurzaam handhaven van bijzondere bomen. Deze bijzondere bomen kunnen in beginsel niet worden gekapt; alleen bij ziekte, gevaar of op basis van zeer zwaarwegende argumenten kan hiervan met toestemming van het college van B&W worden afgeweken.
In het plangebied komen 20 bomen voor die op de bijzondere bomenlijst staan; 13 bomen zijn aangemerkt als 'Monumentaal', 4 bomen zijn 'Herdenkingsbomen', 2 bomen 'Dendrologisch waardevol' en 1 boom 'toekomstig monumentaal'.
In het door de raad vastgestelde Gemeentelijk Rioleringsplan worden de uitgangspunten met betrekking tot de waterhuishouding en de riolering beschreven. Voor alle in- en uitbreidingen gelden in principe onderstaande beleidsregels:
In het Gemeentelijk Verkeers- en Vervoersplan (GVVP) zijn de hoofdnetwerken voor fiets, openbaar vervoer en auto vastgelegd. Het doel is een situatie te creëren waarbij de drie vervoerswijzen op een volwaardige wijze met elkaar functioneren en elkaar aanvullen, om zo ook in de toekomst de bereikbaarheid en veiligheid te waarborgen en zelfs te verbeteren. Voor de verkeersstructuur voor het autoverkeer zijn in het GVVP de volgende onderdelen vastgelegd:
De gemeente Hengelo wil het gebruik van het openbaar vervoer stimuleren, met name op de doorstroomassen. Zo wordt op regionaal niveau een reëel alternatief voor de auto geboden. Op alle kruispunten met het overige verkeer krijgt het openbaar vervoer prioriteit in de verkeersafwikkeling ten opzichte van de overige verkeersdeelnemers. Het dagelijks bestuur van de Regio Twente is verantwoordelijk voor het openbaar vervoer per bus en de treinverbinding Zutphen - Hengelo - Oldenzaal in de regio. De Regio Twente maakt het beleid en stel concessie / contract voorwaarden op die de vervoerders (nu Connexxion en Syntus) moeten prikkelen om een zo goed mogelijk vervoersproduct te leveren. De vervoerder zorgt voor de uitvoering, de gemeente Hengelo is alleen verantwoordelijk voor de infrastructuur en probeert zo optimaal mogelijke voorwaarden te scheppen voor goed functionerend openbaar vervoer.
Het Waterplan Hengelo "Kleurrijk waterbeheer" is in 2006 door de gemeenteraad vastgesteld. Het waterplan beschrijft hoe de gemeente in de komende 25 jaar haar verantwoordelijkheid neemt in het regionale watersysteem en geeft richting aan de ontwikkeling van stedelijk water in Hengelo. Het waterplan onderscheidt 3 sporen waarlangs de gemeente en het waterschap Regge en Dinkel invulling gaan geven aan deze verantwoordelijkheid;
Ad. 1 Grote delen van de Hengelose beken zijn niet meer zichtbaar omdat ze verduikerd zijn. Met name herstructureringsprojecten bieden kansen deze beken weer zichtbaar te maken en weer integraal onderdeel te laten uitmaken van de openbare ruimte.
Ad. 2 Schoon hemelwater wordt niet meer op de gemengde riolering geloosd maar wordt zichtbaar afgevoerd naar oppervlaktewater. In het gebied wordt voldoende waterberging aangelegd, het liefst in de vorm van wadi's omdat deze tevens een zuiverende werking hebben.
Ad. 3 In het kader van de Wet Gemeentelijke Watertaken (per 1/1/2008) heeft de gemeente een verbrede zorgplicht t.a.v. het oplossen van structurele grondwateroverlast.
Naast deze drie manieren is een belangrijke rol weggelegd voor communicatie en educatie. De nadruk ligt hierbij op kijken en doen. Te denken valt aan het uitzetten van fiets- en wandelroutes langs de beken en het aanleggen van een waterspeelplaats of waterkunstwerk. Ook is een lespakket over water aan de basisscholen aangeboden.
Het waterplan is door de besturen van het waterschap Regge en Dinkel en de gemeente Hengelo vastgesteld.
Het Groenplan Hengelo is een integrale benadering van het groen in Hengelo in relatie tot water, duurzaamheid en ecologie, met strategische afwegingen op het gebied van beheerbaarheid en investeringen. Het Groenplan bevat een visie op het groen in Hengelo in relatie tot de omgeving. Het groen in de stad is belangrijk voor gezondheid, ecologie, ruimtelijke vormgeving, beleving, ontspanning en ontmoeting. Doelstelling is het beschermen en versterken van de gezonde groene basis in de stad, ten behoeve van een optimale leefbaarheid nu én in de toekomst.
Het Groenplan biedt uitgangspunten voor inrichting, beheer en uitvoering, zowel intern als extern. Het Groenplan geeft herkenbare kaders voor de bewoners van de stad. Het plan biedt handvatten voor keuzes. De ruggengraat van het groen in de stad wordt gevormd door de hoofdgroenstructuur. De invulling van de hoofdgroenstructuur is tot stand gekomen door een samenwerking tussen de verschillende groene disciplines binnen de gemeentelijke organisatie, en besproken met de externe groene partners. De kaart met de hoofdgroenstructuur is onderdeel van het vastgestelde Groenplan.
Met de Horecavisie 2005-2015 (opgesteld in november 2005) wenst de gemeente Hengelo de gewenste horecaontwikkeling in Hengelo te faciliteren en (zo nodig) bij te sturen. Hierbij wordt de aandacht vooral gericht op de horecaontwikkeling in de binnenstad. Daarnaast wordt aandacht gegeven aan de verschillende wijken en ontwikkelingsgebied Hart van Zuid. De onderliggende horecavisie is een richtinggevend document voor de ontwikkeling van de horeca in Hengelo voor de komende tien jaar.
Het is voor de gemeente enerzijds een ontwikkelingskader waarmee een voedingsbodem ontstaat voor nieuwe (gewenste) ontwikkelingen. Het biedt voor horecaondernemers en andere marktpartijen duidelijkheid over de toekomstige ontwikkelingsrichting. Anderzijds is het een toetsingskader voor huidige en toekomstige ontwikkelingen. De handhaving valt buiten het blikveld van deze beleidsnotitie. Het college zal in 2014 deze Horecavisie actualiseren, naar verwachting zullen de huidige uitgangspunten worden bevestigd en verder aangescherpt.
De volgende kernzin uit de visie is van belang voor het Centrum:
Clustering binnen en versterking van het centrum: combinatiebezoek
De Hengelose horeca moet meer van elkaars aantrekkingskracht profiteren. Dag- en avondhoreca moeten beter op elkaar aansluiten. Een ruimtelijke clustering van deze segmenten is daartoe één van de speerpunten. De binnenstad versterkt daarmee haar regionale verzorgingsfunctie.
Voor het Centrum houdt dit in dat het Burgemeester Jansenplein het middelpunt wordt van de dag- en avondhoreca. Het vormt daarmee de verbindende schakel tussen de avond- en nachthoreca (Westflank) en de daghoreca in het winkelgebied (centrum-kernwinkelapparaat). Het heeft zowel een functie voor het winkelende publiek als de horecabezoeker. Een versterking van het horeca-aanbod rond dit plein wordt nagestreefd. Dit kunnen nieuwe vestigingen zijn, maar verplaatsing van bestaande functies vallen hier ook onder.
Een verbeterde inrichting met terrasfuncties en sfeerverhogende elementen is daarbij een belangrijk aandachtspunt.
Panden binnen het plangebied kunnen een verschillende horecabestemming kennen. Afhankelijk van de ligging en de bestemming van de panden brengt dit verschillende mogelijkheden tot exploitatie met zich mee. Hierbij wordt er rekening mee gehouden dat de horeca-functie passend is bij de ligging in de binnenstad en zodoende functies op elkaar aan kunnen sluiten.
Op 20 augustus 2013 heeft het college van B&W de Nota terrassenbeleid voor het centrum van Hengelo vastgesteld. In het nieuwe beleid zijn regels opgenomen omtrent de situering en aankleding van de terrassen in het centrumgebied van Hengelo.
Als vervolgtraject is aangegeven dat het vigerende bestemmingsplan moet worden herzien. Verder is aangegeven dat het afwijkingsbeleid moet worden aangepast, waarbij afwijkingsmogelijkheden voor (permanente) terrasvoorzieningen worden gecreëerd.
Juist de, al dan niet permanente, terrasvoorzieningen worden steeds belangrijker. Horecaterrassen vormen een belangrijk onderdeel van de beleving van de binnenstad. De bezoeker van de binnenstad wordt steeds meer een recreatieve gebruiker; funshoppen en het gehele jaar gebruik willen maken van de buitenruimte bij een horecagelegenheid. Dit betekent voor horeca-ondernemers dat een deel van de omzet wordt gerealiseerd op het terras. Daarnaast speelt ook het gewijzigde beleid op het gebied van het roken een rol bij het gebruik van terrassen.
Terrassen worden geplaatst in de openbare ruimte. Om de belangen van de diverse gebruikers van de binnenstad, en dus van de openbare ruimte, goed tegen elkaar te kunnen afwegen, dienen duidelijke spelregels te worden opgesteld. Het onderhavige beleid voorziet in deze spelregels.
In 2017 zal het vastgestelde beleid worden geëvalueerd in overleg met de diverse belanghebbenden en hun belangenorganisaties.
De uitgangspunten uit de vastgestelde Nota terrassenbeleid zijn verwerkt in het voorliggende bestemmingsplan Centrum 2013.
Panden of objecten zijn om redenen van esthetische, cultuurhistorische en wetenschappelijke aard tot beschermd monument aangewezen. Om te voorkomen dat deze monumentale waarden verloren gaan is het verboden om zonder of in afwijking van een vergunning een monument af te breken, te vernielen, te verstoren, te verplaatsen, in enig opzicht te wijzigen, te herstellen, te gebruiken of te laten gebruiken op een wijze waarop het ontsierd of in gevaar wordt gebracht. Men is dus verplicht de plannen door de gemeente te laten toetsen en een omgevingsvergunning aan te vragen. In geval van een beeldbepalend karakteristiek pand of een gemeentelijk monument worden de plannen beoordeeld door de technische commissie van de monumentencommissie. Bij een rijksmonument beoordeelt naast de technische commissie bij omvangrijkere ingrepen ook de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed de plannen. De monumenten binnen het bestemmingsplan Centrum 2012 worden beschreven in paragraaf 4.4
Met het zogeheten Verdrag van Malta, dat Nederland 15 jaar geleden ondertekende, beloofden de lidstaten van de Raad van Europa zich in te spannen om het archeologisch erfgoed in Europa beter te beschermen. Reden voor deze zorg: het archeologisch erfgoed in heel Europa dreigde te worden vernietigd door een steeds grotere economische welvaart. Na ondertekening begon voor Nederland een lange mars naar de vertaling in wetgeving, die uiteindelijk in 2007 werd afgegrond met de inwerkingtreding van de Wet op de archeologische monumentenzorg (Wamz). Met de vaststelling van de Wamz is formeel het moment aangebroken dat we in ons land niet meer vrijblijvend kunnen omgaan met het archeologisch erfgoed.
De Wamz introduceert in de archeologie het beginsel van ‘de verstoorder betaalt’. De kwaliteit van uitvoerende archeologische werkzaamheden is geregeld door een vergunningenstelsel. Uitgangspunt van de Wamz is om archeologische sporen van waarde in de bodem te laten zitten. Archeologen spreken dan over ‘behoud in situ’. De wet verbiedt het verrichten van opgravingen, tenzij een partij over een opgravingvergunning beschikt. In de Wamz staat verder precies beschreven wie de eigenaar is van de opgegraven archeologische vondsten, waar vondstmateriaal moet worden opgeslagen en aan wie welke opgravinginformatie moet worden gemeld. Verder kent de wet bepalingen over wanneer er als gevolg van opgravingen schadevergoeding mogelijk is etc.
Door de Wamz heeft de gemeente extra taken. Zij moet laten zien hoe zij rekening houdt met mogelijke archeologische waarden wanneer een nieuw bestemmingsplan wordt opgesteld of een bestaand bestemmingsplan wordt aangepast dan wel daarvan vrijstelling wordt verleend.
Dit geeft de gemeente de mogelijkheid om bij het afgeven van bouw-, aanleg- en sloopvergunningen archeologische eisen te stellen. Dat is overigens alleen mogelijk als daarvoor een juridische basis aanwezig is in het bewuste bestemmingsplan. Met de invoering van de Wamz zal op veel momenten van de gemeente een oordeel worden verwacht over de omgang met archeologische waarden of vondsten.
Een gemeentelijk beleidsplan biedt de mogelijkheid om al die beslissingen over archeologie in een integraal kader te plaatsen en daar vervolgens op een samenhangende manier een invulling aan te geven. Het voorkomt een reeks dure ad hoc beslissingen en vervelende verrassingen tijdens geplande bodemingrepen.
Verantwoord beheer van het cultuurhistorisch erfgoed in de gemeente Hengelo begint met het inzichtelijk maken waar en wanneer met het bodemarchief rekening dient te worden gehouden. De behoudsdoelstelling staat daarbij in principe voorop. Zijn behoud en bescherming van archeologische relicten niet realiseerbaar dan dienen deze op deskundige wijze onderzocht en gedocumenteerd te worden. Deze uitgangspunten betekenen dat het noodzakelijk is een aantal beleidsregels te formuleren om archeologiegevoelige gebieden in alle ruimtelijke plannen en projecten op te nemen en waar mogelijk te ontzien.
Ter ondersteuning van het gemeentelijk beleid heeft RAAP Archeologisch Adviesbureau in opdracht van de gemeente Hengelo een archeologische verwachtingen en advieskaart vervaardigd. Deze kaart maakt voor het grondgebied van de gemeente inzichtelijk waar archeologische resten zich (kunnen) bevinden. De kaart biedt inzicht in de bestaande archeologische toestand van zowel het landelijke als het bebouwde gebied van de gemeente Hengelo. Dit inzicht is nodig om in de beleidsuitvoering een weloverwogen omgang met archeologie te bereiken.
Aan de op de kaart vlakdekkend weergegeven verwachtingszones zijn beleidsadviezen gekoppeld. Uitgangspunten voor de adviezen zijn de beleidskaders zoals deze op de verschillende overheidsniveaus zijn geformuleerd en het besluitvorming- en archeologisch onderzoekstraject zoals beschreven in het Handboek Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie. In deze beleidsnota zijn de aan de verwachtingenkaart gekoppelde beleidsadviezen onverkort overgenomen. De kaart gaat vergezeld van een rapportage, met een methodische en inhoudelijke toelichting op de archeologische verwachtingen en advieskaart van de gemeente Hengelo. Het rapport bevat als bijlage een catalogus van de in de gemeente voorkomende archeologische monumenten alsmede een vindplaatsencatalogus waarmee een zo volledig mogelijk overzicht wordt geboden van archeologische waarnemingen die in het verleden binnen de gemeente zijn gedaan.
Over de wijze waarop in voorliggend bestemmingsplan wordt omgegaan met het aspect archeologie wordt verwezen naar paragraaf 4.4.2.
