Regels
HOOFDSTUK 1 Inleidende regels
Artikel 1 Begrippen
In deze regels wordt verstaan onder:
a. plan:
het bestemmingsplan Nijverdal-Zuid van de gemeente Hellendoorn;
b. bestemmingsplan:
de geometrische bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0163.BPzuidNvdl-0401 met de bijbehorende regels en bijlagen;
c. aan- of uitbouw:
een onderdeel van een hoofdgebouw dat in bouwkundig opzicht ondergeschikt is aan de hoofdvorm, alsmede bijgebouwen die aan het hoofdgebouw of de aan- of uitbouw zijn verbonden en een directe toegang hebben tot het hoofdgebouw of de aan- of uitbouw;
d. aanduiding:
een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels, regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;
e. aanduidingsgrens:
de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;
f. aan huis verbonden beroep:
een (para)medisch, juridisch, administratief, therapeutisch, ontwerptechnisch, adviesgevend of daarmee gelijk te stellen dienstverlenend beroep, dat in een woning wordt uitgeoefend, waarbij de woning in overwegende mate haar woonfunctie behoudt en dat een ruimtelijke uitwerking of uitstraling heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is;
g. bebouwing:
één of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
h. bestaande:
1. het gebruik dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig is en/of bebouwing die op dat tijdstip aanwezig of in uitvoering is, dan wel kan worden gebouwd krachtens een bouwvergunning;
2. het onder 1 bedoelde geldt niet voorzover sprake was van strijd met het voorheen geldende bestemmingsplan, de voorheen geldende Beheersverordening, daaronder mede begrepen het overgangsrecht van het bestemmingsplan of de Beheersverordening of een ontheffing als bedoeld in artikel 3.23 van de Wet ruimtelijke ordening (Wro);
i. bestemmingsgrens:
de grens van een bestemmingsvlak;
j. bestemmingsvlak:
een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;
k. bijgebouw:
een gebouw dat of een overkapping die in bouwkundig opzicht ondergeschikt is aan een op hetzelfde bouwperceel gelegen hoofdgebouw;
l. bouwen:
het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een standplaats;
m. bouwgrens:
een grens van een bouwvlak;
n. bouwperceel:
een aaneengesloten stuk grond waarop krachtens het plan een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;
o. bouwperceelgrens:
een grens van het bouwperceel;
p. bouwvlak:
een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegelaten;
q. bouwwerk:
elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, welke hetzij direct of indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond;
r. detailhandel:
het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan personen die die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit;
s. dienstverlenend bedrijf:
een bedrijf of instelling waarvan de werkzaamheden bestaan uit het verlenen van economische en maatschappelijke diensten aan derden, waaronder zijn begrepen kapperszaken, schoonheidsinstituten, fotostudio's en naar de aard daarmee gelijk te stellen bedrijven en inrichtingen, evenwel met uitzondering van een garagebedrijf en een seksinrichting;
t. dienstwoning:
een woning in of bij een gebouw of op een terrein, kennelijk slechts bedoeld voor (het huishouden van) een persoon, wiens huisvesting daar, gelet op de bestemming van het gebouw of het terrein, noodzakelijk is;
u. gebouw:
elk bouwwerk dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;
v. hoofdgebouw:
een gebouw dat op een bouwperceel door zijn constructie of afmetingen, dan wel gelet op de bestemming, als belangrijkste gebouw valt aan te merken;
w. horecabedrijf:
een bedrijf of instelling waar bedrijfsmatig dranken en/of etenswaren voor gebruik ter plaatse worden verstrekt en/of waarin bedrijfsmatig logies worden verstrekt;
x. horeca, categorie I:
een horecabedrijf, waar in hoofdzaak maaltijden worden verstrekt en waar doorgaans geen overlast voor het leefklimaat wordt veroorzaakt, zoals restaurants, hotels en pensions en een horecabedrijf dat vooral is gericht op het overdag en 's avonds verstrekken van in hoofdzaak alcoholvrije dranken en eenvoudige etenswaren, zoals ijssalons, croissanterieën, lunchrooms en naar de aard en de openingstijden daarmee gelijk te stellen horecabedrijven;
y. horeca, categorie II:
een horecabedrijf, waar meestal in hoofdzaak alcoholische dranken worden verstrekt en/of waarvan de exploitatie doorgaans overlast voor het leefklimaat kan veroorzaken en een grote druk op de openbare orde met zich meebrengt, zoals cafés, bars, snackbars en cafetaria's;
z. indelingslijn:
een als zodanig ter plaatse aangeduide lijn ten behoeve van het indelen van een bouwvlak of bestemmingsvlak met het oog op een verschil in maatvoering en/of gebruik;
aa. maatschappelijke voorzieningen:
educatieve, sociaal-medische, sociaal-culturele, levensbeschouwelijke, sportvoorzieningen en recreatieve voorzieningen en voorzieningen ten behoeve van openbare dienstverlening als ook ondergeschikte detailhandel en horeca ten dienste van deze voorzieningen;
bb. overkapping:
een bouwwerk van één bouwlaag dat dient ter overdekking en niet of slechts gedeeltelijk met wanden is omsloten;
cc. seksinrichting:
een voor publiek toegankelijke, besloten ruimte, waarin bedrijfsmatig of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht of vertoningen van erotisch-pornografische aard plaatsvinden. Onder een seksinrichting worden in elk geval verstaan een seksbioscoop, seksautomatenhal, sekstheater, een parenclub of een prostitutiebedrijf, waaronder tevens begrepen een erotische massagesalon, al dan niet in combinatie met elkaar;
dd. (straat)peil:
1. voor een bouwwerk, waarvan de hoofdtoegang direct aan de weg grenst: de hoogte van de weg ter plaatse van die hoofdtoegang;
2. voor een bouwwerk, waarvan de hoofdtoegang niet direct aan de weg grenst: de gemiddelde hoogte van het afgewerkte terrein;
ee. voorgevel:
de gevel van een gebouw die in architectonisch opzicht, dan wel gelet op de bestemming, als voorkant van dat gebouw kan worden aangemerkt;
ff. voorgevelrooilijn:
de denkbeeldige lijn die voorgevels van gebouwen en indien (nog) geen gebouwen aanwezig zijn, de voorgevelbouwgrenzen verbindt;
gg. woning:
een complex van ruimten, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van één afzonderlijk huishouden;
hh. zijgevellijn:
de denkbeeldige lijn die strak loopt langs de zijgevel van een gebouw tot aan de perceelgrenzen.
Artikel 2 Wijze van meten
Bij de toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:
a. de dakhelling:
langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak;
b. de goothoogte van een bouwwerk:
vanaf het peil tot de bovenkant van de goot c.q. de druiplijn, het boeibord of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel, voorzover in de regels een goothoogte is voorgeschreven, is deze niet van toepassing op dakkapellen en op ondergeschikte dakvlakken;
c. de inhoud van een bouwwerk:
tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;
d. de bouwhoogte van een bouwwerk:
vanaf het peil tot aan het hoogste punt van het bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;
e. de oppervlakte van een bouwwerk:
tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.
Bij de toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen worden ondergeschikte bouwdelen, zoals plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, gevel- en kroonlijsten, luifels en uitbouwen met een oppervlakte van 2 m² of kleiner en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding niet meer dan 1 m ten opzichte van de bouwgrens of bestemmingsgrens bedraagt.
HOOFDSTUK 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Bedrijf - Openbaar nut
3.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'bedrijf - openbaar nut' aangewezen gronden zijn bestemd voor utilitaire voorzieningen en telecommunicatie, zoals transformatorstations, gemalen en gasdrukregel- en meetstations, met de daarbij behorende bouwwerken, met uitzondering van bedrijfswoningen, en terreinen.
