Plan: | 't Rot |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0164.BP0046-0301 |
Het juridisch bindend gedeelte van het bestemmingsplan bestaat uit de regels en bijbehorend GML-bestand waarin de geometrisch bepaalde planobjecten zijn vervat. Het .GML-bestand en de regels dienen in samenhang te worden bekeken.
De regels zijn onderverdeeld in vier hoofdstukken:
1. Inleidende regels;
2. Bestemmingsregels;
3. Algemene regels;
4. Overgangs- en slotregels.
In het navolgende worden de regels per hoofdstuk toegelicht.
Hoofdstuk 1 bevat de inleidende regels. Deze regels gelden voor het gehele plangebied.
Dit artikel bevat de definities van de in de regels gebruikte begrippen, waarmee een eenduidige interpretatie van deze begrippen is vastgelegd.
De "wijze van meten" geeft onder meer regels waar mag worden gebouwd en hoe voorkomende eisen betreffende de maatvoering begrepen moeten worden.
Hoofdstuk 2 van de regels bevat de juridische vertaling van de verschillende bestemmingen die voorkomen in het plangebied. Voor ieder gebied op de verbeelding is de bestemming aangegeven. In de regels is onder andere aangegeven welk gebruik is toegestaan, wat er gebouwd mag worden en wat verboden is. Hieronder worden de verschillende bestemmingen en dubbelbestemmingen toegelicht.
Op de gronden met de bestemming Groen is het toegestaan om groenvoorzieningen en bermen en beplanting aan te leggen. Tevens zijn ondergeschikt ondermeer toegestaan fiets- en wandelpaden, in- en uitritten voor aanliggende bestemmingen, watergangen en nutsvoorzieningen.Ter plaatse zijn nutsvoorzieningen en bouwwerken geen gebouwen zijnde toegestaan. Aan de plaats en afmeting van de bebouwing kunnen nadere eisen gesteld worden. Parkeervoorzieningen mogen alleen worden gerealiseerd op stukken groen die specifiek als zodanig zijn aangeduid.
Op gronden met de bestemming Sport is het toegestaan om sportterreinen te realiseren. Ook mogen gebouwen worden gerealiseerd die gerelateerd zijn aan de sportbestemming zoals kantines, kleedaccommodatie, opslagruimte en dergelijke. Tevens is de mogelijkheid opgenomen om de gebouwen multifunctioneel te te gebruiken voor zaken al buitenschoolse opvang, fysiotherapie en zaken die direct gerelateerd zijn aan de sportactiviteiten. Deze functies moeten ondergeschikt zijn aan de hoofdfunctie. Maximaal 15% van de vloeroppervlakte mag daarvoor worden gebruikt. Voor lichtmasten is een afwijkende hoogtemaat opgenomen.
Op de gronden met de bestemming Verkeer - Verblijfsgebied is het toegestaan om wegen, straten, paden en voet- en fietspaden, parkeerplaatsen te realiseren. Dit betreft alle wegen in het plangebied die niet onder de doorgaande wegen vallen. Ter plaatse zijn nutsvoorzieningen en bouwerken geen gebouwen zijnde toegestaan. Aan de plaats en afmeting hiervan kunnen nadere eisen worden gesteld.
Op de gronden met de bestemming Wonen is het toegestaan om woningen te realiseren. Naast wonen mag ook in de woning onder voorwaarden worden gewerkt in het kader van aan-huis-verbonden beroepen. Ten behoeve van de woonfunctie zijn ondergeschikte tuinen, erven, terreinen, woonstraten, verhardingen, overpaden, in-/uitritten en voorzieningen ten behoeve van afvoer, tijdelijke berging en infiltratie van hemelwater alsmede bijbehorende bebouwing toegestaan.
De bestemming 'Wonen' is op de verbeelding aangegeven met een bestemmingsvlak en een bouwvlak. De hoofdgebouwen dienen binnen deze bouwvlakken opgericht te worden, met uitzondering van erkers, balkons, luifels en dergelijke. In de regels en op de verbeelding zijn maatvoeringen ten aanzien van de maximaal toegestane goot- en bouwhoogte en het aantal wooneenheden opgenomen. Voorts is in de regels bepaald dat hoofdgebouwen opgericht dienen te worden in de aan de straat gelegen bouwgrens (tenzij anders bepaald) en dat de maximale diepte van een hoofdgebouw bij geschakelde, aaneengebouwde of halfvrijstaande woningen 12 meter en bij vrijstaande woningen 14 meter bedraagt.
Binnen het bouwvlak van de bestemming 'Wonen' zijn aan-/uitbouwen en bijgebouwen ten dienste van de bestemming toegestaan. De maatvoeringen ten aanzien van het maximaal te bebouwen oppervlak, de goot- en bouwhoogte alsmede de afstand van een aan-/uitbouw en bijgebouw tot de zijdelingse perceelsgrens en (het verlengde van) de voorgevel van het hoofdgebouw zijn opgenomen in de regels.