In november 2003 is de nota Economisch beleid vastgesteld. Hierin worden strategische keuzen gemaakt inzake de rol die de gemeente en ook de regio kan spelen met betrekking tot het creëren van zo optimaal mogelijke randvoorwaarden en condities voor het locale en regionale bedrijfsleven. Hengelo kiest daarin voor een krachtige economische ontwikkeling en werkgelegenheidsgroei. Ook voor de toekomst koestert Hengelo de industrie als belangrijke pijler van de economie. Naast een gezonde, technologische hoogwaardige industrie wenst Hengelo haar economische basis te verbreden door versterking van de sectoren zakelijke dienstverlening, (detail)handel, gezondheidszorg en toerisme. Daarbij streeft Hengelo naar een gevarieerd aanbod van bestaande en nieuwe bedrijvenlocaties, vanuit het vertrekpunt dat bestaande ruimte voor bedrijvigheid behouden blijft en indien nodig wordt vernieuwd voordat nieuwe terreinen worden ontwikkeld. Waar mogelijk wordt intensief ruimtegebruik gestimuleerd. Ook de wijkeconomie is van wezenlijk belang.
Op 20 december 2011 heeft de gemeenteraad de woonvisie 2012-2022 "verandering brengt kans" vastgesteld. Belangrijk voor het woonbeleid is de ontwikkeling van de bevolking en de huishoudens. In het algemeen kan worden gesteld dat het aantal huishoudens de komende jaren nog licht groeit. Dit wordt voor een belangrijk deel veroorzaakt door een toename van het aantal één en tweepersoonshuishoudens. Verder is de verwachting dat het aandeel ouderen de komende jaren sterk zal toenemen. Deze thema's zijn ook van belang in relatie tot de binnenstad.
De binnenstad als woonmilieu neemt een speciale positie in. De gemeente Hengelo wil de binnenstad aantrekkelijk maken als ontmoetingsplaats. In de binnenstadsvisie “We zitten op goud” is de binnenstad benoemd als de huiskamer van de stad. Horeca en winkelen zijn belangrijke functies voor de binnenstad voor vermaak en levendigheid. De woonfunctie is hiervoor ondersteunend en is een randvoorwaarde. Wonen heeft een belangrijke functie om de ontmoeting en sfeer ook na winkelsluitingstijden te verbeteren. Met de plannen Lange Wemen en het afronden van het Lambertushof zet de gemeente in op het toevoegen van nieuwe woonmilieus in de binnenstad. Hiermee wordt ingespeeld op de groeiende behoefte aan woonvormen voor één- en tweepersoonshuishoudens in de nabijheid van stedelijke voorzieningen.
Naast de nieuwbouwontwikkeling wil de gemeente samen met Welbions de leegstand van woningen boven winkels aanpakken. Hiervoor is de NV Wonen boven Winkels opgericht.
De huishoudensgroep van 65 jaar en ouder zal de komende jaren sterk in omvang toenemen.
Om deze groep op een goede manier te huivesten is capaciteitsuitbreiding van beschermd (intramuraal) en verzorgd (extramuraal) wonen gewenst. De binnenstad is één van de gebieden die is specifiek aangewezen voor projecten voor deze doelgroep.
In december 2008 heeft de gemeenteraad de Nota Autoparkeren 2008-2012 vastgesteld. Dit is de visie op het nieuwe parkeerbeleid zoals deze is vastgesteld. Het parkeerbeleid geldt voor heel Hengelo, dus voor het centrum én in de schil- en overige (buiten)gebieden rondom het centrum.
De gemeente Hengelo probeert evenwicht te bereiken tussen enerzijds de parkeervraag en anderzijds de optimale combinatie van bereikbaarheid en leefbaarheid. Uitgangspunt hierbij is een leefbare en bereikbare (binnen)stad door middel van sturend (minder blik op straat), vraagvolgend parkeerbeleid (bewoners), locatie beleid en bevorderen van andere (duurzame) vervoerswijzen zoals openbaar vervoer en fiets (verschuiving in de modal split).
De Nota Autoparkeren 2008-2012 heeft de volgende doelen:
Parkeernormering (motorvoertuigen)
Hengelose parkeernormen behoren ook tot het in december 2008 door de gemeenteraad vastgestelde parkeerbeleid. De parkeernormering is gebaseerd op de parkeerkencijfers zoals deze landelijk zijn uitgegeven door het kennis instituut CROW. De parkeerkencijfers zijn gedifferentieerd naar stedelijkheidsgraad/stadsomvang en stedelijke zone. Binnen de beschikbare en relatief grote bandbreedte van deze kencijfers is voor de Hengelose situatie een keuze gemaakt voor parkeernormen per stedelijke zone (centrum, schil of rest kom), functie en aandeel bezoekers. Voor veel functies is binnen die totale bandbreedte de gemiddelde waarde genomen van de CROW parkeerkencijfers en, na de benodigde parkeeronderzoeken, tot Hengelose norm verheven.
De parkeernormering vormt geen onderdeel van de in 2010 door de gemeenteraad vastgestelde nota Evaluatie parkeerbeleid en blijft derhalve gehandhaafd.
Niet alle functies staan vermeld in de Nota Autoparkeren (Bijlage 3, Parkeernormen 2009), alleen de belangrijkste en meest relevante. De lijst voor 'alle functies' zou veel te lang worden en is eigenlijk nooit compleet. Het samenstellen van normen voor specifieke functies en/of bijzondere of afwijkende situaties en/of op bijzondere locaties komt meer voor in Hengelo. Voor de grote en bijzondere functies op bijvoorbeeld meer perifere locaties is een dergelijke maatwerk benadering wenselijk.
Om de hiervoor beschreven doelen te realiseren is destijds aan deze Nota Autoparkeren voor de periode van vijf jaar een groot pakket aan (beleids)maatregelen gekoppeld. Een aantal van die (beleids)maatregelen is op verzoek van het college in 2010 reeds (tussentijds) geëvalueerd en op enkele onderdelen beleidsmatig bijgestuurd. In oktober 2010 is de nota Evaluatie parkeerbeleid door de gemeenteraad vastgesteld.
Er is veel discussie geweest over een aantal maatregelen die getroffen zijn uit de in december 2008 door de raad vastgestelde Nota Autoparkeren 2008 – 2012, zoals het betaald avondparkeren en het invoeren van betaald parkeren in de schilwijken. Er is dan ook een evaluatie uitgevoerd naar het parkeerbeleid. Het beleid is met name gewijzigd voor de parkeerregulering in de schilwijken. Uit de evaluatie blijkt dat er weinig draagvlak is voor het invoeren van betaald parkeren in de schilwijken. De verwachting is dat er meer draagvlak is voor blauwe zones als reguleringsvorm in de schil. Alhoewel een blauwe zone fraude gevoeliger is dan betaald parkeren is het een reguleringsvorm die momenteel redelijk tot goed functioneert in Hengelo en goed zou passen in de schilwijken rondom de binnenstad. In de huidige blauwe zones worden de ontheffingen gratis verstrekt. Met de invoering en het goed laten functioneren van een blauwe zone zijn kosten gemoeid, zoals handhaving en uitgifte van ontheffingen. Het verstrekken van gratis ontheffingen is dan ook niet meer haalbaar. Zowel voor de nieuwe als bestaande blauwe zones zullen ontheffingen worden verstrekt tegen betaling. Gekozen wordt voor vraagvolgend beleid in de schilwijken. Dit betekent dat bewoners zelf initiatief moeten nemen voor het aanvragen van een blauwe zone in hun wijk waarbij een meerderheid voorstander moet zijn. Daarnaast is het betaald avondparkeren afgeschaft (behalve op de koopavonden). Ook hiervoor was nagenoeg geen draagvlak.
Als algemeen uitgangspunt wordt aangegeven dat het regionaal afgestemde lokale prostitutiebeleid in Twente vanuit een integrale benadering wordt opgezet. De trekkersrol voor wat betreft de regulering en de handhaving ligt bij het lokale bestuur. Aspecten van volksgezondheid, veiligheid, leefbaarheid en handhaving spelen daarbij zeker een rol. Met betrekking tot de handhaving spitst het beleid zich vooral toe op de (te verwachten) mate van overlast bij de verschillende vormen van prostitutie en de kans op het plegen van strafbare feiten.
De thans aanwezige seksinrichtingen in Hengelo worden positief bestemd waarbij verdere uitbreiding van het aantal seksinrichtingen wordt uitgesloten. In het plangebied Centrum 2013 zijn twee seksinrichtingen aanwezig (Marktstraat en Emmaweg).
In de Nota Wijkeconomie wordt het beleid weergegeven ten aanzien van het werken in de wijk, de wijkeconomie.
Een goede economie is belangrijk voor de stad. Hengelo wil de economie in de stad behouden en versterken. Ze wil een goed vestigingsklimaat bieden voor bedrijven en werkgelegenheid stimuleren. Daarnaast wil ze stimuleren dat er ruimte komt voor starters en creatieve ondernemers.
Een groot deel van de economie van de stad vindt in de wijken plaats. In Hengelo is 70% van de bedrijven in de wijken gevestigd. Naar verwachting wordt wijkeconomie steeds belangrijker. Wijkeconomie draagt bij aan de economische vitaliteit, veiligheid en leefbaarheid van de wijk. Het gaat hierbij vooral om bedrijven van zelfstandige ondernemers zonder personeel die het wonen combineren met werken of hun bedrijf starten vanuit huis. De wijk fungeert daarmee als broedplaats voor ondernemerschap. Bedrijven ontstaan in de wijk en groeien van daaruit verder. Wijkeconomie stimuleert daarmee de werkgelegenheid.
Hengelo heeft de volgende ambitie met betrekking tot wijkeconomie:
Hengelo heeft vitale wijken waarin ruimte is voor ondernemerschap en waarin werkgelegenheid wordt gestimuleerd.
Deze ambitie is vertaald naar de volgende doelen:
Om deze doelen te bereiken gaat het vooral om het stimuleren en faciliteren van ondernemerschap in de wijk. Natuurlijk met behoud van de leefbaarheid in de wijk. We zetten hierbij in op twee strategische lijnen: huisvesting en het ondersteunen en stimuleren van ondernemerschap.
De huivestingslijn gaat met name om de ruimtelijke fysieke omgeving van bedrijven. Functiemenging is onlosmakelijk verbonden met wijkeconomie. De gemeente wil de mogelijkheden voor functiemenging verruimen, maar dat mag niet ten koste gaan van de leefbaarheid in de wijk. Maar dit betekent ook aandacht voor bedrijfsruimte in nieuwe ontwikkelingen, stimuleren van combinaties wonen en werken en de regels hiervoor vereenvoudigen. Daarnaast richt de gemeente zich op het ondersteunen en stimuleren van ondernemerschap door onder meer begeleiding van startende ondernemers en het intensiveren van het accountmanagement voor ondernemers in de wijk.
Op 3 juli 2007 heeft de gemeenteraad de structuurvisie Hengelo 2030 vastgesteld. Het bevat de visie op de ruimtelijke ontwikkeling van Hengelo voor de lange termijn. In de structuurvisie Hengelo 2030 wordt op basis van een beschrijving van de kernkwaliteiten, de historie, de maatschappelijke tendensen en de ambities een samenhangende en integrale uitwerking van een nieuwe koers voor Hengelo naar 2030 neergezet. De keuzes die daarbij zijn gemaakt zijn het inzetten op de sterke punten van de stad en te gaan van groei naar kwaliteit. Dat betekent nauwelijks meer uitbreiding, maar inbreiding en functiemenging in bestaand stedelijk gebied en het investeren in het omringende landschap. Deze koers brengt een vijftal kernopgaven met zich mee:
Om deze opgaven uit te voeren is een viertal kernprojecten geformuleerd. Eén ervan is Parelsnoer, waarin het Centrum valt. Het kernproject is gericht op het realiseren van een stadscentrum voor ontmoetingen. Met activiteiten die van het centrum weer dé plek maken waar mensen van binnen en buiten Hengelo elkaar ontmoeten.
Inleiding
Hengelo is en blijft een fietsstad. Het bevorderen en optimaliseren van het fietsklimaat is al jaren en nog steeds een van de belangrijkste speerpunten van het gemeentelijk verkeer- en vervoersbeleid. Om het fietsgebruik verder te stimuleren is een goed en veilig fietsroutenetwerk ontwikkeld. Er wordt onderscheid gemaakt in hoofdfietsroutes en stadsfietsroutes. De stadsfietsroutes verbinden de wijken met het stadscentrum. Een aantal stadsfietsroutes, die de wijken met het stadscentrum verbinden, doorkruisen het plangebied of grenzen er aan. De fietsers op de stadsfietsroutes hebben voorrang op het overige verkeer, behalve bij kruisingen met de hoofdwegenstructuur waar ook de Deldenerstraat, Bornsestraat en Oldenzaalsestraat deel van uitmaken.
Het fietsnetwerk
In deze Uitvoeringsnota Fietsen wordt een geactualiseerd gemeentelijk fietsnetwerk gepresenteerd. Dit “nieuwe” fietsnetwerk beslaat de gehele gemeente, waarbij extra aandacht is besteed aan een goede aansluiting op de fietsnetwerken van de buurgemeenten. Omwille van de duidelijkheid zijn het stad- en wijknetwerk en de belangrijkste fietsverbindingen in het buitengebied samengevoegd tot één hoofdfietsnetwerk. De belangrijkste onderdelen van het hoofdfietsnetwerk zijn de zogenaamde Stadsfietsroutes. Deze routes vormen de belangrijkste verbindingen tussen de wijken en het stadscentrum. Ook de fietsverbindingen langs de invalswegen zijn stadsfietsroutes. In het Gemeentelijk Verkeers- en Vervoersplan wordt aan de verbetering van stadsfietsroutes een hoge prioriteit toegekend. Meer dan in het verleden het geval was, is het hoofdfietsnetwerk een belangrijk uitgangspunt bij het nemen van beslissingen en het opstellen van herstraat- en asfalteringsprogramma's, gladheidbestrijding, afstemming verkeerslichten, bewegwijzering enz.
In 2003 is naar aanleiding van de uitkomsten van de Fietsbalans van de Fietsersbond de 'Uitvoeringsnota fietsen 2003-2006' vastgesteld. Hierin is het geactualiseerde fietsnetwerk Hengelo 2002 opgenomen. Hierin wordt onderscheid gemaakt in hoofdfietsroutes (stads- en wijknetwerk) en stadsfietsroutes (verbinding tussen de wijken en het stadscentrum) Voor de binnenstad van Hengelo loopt de stadsfietsroute over de:
De fietsers op deze stadsfietsroutes hebben in beginsel voorrang op het overige verkeer, behalve bij kruisingen met de hoofdwegenstructuur (inclusief HOV). In alle (winkel)straten in de binnenstad mag worden gefietst behalve in de Brinkpassage.