3.2 Bouwregels
a. Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:
1. de gebouwen worden binnen het bouwvlak gebouwd;
2. de bouwhoogte bedraagt niet meer dan ter plaatse is aangeduid.
b. Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:
1. de hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer dan 8 m bedragen;
2. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen bedraagt ten hoogste 2 m.
Artikel 4 Dienstverlening
4.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'dienstverlening' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
a. dienstverlenende bedrijven;
met de daarbij behorende:
b. groenvoorzieningen;
c. openbare nutsvoorzieningen;
d. verkeers- en verblijfsvoorzieningen;
e. water.
In de bestemming zijn niet begrepen:
- geluidzoneringsplichtige inrichtingen;
- risicovolle inrichtingen;
- detailhandel.
4.2 Bouwregels
a. Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:
1. de gebouwen worden gebouwd binnen het bouwvlak;
2. de ter plaatse aangeduide maximale bouwhoogten dienen in acht te worden genomen.
b. Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:
1. de bouwhoogte bedraagt binnen het bouwvlak niet meer dan de bouwhoogte van de gebouwen genoemd onder a en daarbuiten niet meer dan 3 m,
2. de bouwhoogte van vlaggenmasten bedraagt maximaal 10 m;
3. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen bedraagt voor de voorgevelrooilijn ten hoogste 1 m en daarachter ten hoogste 2 m, met dien verstande dat de bouwhoogte op zijerven die grenzen aan een openbare weg (niet zijnde een brandgang tussen twee gebouwen) of openbaar groengebied op een afstand van 1 m of minder uit de perceelgrens ten hoogste 1 m bedraagt.
4.3 Ontheffing van de bouwregels
a. Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van het bepaalde in lid 4.2, sub a voor het bouwen van gebouwen tot een oppervlakte van 100 m² en een bouwhoogte van 4 m.
b. Alvorens toepassing wordt gegeven aan de ontheffingsbevoegdheid genoemd in dit lid, wordt de van deze regels deel uitmakende regel, genoemd in artikel 19 gevolgd.
Artikel 5 Gemengd
5.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'gemengd' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
a. detailhandel;
b. horeca, categorie I;
c. dienstverlening met hoofdzakelijk een baliefunctie die in de regel in winkelpanden wordt uitgeoefend;
d. kantoren;
e. wonen, uitsluitend overeenkomstig de bestaande situatie;
f. water.
5.2 Bouwregels
a. Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:
1. de gebouwen worden gebouwd binnen het bouwvlak;
2. de ter plaatse aangeduide maximale bouw- en goothoogten dienen in acht te worden genomen.
b. Aan- en uitbouwen en bijgebouwen zijn toegestaan onder de volgende voorwaarden:
1. de goot- en bouwhoogten van aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen bedragen niet meer dan respectievelijk 3 m en 6 m, met dien verstande dat de bouwhoogte op de perceelgrens niet meer mag bedragen dan 3 m en deze mag worden verhoogd in een rechte lijn naar ten hoogste 6 m op een afstand van minimaal 3 m uit de perceelgrens; de dakhelling van aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen bedraagt niet meer dan 60°;
2. de gezamenlijke oppervlakte van aanbouwen, uitbouwen en bijgebouwen bij een hoofdgebouw bedraagt maximaal 200 m².
c. Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:
1. de bouwhoogte bedraagt binnen het bouwvlak niet meer dan de bouwhoogte van de gebouwen zoals genoemd onder a en daarbuiten niet meer dan 3 m;
2. de bouwhoogte van vlaggenmasten bedraagt maximaal 10 m;
3. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen bedraagt voor de voorgevelrooilijn ten hoogste 1 m en daarachter ten hoogste 2 m, met dien verstande dat de bouwhoogte op zijerven die grenzen aan een openbare weg (niet zijnde een brandgang tussen twee gebouwen) of openbaar groengebied op een afstand van 1 m of minder uit de perceelgrens, ten hoogste 1 m bedraagt.
5.3 Specifieke gebruiksregels
Onder strijdig gebruik met deze bestemming wordt begrepen het gebruik dat afwijkt van de bestemmingsomschrijving, waaronder in ieder geval wordt begrepen:
- de vanaf de omliggende gronden en opstallen zichtbare opslag en stalling van goederen;
- de opslag van consumentenvuurwerk van meer dan 10.000 kg per bedrijf en de opslag van professioneel vuurwerk.
Artikel 6 Groen
6.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
a. plantsoen, gazon, groenstroken;
b. sport- en speelvoorzieningen;
c. voet- en fietspaden;
d. nutsvoorzieningen;
e. water;
alsmede voor het behoud van karakteristieke bouwwerken als de watertoren en bijbehorende waterzuivering.
Ter plaatse van de aanduiding 'pad' is een belangrijke ontsluiting van aanliggende gronden begrepen.
6.2 Bouwregels
a. Op deze gronden mogen, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'karakteristiek' gebouwen worden gebouwd, met dien verstande dat de bestaande uitwendige hoofdvorm, zoals de bouwhoogte, de kapvorm en de situering, gehandhaafd dient te blijven.
b. Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, geldt dat de bouwhoogte niet meer bedraagt dan 10 m.
6.3 Specifieke gebruiksregels
Onder strijdig gebruik met deze bestemming wordt begrepen het gebruik dat afwijkt van de bestemmingsomschrijving.
6.4 Ontheffing van de gebruiksregels
a. Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van de gebruiksregels ten behoeve van de aanleg van parkeervoorzieningen, zoals haaksparkeren, tot een maximum van 5% van het bestemmingsvlak.
b. Alvorens toepassing wordt gegeven aan de ontheffingsbevoegdheid genoemd in dit lid, wordt de van deze regels deel uitmakende regel, genoemd in artikel 19 gevolgd.
Artikel 7 Horeca
7.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'horeca' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
a. horeca, categorie I en categorie II;
b. water.
7.2 Bouwregels
a. Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:
1. de gebouwen worden gebouwd binnen het bouwvlak;
2. de ter plaatse aangeduide maximale bouwhoogte dient in acht te worden genomen.
b. Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:
1. de bouwhoogte bedraagt binnen het bouwvlak niet meer dan de bouwhoogte van de gebouwen, zoals genoemd in lid 7.2, onder a, en daarbuiten niet meer dan 3 m.
2. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen bedraagt voor de voorgevelrooilijn ten hoogste 1 m en daarachter ten hoogste 2 m, met dien verstande dat de bouwhoogte op zijerven die grenzen aan een openbare weg (niet zijnde een brandgang tussen twee gebouwen) of openbaar groengebied op een afstand van 1 m of minder uit de perceelgrens, ten hoogste 1 m bedraagt.
7.3 Specifieke gebruiksregels
Onder strijdig gebruik met deze bestemming wordt begrepen het gebruik dat afwijkt van de bestemmingsomschrijving, waaronder in ieder geval wordt begrepen de vanaf de omliggende gronden en opstallen zichtbare opslag en stalling van goederen op erven.
7.4 Ontheffing van de gebruiksregels
a. Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van de gebruiksregels voor vormen van horeca uit een hogere categorie, indien de nadelige effecten op het woon- en leefklimaat in de directe omgeving van de betreffende locatie hierdoor niet onevenredig worden vergroot.
b. Alvorens toepassing wordt gegeven aan de ontheffingsbevoegdheid genoemd in dit lid, wordt de van deze regels deel uitmakende regel, genoemd in artikel 19 gevolgd.
Artikel 8 Maatschappelijk
8.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'maatschappelijk' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
a. onderwijs en educatieve doeleinden;
b. sociaal/medische doeleinden;
c. culturele doeleinden;
d. levensbeschouwelijke doeleinden;
e. sportvoorzieningen;
f. dienstwoningen overeenkomstig de bestaande situatie;
met de daarbij behorende erven, terreinen, parkeervoorzieningen, water en groenvoorzieningen.
