direct naar inhoud van Artikel 17 Wonen
Plan: Buitengebied
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0164.BP0007-0301

Artikel 17 Wonen

17.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. woningen al dan niet in combinatie met ruimte voor:
    • 1. een aan-huis-verbonden beroep;
    • 2. activiteiten, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - (nummer)' en weergegeven in bijlage 4, met dien verstande dat:
      • de activiteiten plaatsvinden binnen de bestaande bebouwing;
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - bab', ook voor woningen die beschouwd worden als (agrarische) bedrijfswoningen;
  • c. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - rvr', ook voor een woning opgericht middels deelname aan de rood voor rood regeling;
  • d. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - vab', ook voor een woning opgericht middels deelname aan de VAB-regeling;
  • e. ter plaatse van de aanduiding 'beroep aan huis', uitlsuitend voor een aan-huis-verbonden-beroep;
  • f. ter plaatse van de aanduiding 'bed & breakfast', ook voor een bed & breakfastvoorziening;

met daaraan ondergeschikt:

  • g. aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen;
  • h. het hobbymatig houden van dieren;
  • i. tuinen, erven en terreinen;
  • j. watergangen, met dien verstande dat op de gronden gelegen binnen een strook van maximaal 5 meter aan weerszijden van de watergangen, uitsluitend voorzieningen ten behoeve van het waterstaatkundig beheer zijn toegestaan;
  • k. voorzieningen ten behoeve van afvoer, tijdelijke berging en infiltratie van hemelwater;

met de daarbij behorende:

  • l. bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
17.2 Bouwregels
17.2.1 Hoofdgebouwen

Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende regels:

  • a. als hoofdgebouw mogen uitsluitend woningen worden gebouwd;
  • b. per bouwvlak mag maximaal één woning worden gebouwd. Ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden' mag het maximum aantal wooneenheden het op de verbeelding aangegeven aantal bedragen;
  • c. de inhoud van een hoofdgebouw mag niet meer bedragen dan 750 m3, dan wel de bestaande inhoud indien deze meer bedraagt. In afwijking hiervan mag de inhoud van een hoofdgebouw de ter plaatse van de aanduiding 'maximum volume' aangegeven maximale inhoud bedragen;
  • d. de goothoogte mag niet meer bedragen dan 4,5 meter, dan wel de bestaande goothoogte indien deze meer bedraagt;
  • e. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 10 meter, dan wel de bestaande bouwhoogte indien deze meer bedraagt;
  • f. de dakhelling van een hoofdgebouw mag niet minder dan 120 en niet meer dan 550 bedragen, dan wel de bestaande dakhelling indien deze meer of minder bedraagt;
  • g. in afwijking van het bepaalde in 17.2.1 onder f. mag van de vereiste dakhelling worden afgeweken ten behoeve van het aanbrengen van een plat dak, indien en voor zover het gedeelte plat dak niet meer bedraagt dan 40% van de oppervlakte van het desbetreffende gebouw;
  • h. herbouw van bestaande woningen is uitsluitend toegestaan indien en voor zover:
    • 1. de herbouw grotendeels plaatsvindt op de (voor zover aanwezig) bestaande fundamenten;
    • 2. de voorgevel van de te herbouwen woning wordt geplaatst in de (voormalige) voorgevelrooilijn;
    • 3. de bouwwijze (vrijstaand of aaneengebouwd) van de te herbouwen woning(en) niet afwijkt van de bouwwijze van de oorspronkelijke woning(en);
    • 4. in afwijking van het bepaalde onder 1. t/m 3. is herbouw van bestaande woningen niet toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - vab';
17.2.2 Aan-/uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen

Voor het bouwen van aan-/uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen gelden de volgende regels:

  • a. aan-/uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen dienen minimaal 2,5 meter achter de voorgevel van het hoofdgebouw of het verlengde daarvan te zijn gelegen;
  • b. de gezamenlijke oppervlakte van de aan-/uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen bij een hoofdgebouw mag niet meer bedragen dan 100 m2, dan wel de bestaande oppervlakte indien deze meer bedraagt;
  • c. de goothoogte van een aan-/uitbouw, bijgebouw en overkapping mag niet meer bedragen dan 3 meter, dan wel de bestaande goothoogte indien deze meer bedraagt;
  • d. de bouwhoogte van een aan-/uitbouw dient minimaal 2 meter minder dan de bouwhoogte van het hoofdgebouw te bedragen;
  • e. de bouwhoogte van vrijstaande bijgebouwen mag niet meer bedragen dan 5,5 meter, dan wel de bestaande hoogte indien deze meer bedraagt;
  • f. de bouwhoogte van overkappingen mag niet meer bedragen dan 3,5 meter, dan wel de bestaande bouwhoogte indien deze meer bedraagt.
17.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag ten hoogste 2 meter bedragen, met dien verstande dat de hoogte van erf- en terreinafscheidingen voor de naar de weg gekeerde gevel(s) ten hoogste 1 meter mag bedragen;
  • b. de hoogte van antennes mag niet meer dan 12 meter bedragen;
  • c. de hoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer dan 6 meter bedragen.
17.3 Nadere eisen
17.3.1 Stellen van nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en afmeting van de bebouwing, ten behoeve van:

  • a. een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;
  • b. de landschappelijke inpassing;
  • c. de verkeersveiligheid;
  • d. de milieusituatie;
  • e. de cultuurhistorische waarden zoals die ter plaatse voorkomen;
  • f. de sociale veiligheid;
  • g. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
17.3.2 Procedure nadere eisen

Op de voorbereiding van een besluit tot het stellen van nadere eisen als bedoeld in artikel 17.3.1 is de procedure van toepassing zoals vermeld in artikel 39.2 van het plan.

17.4 Ontheffing van de bouwregels
17.4.1 Ontheffing met betrekking tot hoofdgebouwen

Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van:

  • a. de voorgeschreven goot- en bouwhoogten met dien verstande dat:

de goot- en bouwhoogte met maximaal 10% mogen worden vergroot, indien dat vanuit welstandstechnisch en/of stedenbouwkundig oogpunt wenselijk is;

  • b. de voorgeschreven dakhelling, mits het landelijk karakter van het gebied niet onevenredig wordt aangepast;
  • c. het bepaalde onder 17.2.1 onder h. teneinde herbouw van een woning buiten de bestaande funderingen en/of voorgevelrooilijn toe te staan en/of af te wijken van de bouwwijze van de oorspronkelijke woning(en) mits:
    • 1. de herbouw in ieder geval plaatsvindt binnen het bouwvlak;
    • 2. de herbouw buiten de bestaande funderingen en/of voorgevelrooilijn en/of de afwijkende bouwwijze stedenbouwkundig aanvaardbaar is;
    • 3. door de afwijkende bouwwijze en/of door de herbouw buiten de bestaande funderingen en/of voorgevelrooilijn het landelijke karakter van het gebied niet onevenredig wordt aangetast;
    • 4. de nieuwe situering van de woning niet leidt tot extra belemmeringen voor de bedrijfsontwikkelingen van omliggende (agrarische) bedrijven, voortvloeiende uit de milieuomgeving;
  • d. het bepaalde in 17.2.2 onder b. en toestaan dat de gezamenlijke oppervlakte van de aan-/uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen bij een hoofdgebouw wordt vergroot tot ten hoogste 200 m2, mits;
    • 1. deze ontheffingsbevoegdheid uitsluitend wordt toegepast ten behoeve van stalruimte voor dieren en/of de opslag van materieel dat gebruikt wordt voor het onderhoud van eigen gronden;
    • 2. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de natuurlijke en landschappelijke waarden, de woonsituatie en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
  • e. het bepaalde in 17.2.2 onder b. en toestaan dat de gezamenlijke oppervlakte van de aan-/uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen bij een hoofdgebouw wordt vergroot ten behoeve van de vervanging van landschapsontsierende aan-/uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen, mits:
    • 1. bij vervanging boven de in lid 17.2.2 onder b. toegestane 100 m2, ten hoogste 50% van de gesaneerde oppervlakte wordt teruggebouwd tot een gezamenlijke oppervlakte van ten hoogste 250 m2;
    • 2. met de vervanging de gezamenlijke oppervlakte aan aan-/uit- en bijgebouwen bij een hoofdgebouw ten hoogste 350 m2 zal bedragen;
    • 3. de vervanging bijdraagt aan een verbetering van de ruimtelijke kwaliteit;
    • 4. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de milieusituatie, het bebouwingsbeeld, de natuurlijke en landschappelijke waarden, de woonsituatie en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
  • f. het verbod tot bouwen binnen 5 meter aan weerszijden van de watergang zoals opgenomen in artikel 17.1 onder i., mits de waterbeheerder is gehoord.
17.4.2 Procedure ontheffing