De laatste grote projecten vanuit de Uitvoeringsnota fietsen uit 2003 zijn de volgende:
Fietssnelweg F35 (Kuipersdijk Hengelo – Enschede)
De F35 is officieel geopend op dinsdag 22 november 2011 en wordt goed gebruikt door fietsers. Dit is de eerste gerealiseerde fietssnelweg tussen twee agglomeraties in het oosten van het land. De Regio Twente gaat de komende jaren periodiek fietstellingen uitvoeren ter toetsing van de acht geformuleerde doelstellingen uit het vastgestelde Masterplan F35 van maart 2009. Die acht doelstellingen zijn de volgende:
Fietssnelweg F35 ('Westermaatsfietspad')
Met de aanleg van deze tweede grote schakel op Hengelose grondgebied (Grobbeltunnel – gemeentegrens Borne) wordt een logisch vervolg gemaakt in de realisatie van het Hoogwaardige fietsnetwerk Twente van een snelle, comfortabele,veilige en non-stop fietsverbinding in Twente. Met deze snelle en directe fietsverbinding wordt voor de fietsers een veilige alternatief geboden voor de gelijkvloerse kruising Oude Hengelosestraat - Amerikalaan. Ook de drukke (school) fietsroute op het kruispunt Eggerinksweg - Wegtersweg met fietsverkeer tegen het éénrichtingsverkeer in voor richting Borne, wordt hiermee opgelost.
Inleiding
De Hengelose binnenstad is een verblijfsgebied. Natuurlijk moeten woningen, winkels en (horeca)ondernemingen in de binnenstad bereikbaar blijven. Het centrum is met bebording afgesloten voor gemotoriseerd verkeer. De behoefte om door de binnenstad te rijden blijkt echter nog steeds groot en houdt helaas niet iedereen zich aan de borden. Dit met gevolg dat er nog altijd te veel door de binnenstad wordt gereden. Het komt nog regelmatig voor dat er voertuigen in de binnenstad rijden die daar op bepaalde tijden niet horen te zijn (leveranciers, taxi's, bewoners enz.). Er is sprake van hinder maar ook overlast.
Geschiedenis
Al zo'n 15 jaar wordt er gesproken over de toegankelijkheid van de binnenstad. In 2004 werd de eerste nota “Toegankelijkheid en Ontheffingen Autovrij Gebied” (TOAG) vastgesteld met het verzoek voorstellen te doen betreffende het definitief afsluiten van de binnenstad. In deze nota TOAG wordt verder beschreven de omvang van het autovrije gebied, het geldende verkeersregime, het beleid ten aanzien van de toegankelijkheid en de mogelijkheden voor het verkrijgen van een ontheffing. In deze nota werd er van uitgegaan dat de binnenstad zou worden afgesloten met bebording. Handhaving zou een cruciale rol moeten gaan spelen. De binnenstad kreeg een geslotenverklaring voor gemotoriseerd verkeer met uitzondering van fietsers en laden en lossen tussen 17.30 uur en 12.00 uur voor expeditieverkeer. Deze geslotenverklaring is aangegeven met verkeersborden. De maatregel had niet het gewenste resultaat.
De politie wees in het verleden op mogelijke normvervaging en toename van illegaal verkeer in de binnenstad waardoor in het geval van calamiteiten in het geding kan komen. Toch vindt er door de politie geen structurele, doch slechts zeer incidentele handhaving plaats. Politie vindt handhaving vooral een taak van de gemeente. Men pleit dan ook voor invoering van de maatregelen die handhaving voor een belangrijk deel overbodig maken.
De oorspronkelijke nota is vervolgens in 2007 geactualiseerd. Inzet was nu een selectief toegankelijk binnenstad op basis van een fysiek dynamisch systeem met verzinkbare palen. Verkeersbesluiten werden genomen en het ontheffingenbeleid werd vastgesteld. Door het invoeren van het fysiek dynamisch systeem met Bollards zou er nagenoeg geen handhaving meer nodig zijn om oneigenlijk verkeer in de binnenstad te weren. Een systeem dat veiligheid en leefbaarheid waarborgt zonder dat het ten koste gaat van de bereikbaarheid. Tijdens de venstertijden blijft de binnenstad vrij toegankelijk voor bevoorradend verkeer. Buiten venstertijden kan in bijzondere gevallen zoals bevoorrading van versproducten, horeca of in geval van bundeling ( wanneer een transporteur bijvoorbeeld meerdere bedrijven bevoorraadt) een ontheffing verleend worden. Ook komen bewoners en ondernemers met een eigen parkeerplaats in aanmerking voor een ontheffing om te allen tijde deze parkeerplaats te kunnen bereiken. Wanneer men geen eigen parkeerplaats heeft krijgt men geen toegang tot de binnenstad tijdens winkeltijden. Vanwege noodzakelijke bezuinigingen is besloten de uitvoering van TOAG uit te stellen. Handhaving blijft centraal staan.
Huidige situatie
De binnenstad is nog steeds afgesloten met verkeersborden. Op een beperkt aantal locaties zijn er fysieke afsluitingen. De geslotenverklaringen worden nog steeds veelvuldig genegeerd. De fysieke afsluitingen zijn gemakkelijk te verwijderen. De (klap)palen zijn vaak verdwenen of neergeklapt met als gevolg dat het verkeer vrijbaan heeft. De behoefte om door de binnenstad te rijden blijkt echter nog steeds groot met negatieve gevolgen voor het leef- en verblijfsklimaat.
Handhaving
De afdeling Stadstoezicht handhaaft wel in het autovrije gebied in de binnenstad. De mogelijkheden bij de afdeling Stadstoezicht zijn momenteel echter te beperkt om effectief tegen het verkeer in het centrum op te treden dat er niet hoort te zijn.
Inleiding
In de kern geeft deze door de gemeenteraad vastgestelde nota een analyse en beschrijving van hoe mechanismen bij het fietsparkeren werken en hoe fietsparkeervraagstukken te benaderen. Aan deze nota hing ook een uitvoeringsprogramma van concrete kleinschalige acties in de binnenstad.
Onbewaakt fietsparkeren
De binnenstad van Hengelo kent al jaren de systematiek van fijnmazige parkeerclustering van (onbewaakt) fietsparkeren in combinatie met het bijna overal mogen fietsen. Dat betekent dat fietsers hun fiets heel dicht bij hun (winkel)bestemming kunnen parkeren en dat wordt door veel fietsers gewaardeerd. Alleen op topdagen zoals bij grote evenementen in combinatie met mooi weer is de parkeercapaciteit voor al die fietsers onvoldoende. Dit is eenvoudigweg niet op te vangen. De waardering door die incidentele fietser(s), die besluit op dergelijke bijzondere dag wel op de fiets naar de binnenstad te gaan, levert vervolgens een minder positieve gebruikers ervaring op.
Bewaakt fietsparkeren
Daarnaast is er dus een groeiende behoefte aan (gratis) bewaakt stallen. De tijdelijke bewaakte fietsenstalling op het Kloosterhof terrein kent een toenemend aantal bezoekers, voldoet daarmee aan die behoefte en is een succes. De verplaatsing naar de definitieve bewaakte fietsenstalling op de locatie achter de HEMA (De Wetstraat), zal naar verwachting ook een succes worden.
Om daadwerkelijk een woning in gebruik te mogen nemen voor kamerverhuur moet het pand allereerst beschikken over de juiste bestemming. Daarnaast moet de eigenaar van een pand op grond van de regionale Huisvestingsverordening een omzettingsvergunning aanvragen voordat hij een pand mag omzetten van zelfstandige bewoning naar onzelfstandige bewoning (lees: kamerverhuur of pension). Hiermee kan worden voorkomen, dat op sommige zwakkere plekken in de stad overlast ontstaat door kamerverhuur. Het is bekend dat in sommige delen van de stad juist in deze kamerverhuurpanden overlast ontstaat bijvoorbeeld door studenten, maar vooral ook door drugscriminaliteit en andere criminele activiteiten.
De Huisvestingsverordening geeft het college de bevoegdheid nadere regels te stellen aan het verlenen van de omzettingsvergunning. Bij de beoordeling van een ingediende aanvraag voor een omzettingsvergunning zal worden getoetst aan het beleid kamerbewoning. In deze beleidsregels komen naast aspecten als leefbaarheid en andere omgevingsfactoren ook technische aspecten, met name voor wat betreft brandveiligheid, aan de orde. Voor wat betreft de brandveiligheid zal in veel gevallen moeten worden voldaan aan de rechtstreeks werkende bepalingen uit het Bouwbesluit.
Op 8 oktober 2013 is de nieuwe welstandsnota in de gemeente Hengelo vastgesteld. Deze nota biedt het toetsingskader voor de welstandsbeoordeling van bouwaanvragen met het doel de welstandsaspecten voor de burger inzichtelijker te maken. Het toetsingsniveau is gedifferentieerd, dat wil zeggen: streng waar nodig, soepel waar mogelijk. Waar veel mensen verblijven (bijvoorbeeld de binnenstad) of waar cultureel erfgoed aanwezig is (bijvoorbeeld Tuindorp 't Lansink) daar wordt streng getoetst. In woonwijken en andere delen van de stad waar weinig mensen verblijven wordt soepel of zelfs niet meer getoetst aan de welstandscriteria (sommige industrieterreinen). Om dit te realiseren zijn vier toetsingsniveaus ingevoerd: Behoud door ontwikkeling (voor monumenten), welstandsniveau hoog, welstandsniveau middel en welstandsvrij. De welstandscriteria zijn afgestemd op de stedenbouwkundige typologieën van de bebouwing. Elke bouwstijl heeft zo zijn eigen specifieke karakter en de toetsingsregels zijn hier op afgestemd. De toetsing heeft betrekking op situering hoofdvorm, gevelaanzichten (niveau middel) en materiaal- kleurgebruik en detaillering. Het bestemmingsplan regelt de massa (hoogtes)en de locatie van de massa (rooilijnen).
Het speelbeleid is in 2007 vastgelegd in de Kadernota Spelen, onder het motto 'Spelen is leren samen leven'. Een nieuwe, geactualiseerde Speelnota is in de maak.
Speelgelegenheden omvatten zowel informele speelruimte met speelaanleidingen als formele speelruimte met speeltoestellen. Het plangebied heeft een goed aanbod aan speelmogelijkheden.
Formele en informele speelruimte
Onder formele speelruimte wordt verstaan: openbaar en vrij toegankelijk gebied in de openbare ruimte, die bewust voor spelen ingericht is. Informele speelruimte is alle ruimte die kinderen voor hun spel gebruiken, maar die niet speciaal daarvoor ingericht is.
Naast de ingerichte speelplekken (formele speelruimte) moet een wijk in de openbare ruimte ook informele speelmogelijkheden bieden. Kinderen spelen bijvoorbeeld vaak op straat, op de stoep, op grasveldjes of op een pleintje, met zaken die ze zelf meenemen zoals de fiets, een bal, springtouw, een skateboard, rolschaatsen of knikkers.
Open of juist besloten plekken, hoogteverschillen of beplantingen geven al spelaanleiding. De gemeente kan hiermee vaak eenvoudig rekening houden, bijvoorbeeld door een afwisseling te creëren in kort of lang gras en beplanting, knikkertegels te integreren in de stoep, een muurtje zodanig te maken dat je erop kunt zitten, of een straat verkeersluw te maken. Slim ruimtegebruik kan leiden tot een grotere bespeelbaarheid van een wijk.
De groene openbare ruimte vervult een belangrijke functie voor spel, ontmoeting en integratie. Grasveldjes zijn goed geschikt voor allerlei vormen van spel. In de bosjes kan je je mooi verstoppen. Gronden met de bestemming 'Groen' zijn waar nodig ook geschikt te maken voor formele speelruimte.
Parken zijn grote recreatieve plekken in het openbaar groen. Het park Bataafse Kamp heeft een open karakter en is bij uitstek een plek om uit te groeien tot een volwaardig groen stadspark, met ruimte voor kunst, spel en ontmoeting voor jong en oud. Het Prins Bernhardplantsoen heeft een besloten karakter. Ook hier is, in alle rust, ruimte voor spel en ontmoeting in het groen.
Gronden bestemd tot 'Water' zijn vaak gekoppeld aan de hoofdgroenstructuur uit het Groenplan. Water heeft een grote speelwaarde, maar kent ook een speelrisico. Het is ideaal als informele speelruimte, maar vraagt als formele speelruimte een goede inrichting.
Naast gronden met de bestemming 'Groen' zijn gronden met de bestemming 'Verkeer - Verblijf' onontbeerlijk om de intensiteit van het speelgebruik op te vangen. Denk daarbij aan fietsen, rolschaatsen of straatvoetbal. Woonstraten (30-km zone), hofjes, voetpaden en pleintjes zijn vaak geschikt als informele speelruimte. Daarnaast zijn deze gronden geschikt te maken voor formele speelruimte.
Gronden met de bestemming 'Maatschappelijk' zijn als wijkwelzijnsvoorziening bij uitstek geschikt als formele speelruimte. In de regel zijn ze openbaar toegankelijk, soms semi-openbaar en soms ook niet openbaar. Zij vormen een sociale ontmoetingsplek in de wijk waar allerlei activiteiten kunnen plaatsvinden. In het plangebied liggen de Willemschool en de Titus Brandsmaschool. Van beide scholen zijn de pleinen openbaar.
De doelstellingen van het gemeentelijke geluidbeleid uit de nota zijn:
De nota geluid geeft aan hoe de gemeente Hengelo dit gestructureerd, volgens een vaste systematiek, wil aanpakken:
In het betreffende plan is rekening gehouden met de nota geluid.
De bepalingen zoals opgenomen in het bestemmingsplan Centrum 2013 voldoen aan de bovengenoemde beleidsuitgangspunten.
Met de ondertekening van de Startovereenkomst 'Waterbeheer in de 21e eeuw' is in februari 2001 de watertoets in het leven geroepen. De watertoets is met ingang van 1 november 2003 wettelijk verplicht voor onder andere bestemmingsplannen. Het Waterschap Vechtstromen streeft ernaar de formele watertoets te vergemakkelijken door al in een vroeg stadium van de planvorming een bijdrage te leveren.
Voor onderhavig plan is er contact geweest met het waterschap Vechstromen. Hieruit is gebleken dat er een normale watertoetsprocedure doorlopen moet worden.
Uitgangspunten waterschap Vechtstromen voor nieuwe stedelijke ontwikkelingen.
Het beleid van het waterschap Vechtstromen is vastgelegd in het vigerend waterbeheerplan.
Voor alle in- en uitbreidingen gelden in principe onderstaande beleidsregels.
Algemeen
Afvalwater
Hemelwater
Grondwater
Oppervlaktewater
In het plangebied ligt een gemengd rioleringssysteem. Er is geen sprake van structureel te hoge grondwaterstanden. Het oppervlaktewater zal daar waar dat mogelijk is weer zichtbaar worden gemaakt en natuurvriendelijker worden ingericht.
Flora en Fauna
De Flora- en faunawet voorziet in de bescherming van een aantal planten- en diersoorten. Centraal hierbij staat de zorgplicht. Dit houdt in dat iedereen 'voldoende zorg' in acht moet nemen voor alle in het wild voorkomende planten en dieren en hun leefomgeving. In de praktijk betekent dit dat bepaalde werkzaamheden ten aanzien van dieren en planten slechts onder strikte voorwaarden mogelijk zijn. Veel voorkomende werkzaamheden waarbij rekening gehouden moet worden met beschermde planten- en diersoorten zijn bijvoorbeeld:
Welke soorten zijn volgens de Flora- en faunawet beschermd?