8.2 Bouwregels
a. Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:
1. de gebouwen worden gebouwd binnen het bouwvlak;
2. de ter plaatse aangeduide maximale goot- en bouwhoogten dienen in acht te worden genomen.
b. Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:
1. de bouwhoogte bedraagt binnen het bouwvlak niet meer dan de bouwhoogte van de gebouwen genoemd onder a en daarbuiten niet meer dan 3 m;
2. de bouwhoogte van vlaggenmasten bedraagt maximaal 10 m;
3. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen bedraagt voor de voorgevelrooilijn ten hoogste 1 m en daarachter ten hoogste 2 m, met dien verstande dat de bouwhoogte op zijerven die grenzen aan een openbare weg (niet zijnde een brandgang tussen twee gebouwen) of openbaar groengebied op een afstand van 1 m of minder uit de perceelgrens ten hoogste 1 m bedraagt.
8.3 Ontheffing van de bouwregels
a. Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van het bepaalde in lid 8.2, sub a voor het bouwen van gebouwen tot een oppervlakte van 100 m² en een bouwhoogte van 4 m.
b. Alvorens toepassing wordt gegeven aan de ontheffingsbevoegdheid genoemd in dit lid, wordt de van deze regels deel uitmakende regel, genoemd in artikel 19 gevolgd.
8.4 Specifieke gebruiksregels
Onder strijdig gebruik met deze bestemming wordt begrepen het gebruik dat afwijkt van de bestemmingsomschrijving, waaronder in ieder geval wordt begrepen de vanaf de omliggende gronden en opstallen zichtbare opslag en stalling van goederen op erven.
Artikel 9 Natuur
9.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'natuur' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
a. behoud, herstel en ontwikkeling van de natuurlijke en landschappelijke waarden;
alsmede voor:
b. water;
c. paden;
d. extensieve openluchtrecreatie.
9.2 Bouwregels
a. Voor het bouwen van gebouwen geldt dat op deze gronden, met uitzondering van bestaande gebouwen, geen gebouwen worden gebouwd.
b. Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, geldt dat de hoogte van de bouwwerken, geen gebouwen zijnde, niet meer dan 3 m mag bedragen.
9.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen met het oog op de landschappelijke inpassing nadere eisen stellen aan de plaats van bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
9.4 Aanlegvergunning
a. Het is verboden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning (aanlegvergunning) van burgemeester en wethouders de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:
- aanbrengen van ondergrondse transport-, energie- en telecommunicatieleidingen en de daarmee verband houdende constructies, installaties en apparatuur;
- het aanbrengen van niet-inheemse beplanting;
- het ophogen, verlagen, afgraven of ontginnen van gronden;
- het graven en dempen van sloten en andere watergangen en/of het vergroten of verkleinen van het doorstromingsprofiel en het aanbrengen of verwijderen van dammen en stuwen;
- het vellen, rooien van houtgewas, opgaande begroeiing of wegbeplanting, met uitzondering van bomen die op grond van de Kapverordening kapvergunningplichtig zijn;
- het aanleggen van nieuwe paden en (onverharde) wegen en het aanbrengen van verhardingen.
b. De onder a bedoelde vergunning is niet vereist indien het werken en/of werkzaamheden betreft die het normale onderhoud tot doel hebben.
c. De onder a bedoelde vergunning mag niet worden verleend indien hierdoor onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de natuurlijke of landschappelijke waarden van het gebied.
Artikel 10 Tuin
10.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'tuin' aangewezen gronden zijn bestemd voor tuin.
De in de bestemming begrepen gronden dienen niet als erf te worden beschouwd in de zin van artikel 1 van het Besluit bouwvergunningsvrije en licht-bouwvergunningplichtige bouwwerken van 13 juli 2002.
10.2 Bouwregels
a. Op of in deze gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd.
b. Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:
1. de bouwhoogte mag niet meer dan 2 m bedragen;
2. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen voor de voorgevelrooilijn bedraagt ten hoogste 1 m en daarachter ten hoogste 2 m, met dien verstande dat de bouwhoogte op zijerven die grenzen aan een openbare weg (niet zijnde een brandgang tussen twee gebouwen) of openbaar groengebied op een afstand van 1 m of minder uit de perceelgrens ten hoogste 1 m bedraagt.
Artikel 11 Verkeer - Verblijf
11.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'verkeer - verblijf' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
a. wegen;
b. fiets-/voetpad;
c. verblijfsgebied;
d. parkeervoorzieningen;
e. groenvoorzieningen;
f. speelvoorzieningen;
g. water;
h. additionele voorzieningen ten behoeve van het telecommunicatieverkeer, de waterhuishouding, de energievoorziening en andere doeleinden van openbaar nut.
Het aantal rijstroken van de wegen mag ten hoogste twee bedragen.
11.2 Bouwregels
a. Op deze gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd.
b. De hoogte van de bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer dan 10 m bedragen.
Artikel 12 Water
12.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'water' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
a. watergangen, waterpartijen, oevers, taluds, onderhoudspaden en kaden;
b. waterhuishouding;
c. instandhouding van ter plaatse voorkomende, dan wel daaraan eigen landschaps- en natuurwaarden;
d. extensieve openluchtrecreatie;
e. stedelijke wateropgave.
12.2 Bouwregels
Op de gronden als bedoeld in lid 12.1 mogen uitsluitend andere bouwwerken, behorende bij de bestemming of bij aangrenzende wegen, in- en uitritten en paden, zoals duikers, stuwen, aanlegsteigers voor recreatief medegebruik en bruggen worden gebouwd. De hoogte van de andere bouwwerken mag niet meer dan 3 m bedragen.
Artikel 13 Wonen -
13.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'wonen - 1' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
a. wonen;
b. aan huis verbonden beroepen;
c. water.
13.2 Bouwregels
a. Voor het bouwen van gebouwen en overkappingen gelden de volgende regels:
1. het aantal woningen bedraagt ten hoogste het bestaande aantal, dan wel het aantal dat in het bouwvlak ter plaatse is aangeduid;
2. de woningen worden vrijstaand of twee aaneen gebouwd en/of tot ten hoogste het bestaande aantal aaneen gebouwd;
3. de hoofdgebouwen worden uitsluitend binnen een bouwvlak gebouwd, met dien verstande dat het hoofdgebouw in de voorgevelrooilijn wordt gebouwd;
4. de afstand tussen de voor- en achtergevel van hoofdgebouwen bedraagt maximaal:
a. voor vrijstaande woningen met een perceelbreedte van ten minste 20 m: 15 m;
b. voor vrijstaande woningen met een perceelbreedte van minder dan 20 m en voor twee aaneen gebouwde woningen: 12 m;
c. voor meer dan twee aaneen gebouwde woningen: 10 m, met dien verstande dat de afstand van de achtergevel van een hoofdgebouw tot de perceelgrens ten minste 8 m bedraagt;
dan wel de bestaande afstand indien deze minder is;
5. de aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen worden uitsluitend binnen een bouwvlak gebouwd;
6. de afstand van de zijgevels van hoofdgebouwen, niet zijnde zijgevels van de aaneen gebouwde zijden van woningen, tot de zijdelingse perceelgrens bedraagt ten minste 3 m, dan wel de bestaande afstand indien deze minder is;
7. de aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen worden binnen het bouwvlak op een afstand van ten minste 3 m achter de voorgevel van het hoofdgebouw, dan wel achter het verlengde daarvan gebouwd; deze regel geldt niet voor een tweede of volgende naar de weg gekeerde gevel die niet als de belangrijkste voorgevel is aan te merken;
8. voor hoofdgebouwen bedraagt de minimale goothoogte 2,50 m, de maximale goothoogte 3,50 m, de maximale bouwhoogte 9 m en de minimale en maximale dakhellingen respectievelijk 35° en 60°, dan wel de bestaande dakhelling, indien deze afwijkt. Indien afwijkende maten ter plaatse zijn aangeduid, dienen die maten te worden aangehouden;
9. de goot- en bouwhoogten van aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen bedragen niet meer dan respectievelijk 3 m en 6 m, met dien verstande dat de bouwhoogte op de perceelgrens niet meer mag bedragen dan 3 m en deze mag worden verhoogd in een rechte lijn naar ten hoogste 6 m op een afstand van minimaal 3 m uit de perceelgrens; de dakhelling van aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen bedraagt niet meer dan 60°;
10. de gezamenlijke oppervlakte aanbouwen, uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen bij een woning bedraagt maximaal 75 m², met dien verstande dat:
a. de aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen die liggen binnen de in dit lid onder 4 genoemde afstand tussen voor- en achtergevel en tussen het verlengde van de zijgevels van het hoofdgebouw niet worden meegerekend bij deze oppervlakte;
b. de gezamenlijke bebouwde oppervlakte met gebouwen niet meer dan 50% van de oppervlakte van het bouwperceel bedraagt.