Op de voorbereiding van een besluit tot het verlenen van ontheffing als bedoeld in artikel 17.4.1 is de procedure van toepassing zoals vermeld in artikel 39.3 van het plan.

17.5 Specifieke gebruiksregels
  • a. Onder strijdig gebruik in de zin van artikel 7.10 Wro wordt in ieder geval gerekend:
    • 1. de bewoning van vrijstaande bijgebouwen;
    • 2. het gebruik van een woonhuis voor meer dan één woning;
    • 3. het opslaan, storten of bergen van materialen, producten en mest, behoudens voor zover zulks noodzakelijk is voor het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;
  • b. Ten aanzien van de uitoefening van een aan-huis-verbonden-beroeps- of kleinschalige bedrijfsactiviteit gelden de volgende voorwaarden:
    • 1. het beroep of bedrijf mag uitsluitend worden uitgeoefend door een bewoner van het hoofdgebouw op hetzelfde bouwvlak;
    • 2. er mag geen hinder worden of kunnen worden toegebracht aan het woonmilieu;
    • 3. er mag niet meer dan 1/3 van de oppervlakte van de woning en de bij deze woning behorende aan-/uit- of bijgebouwen voor de beroeps- of bedrijfsuitoefening worden gebruikt, met een maximum van 50 m2, dan wel de bestaande oppervlakte indien deze meer bedraagt;
    • 4. er mag geen sprake zijn van detailhandel anders dan productiegebonden detailhandel;
    • 5. het mogen geen zodanig verkeersaantrekkende activiteiten betreffen, ten gevolge waarvan extra verkeersmaatregelen, waaronder parkeervoorzieningen, noodzakelijk worden.
17.6 Ontheffing van de gebruiksregels
17.6.1 Verlenen van ontheffing

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd ontheffing te verlenen van het bepaalde in artikel 17.5:

  • a. en toestaan dat gronden en bouwwerken worden gebruikt voor logiesverstrekking ten behoeve van recreatieve bewoning in de vorm van bed and breakfast, mits:
    • 1. de logiesverstrekking plaatsvindt binnen het bestaande hoofdgebouw;
    • 2. er maximaal twee kamers gerealiseerd wordt;
    • 3. er geen keukenblok in de wooneenheden worden gemaakt;
    • 4. het parkeren op eigen erf plaatsvindt;
    • 5. er geen sprake is van onevenredige schade voor de aangrenzende (agrarische) bedrijven, in die zin dat de bedrijven in hun ontwikkelingsmogelijkheden worden beperkt;
    • 6. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
  • b. ten behoeve van het stallen van caravans, boten, vouwwagens en kampeerwagens, mits:
    • 1. de verkeersaantrekkende werking afgestemd is op de feitelijke ontsluitingssituatie;
    • 2. de opslag milieuhygiënisch aanvaardbaar is;
    • 3. de ontheffing maximaal 50% van de oppervlakte van de bestaande bebouwing betreft;
    • 4. de opgeslagen goederen niet ter plekke worden verkocht;
  • c. indien strikte toepassing daarvan zou leiden tot een beperking van het meest doelmatige gebruik die niet door dringende redenen wordt gerechtvaardigd.
17.6.2 Procedure ontheffing

Op de voorbereiding van een besluit tot het verlenen van ontheffing als bedoeld in artikel 17.6.1 is de procedure van toepassing zoals vermeld in artikel 39.3 van het plan.