De natuurwaarden in het plangebied zijn voornamelijk gerelateerd aan het stedelijk gebruik en het aanwezige (cultuur) groen. Er zijn geen gebiedsdekkende flora- en faunagegevens bekend. Wel is binnen het plangebied recentelijk een Quickscan (2008) en een vervolgonderzoek (2009) opgesteld in het kader van de Flora- en faunawet voor het project Lange Wemen. De belangrijkste conclusies uit deze onderzoeken:
Naast de gegevens van de bestaande flora- en faunaonderzoeken zijn er, voor zover bekend, geen gebiedsdekkende gegevens beschikbaar over het voorkomen van vogels, vaatplanten, reptielen en amfibieën, mossen, korstmossen en paddenstoelen in het plangebied 'Binnenstad Centrum'. Toch is de kans aanwezig dat zich beschermde soorten binnen het plangebied begeven.
De oude en grote bomen en (oude) gebouwen zijn potentieel geschikt als rust-, nest-, of verblijfplaats voor onder andere vleermuizen, gierzwaluwen, eekhoorns en steenmarters. Alle vleermuizen zijn opgenomen in tabel 3 en hebben zodoende een status als extra beschermde soorten. De eekhoorn en de steenmarter behoren tot de tabel 2 soorten. Alle vogels zijn opgenomen in tabel 2 en hebben daarmee een verhoogde beschermingsstatus.
Ook de parken in het plangebied (Bataafse Kamp en Prins Bernhardplantsoen) zijn potentieel geschikt als rust-, nest-, of verblijfplaats voor de hierboven genoemde soorten. Daarnaast zijn deze parken lokaal geschikt als leefgebied voor diverse soorten vogels en bij grondgebonden zoogdieren zoals egel, mol, konijn en verschillende soorten algemene muizen en woelmuizen (tabel 1 soorten). Deze grondgebonden zoogdieren komen daarnaast mogelijk voor in de bermen, plantsoenen, particuliere tuinen en op braakliggende terreinen.
Voor de bomen in het plangebied geldt de bescherming die geregeld is in de Bomenverordening.
Door het mogelijk voorkomen van meerdere soorten beschermde flora en fauna binnen het plangebied, dienen de wettelijk voorschriften tot zorgvuldig handelen, de compensatieplicht en de zorgplicht in acht te worden genomen.
Evenementen zijn belangrijk voor de aantrekkingskracht van een stad als Hengelo. Tijdens evenementen is er volop leven, sfeer en gezelligheid rondom het evenement. De combinatie van verschillende evenementen naar soort en schaalgrootte, zorgt voor een grote aantrekkingskracht. Vanaf 1 januari 2012 is Stichting VVV & Stadspromotie Hengelo overgegaan in Bureau Hengelo. Bureau Hengelo is het aanspreekpunt voor heel Hengelo op het gebied van evenementen, toerisme, recreatie, communicatie en marketing gerelateerde onderwerpen. Bureau Hengelo is verantwoordelijk voor het beheer van de lokale evenementenkalender en het toekennen van financiële bijdragen. In de 'Uitgangspunten voor communicatie' met de inwoners van Hengelo door Bureau Hengelo is de kernboodschap: 'De binnenstad is de huiskamer van Hengelo. Hier kunnen alle Hengeloërs terecht voor gezellige ontmoetingen, evenementen, levendig wonen, uitgaan en een compleet winkelaanbod'. Uitgangspunten die uitstekend passen bij een brede doelgroep. Evenementen kunnen ook een keerzijde hebben. Voor bewoners en ondernemers kunnen evenementen overlast veroorzaken. Overlast die betrekking kan hebben op geluidhinder, de bereikbaarheid van de woning of het bedrijf, het tijdelijk verdwijnen van parkeerplaatsen, wegafzettingen, verkeersopstoppingen of vervuiling van de openbare ruimte. Het houden van evenementen wordt gestimuleerd via de vergunningverlening en op grond van de APV gereguleerd. Evenementen horen dan ook in het belang van een goede ruimtelijke ordening en in het kader van rechtszekerheid in een bestemmingsplan te worden verwerkt. Omwonenden moeten in het bestemmingsplan kunnen achterhalen welk type evenementen op de aangewezen gronden kunnen plaatsvinden, in welke intensiteit, het maximaal aantal toegestane bezoekers per evenement en de te verwachten milieuhinder.
De juridische basis voor de beleidregels bij evenementen is de APV. Op grond van de APV (artikelen 2.1.4.1, 2.2.1 en 2.2.2) is het niet toegestaan om zonder vergunning van de burgemeester een voor publiek toegankelijk evenement te organiseren. Een van de toetsingscriteria hierbij is het voorkomen van overlast, waaronder geluidoverlast. Het geluidsbeleid van de gemeente Hengelo (vastgesteld op 10 februari 2009) geeft regels aan die toegepast moeten worden bij het beoordelen van een aanvraag voor een evenementenvergunning en bij het opstellen van de voorschriften.
Gebieden waar evenementen zijn toegestaan
Er zijn drie gebieden binnen het bestemmingsplan Centrum 2013 waar evenementen mogen plaatsvinden. Dit zijn de binnenstad, het Prins Bernhard Plantsoen en het groen bij de Bataafse Kamp. Evenementen moeten passen in de omgeving. De ruimtelijke afwegingen ten aanzien van de aard, omvang en het aantal evenementen dat wordt toegestaan, is mede afhankelijk van de basiskwaliteit van het gebied.
De binnenstad kenmerkt zich door een veelheid aan functies. Winkelgebieden, bedrijvigheid, kantoren, horeca en woningen bepalen het karakter. Daarnaast vervult de binnenstad van Hengelo (ook) een belangrijke gemeenschappelijke culturele functie. Evenementen maken hier onvermijdelijk een onderdeel van uit. Eveneens is onvermijdelijk dat hierdoor af en toe een zekere mate van geluidhinder optreedt. Naast geluidhinder kunnen evenementen voor bewoners en ondernemers ook hinder of overlast geven in de vorm van verminderde bereikbaarheid van de woning of het bedrijf, het tijdelijk verdwijnen van parkeerplaatsen, wegafzettingen, verkeersopstoppingen of vervuiling van de openbare ruimte.
Het Prins Bernhardplantsoen en het groen bij de Bataafse Kamp zijn anders van karakter. De levendigheid is er minder. Wel vervullen ze een functie als groene openbare ruimte. En gelet op het karakter van de locatie en de ligging tegen het centrum moet het mogelijk zijn om ook hier een beperkt aantal evenementen te organiseren waarbij een hoger geluidniveau dan gebruikelijk en enige mate van andere overlast moet worden geaccepteerd.
Welke mate van overlast in redelijkheid kan worden gevraagd, hangt onder meer af van het belang van het evenement, de aard en omvang van het evenement en het aantal keren per jaar dat evenementen in die omgeving plaatsvinden.
Categorisering van evenementen
In dit plan worden drie categorieën evenementen onderscheiden. De categorisering volgt uit een risicoclassificatiesysteem dat regiobreed wordt gehanteerd en dat is vastgelegd in het zogeheten evenementenhandboek van de gemeente Hengelo. Doel van het classificatiesysteem is voor de hulpdiensten inzichtelijk maken bij welke evenementen de gangbare, standaard maatregelen afdoende zijn en bij welke evenementen aanvullende maatregelen nodig zijn. Het classificatiesysteem onderscheidt drie categorieën:
A-categorie voor kleine evenementen
Dit is de eenvoudigste vorm van een evenement. Voorbeelden van evenementen die in deze klasse vallen, zijn kleinere activiteiten zoals straat-, buurt- en verenigingsfeesten. Bij deze evenementen zijn de risico's van dien aard dat er geen aanvullende maatregelen getroffen hoeven te worden, de standaard maatregelen en/of voorschriften voldoen. Het aantal bezoekers van een A-evenement is over het algemeen relatief beperkt: tot maximaal 2.000 bezoekers.
B-categorie voor middelgrote evenementen
Er is sprake van een (middelgroot) evenement met een gemiddeld risico. De organisator stelt een veiligheidsplan op. Op onderdelen waar in het risicoanalysemodel het hoogst mogelijke aantal risicopunten wordt gescoord, dient beoordeeld te worden of er aanvullende maatregelen genomen moeten worden. Het verwachte aantal bezoekers is minder dan 15.000.
C-categorie voor grootschalige evenementen
Er is sprake van een grootschalig evenement met een sterk verhoogd risico. De organisator stelt een veiligheidsplan op. Bij een evenement in deze klasse evenementen wordt (hulpverlening) regionaal opgeschaald. Leden van het regionale multidisciplinaire overlegorgaan adviseren en geven aan welke aanvullende maatregelen nodig zijn om de veiligheid en gezondheid bij het evenement te waarborgen. Het verwachte aantal bezoekers is minimaal 10.000 en maximaal 50.000.
De categorisering van de evenementen hangt in belangrijke mate samen met het aantal bezoekers dat wordt verwacht. Grote aantallen bezoekers kunnen de dagelijkse gang van zaken verstoren door verminderde bereikbaarheid van de woning of van het bedrijf, door het tijdelijk verdwijnen van parkeerplaatsen, wegafzettingen, verkeersopstoppingen of vervuiling van de openbare ruimte. Om deze reden is het aantal malen per jaar dat grootschalige B en C-evenementen wordt toegestaan beperkt. Voor het Prins Bernhardplantsoen en het groen bij de Bataafse Kamp gelden (uiteraard) grotere beperkingen dan voor de binnenstad. A-evenementen hebben door het beperkte aantal bezoekers een veel beperktere impact op de woon- en leefomgeving.
Aantal evenementen
Het maximale aantal evenementen, de maximale duur (van de geluidbelasting) en het aantal bezoekers per locatie wordt bepaald door de omvang van de locatie, de ligging van de woningen en de uitstraling en het karakter van de locatie. Voor de locaties Prins Bernhardplantsoen en het groen bij de Bataafse Kamp worden categorie C evenementen niet toegestaan; ook het aantal categorie A en B evenementen wordt beperkt. Deze locaties zijn zoals eerder opgemerkt anders van karakter dan het levendige binnenstedelijk gebied. De binnenstad is meer geschikt voor het houden van (grote) evenementen.
Voor wat betreft het aantal evenementen is gekeken naar de verleende vergunningen in het jaar 2012 en 2013. In de tabel hieronder is een overzicht te zien van het aantal verleende evenementenvergunningen per categorie evenement en locatie.
Regeling in het bestemmingsplan
In de regels is er per locatie een maximum aantal evenementen per jaar genoemd per categorie. Daarnaast is de duur van een evenement opgenomen, dit betreft de duur inclusief de op- en afbouw van het evenement. In bovenstaande tabel is een overzicht te vinden van het verleende aantal evenementen per categorie in 2012 en 2013. In het onderhavige bestemmingsplan wordt voor wat betreft de binnenstad enige flexibiliteit geboden aan het aantal toegestane evenementen.
Evenementen Prins Bernhardplantsoen en Bataafse kamp
In het Prins Bernhardplantsoen en groen bij de Bataafse kamp worden op beide locaties toegelaten in de categorie A; maximaal 6 evenementen per jaar, waarbij de duur van het evenement maximaal 3 dagen aaneengesloten mag bedragen. In de categorie B wordt maximaal 1 evenement per jaar toegestaan, waarbij de duur van het evenement niet meer dan 3 aaneengesloten dagen mag bedragen inclusief op- en afbouw. Op beide locaties worden geen evenementen van de categorie C toegestaan. Beide locaties worden niet geschikt geacht om C evenementen toe te laten.
Evenementen binnenstad
In de binnenstad worden toegelaten in de categorie A; maximaal 60 evenementen per jaar, waarbij de duur van het evenement maximaal 3 dagen aaneengesloten mag bedragen. In de categorie B worden maximaal 30 evenementen per jaar toegestaan, waarbij de duur van het evenement niet meer dan 3 aaneengesloten dagen mag bedragen inclusief op- en afbouw. Het aantal categorie C evenementen mag maximaal 6 per jaar bedragen, waarbij de duur van het evenement maximaal 3 dagen aaneengesloten mag bedragen inclusief op- en afbouw.
Deze kleinschalige evenementen tasten het woon- en leefklimaat niet onevenredig aan. Het wordt daarom ook toelaatbaar geacht om hier een maximum van 60 op te nemen.
Het geluidaspect kent een apart beoordelingskader. Geluid dringt ook binnen in de persoonlijke levenssfeer in de woning. Bovendien is er geen eenduidige relatie tussen de categorisering van een evenement en de potentiële geluidhinder. Ook een kleinschalig evenement kan in beginsel veel geluidhinder veroorzaken. Hieronder wordt nader ingegaan op het aspect geluid.
Geluid
Zoals eerder opgemerkt, heerst in de binnenstad meer levendigheid dan in andere woongebieden in Hengelo. Dit is ook overwogen bij de geluidambities in het geluidbeleid van Hengelo die zijn vastgesteld voor de binnenstad. Enige geluidoverlast op gezette tijden is inherent aan het wonen in de binnenstad. Er mag van worden uitgegaan dat bewoners van de binnenstad dit aspect hebben meegewogen in het besluit om daar te gaan wonen.
De mate waarin een bewoner tijdens een evenement wordt gehinderd door een hoger geluidniveau dan gebruikelijk zal ook afhangen van de betrokkenheid van de betreffende bewoner. Iemand die zich betrokken voelt bij het evenement of bij de aanleiding daartoe zal het geluid minder snel als overlast beoordelen. De mate van hinder die wordt ervaren, hangt ook af van de kennis vooraf en van de inspraakmogelijkheden van de bewoner en van de voorspelbaarheid. Het is daarom van belang dat bewoners vooraf worden geïnformeerd over een evenement, dat vooraf duidelijkheid wordt verschaft over de eindtijd en andere afspraken en dat er een mogelijkheid is om te klagen als men zich niet aan de afspraken houdt.
Om het woon- en leefklimaat niet onaanvaardbaar te verstoren, moet de gevelbelasting van de woningen rond een evenement aan een maximum worden verbonden.
Bij normstelling in het kader van de Wabo, de Wet milieubeheer en de Wet geluidhinder geldt dat in de dagperiode het binnenniveau van 35 dB(A) niet mag worden overschreden. Hogere geluidniveaus kunnen storend werken bij gesprekken en bij het verstaan van de televisie of radio. Vooral verstoring van gesprekken of verstaanbaarheid van televisie wordt vaak als zeer storend ervaren. Vaak wordt 50 dB(A) binnenniveau aangehouden als geluidniveau waarboven dit optreedt en er sprake is van een ernstige verstoring van de persoonlijke levenssfeer. Dit is uiteraard geen absoluut gegeven. Door verschillende personen zal dit verschillend worden ervaren. Voor de nachtperiode gelden andere waarden. Bij een binnenniveau van 50 dB(A) zullen de meeste mensen, zeker als het muziekgeluid betreft, niet kunnen slapen. Om slaapverstoring te voorkomen kan het maximum binnenniveau niet veel hoger worden gesteld dan (35 dB(A)).