b. Voor het bouwen van andere bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:
1. de bouwhoogte bedraagt niet meer dan 3 m,
2. de bouwhoogte van vlaggenmasten bedraagt maximaal 6 m;
3. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen bedraagt voor de voorgevelrooilijn ten hoogste 1 m en daarachter ten hoogste 2 m, met dien verstande dat de bouwhoogte op zijerven die grenzen aan een openbare weg (niet zijnde een brandgang tussen twee gebouwen) of openbaar groengebied op een afstand van 1 m of minder uit de perceelgrens ten hoogste 1 m bedraagt.
13.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen met het oog op het voorkomen van een onevenredige aantasting van:
- de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
- het bebouwingsbeeld;
- de verkeersveiligheid;
nadere eisen stellen aan:
a. de plaats van de hoofdgebouwen ten opzichte van andere woningen waarbij met name wordt bedoeld het bouwen in de voorgevelrooilijn;
b. de plaats en de hoogte van de gebouwen indien binnen 3 m van de erfgrens wordt gebouwd;
c. de minimale goothoogte van de hoofdgebouwen indien de goothoogte meer dan 1 m verschilt ten opzichte van bestaande hoofdgebouwen op naastgelegen bouwpercelen;
d. de plaats van aan- of uitbouwen en van bijgebouwen ten opzichte van het hoofdgebouw, indien het bouwplan ertoe leidt dat aan beide kanten van het hoofdgebouw bijgebouwen worden gerealiseerd;
e de plaats van andere bouwwerken.
13.4 Ontheffing van de bouwregels
Burgemeester en wethouders kunnen, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
- de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
- het straat- en bebouwingsbeeld;
ontheffing verlenen van het bepaalde in:
a. lid 13.2, sub a, onder 3:
ten behoeve van het bouwen van hoofdgebouwen tot 3 m achter de voorgevelrooilijn;
b. lid 13.2, sub a, onder 5 en 7:
1. ten behoeve van een uitbouw voor de naar de weg gekeerde bouwgrens en/of voor de in lid 13.2, sub a, onder 7 genoemde 3 m met maximaal 1,5 m uit de gevel van het hoofdgebouw, voorzover de gevelbreedte van de uitbouw niet meer bedraagt dan 60% van de gevelbreedte(s) van het hoofdgebouw, de goothoogte niet meer bedraagt dan 3 m en een onbebouwde tuin van minimaal 2 m resteert tot het openbaar gebied;
2. ten behoeve van de plaatsing van ten hoogste één bijgebouw of overkapping met een oppervlakte van ten hoogste 10 m² en een bouwhoogte van ten hoogste 3 m, mits deze wordt geplaatst op ten minste 1 m uit de perceelgrens en achter de oorspronkelijke achtergevel van het hoofdgebouw of het verlengde daarvan;
3. ten behoeve van een aan- of uitbouw met een breedte van ten hoogste 3,5 m aan de zijgevel van een hoofdgebouw die is gericht naar het openbaar gebied, mits deze wordt gebouwd op een afstand van ten minste 3 m achter het verlengde van de voorgevel en er een ruimte van minimaal 4 m tussen de grens van de weg, het voetpad of de parkeerstrook en deze bebouwing overblijft;
4. ten behoeve van een overkapping voor de in lid 13.2, sub a, onder 7 genoemde 3 m, mits deze overkapping wordt gerealiseerd vanaf minimaal 1 m achter de voorgevel van het hoofdgebouw, dan wel achter het verlengde daarvan en deze overkapping een bouwhoogte heeft van maximaal 3 m;
c. lid 13.2, sub a, onder 8:
toestaan dat de goot- en bouwhoogte worden vergroot ten behoeve van een gedeeltelijke kapverhoging over de volledige breedte van de kap van het hoofdgebouw voorzover deze wordt gebouwd op het dakvlak dat afloopt naar de achtergevel van het hoofdgebouw en 1 m uit de achtergevel van de woning wordt gebouwd;
d. lid 13.2, sub a, onder 9:
dat aan- en uitbouwen en bijgebouwen voorzover deze aaneengebouwd zijn op de perceelgrens, geen wijkende kap behoeven te krijgen;
e. lid 13.2, sub a, onder 10:
1. uitsluitend in het geval van verlening van een ontheffing voor het vergroten van het oppervlak tot maximaal 150 m² ten behoeve van kleinschalige bedrijfsactiviteiten genoemd in lid 13.6, sub a, mits de gezamenlijke oppervlakte met gebouwen niet meer dan 50% van de oppervlakte van het bouwperceel bedraagt;
2. voor het vergroten van het oppervlak tot maximaal 150 m², uitsluitend in het geval dat:
- de bestaande oppervlakte aan aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen meer bedraagt dan 75 m², genoemd in lid 13.2, sub a, onder 10;
- het meerdere geheel of gedeeltelijk wordt gesloopt;
- de oppervlakte van de nieuwbouw ten hoogste de helft bedraagt van de oppervlakte die wordt gesloopt.
Alvorens toepassing wordt gegeven aan de ontheffingsbevoegdheid genoemd in dit lid, wordt de van deze regels deel uitmakende regel, genoemd in artikel 19 gevolgd.
13.5 Specifieke gebruiksregels
Onder strijdig gebruik met deze bestemming wordt begrepen het gebruik dat afwijkt van de bestemmingsomschrijving, waaronder in ieder geval wordt begrepen het gebruik van bijgebouwen als zelfstandige (vakantie)woning.
13.6 Ontheffing van de specifieke gebruiksregels
a. Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van de gebruiksregels ten behoeve van een aan een woning gebonden kleinschalig bedrijf, mits dit geen nadelige invloed heeft op het woonklimaat (milieuhygiëne, parkeren) en de woonfunctie in overwegende mate blijft gehandhaafd. Onder kleinschalige bedrijfsactiviteiten worden begrepen activiteiten in de dienstverlenende of ambachtelijke sfeer, waarvoor geen grote opslag- of stallingsruimte nodig is en die zijn genoemd in categorie 1 van de Staat van bedrijven, dan wel die daarmee vergelijkbaar zijn.
b. Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van de gebruiksregels voor het in gebruik nemen van een aanbouw of bijgebouw als (tijdelijk) zelfstandige wooneenheid ten gevolge van het gemeentelijk mantelzorgbeleid dat is vastgesteld door de gemeenteraad op 24 april 2007.
c. Alvorens toepassing wordt gegeven aan de ontheffingsbevoegdheid genoemd in dit lid, wordt de van deze regels deel uitmakende regel, genoemd in artikel 20 gevolgd.
