Plan: | Klein Driene - De Hoven |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0164.BP0040-0301 |
Econsultancy heeft in opdracht van Lycens Milieu en Ruimte een quickscan flora en fauna uitgevoerd voor het plangebied.
Ten behoeve van de herstructurering van het plangebied zijn de initiatiefnemers voornemens de woningen te renoveren en/of te slopen en nieuw te bouwen. De grote bomen op de onderzoekslocatie blijven gehandhaafd.
De beplanting en de bebouwing op de onderzoekslocatie vormt een geschikte broedgelegenheid voor broedvogels. De huismus maakt gebruik van de ruimte onder de dakpannen, met name aan de kopse kanten van de bebouwing. Ook voor de gierzwaluw vormt de onderzoekslocatie een geschikt broedhabitat. Nestplaatsen van beide soorten zijn jaarrond beschermd.
Daarnaast zijn nisjes en openingen in de bebouwing ook geschikt voor een soort als spreeuw. De bebouwing op de onderzoekslocatie is geschikt voor het vormen van vleermuiskolonies. In de bebouwing zijn openingen aanwezig die toegang bieden tot geschikte verblijfruimtes. Mogelijk zijn de spouwruimtes deels of geheel geïsoleerd met piepschuimkorrels.
Op de onderzoekslocatie zijn groenstroken met bomen aanwezig die een foerageergebied kunnen vormen voor vleermuizen. Indien zich boven de leegstaande panden vrije zolderruimtes bevinden, bestaat de kans dat de steenmarter de panden gaat betrekken of heeft betrokken.
Voor de overige beschermde soorten uit de verschillende soortgroepen vormt de onderzoekslocatie geen geschikt habitat of zijn deze op grond van bekende verspreidingsgegevens of het ontbreken van verblijfsindicaties niet te verwachten.
Schade aan algemeen voorkomende broedvogels kan worden voorkomen door de werkzaamheden buiten het broedseizoen te starten of geheel buiten het broedseizoen uit te voeren. Voor jaarrond beschermde soorten geldt dat nestlocaties niet zondermeer mogen worden verwijderd. De te treffen maatregelen zijn afhankelijk van de resultaten uit aanvullend onderzoek.
De Ecologische Hoofdstructuur zal niet worden aangetast door de herbestemming van de onderzoekslocatie. Externe werking op overige beschermde natuurgebieden (Natura 2000) is niet aan de orde.
Het kan niet op voorhand worden uitgesloten dat vleermuizen gebruik maken van de bebouwing op de onderzoekslocatie. Door de uitvoering van nader onderzoek binnen het geschikte seizoen kan dit vastgesteld worden. Om te bepalen hoeveel nestplaatsen van de huismus gemitigeerd moeten worden, zullen de verblijfplaatsen van de soort in beeld gebracht moeten worden.
Nader onderzoek zal moeten uitwijzen in hoeverre de gierzwaluw van de onderzoekslocatie gebruik maakt.
Inventarisatie naar relevante vogelsoorten uit de beschermingscategorie 5 wordt uitgevoerd. Hierbij gaat het om soorten als spreeuw en koolmees. Indien zich vrije zolderruimtes in de leegstaande panden bevinden, is het mogelijk dat de steenmarter gebruik maakt van de onderzoekslocatie. Een inspectie kan hieromtrent uitsluitsel geven.
Vleermuizen en broedvogels
Indien uit aanvullend onderzoek blijkt dat zich op de onderzoekslocatie een vaste rust- of verblijfplaats van vleermuizen of van jaarrond beschermde vogelsoorten bevindt, treden er door de voorgenomen sloop mogelijk overtredingen op ten aanzien van de Flora- en faunawet. Voor de huismus is de aanwezigheid reeds vastgesteld. Ontheffingen van verbodsbepalingen ten aanzien van vleermuizen en broedvogels worden alleen nog verleend op basis van een wettelijk belang uit de Habitatrichtlijn of Vogelrichtlijn. Ruimtelijke ontwikkeling valt niet onder een dergelijk belang. Door het treffen van maatregelen zal de functionaliteit van een rust- of verblijfplaats behouden moeten blijven. De maatregelen, vastgelegd in een activiteitenplan, kunnen vooraf aan de Dienst Regelingen ter goedkeuring worden voorgelegd middels een ontheffingsaanvraag.
Steenmarter
Indien de steenmarter van de bebouwing gebruik maakt, dient er een ontheffing op grond van artikel 75 van de Flora- en faunawet aangevraagd te worden voor de verstoring van de vaste rust- en verblijfplaats van de steenmarter, in het geval dat het treffen van maatregelen die de functionaliteit garanderen niet mogelijk is. De onderstaande tabel geeft een samenvatting van de te verwachten verstoring en de te nemen vervolgstappen.