De gevelisolatie van een gemiddelde woning bedraagt 20 à 25 dB. Uitgaande van een maximaal binnenniveau van 50 dB(A), mag de gevelbelasting niet hoger zijn dan 75 dB(A). Om slaapverstoring te voorkomen, mag de gevelbelasting, in het geval de slaapkamer achter de belaste gevel ligt, niet hoger zijn dan ongeveer 55 dB(A). Bij versterkte muziek in de open lucht zal de geluidbelasting van de gevels in de omgeving in de praktijk hoger zijn dan 55 dB. Bij evenementen met versterkte muziek zal dan ook vrijwel altijd slaapverstoring optreden. Om die reden is het noodzakelijk eindtijden vast te stellen waarop het versterkte (muziek)geluid moet worden beëindigd. Voor avonden waarop een werkdag volgt, ligt die eindtijd op 23.00 uur. Voor de vrijdag- en zaterdagavond is de eindtijd 01.00 uur.
Op grond van de APV (artikelen 2.1.4.1, 2.2.1 en 2.2.2) is het niet toegestaan om zonder vergunning van de burgemeester een voor publiek toegankelijk evenement te organiseren. Een van de toetsingscriteria is het voorkomen van overlast, waaronder geluidoverlast. Voorgaande overwegingen en de neerslag daarvan in de gebruiksregels vormen het kader voor de vergunningverlening. In het geluidsbeleid van de gemeente wordt dit kader uitgewerkt in beleidsregels toe te passen bij de vergunningverlening.
De activiteiten (evenementen) waar het om gaat zijn niet terug te vinden in onderdeel C en D van de bijlage uit het Besluit MER (kolom 1 van de C en D lijst). Er is dan ook geen sprake van een MER-plicht.
Bovenstaande regels zijn verwerkt in de bestemmingen "Groen" en "Verkeer - Verblijfsgebied".
Hengelo heeft 90 rijksmonumenten (RM), ca. 130 gemeentelijke monumenten (GM) (waarvan 10 met de status voorgedragen), 35 beeldbepalende gemeentelijk karakteristieke panden (BGKP) en een beschermd dorpsgezicht, Tuindorp 't Lansink.
Binnen het plangebied Centrum 2013 bevinden zich de volgende monumenten:
- Beekstraat 51, museum, RM
- Beursstraat 1a, GM
- Beursstraat 2, restaurant, GM
- Beursstraat 3, 5, 7, 9 en 11 BGKP
- Beursstraat 15, GM
- Brinkstraat 5, GM
- Brinkstraat 7, GM
- Burg. Jansenplein 1, stadhuis, GM (potentieel RM)
- Burg. Jansenplein 40, GM
- Deldenerstraat 18, muziekschool, RM
- Deldenerstraat 22, BGKP
- Deldenerstraat 36-38, GM
- Deldenerstraat 35-41, GM
- Emmaweg 5, voormalig weeshuis, GM
- Enschedesestraat 3: basiliek, RM
- Enschedesestraat 14, GM
- Enschedesestraat 16-18, GM
- Enschedesestraat 45,GM
- Enschedesestraat 47, GM
- Enschedesestraat 70, RM
- Enschedesestraat 86, molenstomp en pakhuis, BGKP
- Langestraat 25, GBKP
- Langestraat 27, GM
- Langestraat 35, RM
- Markt 1, 1A t\m D\ Brinkstraat 7A-7B, GM
- Markt 2, GM
- Markt 203 ev, GM
- Markttraat 1t\m 5A\ Brinkstraat 16, 16A, GM
- Marskant 70, 72 en 74
- Marssteeg 22, GM
- Nieuwstraat 2, GM
- Oldenzaalsestraat 14, vm school, GM
- Oldenzaalsestraat 18. vm volksbad, GM
- Pastoriestraat 14-16, cafe, GM
- Pastoriestraat 43, GM
- Pastoriestraat 45, GM
- Pastoriestraat 51, GM
- Paul Krugerstraat 25-27, GM
- Paul Krugerstraat 29-31, GM
- Paul Krugerstraat 45 A-C, BGKP
- Paul Krugerstraat 54-64, vm Mavo, GM
- Prins Bernhard Plantsoen, plantsoen en opstallen, GM
- Stationsplein 1 (stationsgebouw)
- Steynstraat 27-29, GM
- Veldbleekstraat 18, vm bakkerij, BGKP
- Wolter ten Catestraat 57-59
De Rijksdienst voor het Culturele Erfgoed (RCE) heeft de binnenstad aangewezen als aandachtsgebied in het kader van het na-oorlogse bouwen. Landelijk zijn er 30 gebieden aangewezen waarvan er 2 in Hengelo zijn benoemd: de binnenstad en Klein Driene.
Uitgangspunt is dat RCE en gemeente samen tot afspraken komen om de cultuurhistorische waarden in deze gebieden te verankeren in beleidsdocumenten zoals bestemmingsplannen en welstandsnota.
In de welstandsnota worden bouwplannen op niveau hoog getoetst, hetgeen inhoudt dat aan alle criteria in de nota wordt getoetst door de stadsbouwmeester.
In deze paragraaf wordt aan de hand van inventarisaties ingegaan op de in het plangebied aanwezige archeologische en cultuurhistorische waarden in het bestemmingsplangebied.
De in 2007 aangepaste Monumentenwet, een wijziging op de Monumentenwet 1988, regelt de omgang met het archeologisch erfgoed. De gemeenten hebben een archeologische zorgplicht en initiatiefnemers van projecten waarbij de bodem wordt verstoord, zijn verplicht rekening te houden met de archeologische relicten die in het plangebied aanwezig (kunnen) zijn. Bij het opstellen van bestemmingsplannen dient rekening gehouden te worden met archeologische waarden in het plangebied.
Als blijkt dat in het plangebied behoudenswaardige archeologische vindplaatsen aanwezig zijn, dan kan de initiatiefnemer verplicht worden hiermee rekening te houden. Dit kan leiden tot een aanpassing van de plannen, waardoor de vindplaatsen behouden blijven, of tot een archeologische opgraving en publicatie van de resultaten.
Op de “Archeologische Archeologische waarden- en verwachtingskaart met AMZ-adviezen” van de gemeente Hengelo staat aangegeven welke archeologische waarden aanwezig en te verwachten zijn. Een uitsnede van deze kaart is hieronder opgenomen. Het beleid van de gemeente Hengelo ten aanzien van archeologie is in augustus 2010 vastgesteld.
Binnen de begrenzing van het bestemmingsplan Hengelo Centrum zijn meerdere verwachtingszones aanwezig. Een groot deel van het plangebied is aangeduid als Historische Kern van Hengelo. Deze zone is begrensd op basis van het gebied dat op de Kadastrale minuutplan uit 1832 als grotendeels bebouwd gebied is aangegeven. Feitelijk is dit het dorp Hengelo zoals dat in het begin van de 19e eeuw bestond. Dit deel is met een grijze kleur aangeduid.
Een klein deel in het westelijke deel van het centrumgebied heeft een hoge archeologische verwachtingswaarde. Het gaat om een zone waar van nature hoge dekzandruggen aanwezig zijn die vanaf de Late Middeleeuwen als hoge bouwlanden in gebruik zijn. Dergelijke hoge gronden zijn doorgaans gedurende vele perioden in de prehistorie, Romeinse tijd en de middeleeuwen aantrekkelijke vestigingslocaties geweest en er is daarom een grote kans op het aantreffen van archeologische vindplaatsen uit alle perioden.
Buiten de historische kern heeft het merendeel van het centrumgebied een middelhoge verwachtingswaarde. Deze verwachtingswaarde is gebaseerd op de aanwezigheid van dekzandwelvingen en dekzandruggen met een oud esdek. Dit zijn ook gronden die voor de vorming van deze esdekken in de middeleeuwen en vroegere perioden relatief gunstige condities voor bewoning en eenvoudige landbouw boden en daarom ook vaak archeologische vindplaatsen bevatten. Het gaat om een grote zone ten oosten van de historische kern en twee kleinere zones ten westen van de historische kern.
In het noordwestelijke deel van het centrumgebied is een zone met een lage verwachtingswaarde. Deze lage verwachtingswaarde is gebaseerd op een van nature lagere en nattere omgeving die voor bewonings- en gebruiksactiviteiten geen geschikte condities kende.
Bekende vindplaatsen en monumenten
Binnen de begrenzing van het plangebied Centrum zijn meerdere locaties waar archeologische sporen en resten zijn gevonden. Deze staan op de archeologische waardenkaart aangeduid. Een dichte concentratie van archeologische vindplaatsen is er net buiten de noordelijke grens van het plangebied waar onder andere het Huis Hengelo zich heeft bevonden.
Binnen het centrumgebied is een aantal archeologische onderzoeken uitgevoerd.
Op grond van gemeentelijk beleid bij de Archeologische waarden- en verwachtingskaart en de Erfgoedverordening uit 2010 geldt een onderzoeksverplichting met vrijstellingsgrenzen voor de historische kern van Hengelo, zones met een hoge verwachtingswaarde en zones met een middelhoge verwachtingswaarde.
Bij het opstellen van de archeologische verwachtingswaardenkaart is rekening gehouden met gebieden en locaties waar de bodem, als gevolg van graafwerkzaamheden in recente tijden, zodanig is vergraven dat er geen archeologische resten en sporen meer aanwezig kunnen zijn. Dit kon echter niet voor het gehele centrum tot in detail en op perceelsniveau worden geïnventariseerd. Voor maar een beperkt aantal locaties is op de kaart aangeduid waar dit het geval is.
Hoewel er per verwachtingszone onderzoeksverplichtingen gelden indien bij initiatieven waarvoor een omgevingsvergunning of bestemmingsplanprocedure nodig is en waarbij de omvang van de te voorziene bodemingrepen boven de vrijstellingsgrenzen ligt, is het niet altijd zinvol om archeologisch onderzoek te laten uitvoeren. Er zal aan de hand van historische gegevens gekeken moeten worden naar de recente activiteiten en bouwgeschiedenis ter plaatse en op basis daarvan kan blijken dat onderzoek niet nodig is.
In een quick-scan zal de regio-archeoloog namens het bevoegd gezag beoordelen of er archeologisch onderzoek nodig is. De initiatiefnemer wordt gevraagd om relevante gegevens aan te leveren.
Voorschriften en vrijstellingsgrenzen in verband met archeologische waarden en verwachtingen:
In sommige gevallen kunnen er ook in sloopvergunningen voorwaarden voor archeologisch en bouwhistorisch onderzoek worden opgenomen. Dat kan het geval zijn indien het om de sloop van een bouwwerk gaat waarvan vermoed wordt dat dit is gefundeerd op oudere funderingen of indien oudere sporen onder het gebouw worden verwacht. Verder kunnen in ogenschijnlijk jongere gebouwen nog aanzienlijk oudere bouwdelen aanwezig zijn, zowel boven- als ondergronds. Ook hierbij zal dit van geval tot geval beoordeeld moeten worden door de regio-archeoloog.
Beleid
Vanaf 1 januari 2012 is het verplicht om in ruimtelijke plannen rekening te houden met cultuurhistorische waarden. Om een stabiele en meer structurele basis te geven aan de borging van cultuurhistorie in de ruimtelijke ordening, is per 1 januari 2012 aan artikel 3.1.6 van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) toegevoegd dat gemeenten bij het vaststellen van bestemmingsplannen niet alleen rekening moeten houden met cultuurhistorische waarden onder de grond (archeologische waarden), maar ook met waarden boven de grond. Dat betekent dat gemeenten een analyse moeten maken van de cultuurhistorie in een bestemmingsplangebied, en daar conclusies aan moeten verbinden die in het bestemmingsplan verankerd worden.
Cultuurhistorische waarden omvatten meer dan alleen bouwhistorische objecten en monumenten waarop tot voorheen vaak alleen de aandacht lag in bestemmingsplannen. Door middel van een historisch-geografische inventarisatie dienen ook cultuurlandschappellijke structuren en elementen in beeld gebracht moeten worden, zoals oude infrastructuur, verkavelingsstructuren en elementen daarin zoals houtwallen, beeklopen en essen, en moet ook gedacht worden aan het stedenbouwhistorische karakter van wijken en gebieden. Belangrijk is om na te gaan wat het 'eigene' van een gebied is en om dat met al zijn elementen en structuren in beeld te brengen.
De gemeente Hengelo heeft nog geen specifiek beleid dat de aanpassing van de Bro regelt. In dit bestemmingsplan wordt met de inventarisatie van cultuurhistorische waarden echter voorzien in de eisen volgens het Bro.
De ontwikkelingsgschiedenis van het plangebied is uitgebreid beschreven in hoofdstuk 2 van deze toelichting.
Milieuhygiëne vormt een belangrijk aspect binnen de ruimtelijke ordening. Het is van belang dat in het kader van een zorgvuldige en integrale afweging milieurelevante aspecten worden betrokken. Om inzicht te verschaffen in de relevante milieuhygiënische aspecten is een Milieuaspectenstudie voor het plangebied gemaakt. Deze studie is als bijlage 1 bij dit bestemmingsplan gevoegd en geeft aan hoe wordt omgegaan met bedrijven en hun zoneringen. Tevens wordt ingegaan op de diverse hinderaspecten die binnen de ruimtelijke ordening een rol spelen zoals (externe)veiligheid, luchtkwaliteit en geluid.
De samenvattende conclusie is in dit hoofdstuk beschreven.
Om te voorkomen dat bedrijvigheid ter plaatse van gevoelige functies (zoals woonfuncties) ontoelaatbare overlast veroorzaakt en om te voorkomen dat bedrijven onevenredige inspanningen moeten leveren om aan milieuregels te voldoen, moet tussen deze functies voldoende ruimtelijke scheiding worden aangehouden (zogenoemde milieuzonering). In de VNG uitgave Bedrijven en Milieuzonering (uitgave 2009) worden voor een groot aantal bedrijfsmatige activiteiten richtafstanden geadviseerd. De richtafstanden zijn afgestemd op een omgevingskwaliteit zoals die wordt nagestreefd in een rustige woonwijk of een vergelijkbaar omgevingstype. Indien er sprake is van omgevingstype gemengd gebied kunnen de richtafstanden met één afstandsstap worden verlaagd.
Een gemengd gebied is een gebied met een matig tot sterke functiemenging. Direct naast woningen komen andere functies voor zoals winkels, horeca en kleine bedrijven. Het centrumgebied van Hengelo kan beschouwd worden als gemengd gebied. Binnen een gemengd gebied wordt voor een aantal bedrijfstypen niet gewerkt met richtafstanden.
De toelaatbaarheid van milieubelastende functies in gemengd gebied moet worden beoordeeld aan de hand van drie ruimtelijk relevante milieucategoriën:
Voor bedrijfstypen waarbij de systematiek van functiemenging niet kan worden toegepast dient de inpassing beoordeeld te worden aan de hand van de richtafstanden. In het plan Hengelo Centrum betreft dit het spoorwegemplacement. Aan het spoorwegemplacement wordt in de milieuaspectenstudie extra aandacht gegeven.