13.7 Aanlegvergunning
a. Ter plaatse van de aanduiding 'karakteristiek' is gehele of gedeeltelijke afbraak van de gebouwen of andere bouwwerken uitsluitend toegestaan indien daarvoor vooraf door burgemeester en wethouders een aanlegvergunning is verleend.
b. De aanlegvergunning wordt alleen verleend indien ofwel aannemelijk is gemaakt dat herbouw in dezelfde karakteristiek zal plaatsvinden, dan wel indien er, naar het oordeel van burgemeester en wethouders, geen mogelijkheid is om verval van het karakteristieke bouwwerk tegen te gaan.
Artikel 14 Wonen -
14.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'wonen - 2' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
a. wonen;
b. aan huis verbonden beroepen;
c. water;
d. openbare nutsvoorzieningen;
alsmede voor het behoud van karakteristieke bouwwerken.
14.2 Bouwregels
a. Voor het bouwen van gebouwen en overkappingen gelden de volgende regels:
1. het aantal woningen bedraagt ten hoogste het bestaande aantal, dan wel het aantal dat in het bouwvlak ter plaatse is aangeduid;
2. de woningen worden vrijstaand of twee aaneen gebouwd en/of tot ten hoogste het bestaande aantal aaneen gebouwd;
3. de hoofdgebouwen worden uitsluitend binnen een bouwvlak gebouwd, met dien verstande dat het hoofdgebouw in de voorgevelrooilijn wordt gebouwd;
4. de afstand tussen de voor- en achtergevel van hoofdgebouwen bedraagt maximaal:
a. voor vrijstaande woningen met een perceelbreedte van ten minste 20 m: 15 m;
b. voor vrijstaande woningen met een perceelbreedte van minder dan 20 m en voor twee aaneen gebouwde woningen: 12 m;
c. voor meer dan twee aaneen gebouwde woningen: 10 m, met dien verstande dat de afstand van de achtergevel van een hoofdgebouw tot de perceelgrens ten minste 8 m bedraagt,
dan wel de bestaande afstand indien deze minder is;
5. de aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen worden uitsluitend binnen een bouwvlak gebouwd;
6. de afstand van de zijgevels van hoofdgebouwen, niet zijnde zijgevels van de aaneen gebouwde zijden van woningen, tot de zijdelingse perceelgrens bedraagt ten minste 3 m, dan wel de bestaande afstand indien deze minder is;
7. de aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen worden binnen het bouwvlak op een afstand van ten minste 3 m achter de voorgevel van het hoofdgebouw, dan wel achter het verlengde daarvan gebouwd; deze regel geldt niet voor een tweede of volgende naar de weg gekeerde gevel die niet als de belangrijkste voorgevel is aan te merken;
8. voor hoofdgebouwen bedraagt de minimale goothoogte 2,50 m, de maximale goothoogten 6 m, de minimale bouwhoogte 7 m, de maximale bouwhoogte 10 m en de minimale en maximale dakhellingen respectievelijk 30° en 55°, dan wel de bestaande dakhelling, indien deze afwijkt. Indien afwijkende maten ter plaatse zijn aangeduid, dienen die maten te worden aangehouden;
9. de goot- en bouwhoogten van aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen bedragen niet meer dan respectievelijk 3 m en 6 m, met dien verstande dat de bouwhoogte op de perceelgrens niet meer mag bedragen dan 3 m en deze mag worden verhoogd in een rechte lijn naar ten hoogste 6 m op een afstand van minimaal 3 m uit de perceelgrens; de dakhelling van aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen bedraagt niet meer dan 60°;
10. de gezamenlijke oppervlakte van aan-, uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen bij een woning bedraagt maximaal 75 m², met dien verstande dat:
a. de aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen die liggen binnen de in dit lid onder 4 genoemde afstand tussen voor- en achtergevel en tussen het verlengde van de zijgevels van het hoofdgebouw niet worden meegerekend bij deze oppervlakte;
b. de gezamenlijke bebouwde oppervlakte met gebouwen niet meer dan 50% van de oppervlakte van het bouwperceel bedraagt;
11. ter plaatse van de aanduiding 'karakteristiek' dient de bestaande uitwendige hoofdvorm, zoals blijkend uit de goothoogte, bouwhoogte, dakvorm en situering, gehandhaafd te blijven. Lid 14.2, sub a, onder 8 is niet van toepassing op deze woningen;
12. in afwijking van het gestelde onder 1 tot en met 11 geldt dat ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - garageboxen' mag worden gebouwd overeenkomstig het gestelde onder b.
b. Voor het bouwen van garageboxen gelden de volgende regels:
1. garageboxen mogen worden gebouwd ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - garageboxen';
2. de bouwhoogte bedraagt niet meer dan 3 m, dan wel de bestaande bouwhoogte indien deze meer bedraagt.
c. Voor het bouwen voor de overige doeleinden geldt dat uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegestaan.
d. Voor het bouwen van andere bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:
1. de bouwhoogte bedraagt niet meer dan 3 m,
2. de bouwhoogte van vlaggenmasten bedraagt maximaal 6 m;
3. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen bedraagt voor de voorgevelrooilijn ten hoogste 1 m en daarachter ten hoogste 2 m, met dien verstande dat de bouwhoogte op zijerven die grenzen aan een openbare weg (niet zijnde een brandgang tussen twee gebouwen) of openbaar groengebied op een afstand van 1 m of minder uit de perceelgrens ten hoogste 1 m bedraagt.
14.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen met het oog op het voorkomen van een onevenredige aantasting van:
- de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
- het bebouwingsbeeld;
- de verkeersveiligheid;
nadere eisen stellen aan:
a. de plaats van de hoofdgebouwen ten opzichte van andere woningen waarbij met name wordt bedoeld het bouwen in de voorgevelrooilijn;
b. de plaats en de hoogte van de gebouwen indien binnen 3 m van de erfgrens wordt gebouwd;
c. de minimale goothoogte van de hoofdgebouwen indien de goothoogte meer dan 1 m verschilt ten opzichte van bestaande hoofdgebouwen op naastgelegen bouwpercelen;
d. de plaats van aan- of uitbouwen en van bijgebouwen ten opzichte van het hoofdgebouw, indien het bouwplan ertoe leidt dat aan beide kanten van het hoofdgebouw bijgebouwen worden gerealiseerd;
e. de plaats van andere bouwwerken.