soortgroep | ingreep verstorend | nader onderzoek | ontheffingsaanvraag |
bijzonderheden/ opmerkingen |
|
broedvogels | algemeen | ja | nee | ontheffing niet mogelijk | het verwijderen van nestgelegenheden dient buiten het broedseizoen te worden uitgevoerd |
jaarrond beschermd | ja | ja | mogelijk | aanvullend onderzoek huismus, gierzwaluw, spreeuw, koolmees en pimpelmees | |
vleermuizen | verblijfplaatsen | mogelijk | ja | mogelijk | aanvullend onderzoek |
foerageergebied | mogelijk | ja | mogelijk | aanvullend onderzoek | |
vliegroutes | nee | nee | nee | mits delen met aaneengesloten hoge bomen behouden blijven |
|
grondgebonden zoogdieren | mogelijk | mogelijk | mogelijk | in geval van de aanwezigheid van vrije zolderruimtes een inspectie naar steenmarter |
|
amfibieën | nee | nee | nee | - | |
reptielen | nee | nee | nee | - | |
vissen | nee | nee | nee | - | |
libellen en dagvlinders | nee | nee | nee | - | |
vaatplanten | nee | nee | nee | - |
In april 2010 heeft Econsultancy een quickscan flora en fauna op de onderzoekslocatie uitgevoerd.
De resultaten daarvan zijn in mei 2010 gerapporteerd (rapportnummer 10015052 HNO.LYC.ECO1).
Aansluitend hierop is onderzoek uitgevoerd naar vleermuizen en broedvogels binnen het geschikte
seizoen. De resultaten van dat onderzoek zijn in onderhavige rapportage opgenomen.
Ten behoeve van de herstructurering van het plangebied zijn de initiatiefnemers voornemens de woningen te renoveren en/of te slopen. De grote bomen op de onderzoekslocatie blijven grotendeels gehandhaafd.
Tijdens het onderzoek zijn verspreid op de onderzoekslocatie verblijfplaatsen aangetroffen van enkele gewone dwergvleermuizen. Gelet op de kleine aantallen per verblijfplaats is er geen sprake van een kraamkolonie op de onderzoekslocatie. Het gaat om zomerverblijfplaatsen van naar verwachting individuen van mannelijke gewone dwergvleermuizen. De onderzoeksresultaten bevestigen dat de spouw niet geschikt is voor vleermuizen wegens aanwezigheid van isolatie. Tijdens de baltsperiode zijn per flat één of meerdere paarverblijfplaatsen van mannelijke gewone dwergvleermuizen aangetroffen.
Voor laatvlieger heeft de onderzoekslocatie een functie als verblijfplaats van een (kraam)kolonie, die gebruik maken van de openingen in de schoorstenen aan de kopse kanten van de bebouwing. Door
de aanwezigheid van meerdere verblijfplaatsen vinden binnen de onderzoekslocatie regelmatig verhuizingen van de soort plaats.
De onderzoekslocatie is niet in gebruik als vaste rust- en verblijfplaats door steenmarter.
Huismussen op de onderzoekslocatie maken gebruik van de ruimtes onder de dakpannen van de kopse kanten van de bebouwing. Alle waarnemingen van huismus samen duiden er op dat er circa 40 territoria met nesten van huismus aanwezig zijn op de onderzoekslocatie.
Op basis van het onderzoek kan gesteld worden dat de onderzoekslocatie in gebruik is als vaste verblijfplaats van één gierzwaluwenpaartje.
Op de onderzoekslocatie zijn acht nestplaatsen van spreeuw waargenomen. Spreeuw maakt gebruik van openingen in de schoorstenen op de bebouwing.
Op de onderzoekslocatie zijn her en der enkele mezenkasten aanwezig die in gebruik zijn door koolmees enpimpelmees.
In de beplantingen zijn algemeen voorkomende broedvogels en kleine zoogdieren te verwachten.
Door het treffen van mitigerende maatregelen wordt overtreding van de Flora- en faunawet voorkomen. De mitigerende maatregelen dienen te worden vastgelegd in een activiteitenplan. Aanbevolen wordt om de voorgenomen werkwijze middels het activiteitenplan te laten toetsen door Dienst Regelingen van het Ministerie van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie. Dit heet echter nog steeds een ontheffingsaanvraag. Deze aanvraag zal vervolgens worden beantwoordt met een positieve afwijzing/verklaring van geen bedenkingen. Hiermee bevestigt Dienst Regelingen dat de voorgenomen werkwijze overtreding van de Flora- en faunawet voorkomt. Het opstellen van een activiteitenplan is reeds in gang gezet. Om vertraging van het project te voorkomen wordt de sloop van de eerste fase wel dit najaar uitgevoerd. Deze fasering is gunstig omdat op die manier de functionaliteit van het plangebied voor soorten behouden kan blijven en er op de nieuwbouw alvast voorzieningen
kunnen worden aangebracht. Ten behoeve van de sloop heeft Econsultancy een ecologisch werkprotocol opgesteld om schade aan soorten te voorkomen. Door het uitvoeren van een gedegen onderzoek,
het opstellen/volgen van een activiteitenplan en werkprotocol, om vervolgens zorgvuldig te werk
te gaan, is/wordt al het redelijkerwijs mogelijke er aan gedaan om overtredingen van de Flora- en
faunawet en schade aan soorten te voorkomen en de functie van het plangebied voor de beschermde
diersoorten te garanderen.