In het plangebied Hengelo Centrum bevinden zich geen bedrijven die een knelpunt vormen mbt milieuzonering. Wel ligt een aantal zwaardere bedrijven in de nabijheid van het plangebied. Deze bedrijven zijn beschreven maar hebben géén zodanige milieueffecten dat daarmee in het kader van het bestemmingsplan Hengelo Centrum specifiek rekening gehouden moet worden.
Dit bestemmingsplan heeft voornamelijk betrekking op het conserveren van een bestaande situatie. Voor een bestaande situatie is in principe geen bodemonderzoek noodzakelijk.
De Wet geluidhinder stelt geluidgrenswaarden in zones rond wegen, spoorwegen en gezoneerde industrieterreinen.
Het plangebied ligt voor een deel binnen de zone van het industrieterrein Wilderinkshoek. Het plangebied ligt gedeeltelijk binnen de zones van enkele wegen en spoorwegen.
Als nieuwe geluidsgevoelige bestemmingen worden geprojecteerd binnen één van deze wettelijke zones moet akoestisch onderzoek worden uitgevoerd en moet worden voldaan aan de wettelijke grenswaarden.
Industrielawaai
In de nabijheid van het plangebied bevindt zich het geluidgezoneerde industrieterrein Wilderinkshoek. Rond dit industrieterrein is op grond van de Wet geluidhinder een wettelijke geluidzone vastgesteld. Op de zonegrens mag de totale geluidbelasting afkomstig van alle op het industrieterrein gelegen inrichtingen niet hoger zijn dan 50 dB(A). Deze zonegrens valt gedeeltelijk over het plangebied. Als binnen de zone nieuwe geluidgevoelige bestemmingen mogelijk worden gemaakt moet een akoestisch onderzoek worden uitgevoerd. Het bestemmingsplan Hengelo Centrum 2013 is een conserverend plan. Binnen de geluidzone van het industrieterrein worden geen nieuwe geluidgevoelige bestemmingen mogelijk gemaakt. Het aspect industrielawaai is daarom niet van belang.
Wegverkeerslawaai
Op grond van de Wet geluidhinder geldt voor tweebaanswegen binnen de bebouwde kom een wettelijke zone van 200 meter. Deze zonering geldt niet voor woonerven en voor 30 km-wegen Bij nieuwe ontwikkelingen binnen de zone moet een akoestisch onderzoek worden uitgevoerd en moeten de wettelijke grenswaarden in acht worden genomen.
Voorliggend plan is conserverend van aard. Op twee locaties kunnen eventueel nieuwe ontwikkelingen plaatsvinden. Hiervoor zijn twee wijzigingsbevoegdheden opgenomen in het bestemmingsplan. Deze locaties worden nader beschreven in hoofdstuk 9 van de milieuaspectenstudie (bijlage 1).
Railverkeerslawaai
Op grond van de Wet geluidhinder in verbinding met het Besluit geluidhinder geldt voor het doorgaande spoor ter hoogte van het plangebied een wettelijke zone. Als in een bestemmingsplan binnen deze zone nieuwe geluidgevoelige objecten mogelijk worden gemaakt, moet een akoestisch onderzoek worden uitgevoerd naar de geluidsbelasting van deze geluidgevoelige objecten en moeten de geluidgrenswaarden krachtens de Wet geluidhinder in acht worden genomen.
Voorliggend plan is conserverend van aard en voorziet niet in nieuwe ontwikkelingen binnen de zone van het spoor. Een akoestisch onderzoek naar het aspect railverkeerslawaai is daarom niet nodig.
Luchtvaartlawaai
Het plangebied is niet gelegen binnen de geluidzone van het vliegveld Twente. Het aspect luchtvaartlawaai is daarom niet van belang.
Fysieke veiligheid
Fysieke veiligheid betreft de bescherming van mens, dier en milieu tegen (de gevolgen van) daadwerkelijke incidenten, ongelukken en rampen. Door het vooraf treffen van de juiste infrastructurele, bouwkundige en technische maatregelen kunnen ongelukken zoveel mogelijk worden voorkomen of kan in geval van een incident zo goed mogelijk hulp worden geboden. Een goede bereikbaarheid van gebieden evenals de aanwezigheid van voldoende bluswater is een voorwaarde voor een snelle hulpverlening. Ook maatregelen die zelfredzaamheid van de bewoners bevorderen dragen bij aan de fysieke veiligheid. In de milieuaspectenstudie zijn deze aspecten verder uitgewerkt.
Externe veiligheid
Externe veiligheid omvat het beheersen van de risico's voor de omgeving door de productie, de opslag en het gebruik van gevaarlijke stoffen (binnen bedrijven) en door het transport van gevaarlijke stoffen (via wegen, waterwegen, spoorwegen en buisleidingen).
De normering voor de externe veiligheid rond bedrijven is vastgelegd in het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi). De externe veiligheids normering rond transportassen in de Circulaire Risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen en de normering voor buisleidingen in het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb). Het externe veiligheidsrisico wordt uitgedrukt in twee grootheden:
Het plangebied bevindt zich gedeeltelijk in het invloedsgebied van het spoorwegemplacement en van het doorgaande spoorvervoer van gevaarlijke stoffen.
Spoorwegemplacement
Op 16 april 2012 is een nieuwe omgevingsvergunning verleend voor het emplacement. Uit de bij de aanvraag gevoegde risicoanalyse blijkt dat het plaatsgebonden risico van 10-6 niet buiten de inrichting ligt. In het kader van deze omgevingsvergunning is ook het groepsrisico berekend en verantwoord. Omdat het plan conserverend van aard is en er geen nieuwe ontwikkelingen plaatsvinden binnen het invloedsgebied van het emplacement, wordt voor de verantwoording van het groepsrisico en de te treffen maatregelen verwezen naar de recente vergunning.
Doorgaand vervoer gevaarlijke stoffen over het spoor
Er is wetgeving in voorbereiding om het risico als gevolg van het doorgaand vervoer te limiteren: het wetsvoorstel basisnet vervoer gevaarlijke stoffen. Op grond van dit wetsvoorstel worden risicoplafonds, gebaseerd op het aantal ketelwagens met brandbaar gas, voor elk spoortraject vastgelegd. Vooruitlopend op de wetgeving is de risicoruimte waarmee in de ruimtelijke ordening rekening moet worden gehouden, opgenomen in de Circulaire risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen. De externe veiligheidsberekeningen zijn uitgevoerd op basis van de gegevens uit de circulaire. Uit de resultaten van de berekeningen blijkt dat er geen plaatsgebonden risico van 10-6 aanwezig is.
Het groepsrisico is circa 0,5 x oriëntatiewaarde. Vanwege het conserverende karakter van het plan neemt het groepsrisico niet toe. Het berekende groepsrisico ligt ruim onder de oriëntatiewaarde. Om deze redenen is een verantwoording van het groepsrisico niet noodzakelijk.
Doorgaand vervoer gevaarlijke stoffen over de weg
Door of langs het plangebied loopt geen wegverbinding waarover een substantiële hoeveelheid gevaarlijke stoffen wordt vervoerd. Het aspect externe veiligheid is daarom niet van belang.
Buisleidingen
Binnen het plangebied zijn geen hoogspanningsleidingen, hogedruk aardgas-transportleidingen of andere ondergrondse transportleidingen aanwezig. In de nabijheid van het plangebied zijn geen leidingen aanwezig met een invloedsgebied dat zich uitstrekt tot over het plangebied.
Het hoofdstuk luchtkwaliteitseisen van de Wet milieubeheer (Titel 5.2) is bedoeld om de negatieve effecten op de volksgezondheid als gevolg van te hoge niveaus van luchtverontreiniging te beheersen.
Het bestemmingsplan Centrum 2013 is conserverend van aard. Het opnieuw vastleggen van de bestaande functies heeft geen negatieve gevolgen voor de luchtkwaliteit. Luchtkwaliteit vormt daarom geen belemmering voor dit plan.
In de Wet milieubeheer en het Besluit milieueffectrapportage is vastgelegd dat voorafgaand aan een ruimtelijk plan dat voorziet in een grootschalig project met belangrijke nadelige milieu-gevolgen een milieueffectrapport opgesteld dient te worden. Voor welke activiteiten een Mer-rapportage opgesteld moet worden is opgenomen in de bijlage van het Besluit MER. In het bestemmingsplan Centrum 2013 worden geen nieuwe projecten gerealiseerd waarvoor een verplicht MER of een beoordelings-MER noodzakelijk is.
Het plangebied is gelegen in het radarverstoringsgebied van de (voormalige) vliegbasis Twente. In verband hiermee zijn, ter voorkoming van radarverstoring, beperkingen van toepassing op de bouw van hoge gebouwen en bouwwerken. Binnen het plangebied worden geen nieuwe hoge gebouwen mogelijk gemaakt. Belemmeringen vanwege het radarverstoringsgebied zijn daarom niet aanwezig
In Hengelo staat veiligheid hoog op de agenda. Veiligheid is immers één van de basistaken van de lokale overheid. Het is zaak om ook bij de ruimtelijke ordening rekening te houden met mogelijkheden om de integrale veiligheid te verbeteren.
Ten aanzien van de sociale veiligheid dient rekening te worden gehouden met het volgende. Het is een gegeven dat de aanwezigheid van potentiële daders en een aantrekkelijk en kwetsbaar doelwit de kans op criminaliteit verhogen. Door een zorgvuldig ontwerp en beheer van de gebouwde omgeving kan de veiligheid worden verbeterd en overlast worden verminderd. Het Politiekeurmerk voor Nieuwbouw biedt hier een goed handvat voor en dient, waar mogelijk, dan ook te worden toegepast. Het betekent onder meer dat aanwezigheid van sociale ogen de kans op onveiligheid vermindert. Dit betekent:
De kans op onveiligheid vermindert ook als de woonomgeving aantrekkelijk is vormgegeven, goed is onderhouden en bewoners en voorbijgangers zich betrokken voelen bij de omgeving. Dit laatste kan onder meer worden bereikt door zoveel mogelijk gebieden in te richten met zowel een verkeers- als een verblijfsfunctie.
Een gebied dient voor de gebruiker helder en duidelijk te worden ingericht. Zo moet er onder meer aandacht besteed worden aan zichtlijnen en verlichting. Op basis hiervan dient rekening te worden gehouden met de vormgeving van binnenterreinen, achterpaden, doorgaande wegen, parkeervoorzieningen voor de diverse vervoermiddelen, straatmeubilair en speelvoorzieningen. Ook moeten bedrijven en voorzieningen zorgvuldig worden ingepast. Ten slotte moet altijd rekening worden gehouden met de bereikbaarheid voor de hulpdiensten.
Het bestemmingsplan Centrum 2013 is conserverend van karakter en actualiseert slechts de geldende regeling van het plangebied. Daardoor biedt het plan geen ruimte voor grootschalige ontwikkelingen. De uitvoering van het bestemmingsplan heeft geen vergroting van het te beheren en te onderhouden openbaar gebied tot gevolg.
Het bestemmingsplan Centrum 2013 is een actualisatieplan en maakt geen nieuwe ontwikkelingen rechtstreeks mogelijk. De uitvoering van het bestemmingsplan brengt derhalve geen kosten met zich mee. Een onderbouwing van de economische uitvoerbaarheid kan dan ook achterwege gelaten worden.
De geldende bestemmingsplannen binnen het plangebied van het bestemmingsplan Centrum 2013 zijn allen niet ouder dan 10 jaar. Als basis voor het bestemmingsplan dienen de bestemmingen zoals deze zijn opgenomen in het bestemmingsplan Centrum uit 2004. Voor een aantal locaties waar sinds 2004 een procedure voor een bepaalde ontwikkeling is gevoerd, vormt de gevoerde procedure de basis voor de regeling. Daarnaast zijn de regelingen, voor zover noodzakelijk, aangepast aan de nieuwe vereisten die onder andere sinds de digitale verplichting voor bestemmingsplannen gelden. De huidige situatie zal worden vastgelegd in het bestemmingsplan, waarbij binnen de verschillende bestemmingen vaak wel een passend meervoudig gebruik mogelijk is.
Volgens het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) wordt een bestemmingsplan met de daarbij behorende toelichting langs elektronische weg vastgelegd. Het bestemmingsplan wordt in die vorm ook vastgesteld, tegelijk met een volledige analoge verbeelding van het bestemmingsplan op papier. Indien de digitale en de analoge verbeelding tot interpretatieverschillen leiden, is de digitale verbeelding beslissend.
Het Bro laat echter de feitelijke digitale werkwijze voor een groot gedeelte over aan een ministeriële regeling, de Regeling standaarden ruimtelijke ordening 2012, met de daarbij behorende standaarden. Het gaat daarbij om de inrichting, de vormgeving, de verbeelding, de beschikbaarstelling, de authenticiteit, de integriteit, de volledigheid, de vaststelling en de bekendmaking van de digitale ruimtelijke informatie. De relevante standaarden van de Regeling standaarden ruimtelijke ordening 2012 worden in de volgende paragrafen kort toegelicht. Voorliggend bestemmingsplan voldoet aan alle genoemde standaarden, met uitzondering van het Informatiemodel Ruimtelijke Ordening Planteksten. Dit omdat die standaard vrij nieuw is en nog niet volledig is doorontwikkeld.
Het IMRO2012 heeft betrekking op de inrichting van de ruimtelijke instrumenten van de Wro. Het IMRO2012 is het informatiemodel voor het opstellen en het uitwisselen van de ruimtelijke visies, plannen, besluiten en verordeningen op alle bestuurlijke niveaus. Het model is geschikt voor het uitwisselen tussen organisaties in het veld van de ruimtelijke ordening en ook voor uitwisseling naar andere werkvelden.
De Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen bevat de normen die van toepassing zijn op de vormgeving en inrichting van bestemmingsplannen, inpassingsplannen en rijksbestemmingsplannen, met het doel om deze op vergelijkbare wijze op te bouwen en weer te geven.
STRI2012 staat voor Standaard Toegankelijkheid Ruimtelijke Instrumenten. Doel van deze standaard is het waarborgen van de bruikbaarheid en interoperabiliteit van het Wro-instrumentarium door het vaststellen van technische vormvereisten, het waarborgen van de vindbaarheid en raadpleegbaarheid door het stellen van regels rondom de elektronische beschikbaarstelling en het waarborgen van de rechtszekerheid door het stellen van eisen rondom authenticiteit, integriteit en volledigheid.
IMROPT staat voor Informatiemodel Ruimtelijke Ordening Planteksten (IMROPT). IMROPT is een facultatieve standaard die het mogelijk maakt om de teksten van ruimtelijk instrumenten objectgericht op te bouwen, zodat men in het digitale plan per object de bijpassende tekst kan oproepen. Objectgerichte teksten zijn gewone teksten die op een slimme manier in stukken zijn opgeknipt, zoals hoofdstukken, paragrafen en subparagrafen of artikelen, leden en subleden, waarbij ieder stuk zelfstandig leesbaar is, een titel heeft, met een hoofdletter begint en met een punt eindigt. Wanneer een bronhouder ervoor kiest om de planteksten bij een ruimtelijk instrument objectgericht te maken, dan is het gebruik van IMROPT verplicht. Ten opzichte van de voormalige Regeling standaarden ruimtelijke ordening 2008 is IMROPT een nieuwe standaard.