14.4 Ontheffing van de bouwregels
Burgemeester en wethouders kunnen, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
- de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
- het straat- en bebouwingsbeeld;
ontheffing verlenen van het bepaalde in:
a. lid 14.2, sub a, onder 3:
ten behoeve van het bouwen van hoofdgebouwen tot 3 m achter de voorgevelrooilijn;
b. lid 14.2, sub a, onder 5 en 7:
1. ten behoeve van een uitbouw voor de naar de weg gekeerde bouwgrens en/of voor de in lid 14.2, sub a, onder 7 genoemde 3 m met maximaal 1,5 m uit de gevel van het hoofdgebouw, voorzover de gevelbreedte van de uitbouw niet meer bedraagt dan 60% van de gevelbreedte(s) van het hoofdgebouw, de goothoogte niet meer bedraagt dan 3 m en een onbebouwde tuin van minimaal 2 m resteert tot het openbaar gebied;
2. ten behoeve van de plaatsing van ten hoogste één bijgebouw of overkapping met een oppervlakte van ten hoogste 10 m² en een bouwhoogte van ten hoogste 3 m, mits deze wordt geplaatst op ten minste 1 m uit de perceelgrens en achter de oorspronkelijke achtergevel van het hoofdgebouw of het verlengde daarvan;
3. ten behoeve van een aan- of uitbouw met een breedte van ten hoogste 3,5 m aan de zijgevel van een hoofdgebouw die is gericht naar het openbaar gebied, mits deze wordt gebouwd op een afstand van ten minste 3 m achter het verlengde van de voorgevel en er een ruimte van minimaal 4 m tussen de grens van de weg, het voetpad of de parkeerstrook en deze bebouwing overblijft;
4. ten behoeve van een overkapping voor de in lid 14.2, sub a, onder 7 genoemde 3 m, mits deze overkapping wordt gerealiseerd vanaf minimaal 1 m achter de voorgevel van het hoofdgebouw, dan wel achter het verlengde daarvan en deze overkapping een bouwhoogte heeft van maximaal 3 m;
c. lid 14.2, sub a, onder 6:
uitsluitend ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke bouwaanduiding – geschakeld’, mits de afstand tussen de zijgevels van de woningen, niet zijnde zijgevel van de aaneen gebouwde zijden van de woningen, ten minste 3 m bedraagt;
d. lid 14.2, sub a, onder 8:
toestaan dat de goot- en bouwhoogte worden vergroot ten behoeve van een gedeeltelijke kapverhoging over de volledige breedte van de kap van het hoofdgebouw voorzover deze wordt gebouwd op het dakvlak dat afloopt naar de achtergevel van het hoofdgebouw en 1 m uit de achtergevel van de woning wordt gebouwd;
e. lid 14.2, sub a, onder 9:
dat aan- en uitbouwen en bijgebouwen voorzover deze aaneengebouwd zijn op de perceelgrens, geen wijkende kap behoeven te krijgen;
f. lid 14.2, sub a, onder 10:
1. uitsluitend in het geval van verlening van een ontheffing voor het vergroten van het oppervlak tot maximaal 150 m² ten behoeve van kleinschalige bedrijfsactiviteiten genoemd in lid 14.6, sub a, mits de gezamenlijke oppervlakte met gebouwen niet meer dan 50% van de oppervlakte van het bouwperceel bedraagt;
2. voor het vergroten van het oppervlak tot maximaal 150 m², uitsluitend in het geval dat:
- de bestaande oppervlakte aan aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen meer bedraagt dan 75 m², genoemd in lid 14.2, sub a, onder 10;
- het meerdere geheel of gedeeltelijk wordt gesloopt;
- de oppervlakte van de nieuwbouw ten hoogste de helft bedraagt van de oppervlakte die wordt gesloopt;
g. lid 14.2, sub a, onder 11:
voor het aanbrengen van veranderingen aan de bestaande uitwendige hoofdvorm, mits de karakteristiek van de bebouwing als totaal niet verandert.
Alvorens toepassing wordt gegeven aan de ontheffingsbevoegdheid genoemd in dit lid, wordt de van deze regels deel uitmakende regel, genoemd in artikel 19 gevolgd.
14.5 Specifieke gebruiksregels
Onder strijdig gebruik met deze bestemming wordt begrepen het gebruik dat afwijkt van de bestemmingsomschrijving, waaronder in ieder geval wordt begrepen het gebruik van bijgebouwen als zelfstandige (vakantie)woning.
14.6 Ontheffing van de specifieke gebruiksregels
a. Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van de gebruiksregels ten behoeve van een aan een woning gebonden kleinschalig bedrijf, mits dit geen nadelige invloed heeft op het woonklimaat (milieuhygiëne, parkeren) en de woonfunctie in overwegende mate blijft gehandhaafd. Onder kleinschalige bedrijfsactiviteiten worden begrepen activiteiten in de dienstverlenende of ambachtelijke sfeer, waarvoor geen grote opslag- of stallingsruimte nodig is en die zijn genoemd in categorie 1 van de Staat van bedrijven, dan wel die daarmee vergelijkbaar zijn;
b. Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van de gebruiksregels voor het in gebruik nemen van een aanbouw of bijgebouw als (tijdelijk) zelfstandige wooneenheid ten gevolge van het gemeentelijk mantelzorgbeleid dat is vastgesteld door de gemeenteraad op 24 april 2007;
c. Alvorens toepassing wordt gegeven aan de ontheffingsbevoegdheid genoemd in dit lid, wordt de van deze regels deel uitmakende regel, genoemd in artikel 20 gevolgd.
Artikel 15 Wonen -
15.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'wonen - 3' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
a. wonen,
b. groenvoorzieningen;
c. verkeers- en verblijfsvoorzieningen;
d. detailhandel, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding ‘detailhandel’.
15.2 Bouwregels
a. Voor het bouwen van gebouwen ten behoeve van appartementen gelden de volgende regels:
1. de gebouwen mogen uitsluitend binnen de bouwvlakken worden gebouwd, met dien verstande dat de woningen uitsluitend gestapeld worden gebouwd;
2. het aantal appartementen bedraagt maximaal het bestaande aantal;
3. de maximale bouwhoogte bedraagt niet meer dan hetgeen ter plaatse is aangeduid, met dien verstande dat de maximale bouwhoogte van de bijgebouwen bedraagt niet meer dan 3 m.
4. ter plaatse van de aanduiding 'bijgebouwen' is het toegestaan buiten de bouwvlakken bergingen te bouwen;
5. de maximale bouwhoogte van de bijgebouwen bedraagt niet meer dan 3 m.
b. Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:
1. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen bedraagt voor de voorgevelrooilijn ten hoogste 1 m en daarachter ten hoogste 2 m, met dien verstande dat de bouwhoogte op zijerven die grenzen aan een openbare weg (niet zijnde een brandgang tussen twee gebouwen) of openbaar groengebied op een afstand van 1 m of minder uit de perceelgrens ten hoogste 1 m bedraagt;
2. de bouwhoogte bedraagt niet meer dan 3 m;
3. de bouwhoogte van vlaggenmasten bedraagt maximaal 6 m;
Artikel 16 Leiding - Gas
16.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'leiding - gas' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de aanleg en de instandhouding van een ondergrondse aardgastransportleiding in het plangebied.
16.2 Bouwregels
a. In afwijking van het bepaalde in de aangegeven andere voor die gronden aangewezen bestemmingen mogen op of in de in lid 16.1 bedoelde gronden uitsluitend bouwwerken ten dienste van de bedoelde leiding worden gebouwd.
b. De oppervlakte en de bouwhoogte van gebouwen mag niet meer dan respectievelijk 10 m² en 3 m bedragen.
c. De bouwhoogte van bouwwerken geen gebouwen zijnde bedraagt ten hoogste 6 m.
16.3 Ontheffing van bouwregels
Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van het bepaalde in lid 16.2 en toestaan dat de in de basisbestemming genoemde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd, mits:
a. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van het doelmatig functioneren van de aardgastransportleiding;
b. vooraf advies wordt ingewonnen van de betreffende leidingbeheerder;
c. geen kwetsbaar object wordt toegelaten.
16.4 Aanlegvergunning
a. Het is verboden op of in de in lid 2.1 bedoelde gronden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van het college van burgemeester en wethouders (aanlegvergunning), ter plaatse van de in lid 2.1 bedoelde gronden, de volgende werken, niet zijnde bouwwerken, of werkzaamheden uit te voeren:
- het oprichten van enig bouwwerk;
- het aanbrengen van hoogopgaande en/of diepwortelende beplanting, bijvoorbeeld rietbeplanting;
- het wijzigen van het maaiveldniveau door ontgronding of ophoging;
- het verrichten van grondroeractiviteiten (bijvoorbeeld het aanbrengen van rioleringen, kabels, drainage, leidingen, met uitzondering van hoofdaardgastransportleidingen) anders dan normaal spit- en ploegwerk;
- het indrijven van voorwerpen in de bodem;
- het aanbrengen van gesloten verhardingen;
- het permanent opslaan van goederen waaronder ook begrepen het opslaan van afvalstoffen;
- het aanleggen van waterlopen of het vergraven, verruimen of dempen van bestaande waterlopen;
- het plaatsen van onroerende objecten, zoals lichtmasten, wegwijzers en ander straatmeubilair.
b. De onder a bedoelde vergunning is niet vereist indien het werken en/of werkzaamheden betreft die:
- mechanisch worden uitgevoerd en vallen onder de werking van de Wet Informatie Uitwisseling Ondergrondse Netwerken;
- reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het plan;
- mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende vergunning;
- normaal onderhoud betreffen.
c. De werken en/of werkzaamheden bedoeld onder a zijn slechts toelaatbaar indien dit niet strijdig is met de belangen van de leidingen.
d. Adviesprocedure
Alvorens omtrent het verlenen van een aanlegvergunning te beslissen, wint het college van burgemeester en wethouders tijdig schriftelijk advies in bij de leidingbeheerder omtrent de vraag of door de voorgenomen werken of werkzaamheden de belangen in verband met de leidingen niet onevenredig worden geschaad en welke voorwaarden dienen te worden gesteld ter voorkoming van eventuele schade.
