Plan: | `t Weusthag |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0164.BP0008-0301 |
Tot de industrieperiode vormde de voormalige Houtmaat een klein landgoed, waar ondermeer bosbouw werd gepleegd.
Vanaf 1900 werden in Nederland sanatoria opgericht voor de verpleging van tuberculosepatiënten. Medicijnen om deze veel voorkomende infectieziekte te bestrijden, waren toen nog niet voorhanden. De behandelmethode bestond uit langdurige bedrust, zonlicht, frisse lucht en een gezonde voeding, waartoe de patiënten een langdurige kuur in een herstellingsoord moesten ondergaan. Paviljoens met lighallen waren, door de vrije toegang van licht en lucht, zeer geschikt als verblijf voor deze patiënten.
Het Weusthag vormde hiervoor een geschikte plek met de omliggende open ruimte. Begin 20e eeuw was in het park dan ook een sanatorium voor tbc patiënten te vinden.
Op historische kaarten van de periode tussen 1885 en 1905 staan de steenbakkerij van de familie Rientjes vermeld evenals het eigen landgoed. In dezelfde periode is de stedelijke ontwikkeling van Hengelo beperkt tot het huidige centrumgebied van Hengelo rondom de fabrieksterreinen van Stork. Op het eigen terrein had de familie zijn eigen landgoed, goed afgeschermd van de kleigaten die ontstonden door de baksteenproductie.
Kenmerkend voor deze periode was het gebruik als kleivoorzieningsgebied voor de steenbakkerij en later steenfabriek van Rientjes. Voor het overige heeft het gebied voornamelijk een agrarische invulling ver buiten het dorpsgebied van Hengelo.
Geleidelijk ontwikkelde het bedrijf zich tot een steenfabriek waarvandaan bedrijfssporen doorliepen tot diep in het parkgebied richting de kleigaten. Een deel van de routes van het huidige parkgebied zijn op deze oude sporen gesitueerd.
De steenfabriek paste in de bedrijvigheid die Hengelo tot voor en ook direct na de oorlog karakteriseerde. De horizon van Hengelo werd bepaald door de schoorstenen van fabrieken. Tot voor de oorlog is het gebied Weusthag en het overige terrein van Rientjes redelijk ver van de stad verwijderd. Pas in de wederopbouwperiode na de oorlog begint de ontwikkeling van Hengelo in noordelijke richting op de oude essen.
De heer R.H.F. Hegge, kapelaan van de St. Lambertus Kerk in Hengelo, bezocht in de wederopbouwperiode (jaren vijftig) met enkele belangstellenden het woeste landgoed. Het gebied was niet afgezet; er waren geen wandelmogelijkheden en op de plaats van de tegenwoordige speeltuin bevond zich een groot moeras. De waterpartij was door de eigenaar verhuurd als viswater aan enkele prominenten uit Hengelo, o.a. aan de heer Labruyere, directeur van Hazemeijer. Het aanwezige zomerhuisje deed dienst als woonhuis. Dat bezoek van kapelaan Hegge betekende feitelijk het begin van een recreatieoord voor Hengelo. Tot dan toe was het terrein voornamelijk privé-eigendom.
In eerste instantie was het verzoek gericht op het oprichten van een buitencentrum voor de jeugd van Hengelo en omstreken, maar later werd het gehele gebied evenals de Houtmaat populairder, ook onder basisscholen binnen Hengelo. Door middel van verschillende schenkingen van onder meer de Hengelose Bierbrouwerij, De Zusters van Groenloo werd eerst in het klein, later in het groot het parkgebied ingericht.
Na de wederopbouw en de verschillende uitbreidingslocaties ten behoeve van de woningnood in Hengelo kreeg het parkgebied steeds meer het karakter van een verborgen stadspark. Verborgen, omdat er niet bewust routes door het parkgebied heen lopen en door het versnipperde gebruik, waardoor niet duidelijk meer is wat bij het parkgebied hoort en wat niet.
Pas na 1950 vond een verdichting plaats rondom het parkgebied die mede de basis vormde van de huidige begrenzing van het gebied. Het tot dan toe voornamelijk agrarische karakter van het gebied werd steeds meer ingeperkt. Langzaam ontstond ruimte voor het bedrijventerrein Timmersveld nabij de steenfabriek van Rientjes en voor meer recreatief gebruik in het parkgebied. De Houtmaat groeide uit als belangrijk recreatief centrum.