Bestemmingsplannen Gemeente Hellendoorn
 

HOOFDSTUK 3 Algemene regels

 

Artikel 21 Anti-dubbeltelbepaling

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 22 Algemene aanduidingsregels

 

22.1 geluidszone-industrie

Ter plaatse van de aanduiding 'geluidszone - industrie' gelden de volgende aanvullende regels.

22.1.1 Bouwregels

Voor het bouwen van gebouwen geldt dat een op grond van de bestemming toelaatbaar geluidgevoelig gebouw niet mag worden gebouwd, met uitzondering van geluidgevoelige gebouwen wanneer de geluidbelasting niet hoger zal zijn dan de daarvoor geldende voorkeursgrenswaarde, verkregen hogere grenswaarde of vastgestelde maximaal toegestane geluidbelasting.

22.1.2 Specifieke gebruiksregels

Onder strijdig gebruik binnen de aanduiding 'geluidszone - industrie' wordt begrepen het gebruik van gebouwen als geluidgevoelig object.

22.1.3 Afwijking van de gebruiksregels

Burgemeester en wethouders kunnen middels een Omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 22.1.2 mits de geluidbelasting vanwege het industrieterreinvan degevels van deze geluidgevoelige gebouwen niet hoger zal zijn dan de daarvoor geldende voorkeursgrenswaarde of een verkregen hogere grenswaarde.

22.2 milieuzone-grondwaterbeschermingsgebied

Ter plaatse van de aanduiding 'milieuzone - grondwaterbeschermingsgebied' gelden de volgende aanvullende regels:

  1. het is verboden zonder omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden, ondergrondse transport- en energieleidingen en daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur aan te leggen, alsmede grondwerkzaamheden dieper dan 2 m onder het peil te verrichten. Het vorenstaande heeft geen betrekking op het aanbrengen van leidingen uitsluitend ten behoeve van de aansluiting van percelen op het openbare voorzieningennet en op werkzaamheden die het normale onderhoud tot doel hebben;

  2. burgemeester en wethouders verlenen uitsluitend een omgevingsvergunning als bedoeld onder a, indien de belangen van de waterwinning hierdoor niet nadelig worden beïnvloed.

Artikel 23 Algemene afwijkingsregels

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd met een omgevingsvergunning af te wijken van de

desbetreffende regels van het plan en toe te staan dat:

  1. kleine, niet voor bewoning bestemde bouwwerken van openbaar nut, zoals transformatorhuisjes, wachthuisjes (abri's), telefooncellen, fietsenstallingen, weegbruggen en dienstgebouwtjes voor onderhoud of gebruik van openbaar groen, wegen of speelplaatsen, in afwijking van de bestemming volgens het plan worden gebouwd, voorzover deze gebouwtjes geen grotere oppervlakte hebben dan 25 m² en geen grotere goothoogte dan 3 m en bouwhoogte van 5 m hebben;

  2. van de in het bestemmingsplan aangegeven bestemmingsgrenzen in geringe mate wordt afgeweken, voorzover zulks bij de definitieve uitmeting noodzakelijk blijkt voor een goede uitvoering van het plan, mits de afstand van de bouwgrenzen tot de grenzen van de weg niet wordt verminderd;

  3. van de voorgeschreven maten tot een maximum van 10% wordt afgeweken, mits de afstand van de bouwgrenzen tot de grenzen van de weg niet wordt verminderd;

  4. ten aanzien van de bouwhoogte van antennemasten mag worden afgeweken voorzover:

    • de bouwhoogte niet meer dan 40 m ten opzichte van het maaiveld bedraagt;

  5. buiten het bouwvlak wordt gebouwd voorzover volledig beneden het peil wordt gebouwd en:

    • een diepte van 6 m niet wordt overschreden;

    • het maaiveld wordt afgewerkt op een wijze die past binnen de bestemming;

    • geen onevenredige toename van de parkeerdruk plaatsvindt.

 

De afwijkingen worden niet toegepast indien:

  1. daardoor op enig aangrenzend terrein de realisering van het bestemmingsplan wordt belemmerd;

  2. daardoor onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende erven;

  3. het stedenbouwkundig beeld hierdoor in ernstige mate wordt verstoord.

Artikel 24 Algemene wijzigingsregels

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de bestemmingen ' Verkeer - Verblijf' en 'Groen' te wijzigen in de bestemming ' Wonen' ten behoeve van de bij de woning behorende tuin en/of te bebouwen erven, met dien verstande dat:

  • de regels in de woonbestemmingen ten aanzien van aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen van toepassing zijn.

Artikel 25 Overige regels

 

25.1 Afstemming welstand

Voorzover de regels in het bestemmingsplan met betrekking tot:

  1. de voorgeschreven maximale goothoogte en maximale bouwhoogte;

  2. de dakhelling;

  3. de plaatsing op het bouwperceel;

ruimte bieden voor verschillende mogelijkheden voor het realiseren van gebouwen, is deze ruimte tevens bedoeld voor het kunnen stellen van voorwaarden op basis van de in artikel 12a van de Woningwet aangegeven welstandscriteria, mits:

  • de goot- en bouwhoogte niet meer dan 15% afwijken van de toegestane goot- en bouwhoogte in het bestemmingsplan;

  • de binnen de regels te realiseren oppervlakte niet wordt verminderd.

 

Voor de bouwonderdelen van gebouwen of bouwwerken, niet zijnde vrije bouwwerken als bedoeld in de Wet algemene bepalingen omgevngsrecht (Wabo) die niet zijn genoemd in de regels van dit bestemmingsplan, zoals onder andere dakkapellen, is het welstandsbeleid van de gemeente Hellendoorn bepalend voor de wijze waarop deze kunnen worden gebouwd.

25.2 Uitsluiting seksinrichting

Het bestemmingsplan verzet zich tegen het gebruik van de gronden als seksinrichting.

Artikel 26 Uitsluiting aanvullende werking Bouwverordening

De voorschriften van de Bouwverordening ten aanzien van onderwerpen van stedenbouwkundige aard blijven overeenkomstig het gestelde in artikel 9 lid 2 van de Woningwet buiten toepassing,

behoudens ten aanzien van de volgende onderwerpen:

  1. anti-cumulatiebepaling (artikel 2.5.2);

  2. bereikbaarheid van bouwwerken voor wegverkeer (artikel 2.5.3);

  3. bereikbaarheid van gebouwen voor gehandicapten (artikel 2.5.4);

  4. ruimte tussen bouwwerken (artikel 2.5.17);

  5. erf- en terreinafscheidingen (artikel 2.5.18);

  6. bouwen nabij bovengrondse hoogspanningsleidingen en ondergrondse hoofdtransportleidingen (artikel 2.5.19);

  7. parkeergelegenheid en laad- en losmogelijkheden bij of in gebouwen (artikel 2.5.30).