HOOFDSTUK 3 Algemene regels
Artikel 17 Anti-dubbeltelbepaling
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
Artikel 18 Algemene ontheffingsregels
18.1 Burgemeester en wethouders zijn bevoegd ontheffing te verlenen van de desbetreffende regels van het plan en toe te staan dat:
a. kleine, niet voor bewoning bestemde bouwwerken van openbaar nut, zoals transformatorhuisjes, wachthuisjes (abri's), telefooncellen, fietsenstallingen, weegbruggen en dienstgebouwtjes voor onderhoud of gebruik van openbaar groen, wegen of speelplaatsen, in afwijking van de bestemming volgens het plan worden gebouwd, voorzover deze gebouwtjes geen grotere oppervlakte hebben dan 25 m² en geen grotere goothoogte dan 3 m en de bouwhoogte maximaal 5 m bedraagt;
b. van de in het bestemmingsplan aangegeven bestemmingsgrenzen in geringe mate wordt afgeweken, voorzover zulks bij de definitieve uitmeting noodzakelijk blijkt voor een goede uitvoering van het plan, mits de afstand van de bouwgrenzen tot de grenzen van de weg niet wordt verminderd;
c. van de voorgeschreven maten tot een maximum van 10% wordt afgeweken, mits de afstand van de bouwgrenzen tot de grenzen van de weg niet wordt verminderd;
d. ten aanzien van de bouwhoogte van antennemasten mag worden afgeweken voorzover:
- de bouwhoogte minder dan 40 m ten opzichte van het maaiveld bedraagt;
e. buiten het bouwvlak wordt gebouwd voorzover volledig beneden het peil wordt gebouwd en:
- een diepte van 6 m niet wordt overschreden;
- het maaiveld wordt afgewerkt op een wijze die past binnen de bestemming;
- geen onevenredige toename van de parkeerdruk plaatsvindt.
18.2 De ontheffingen als bedoeld in lid 18.1 worden niet verleend indien:
a. daardoor op enig aangrenzend terrein de realisering van het bestemmingsplan wordt belemmerd;
b. daardoor onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende erven;
c. het stedenbouwkundig beeld hierdoor in ernstige mate wordt verstoord.
18.3 Alvorens toepassing wordt gegeven aan de ontheffingsbevoegdheid genoemd in dit lid, wordt de van deze regels deel uitmakende regel, genoemd in artikel 20 gevolgd.
Artikel 19 Algemene wijzigingsregels
a. Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de bestemmingen Verkeer - Verblijf en Groen te wijzigen in de bestemming Wonen ten behoeve van de bij de woning behorende tuin en/of te bebouwen erven, met dien verstande dat:
- de regels in de woonbestemmingen ten aanzien van aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen van toepassing zijn.
b. Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de bestemming ter plaatse van de aanduiding 'wro-zone - wijzigingsgebied 1' te wijzigen in de bestemmingen Wonen - 2, Verkeer - Verblijf en Groen, met dien verstande dat:
- ten hoogste 12 extra woningen worden gebouwd.
c. Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de bestemmingen ter plaatse van de aanduiding 'wro-zone - wijzigingsgebied 2' te wijzigen in de bestemmingen Wonen - 1, Wonen - 2, Wonen - 3, Maatschappelijk, Verkeer - Verblijf, Groen, Water en Dienstverlening met dien verstande dat:
1. het gebied ter plaatse van de aanduiding ‘wro-zone’ uitsluitend mag worden gewijzigd in de bestemming Maatschappelijk, Wonen 1, Wonen 2 en/of Wonen 3, met dien verstande dat binnen de zone ter plaatse van de aanduiding ‘milieuzone’ de bestemming ten behoeve van geluidsgevoelige, dan wel risicogevoelige functies alleen mag worden gewijzigd indien de belemmeringen op het naastgelegen bedrijventerrein daardoor niet worden vergroot;
2. ten minste 3,5 ha groen wordt gehandhaafd;
3. een maximale inspanning zal worden verricht om bij gebruikmaking van de wijzigingsbevoegdheid de geïnventariseerde waardevolle bomen zoveel mogelijk te handhaven;
4. uitsluitend dat maximum aantal woningen ter plaatse van de aanduiding ‘maximum aantal wooneenheden’ mag worden gebouwd;
5. de bouwhoogte van de gebouwen niet meer bedraagt dan 15 m;
6. de afstand van de woongebouwen tot de perceelgrenzen van bestaande woonpercelen niet minder dan 10 m bedraagt;
7. de woningen worden niet binnen de zone ter plaatse van de aanduiding ‘milieuzone – geluidgevoelige functie’ gebouwd, met dien verstande dat overige geluidgevoelige bebouwing uitsluitend binnen deze zone mag worden gebouwd, mits de bebouwing wordt voorzien is van een dove gevel;
8. in aanvulling op het bepaalde onder 6 op de gronden ter plaatse van de aanduiding ‘wro-zone’ alleen woningen binnen de zone ter plaatse van de aanduiding ‘milieuzone – geluidgevoelige functie’ mogen worden gebouwd, mits de woningen worden voorzien van een dove gevel;
9. een afweging van het groepsrisico wordt meegenomen in de beoordeling van bouwplannen en eventuele herzieningen, uitwerkingen of wijzigingen van bestemmingsplannen van kwetsbare objecten.
d. Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de bestemmingen ter plaatse van de aanduiding 'wro-zone - wijzigingsgebied 3' te wijzigen in de bestemmingen Wonen - 1, Wonen - 2, Wonen - 3, Verkeer – Verblijf en Groen, met dien verstande dat:
1. het aantal woningen (91) in het totale gebied mag worden herbouwd, met dien verstande dat binnen de huidige bestemming Groen ter plaatse van de aanduiding ‘maximum aantal wooneenheden’ dit maximum aantal woningen mag worden gebouwd;
2. de bouwhoogte die in het huidige bouwvlak ter plaatse van de aanduiding ‘maximale bouwhoogte’ is aangegeven, binnen dat bestemmingsvlak niet mag worden overschreden, met dien verstande dat de bouwhoogte van de woningen in de bestemming Groen in overeenstemming dienen te zijn met de nieuwe bestemming Wonen - 1 of Wonen - 2.
e. Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de bestemming ter plaatse van de aanduiding 'wro-zone - wijzigingsgebied 4' te wijzigen in de bestemming Wonen - 1, met dien verstande dat ten hoogste één extra woning wordt gebouwd.
f. Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de bestemmingen ter plaatse van de aanduiding 'wro-zone - wijzigingsgebied 5' te wijzigen in de bestemmingen Wonen - 1, Wonen - 2, Wonen - 3, Groen en Verkeer - Verblijf, met dien verstande dat:
ten hoogste zes extra woningen worden gebouwd;
het verzoek tot wijziging van het bestemmingsplan dient te passen in de gemeentelijke woningbouwprogrammering;
dat een adequate ontsluiting van deze percelen via de Wilhelminadwarsweg en voor de noodontsluiting via de ontsluitingsweg naar de Mensinkweg wordt gerealiseerd.