Aanvullend op de normen zoals deze zijn opgenomen in de Regeling, zijn er ook nog zogeheten praktijkrichtlijnen opgesteld. Een praktijkrichtlijn is te beschouwen als een toelichting op en nadere uitwerking van de RO standaarden.
De Praktijkrichtlijn voor Bestemmingsplannen (PRBP2012) vormt een uitgebreide toelichting op IMRO2012. Dit rapport bevat de praktijkrichtlijn die de gegevensset (de set van objecten en attributen die het bestemmingsplan representeren) beschrijft om conform het IMRO2012 en de SVBP2012 bestemmingsplannen elektronisch vast te leggen. Er is daardoor sprake van een, binnen de juridische context, complete gegevensset. Daarmee wordt de volledige digitale representatie van een bestemmingsplan beschreven.
De Praktijkrichtlijn Toegankelijkheid Ruimtelijke Instrumenten (PRTRI2012) vormt een uitgebreide toelichting op de STRI2012.
Het juridisch bindend gedeelte van het bestemmingsplan bestaat uit de regels en bijbehorend GML-bestand waarin de geometrisch bepaalde planobjecten zijn vervat. Het .GML-bestand en de regels dienen in samenhang te worden bekeken.
De regels zijn onderverdeeld in vier hoofdstukken:
1. Inleidende regels;
2. Bestemmingsregels;
3. Algemene regels;
4. Overgangs- en slotregels.
In het navolgende worden de regels per hoofdstuk toegelicht.
Hoofdstuk 1 bevat de inleidende regels. Deze regels gelden voor het gehele plangebied.
Dit artikel bevat de definities van de in de regels gebruikte begrippen, waarmee een eenduidige interpretatie van deze begrippen is vastgelegd.
De "wijze van meten" geeft onder meer regels waar mag worden gebouwd en hoe voorkomende eisen betreffende de maatvoering begrepen moeten worden.
Hoofdstuk 2 van de regels bevat de juridische vertaling van de verschillende bestemmingen die voorkomen in het plangebied. Voor ieder gebied op de verbeelding is de bestemming aangegeven. In de regels is onder andere aangegeven welk gebruik is toegestaan, wat er gebouwd mag worden en wat verboden is. Hieronder worden de verschillende bestemmingen en dubbelbestemmingen toegelicht.
Op de gronden met de bestemming Bedrijf zijn bedrijven toegestaan die in de bij de regels gevoegde Staat van Inrichtingen zijn toegestaan. In de Staat van Bedrijfsactiviteiten - functiemenging is gebruik gemaakt, zoals in de milieuaspectestudie beschreven, van de systematiek voor functieminging. De toelaatbaarheid van milieubelastende functies in gemengd gebied moet worden beoordeeld aan de hand van drie ruimtelijk relevante milieucategorieën:
Per bedrijf is met een aanduiding aangegeven welke categorieën ter plaatse toelaatbaat zijn. Op het perceel aan de Deldenerstraat 42 is de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - wonen op verdieping' toegevoegd.
De bestemming Centrum is een ruime bestemming waar diverse functies rechtstreeks mogelijk worden gemaakt. Binnen deze bestemming kunnen detailhandel, kantoren, dienstverlening, maatschappelijke dienstverlening en woningen worden gerealiseerd, waarbij woningen alleen op de verdieping mogen worden gevestigd en overige functies alleen op de begane grond. Bestaand gebruik van de verdiepingen ten behoeve van horeca, detailhandel, dienstverlening maatschapelijk etc. worden door middel van verschillende functieaanduidingen aangegeven.
Ook wordt via functieaanduidingen aangegeven op welke percelen horeca 1 en/of horeca 2 activiteiten zijn toegestaan. Overige ondergeschikte functies behorende bij het gebruik op de begane grond zoals opslag of kantineruimte zijn bij recht toegestaan op de verdieping.
Aan ondersteunende horeca behorende bij detailhandel is met behulp van een functieaanduiding een maximaal oppervlakte aan gegeven.
In het plangebied hebben 3 percelen de bestemming Cultuur en ontspanning gekregen. Het perceel aan de Emmaweg heeft de aanduiding 'seksinrichting' gekregen. Het perceel aan de Beekstraat, de bioscoop, heeft de aanduiding bioscoop gekregen. Daarnaast is de aanduiding 'horeca van categorie 1' toegevoegd aan het gedeelte waar horeca van de categorie 1 is vergund.
Rabotheater
Het Rabotheater heeft de aanduiding 'theater' gekregen. Hier mogen theater- en muziekactiviteiten, filmvertoningen, exposities en congressen plaatsvinden met de daarbij behorende voorzieningen.
Het Rabotheater is één van de zes Hengelose culturele kernvoorzieningen. Het theater wordt structureel door de gemeente gesubsidieerd. De subsidie wordt verleend voor de programmering van podiumkunsten. De subsidie is niet voldoende om een sluitende exploitatie te realiseren. In de besluitvorming over de nieuwbouw van het schouwburg heeft de raad in 1998 ingestemd met een bedrijfsplan waarin inkomsten uit commerciële activiteiten een belangrijke pijler vormen van de exploitatie. Echter, de commerciële activiteiten van de schouwburg zijn per definitie ondergeschikt aan de culturele activiteiten. De commerciële activiteiten richten zich op commerciële verhuur (congressen, vergaderfaciliteiten, bedrijfsfeesten en recepties) en de exploitatie van een theatercafé. Inkomsten uit deze commerciële activiteiten zorgen voor een aanvulling van de exploitatie van het theater.
Het bedrijfsplan (1998) waarin de commerciële activiteiten zijn benoemd valt binnen de beleidsmatige ruimte die in de dan vigerende horecavisie en -beleid (1998) wordt gegeven:
In de Oostflank van het centrum zijn de horeca-activiteiten gekoppeld aan cultuur en de zakelijke markt.
In de Horecavisie en -beleid (2005) wordt gesteld dat de Oostflank van de binnenstad een te geringe horecafunctie heeft. Geconstateerd wordt dat de bezoekersstromen in dit deel van het centrum te gering zijn om deze positie waar te kunnen maken. Hengelo kiest voor versterking van de Westflank en Centrum. Uitbreiding van het horeca-aanbod wordt in de Oostflank voorkomen. De bezoekersstromen die hiermee worden bedoeld zijn echter bezoekers die behoefte hebben aan een aantal vormen van horeca; te weten grand-cafés, restaurants en dancing. Het theater staat in de Oostflank en bedient ook een andere soort bezoeker.
Zoals de Burgervisie 'Hengelo, we zitten op goud' (2008), maar ook de Structuurvisie Hengelo 2030 aangeeft is het Stationsplein het schakelpunt tussen de bedrijvigheid in Hart van Zuid en de binnenstad. De komende jaren zal met name het gebied rond het Centraal Station van Twente de nodige dynamiek kennen: netwerken kunnen worden geschakeld en nieuwe functies ontwikkeld zodat het gebied intensiever wordt benut. Bij dit zakelijke ontmoeten horen ook de juiste faciliteiten. Zowel in Hotel, cultuur, congres- en vergaderfaciliteiten moet worden voorzien. Deze culturele en congres-activiteiten kunnen plaatsvinden in het theater. Gebleken is dat het gebouw qua vorm en omvang (capaciteit) in een bepaalde behoefte voorziet.
Door haar ligging, inrichting van de zalen en te herbergen capaciteit is het theater complementair aan het horeca-aanbod elders in de binnenstad. De mogelijkheid tot het houden van congressen, conferenties, vergaderingen, alsmede het verhuren voor ruimten voor partijen moet daarom mogelijk zijn. Belangrijk hierbij is dat, het verstrekken van dranken en voedsel hieraan ondergeschikt is.
Bovenstaande gewenste invulling van het Rabotheater past binnen de bestemming Cultuur- en Ontspanning. Het theatercafé heeft een aparte aanduiding 'horeca van categorie 1' gekregen waarmee horeca van categorie 1 is toegestaan. Daarnaast zijn de ruimtes die ten behoeve van de commerciële activiteiten verhuurd mogen worden nader aangeduid met sco-za. (specifieke vorm van cultuur- en ontspanning, zaalaccommodatie).
Op de gronden met de bestemming Detailhandel zijn bedrijven toegestaan die zijn gericht op het verkopen van goederen aan particuliere consumenten. Groothandel is niet toegestaan. Alleen ter plaatse van de aanduiding 'wonen' mag op de verdieping gewoond worden.
De groenvoorzieningen/groenstroken die structuurbepalend zijn op wijkniveau, zijn bestemd als Groen. Op gronden met deze bestemming is het toegestaan om groen in de breedste zin (grasvelden, struiken, trapveldjes, speelplekken, speelterreinen, sport-, spel- en jeugdvoorzieningen en waterberging, watergangen en waterpartijen en dergelijke) aan te leggen en in stand te houden. Het aanleggen van voet- en fietspaden is eveneens toegestaan.
De bestemming "Horeca" is net zoals in het bestemmingsplan Centrum opgedeeld in twee categorieën. Binnen de bestemming is horeca van categorie 1 en 2 toegestaan met uitzondering van de percelen waar de aanduiding 'horeca van categorie 1' is opgenomen. Hier mag uitsluitend horeca van categorie 1. De bestaande horeca bedrijven zijn als zodanig bestemd. Ook binnen de bestemming 'Centrum' zijn horecabedrijven toegestaan, dit met name op de panden waar een andere invulling naast horeca ook gewenst en mogelijk is.
In het bestemmingsplan Centrum was een horecaconcentratiegebied opgenomen op het gebied rondom de Pastoriestraat. Binnen dit gebied mochten gronden binnen de bestemming Centrumdoeleinden ook voor alle horecadoeleinden worden gebruikt. In het bestemmingsplan Centrum 2013 is het 'horecaconcentratiegebied' niet opgenomen maar is op de gronden met de bestemming Centrum ook de aanduiding 'horeca' toegevoegd. Op deze manier wordt hetzelfde geregeld als met het horecaconcentratiegebied was beoogd.
Er mag uitsluitend worden gewoond op de verdiepingen waar maximaal horeca van categorie 1 is toegestaan.
De bestemming Kantoren is bedoeld voor bedrijven die uitsluitend dienstverlenende – en geen productiewerkzaamheden verrichten. Binnen deze bestemming mogen tevens werkzaamheden worden uitgevoerd die verband houden met het doen functioneren van (semi) overheidsinstellingen, het bankwezen, en naar de aard daarmee gelijkt te stellen inrichtingen.
De bestemming 'Maatschappelijk' is bedoeld voor maatschappelijke, medische, sociale, educatieve (waaronder onderwijs), culturele, religieuze, recreatieve en administratieve voorzieningen en andere vormen van dienstverlening (hieronder in ieder geval begrepen (kinder)opvang en dagbesteding), die een min of meer openbaar karakter hebben. Aan de hoofdfunctie ondergeschikte horeca (kantine) is eveneens toegestaan. De functie onderwijsdoeleinden is geluidsgevoelig. Om deze reden is met een functieaanduiding aangegeven binnen welke percelen met de bestemming Maatschappelijk onderwijsdoeleinden worden toegestaan.
Wijzigingsbevoegdheden Ichthuslocatie en Ariënsschool/badhuis
Locatie
In het bestemmingsplan zijn twee wijzigingsbevoegdheden ex artikel 3.9a Wro opgenomen. Één voor het gebied langs de Oldenzaalsestraat waar nu de VMBO school is gevestigd (Ichtuslocatie) en één voor hte gebied Ariënsschool/badhuis.
De Ichthuslocatie is in gebruik ten behoeve van onderwijsdoeleinden en is deels bebouwd en deels onbebouwd (sportvelden). Binnen de locatie “Ariënsschool/badhuis” staat naast de monumentale Ariënsschool en badhuis ook het voormalige pand van Metropool. Deze panden zijn niet meer in gebruik. Beide panden zijn aangwezen als gemeentelijke monument.
Aanleiding
De VMBO-school van het Carmelcollege aan de Paul Krugerstraat 49 (voormalige Ichthus-college) zal na realisatie van de nieuwe VMBO school bij Medaillon niet meer als school in gebruik zijn. Over de herontwikkeling van de locatie Ariënsschool/badhuis worden gesprekken gevoerd met de huidige eigenaar en mogelijke ontwikkelaars. Hierbij wordt gestreefd om de monumentale waarden zoveel mogelijk te behouden en te hergebruiken. Om de herontwikkeling van beide locaties mogelijk te maken worden twee wijzigingsbevoegdheden voor deze locaties opgenomen.
Beoogde invulling Ichthuslocatie
Het is op dit moment niet aannemelijk dat de Ichthuslocatie opnieuw voor onderwijsdoeleinden zal worden gebruikt. Om deze reden is transformatie van deze locatie gewenst. Vanuit het woonbeleid wordt ingestoken op het versterken van de woonfunctie van de binnenstad. Deze locatie leent zich voor een invulling met woningbouw in aansluiting op de bestaande woonbebouwing in de omgeving en de herontwikkeling van de locatie Ariënsschool/badhuis. De aanwezigheid van de Drienerbeek en de nabijheid van de binnenstad geeft kansen voor het realiseren van een aantrekkelijk en onderscheidend woonmilieu.
Gedacht wordt aan een woongebied met een stedelijke uitstraling. Aan de zijde van de Oldenzaalsestraat begeleiden de woningen het profiel van de weg als een stedelijke wand. De bestaande bomenrij aan de Oldenzaalsestraat is een kwaliteit en moet als zodanig in het plan worden opgenomen. De Drienerbeek en de Elsbeek stromen vanuit het buitengebied tot in het centrum. Samen met het waterschap wordt gewerkt aan het zichtbaar en toegankelijk maken van de beken en het versterken van deze rechtstreekse groen/blauwe verbinding tussen het centrum en het buitengebied. Herontwikkeling van het gebied geeft gelegenheid om de Drienerbeek meer zichtbaar en toegankelijk te maken.
De ontwikkeling omvat een invulling met maximaal 45 woningen. De maximale bouwhoogte bedraagt 12 meter. De bouwgrens ligt minimaal 5 meter uit de Oldenzaalsestraat. Deze afstand is opgenomen ter bescherming van de aanwezige bomenrij. Deze afstand is tevens maatgevend voor de akoestische situatie.
Beoogde invulling Ariënsschool/badhuis
Ten aanzien van de locatie Ariënsschool/badhuis is er door diverse actief betrokken partijen gevraagd om meer mogelijkheden te bieden voor herontwikkeling en daarmee de kans op behoud van de monumenten te vergroten. Omdat belang wordt gehecht aan het behoud van de beide panden en om de herontwikkeling te faciliteren wordt deze ruimte geboden door middel van twee wijzigingsbevoegdheden.
Gezien de locatie direct nabij het centrum enerzijds en de potentiële woonlocatie op het aansluitende gebied van de Ichtusschool anderzijds zijn hiervoor diverse mogelijkheden.