17.7 Wijzigingsbevoegdheid
17.7.1 Wijzigingsregels
  • a. Burgemeester en wethouders kunnen de bestemming "Wonen" wijzigen teneinde het aantal woningen per bouwvlak te vermeerderen (woningsplitsing), mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:
    • 1. woningsplitsing is uitsluitend toegestaan indien de inhoud van de te splitsen woning minimaal 1000 m3 bedraagt;
    • 2. er mag geen uitbreiding plaatsvinden van de bebouwde oppervlakte of van de inhoud van de te splitsen woning;
    • 3. indien een voormalige boerderij wordt gesplitst, mogen de inpandige stalgedeelten onderdeel uitmaken van de woning(en);
    • 4. de te splitsen woning mag niet gesitueerd zijn binnen een stankcirkel van een of meer agrarische bedrijven;
    • 5. het aantal woningen mag na splitsing niet meer bedragen dan twee;
    • 6. de beide woningen dienen na splitsing een inhoud te hebben van minimaal 350 m3;
    • 7. de overtollige (voormalige bedrijfs)gebouwen dienen te worden geamoveerd;
    • 8. de wijziging mag niet leiden tot extra belemmeringen voor bedrijfsontwikkeling van de omliggende (agrarische) bedrijven voortvloeiend uit de milieuwetgeving;
    • 9. de woningsplitsing mag niet leiden tot een onevenredige aantasting van de landschappelijke en cultuurhistorische waarden.
  • b. Burgemeester en wethouders kunnen de bestemming "Wonen" wijzigen, teneinde een gedeelte van een woning om te zetten in appartementen voor verblijfsrecreatie, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:
    • 1. gedeeltelijke omzetting van de woning in appartementen voor verblijfsrecreatie is toegestaan indien er sprake is van een rijks- of gemeentelijk monument waarvan de inhoud minimaal 1000 m3 bedraagt; permanente bewoning van de appartementen is niet toegestaan;
    • 2. er mag geen uitbreiding plaatsvinden van de bebouwde oppervlakte of van de inhoud van de te splitsen woning;
    • 3. indien een voormalige boerderij gedeeltelijk wordt omgezet, mogen de inpandige stalgedeelten gebruikt worden voor appartementen voor verblijfsrecreatie;
    • 4. de om te zetten woning mag niet gesitueerd zijn binnen een stankcirkel van een of meer agrarische bedrijven;
    • 5. het aantal appartementen mag na omzetting niet meer bedragen dan twee;
    • 6. de maximale oppervlakte van een appartement bedraagt 50 m2 en de inhoud maximaal 250 m3;
    • 7. de overtollige (voormalige bedrijfs)gebouwen dienen te worden geamoveerd;
    • 8. de wijziging mag niet leiden tot extra belemmeringen voor de bedrijfsontwikkeling van de omliggende (agrarische) bedrijven voortvloeiend uit de milieuwetgeving;
    • 9. de gedeeltelijke omzetting mag niet leiden tot een onevenredige aantasting van de landschappelijke en cultuurhistorische waarden.
  • c. Burgemeester en wethouders kunnen de bestemming 'Agrarisch', 'Agrarisch met waarden - Agrarische functie met landschapswaarden', 'Agrarisch met waarden - Agrarische functie met natuur- en landschapswaarden', wijzigen ten behoeve van vergroting of vormverandering van dat bouwvlak met de bestemming 'Wonen', mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:
    • 1. de vergroting/vormverandering vindt direct aansluitend plaats aan het bestaande bouwvlak;
    • 2. de perceelsoppervlakte mag door de wijziging slechts marginaal vergroot worden, waarbij uitgangspunt is dat de perceelsoppervlakte gelijk blijft;
    • 3. de wijziging mag niet leiden tot extra belemmeringen voor de bedrijfsontwikkelingen van de omliggende agrarische bedrijven, voortvloeiende uit de milieuwetgeving;
    • 4. de vergroting/vormverandering mag niet leiden tot een onevenredige aantasting van landschappelijke en cultuurhistorische waarden.
17.7.2 Procedureregels

Op de voorbereiding van een besluit tot wijziging van het plan als bedoeld in artikel 17.7.1 is het bepaalde in artikel 39.1 van toepassing.