g. Bij de toepassing van de onder b tot en met f genoemde wijzigingsbevoegdheden moet rekening worden gehouden met het volgende:
1. de realisering van woningen en maatschappelijke voorzieningen mag pas plaatsvinden nadat dit uit milieuhygiënisch oogpunt verantwoord is;
2. de kwaliteit van de bodem moet worden onderzocht, waarbij moet worden aangetoond dat er, al dan niet door het nemen van saneringsmaatregelen, geen risico’s bestaan voor de volksgezondheid;
3. de mogelijke aanwezigheid van te beschermen planten en diersoorten op grond van de Flora- en faunawet en eventuele negatieve effecten die kunnen optreden voor de in het aangewezen Vogelrichtlijngebied voorkomende vogelsoorten en hun habitatten. Indien het onderzoek daartoe aanleiding geeft, zal de (bouw)werkzaamheid pas kunnen plaatsvinden nadat een ontheffing c.q. vrijstelling op grond van de Flora- en faunawet is verkregen.
h. Voordat een besluit tot wijziging wordt genomen, worden de volgende procedureregels in acht genomen:
1. het ontwerpbesluit ligt gedurende een termijn van ten minste vier weken op het gemeentehuis voor belanghebbenden ter inzage;
2. de terinzagelegging wordt vooraf bekendgemaakt op de in de gemeente gebruikelijke wijze en door publicatie in één of meer in de gemeente verschijnende dag- of nieuwsbladen;
3. de bekendmaking houdt in dat belanghebbenden gedurende de onder 1 genoemde termijn aan burgemeester en wethouders schriftelijk hun zienswijzen tegen het ontwerpbesluit kenbaar kunnen maken;
4. reclamanten worden in staat gesteld hun zienswijzen mondeling toe te lichten;
5. indien tegen het ontwerpbesluit zienswijzen zijn ingediend, wordt het besluit met redenen omkleed;
6. burgemeester en wethouders delen aan hen die zienswijzen hebben ingediend de beslissing daaromtrent mede.
Artikel 20 Algemene procedureregels
Procedureregel ontheffing
Uitsluitend indien en voorzover in de ontheffingsregels van de regels van dit bestemmingsplan wordt verwezen naar deze procedureregels wordt bij de gebruikmaking van de ontheffingsbevoegdheid de volgende procedure gevolgd:
1. het ontwerpbesluit ligt vóór de vaststelling van die ontheffing, gedurende een termijn van twee weken op het gemeentehuis voor belanghebbenden ter inzage;
2. de terinzagelegging wordt vooraf bekendgemaakt op de in de gemeente gebruikelijke wijze en door publicatie in één of meer in de gemeente verschijnende dag- of nieuwsbladen;
3. de bekendmaking houdt in dat belanghebbenden gedurende de onder 1 genoemde termijn aan burgemeester en wethouders schriftelijk hun zienswijzen tegen het ontwerpbesluit van de ontheffing kenbaar kunnen maken;
4. reclamanten worden in staat gesteld hun zienswijzen mondeling toe te lichten;
5. indien tegen het ontwerpbesluit zienswijzen zijn ingediend, wordt het besluit met redenen omkleed;
6. burgemeester en wethouders delen aan hen die zienswijzen hebben ingediend de beslissing daaromtrent mede.
Artikel 21 Overige regels
21.1 Afstemming welstand
Voorzover de regels in het bestemmingsplan met betrekking tot:
a. de voorgeschreven maximale goothoogte en maximale bouwhoogte;
b. de dakhelling;
c. de plaatsing op het bouwperceel;
ruimte bieden voor verschillende mogelijkheden voor het realiseren van gebouwen, is deze ruimte tevens bedoeld voor het kunnen stellen van voorwaarden op basis van de in artikel 12a van de Woningwet aangegeven welstandscriteria, mits:
- de goot- en bouwhoogte niet meer dan 15% afwijken van de toegestane goot- en bouwhoogte in het bestemmingsplan;
- de binnen de regels te realiseren oppervlakte niet wordt verminderd.
Voor de bouwonderdelen van gebouwen of bouwwerken, niet zijnde vrije bouwwerken als bedoeld in de Woningwet, die niet zijn genoemd in de regels van dit bestemmingsplan, zoals onder andere dakkapellen, is het welstandsbeleid van de gemeente Hellendoorn bepalend voor de wijze waarop deze kunnen worden gebouwd.
21.2 Uitsluiting seksinrichting
Het bestemmingsplan verzet zich tegen het gebruik van de gronden als seksinrichting.
HOOFDSTUK 4 Overgangs- en slotregels
Artikel 22 Overgangsrecht
A Overgangsrecht bouwwerken
1. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel kan worden gebouwd krachtens een bouwvergunning, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot:
a. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
b. na het tenietgaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de bouwvergunning wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is tenietgegaan.
2. Burgemeester en wethouders kunnen eenmalig ontheffing verlenen van het eerste lid voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10%.
3. Het eerste lid is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
B Overgangsrecht gebruik
1. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
2. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het eerste lid, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
3. Indien het gebruik, bedoeld in het eerste lid, na de inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan één jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
4. Het eerste lid is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
Artikel 23 Titel
Deze regels worden aangehaald als: 'Regels van het bestemmingsplan Nijverdal-Zuid'.
Vastgesteld ter openbare vergadering van de raad d.d.
, voorzitter
, griffier
Staat van bedrijven
SBI-CODE |
|
OMSCHRIJVING |
AFSTANDEN IN METERS |
- |
nummer |
|
geur |
stof |
geluid |
gevaar |
grootste afstand |
categorie |
22 |
- |
UITGEVERIJEN, DRUKKERIJEN EN REPRODUKTIE VAN OPGENOMEN MEDIA |
|
|
|
|
|
|
221 |
|
Uitgeverijen (kantoren) |
0 |
0 |
10 |
0 |
10 |
1 |
2223 |
A |
Grafische afwerking |
0 |
0 |
10 |
0 |
10 |
1 |
223 |
|
Reproduktiebedrijven opgenomen media |
0 |
0 |
10 |
0 |
10 |
1 |
36 |
- |
VERVAARDIGING VAN MEUBELS EN OVERIGE GOEDEREN N.E.G. |
|
|
|
|
|
|
361 |
2 |
Meubelstoffeerderijen b.o. < 200 m2 |
0 |
10 |
10 |
0 |
10 |
1 |
50 |
- |
HANDEL/REPARATIE VAN AUTO'S, MOTORFIETSEN; BENZINESERVICESTATIONS |
|
|
|
|
|
|
5020.4 |
B |
Autobeklederijen |
0 |
0 |
10 |
10 |
10 |
1 |
51 |
- |
GROOTHANDEL EN HANDELSBEMIDDELING |
|
|
|
|
|
|
511 |
|
Handelsbemiddeling (kantoren) |
0 |
0 |
10 |
0 |
10 |
1 |
52 |
- |
REPARATIE T.B.V. PARTICULIEREN |
|
|
|
|
|
|
527 |
|
Reparatie t.b.v. particulieren (excl. auto's en motorfietsen) |
0 |
0 |
10 |
10 |
10 |
1 |
72 |
- |
COMPUTERSERVICE- EN INFORMATIETECHNOLOGIE |
|
|
|
|
|
|
72 |
A |
Computerservice- en informatietechnologie-bureau's e.d. |
0 |
0 |
10 |
0 |
10 |
1 |
73 |
- |
SPEUR- EN ONTWIKKELINGSWERK |
|
|
|
|
|
|
732 |
|
Maatschappij- en geesteswetenschappelijk onderzoek |
0 |
0 |
10 |
0 |
10 |
1 |
74 |
- |
OVERIGE ZAKELIJKE DIENSTVERLENING |
|
|
|
|
|
|
74 |
A |
Overige zakelijke dienstverlening: kantoren |
0 |
0 |
10 |
0 |
10 |
1 |
7484.4 |
|
Veilingen voor huisraad, kunst e.d. |
0 |
0 |
10 |
0 |
10 |
1 |