Ten aanzien van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, geldt dat de hoogte van erf- en terreinafscheidingen ten hoogste 2 meter mag bedragen, tenzij gelegen voor de naar de weg gekeerde gevel(s) van het hoofdgebouw. Alsdan is de hoogte beperkt tot 1 meter. De hoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt 5 meter of 7,5 meter voor kunstobjecten en bouwwerken ten behoeve van verlichting, geleiding, beveiliging en regeling van het verkeer.
In de specifieke gebruiksregels is expliciet aangegeven dat het verboden is gronden en opstallen te gebruiken ten behoeve van een seksinrichting. Daarnaast is aangegeven dat het gebruik van vrijstaande bijgebouwen voor zelfstandige bewoning niet is toegestaan. Voorts zijn in de specifieke gebruiksbepalingen voorwaarden opgenomen ten aanzien van de uitoefening van aan-huis-verbonden beroeps- of bedrijfsactiviteiten.
De gronden met de dubbelbestemming Leiding - Water zijn behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de aanleg, de instandhouding en bescherming van waterleidingen.
Op gronden met deze bestemming zijn geen gebouwen toegestaan. Burgemeester en wethouders zijn bij het verlenen van een omgevingsvergunning bevoegd hiervan af te wijken mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van het doelmatig functioneren van de leiding, en toestaan dat mag worden gebouwd ten behoeve van de basisbestemming, mits vooraf advies wordt ingewonnen van de betreffende leidingbeheerder. Afwijking wordt slechts verleend indien en voor zover door de werken en werkzaamheden geen veiligheidsrisico's ontstaan en de leidingen niet worden aangetast.
De gronden met de dubbelbestemming'Waarde - Bomen ' zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor het behoud, het herstel en/of de ontwikkeling van de levensvatbaarheid en ruimtelijke, monumentale en ecologische betekenis van bomen met dien verstande dat bij de beoordeling van het behoud van de bomen ook rekening wordt gehouden met de gemeentelijke Bomenverordening.
Op of in deze gronden mogen geen gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde worden gebouwd. Burgemeester en wethouders zijn bij het verlenen van een omgevingsvergunning bevoegd af te wijken ten aanzien van het bouwen van bouwwerken. Onder voorwaarden kan daaraan worden meegewerkt.
Het is verboden op de tot 'Waarde - Bomen ' bestemde gronden, zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van burgemeester en wethouders een aantal werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren, te doen of te laten uitvoeren.
Hoofdstuk 3 bevat de algemene regels. Deze gelden voor het gehele plangebied.
De anti-dubbeltelregel is opgenomen om ervoor te zorgen dat grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is of alsnog kan worden gegeven, bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing wordt gelaten.
In dit artikel wordt de aanvullende werking van de bouwverordening voor zover betrekking hebbend op de stedenbouwkundige bepalingen in de bouwverordening buiten werking gesteld. Zou dit niet het geval zijn dan zouden deze stedenbouwkundige bepalingen automatisch de in de, in het bovenstaande beschreven, bestemmingen geboden ruimte inperken. Voor een aantal stedenbouwkundige bepalingen in de bouwverordening is echter een uitzondering opgenomen: deze blijven wel gelden. Deze bepalingen hebben voornamelijk betrekking op de toegankelijkheid van bouwwerken en de ruimte tussen bouwwerken.
Dit artikel regelt enkele aspecten met betrekking tot het gebruik van gronden.
Dit artikel regelt enkele aspecten met betrekking tot de gebruikte aanduidingen.
Door middel van de algemene afwijkingsbevoegdheid kunnen burgemeester en wethouders een omgevingsvergunning verlenen van de bestemmingsplanregels voor onder andere geringe overschrijding van bepaalde bouwvoorschriften, alsmede voor kunstobjecten, bouwwerken van openbaar nut, telecommunicatievoorzieningen enzovoort. Deze bevoegdheid vergroot de flexibiliteit van het plan.
In dit artikel is opgenomen aan welke voorwaarden moet worden voldaan ingeval gebruik gemaakt wordt van de wijzigingsmogelijkheden.
In dit artikel is de procedure beschreven die gevolgd moet worden bij het verlenen van een afwijking of een Omgevingsvergunning voor het uitvoeren een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden.
Hoofdstuk 4 bevat regels omtrent overgangsrecht en de slotregel. Deze gelden voor het hele plangebied.
Dit artikel regelt ten aanzien van gebouwen en van gebruik dat bestaande gebouwen of bestaand gebruik dat afwijkt van het plan, onder voorwaarden mag worden voortgezet.
In dit artikel staat de naam van het bestemmingsplan.