In de Kantorenvisie Netwerkstad Twente is als beleidsafspraak 2 opgenomen dat :
- Geen nieuwe kantoorlocaties (plancapaciteit) toevoegen; Gemeenten nemen buiten de prioritaire locaties (beleidsafspraak 1) geen nieuwe kantoorplannen meer in voorbereiding. Een uitzondering kan gemaakt worden voor monumentale panden die door een kantoorfunctie behouden kunnen blijven. Binnen de prioritaire locaties is ruimte voor dynamiek.
Er is volgens hierbovengenoemde Kantorenvisie Netwerkstad Twente naast een maatschappelijke functie in beperkte mate ruimte voor de toevoeging van kantoren. Daarnaast is een overgang van woningbouw (al dan niet in combinatie met zorg) mogelijk in aansluiting op het te realiseren woonmilieu op de Ichtuslocatie. Dit biedt mogelijkheden voor de ontwikkeling van een uniek woonmilieu.
Omgevingsfactoren Ichthuslocatie
De locatie ligt binnen de zone van de Oldenzaalsestraat. Om te kunnen beoordelen of deze ontwikkeling mogelijk is, is het van belang om inzicht te hebben in de toekomstige geluidsituatie ter plaatse. Hiervoor is de geluidkaart 2011 geraadpleegd. Uit deze kaart blijkt dat de geluidbelasting ter plaatse van de school 64 dB bedraagt (zonder aftrek). Omdat de bebouwingslijn op grotere afstand van de weg komt te liggen en er geen grote toename in verkeersintensiteit wordt verwacht kan worden aangenomen dat de maximale ontheffingswaarde voor wegverkeerslawaai niet wordt overschreden. De geluidbelasting zal nog exact berekend moeten worden. Waarschijnlijk zal een hogere waarde noodzakelijk zijn.
Omgevingsfactoren Ariënsschool/badhuis
De locatie ligt binnen de zone van de Oldenzaalsestraat en de Wemenstraat. Om te kunnen beoordelen of deze ontwikkeling mogelijk is, is de toekomstige geluidsituatie berekend. De berekeningen zijn uitgevoerd met het programma Geomilieu. Hierbij is gerekend met de verkeersintensiteiten van 2025. Uit de resultaten blijkt dat de maximale ontheffingswaarde niet wordt overschreden. Wel is een hogere waarde noodzakelijk.
In de wijzigingsbevoegdheden zijn verschillende randvoorwaarden opgenomen. Naast deze randvoorwaarden is er een toetsingskader vastgelegd waaraan het wijzigingsplan moet voldoen.
Innocent
Innocent is opgericht in 1985. Het is een jongerencentrum dat wordt gerund door vrijwilligers. Er worden activiteiten voor en door jongeren georganiseerd. Het activiteitenprogramma richt zich met name op muziekbeleving (concerten en danceparty's). Op de begane grond is er een ontmoetingsruimte.
De gemeente vindt het belangrijk dat in de stad plek wordt geboden aan jongeren en hun verschillende subculturen. De structurele subsidie aan Innocent wordt verleend voor de huurlasten van het pand. Daarbij worden voorwaarden gesteld op het gebied van veiligheid en alcoholverstrekking aan jongeren.
Het pand van Innocent heeft in het bestemmingsplan Centrum uit 2004 de bestemming Horeca en de stichting heeft een paracommerciële drank- en horecavergunning. Vanwege de functie van Innocent als jongerencentrum is de bestemming Horeca niet passend, ook omdat de leeftijd waarop alcohol mag worden verstrekt aan jongeren is verhoogd naar 18 jaar. Om deze reden wordt de bestemming gewijzigd in Maatschappelijk. Hierbij wordt wel een aanduiding opgenomen dat geluidsgevoelige functies niet zijn toegestaan in verband met eisen uit de Wet Geluidhinder in relatie tot de nabije horeca en Deldenerstraat.
De bestemming "Verkeersdoeleinden" is bedoeld voor verkeerszones die een doorgaand karakter hebben. Vaak zijn dit wegen waar maximaal 50 km/uur gereden mag worden, of wegen die onderdeel uitmaken van een busroute. Onder andere wegen, fietspaden, parkeerplaatsen, bushaltes met wachtruimten, trottoirs en groenaanleg zijn mogelijk in deze bestemming.
Deze bestemming is specifiek bedoeld voor het realiseren van voorzieningen ten behoeve van het openbaar vervoer. Binnen deze bestemming zijn halte en overstapstations ten behoeve van het openbaar vervoer mogelijk. Daarnaast zijn er voorzieningen toegestaan ten behoeve van het openbaar vervoersstation waaronder detailhandel, dienstverlening, onderhoud en beheer.
Op de gronden met de bestemming 'Verkeer - Verblijfsgebied' is het toegestaan om wegen, straten, paden en voet- en fietspaden te realiseren. Ter plaatse zijn geen gebouwen toegestaan. Wel zijn bouwwerken geen gebouw zijnde toegestaan, aan de plaats en afmeting hiervan kunnen nadere eisen worden gesteld. Complexen van garageboxen (en dus niet de garages die op een perceel bij een woning staan) hebben op de verbeelding de functieaanduiding 'garage' gekregen. Wonen in garageboxen is niet toegestaan evenals bijvoorbeeld detailhandel, prostitutie en bedrijfsmatige activiteiten. Binnen de bestemming Verkeer - Verblijfsgebied zijn evenementen toegestaan. Binnen deze bestemming is een aparte paragraaf opgenomen welke regels geeft over het aantal en het type evenementen en de daarbij behorende toelaatbare geluidsbelasting. Daarnaast zijn er binnen de bestemming 'Verkeer - Verblijfsgebied' specifieke regels en afwijkingsmogelijkheden opgenomen met betrekking tot het oprichten van bouwwerken, geen gebouwen zijnde ten behoeve van een horeca terras. De hierin opgenomen regels zijn een vertaling van hetgeen is vastgelegd in het vastgestelde Nota terrassenbeleid centrum Hengelo.
Op de gronden met de bestemming 'Water' is het toegestaan om waterlopen en waterpartijen aan te leggen en kunnen de gronden gebruikt worden voor voorzieningen ten behoeve van afvoer, berging en infiltratie van hemelwater, de waterhuishouding en waterberging. Daarnaast zijn ondergeschikte functies, zoals groen- en speelvoorzieningen en bruggen en taluds toegestaan.
De bestaande woningbouw is als zodanig in het plan opgenomen. Binnen de bestemming 'Wonen' zijn verschillende woonvormen toegestaan, zoals bijvoorbeeld eengezinswoningen, bejaardenhuizen, woonzorgwoningen, kamerbewoning, serviceflats et cetera. Verder is het toegestaan om binnen de woonbestemming een vrij beroep uit te oefenen.
Op de verbeelding zijn onder andere bouwgrenzen, maximale goot- en nokhoogten opgenomen. In de regels zijn de overige bebouwingsregels aan te treffen.
De maximaal toegestane oppervlakte aan aan-/uit- en bijgebouwen wordt gerelateerd aan de kavelgrootte. Verder wordt, indien er aan-/uit- en bijgebouwen worden opgericht op dat gedeelte van het perceel waar het hoofdgebouw nog als hoofdgebouw uitgebreid kan worden, deze oppervlakte niet meegeteld in de maximaal toegestane oppervlakte aan aan-/uit- en bijgebouwen.
Enkele woningen rondom het Prins Bernhardplantsoen hebben een functieaanduiding gekregen die het mogelijk maakt dat kantoren op de verdiepingen toegestaan zijn. Daarnaast zijn er woningen die de functieaanduiding´detailhandel´hebben gekregen. Hier is detailhandel toegestaan uitsluitend op de begane grond.
Op de gronden met de dubbelbestemming Waarde - Archeologie Hoog (binnen kom) zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de instandhouding en bescherming van archeologische waarden.
Op de gronden met de dubbelbestemming Waarde - Archeologie Zeer Hoog zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de instandhouding en bescherming van archeologische waarden.
Op de gronden met de dubbelbestemming Waarde - Archeologie Middel (binnen kom) zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de instandhouding en bescherming van archeologische waarden.
De gronden met de dubbelbestemming Waterstaat - Keur zijn mede bestemd voor het onderhoud van naastgelegen watergang. Voor het uitvoeren van werkzaamheden in deze dubbelbestemming ten behoeve van de onderliggende enkelbestemming, dient eerst advies in te worden ingewonnen van de beheerder van de watergang, in dit geval het Waterschap Regge en Dinkel.
Hoofdstuk 3 bevat de algemene regels. Deze gelden voor het gehele plangebied.
De anti-dubbeltelregel is opgenomen om ervoor te zorgen dat grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is of alsnog kan worden gegeven, bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing wordt gelaten.
In dit artikel wordt de aanvullende werking van de bouwverordening voor zover betrekking hebbend op de stedenbouwkundige bepalingen in de bouwverordening buiten werking gesteld. Zou dit niet het geval zijn dan zouden deze stedenbouwkundige bepalingen automatisch de in de, in het bovenstaande beschreven, bestemmingen geboden ruimte inperken. Voor een aantal stedenbouwkundige bepalingen in de bouwverordening is echter een uitzondering opgenomen: deze blijven wel gelden. Deze bepalingen hebben voornamelijk betrekking op de toegankelijkheid van bouwwerken en de ruimte tussen bouwwerken.
Dit artikel regelt enkele aspecten met betrekking tot het gebruik van gronden.
Dit artikel regelt enkele aspecten met betrekking tot de aanduiding geluidzone - industrie.
Door middel van de algemene afwijkingsbevoegdheid kunnen burgemeester en wethouders bij het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van de bestemmingsplanregels voor onder andere geringe overschrijding van bepaalde bouwvoorschriften, alsmede voor kunstobjecten, bouwwerken van openbaar nut, telecommunicatievoorzieningen enzovoort. Deze bevoegdheid vergroot de flexibiliteit van het plan.
In dit artikel is opgenomen aan welke voorwaarden moet worden voldaan ingeval gebruik gemaakt wordt van de wijzigingsmogelijkheden.
In dit artikel is de procedure beschreven die gevolgd moet worden bij een uitwerking of wijziging van het plan, dan wel het stellen van nadere eisen.
Hoofdstuk 4 bevat regels omtrent overgangsrecht en de slotregel. Deze gelden voor het hele plangebied.
Dit artikel regelt ten aanzien van gebouwen en van gebruik dat bestaande gebouwen of bestaand gebruik dat afwijkt van het plan, onder voorwaarden mag worden voortgezet.
In dit artikel staat de naam van het bestemmingsplan.
Het ontwikkelen van beleid en de vertaling hiervan in een bestemmingsplan heeft weinig zin, indien na de vaststelling van het bestemmingsplan de regels van het plan niet gehandhaafd (kunnen) worden. Daarom is het belangrijk al tijdens het opstellen van een bestemmingsplan aandacht te besteden aan de handhaafbaarheid van de opgestelde regels. Hierbij is een aantal punten in het bijzonder van belang:
Een goed handhavingsbeleid begint bij de kenbaarheid van het bestemmingsplan bij degenen die het moeten naleven. De inhoud van het plan kan slechts gehandhaafd worden, indien het beleid en de regeling in grote kring ondersteund wordt door de gebruikers van het bestemmingsplan. Een algemene positieve benadering van het bestemmingsplan is om die reden wenselijk. Uiteraard zal niet iedereen zich kunnen vinden in elk onderdeel van het plan.
Een juridische regeling dient inzichtelijk en realistisch te zijn. Dat wil zeggen, dat het plan niet onnodig beperkend of inflexibel dient te zijn. De regels dienen niet meer, maar ook niet minder te regelen dan noodzakelijk is.
Het sluitstuk van een goed handhavingsbeleid is voldoende controle op de feitelijke situatie in het plangebied. Indien de regels worden overtreden moeten adequate maatregelen worden getroffen. Indien dit wordt nagelaten ontstaat een grote mate van rechtsonzekerheid.
Het is noodzakelijk dat het bestemmingsplan een compleet inzicht biedt in de bouw- en gebruiksmogelijkheden binnen het betreffende plangebied. Het bestemmingsplan is het juridische toetsingskader dat bindend is voor de burger en overheid en geeft aan wat de gewenste planologische situatie voor het plangebied is. Deze situatie kan gaandeweg de planperiode wijzigen, bijvoorbeeld door veranderd stedenbouwkundig inzicht, functiewijziging en/of veranderingen in gebruik. Ook ruimtelijke ontwikkelingen en vernieuwing van onder andere ruimtelijk, economisch, verkeerskundig en milieubeleid dragen bij aan de veroudering van geldende bestemmingsplannen.
Om recht te doen aan een goede ruimtelijke ordening binnen het plangebied wordt daarom aangegeven in welke situaties de bestemming wordt gekozen gelijk aan de oude bestemming (na strijdige situatie te hebben gewraakt) en in welke situaties een nieuwe bestemming wordt gegeven (positief bestemmen), waarmee de strijdige situatie wordt gelegaliseerd. Daarnaast wordt, indien van toepassing, aangegeven wanneer een strijdige situatie onder het overgangsrecht wordt gebracht.
Het plangebied is grotendeels beheersmatig van aard, waarin de huidige situatie is bestemd. Deze huidige situatie komt in het algemeen overeen met de toegestane bestemming die het vigerende bestemmingsplan mogelijk maakt.
In die gevallen waarin het huidige gebruik is strijdig is met het vigerende bestemmingsplan is het huidige gebruik ingepast als er hiervoor in het verleden vrijstelling van het bestemmingsplan is verleend. In sommige gevallen is in het vorige bestemmingsplan het destijds bestaande gebruik niet goed ingepast. Dit betreft veelal het ingebruik nemen van de bovenverdieping ten behoeve van de onderliggende winkel, bijvoorbeeld ten behoeve van opslag.
De gevallen waarin de huidige situatie niet overeenkomt met het vigerende bestemmingsplan worden in dit bestemmingsplan positief bestemd, omdat er ofwel in het verleden vrijstelling van het bestemmingsplan is verleend dan wel de strijdige situatie stedenbouwkundig, economisch, verkeerskundig en milieutechnisch aanvaardbaar is. Het gaat daarbij om de volgende gevallen.
In de Inspraakverordening van de gemeente Hengelo is aangegeven op welke wijze belanghebbende natuurlijke en rechtspersonen bij de voorbereiding van het gemeentelijk beleid - inclusief bestemmingsplannen - worden betrokken. Met toepassing van deze verordening zal, via het plaatsen van een advertentie in het plaatselijke dag- en/of weekblad bekend worden gemaakt dat het voorontwerpbestemmingsplan ter inzage ligt. In deze advertentie zal worden vermeld op welke wijze men nadere informatie kan verkrijgen en hoe men op het plan kan reageren. Daarnaast zal tevens een inloopavond worden georganiseerd waar inwoners van het plangebied en andere belangstellenden informatie kunnen verkrijgen met betrekking tot het voorontwerpbestemmingsplan.
Ingevolge artikel 3.1.1 van het Besluit op de ruimtelijke ordening plegen burgemeester en wethouders, waar nodig, overleg met de nader in dit artikel genoemde instanties en functionarissen. Van plan tot plan dient te worden beoordeeld met wie dit overleg dient plaats te vinden.
Conform de gemeentelijke inspraakverordening en het gestelde in de Wet ruimtelijke ordening zullen de volgende stappen worden ondernomen: