Status: | vastgesteld |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0163.BPHENOORD2017-VG01 |
1 Toelichting
Inhoudsopgave
HOOFDSTUK 2 Hellendoorn: ontstaanswijze en ontwikkeling
2.2 Bevolking en woningvoorraad
3.1 Ruimtelijke karakteristiek
HOOFDSTUK 5 Uitgangspunten bestemmingsregeling
HOOFDSTUK 7 Milieutechnische en ruimtelijke aandachtspunten
7.8 Vogel- en Habitatrichtlijn
HOOFDSTUK 8 Economische uitvoerbaarheid
HOOFDSTUK 9 Inspraak en overleg
HOOFDSTUK 1 Inleiding
AANLEIDING
Dit bestemmingsplan is een herziening van het bestemmingsplan Hellendoorn Noord dat in 2006 is vastgesteld en onherroepelijk geworden in 2008.
Dit plan omvat het gebied dat in 2006 was voorzien als de nieuwe woonwijk van Hellendoorn.
fig. 1
VOORGAANDE PLANNEN
Het bestemmingsplan voor het gebied Hellendoorn Noord vervangt het bestemmingsplan Hellendoorn Noord (d.d. 28 september 2006), De Isakke 4 (d.d.11 juli 2016), Noordzuidverbinding Hellendoorn Hulsen (d.d. 20-2-2014) gedeeltelijk en Ommerweg 52 te Hellendoorn (d.d. 26-09-2017).
AARD VAN HET PLAN
Het bestemmingsplan in 2006 was gebaseerd op het bouwen van maximaal 330 woningen. De woningmarkt is in de jaren zodanig veranderd dat aan deze aantallen woningen geen behoefte is. Op basis van de PRIMOS-cijfers is voor de komende 10 jaren nog behoefte aan 80 - 90 woningen voor het dorp Hellendoorn. Het gebied tussen de Isakke en de Ommerweg krijgt opnieuw een woonbestemming, die voldoet aan de huidige eisen.
OPZET VAN DE TOELICHTING
In de toelichting wordt achtereenvolgens ingegaan op de cultuurhistorie, de ontwikkeling van de bevolking en wonen in het recente verleden, de huidige ruimtelijke karakteristiek en de functies, het voor dit bestemmingsplan relevante beleid van de provincie en de gemeente, een uiteenzetting van de uitgangspunten voor de opzet van het plan en de juridische vormgeving. Het hoofdstuk Milieutechnische en ruimtelijke aandachtspunten omvat naast de reguliere milieuaspecten de paragrafen externe veiligheid, water, archeologie en ecologie. Ten slotte wordt ingegaan op de economische uitvoerbaarheid en de resultaten van de inspraak en het overleg.
HOOFDSTUK 2 Hellendoorn: ontstaanswijze en ontwikkeling
2.1 Cultuurhistorie
De cultuurhistorische ontwikkeling van Nijverdal wordt in deze paragraaf omschreven aan de hand van de topografische kaartenreeks van circa 1850, 1900, 1950 en 2000.
Hellendoorn is een oud esdorp aan de voet van de Hellendoornse berg. Het dorp is in de geschiedschrijving voor het eerst genoemd in het jaar 1275. Zoals gebruikelijk in dit type dorp waren de agrarische bedrijven gemengd van karakter, met akkerbouw op de esgronden tegen de flank van de Hellendoornse berg en veeteelt op de groenlanden langs de Regge. Zowel de essen als de groenlanden langs de Regge zijn nog tamelijk gaaf aanwezig. De uitgestrekte heidevelden werden gebruikt voor het weiden van schapen.
Het dorp is sinds de 16e eeuw geteisterd door diverse rampen, waaronder de dorpsbranden van 1821 en 1836. Bij de laatste brand ging onder andere de katholieke kerk uit 1812 in vlammen op.
In de omgeving van het dorp stonden enkele havezaten. De in de 14e eeuw gestichte havezate Den Dam heeft direct oostelijk van het dorp gestaan. Het gebouw werd bij de dorpsbranden gespaard, maar moest in 1862 alsnog het veld ruimen. Op de locatie is, met uitzondering van enkele restanten van houtwallen/bomenrijen, niets meer van de havezate herkenbaar. In het gebied ligt nu het sportcomplex "De Voordam". Van de ten noorden van het dorp gelegen havezate Egede, is een bouwhuis uit 1780 bewaard gebleven.
Rond 1850 bestond Hellendoorn uit boerderijen, in een losse structuur gegroepeerd rondom de Hervormde kerk. Een belangrijk onderdeel was de centraal in het dorpsgebied gelegen open ruimte de “Geuren”. Het gebied, dat kerkelijk bezit was, bestond uit (moes)tuinen en fruitbomen.
Na 1850 kwam er enige uitbreiding langs de uitvalswegen naar Ommen (Ommerweg) en Nijverdal (Ninaberlaan).
Tussen 1908 en 1935 was Hellendoorn het beginpunt van de Lokaalspoorweg Maatschappij Neede-Hellendoorn. Het station stond aan de westzijde van het dorp aan de Johanna van Burenstraat, ter hoogte van het huidige hotel. Het stationsgebouw is in 1965 afgebroken. Een parkeerplaats met enkele oude bomen herinnert nog aan het vroegere "stationsplein". Het tracé van de voormalige spoorlijn is in het dorpsgebied van Hellendoorn niet meer herkenbaar; ten zuiden van het dorp en in Nijverdal is dit nog wel het geval.
Na de Tweede Wereldoorlog heeft het dorp een snelle ontwikkeling doorgemaakt. Rondom de oude kom zijn woonbuurten tot stand gekomen. Uit de stedenbouwkundige opzet zijn de perioden waarin de verschillende buurten zijn gerealiseerd fraai af te lezen. In hoofdstuk 3 wordt nader ingegaan op de recente ontwikkelingen in het dorp.
Alleen aan de westzijde van de Ommerweg en (in mindere mate) ter plaatse van het sportpark staat het oorspronkelijke dorpsgebied nog in relatie met het omringende landschap.
2.2 Bevolking en woningvoorraad
BEVOLKING
Op 1 januari 2007 had de gemeente Hellendoorn 36.046 inwoners. Op 1 januari 2017 bestaat de totale bevolking uit 35.770 inwoners en daarvan wonen er 6.217 in Hellendoorn.
WONINGVOORRAAD
De gemeentelijke woningvoorraad is tussen 1998 en begin 2007 gestegen van 12.930 naar 13.817 woningen. In 2017 zijn er 17.227 woningen. De gemeente is opgedeeld in 39 buurten. Er staan 1933 woningen in de buurten die samen de kern Hellendoorn vormen en 307 woningen in de wijk 'Hellendoorn', dat is met name het buitengebied rondom Hellendoorn inclusief de woningen in Hellendoorn Noord.
HOOFDSTUK 3 Huidige situatie
3.1 Ruimtelijke karakteristiek
INLEIDING
In deze paragraaf wordt ingegaan op de huidige ruimtelijke kwaliteit dorp Hellendoorn.
ALGEMENE TYPERING
Tussen de Hellendoornse berg en de essen aan de westzijde en het Reggedal met zijn groenlanden aan de oostzijde is Hellendoorn een prachtig gelegen esdorp. In het reliëfrijke gebied is op een enkele plaats een ophoging in het dorp waarneembaar. Hiermee wordt de “strategische” positie van het oorspronkelijke dorp in het landschap extra duidelijk.
Bovendien maakt de ruimtelijke structuur op soms fraaie wijze de verbondenheid met het buitengebied zichtbaar. Doordat zowel de Hellendoornse berg en de essen, als de Regge met zijn groenlanden zich relatief dicht bij het dorp bevinden, is de polariteit tussen die twee (hoog-laag, droog-nat, bos-open) een interessant gegeven. Zowel in de historische dorpskern als op een aantal plaatsen in de latere uitbreidingen is dit goed waarneembaar. Een goed voorbeeld is bijvoorbeeld in de Koetshuisstraat waar op het hoogste punt, zowel het Reggedal als de Hellendoornse berg zichtbaar zijn.
In het ruimtelijke beeld spelen een aantal (historische) gebouwen een belangrijke rol. De ene keer is de bebouwing beeldbepalend of beeldondersteunend, de andere keer heeft het gebouw een meer oriënterende betekenis.
In de noord- en zuidrichting gaat de bebouwing van de dorpskern over in een (meer extensieve) bebouwing langs de uitvalswegen. Aan de zuidkant is de groene overgang tussen het dorp en het dichtbij gelegen Nijverdal opvallend.
Op de Hellendoornse berg bevinden zich een aantal belangrijke recreatieve functies. Het Avonturenpark bevindt zich dan wel niet in het dorp zelf, maar heeft daarmee toch een vrij sterke relatie. Deze relatie is er deels in figuurlijke zin; iedereen in het dorp en de omgeving weet dat het er is, deels in meer letterlijke zin door de verkeersbewegingen in het dorp van en naar deze recreatieve functies. Zelfs is op sommige plekken in het dorp het Avonturenpark zichtbaar door de “achtbaan” die net boven de boomkruinen uitkomt.
RUIMTELIJKE STRUCTUUR
De ruimtelijke structuur van Hellendoorn bestaat uit een hoofdstructuur en een daaraan gerelateerde secundaire structuur.
De ruimtelijke hoofdstructuur wordt gevormd door de Ommerweg - Dorpsstraat - Ninaberlaan, door de Schuilenburgerweg - Kasteelstraat - Reggeweg en door de Geerhard Boschstraat. Door hun verkeersfunctie, profielbreedte en/of de aard van de bebouwing onderscheidt dit deel van de ruimtelijke structuur zich duidelijk. Het belangrijkste deel van de ruimtelijke hoofdstructuur is voornamelijk noord-zuid georiënteerd als een soort centrale as.
In het dorp Hellendoorn spelen de groengebieden een prominente rol. In de kleinschaligheid van het dorp levert de wisseling tussen bebouwing en groen en hun onderlinge relaties een interessant en waardevol ruimtelijk beeld op. Opvallend in de westelijke helft van het dorp is het oost-west gerichte patroon van de ruimtelijke structuur die een relatie tot stand brengt tussen dorp met essen en berg. Dit geldt niet alleen voor de Hilgenboschweg en bijvoorbeeld de Kluversweg ten zuiden van de Geerhard Boschweg, maar eveneens voor de A.F. Lanckertstraat en de Herman Kampmanstraat ten noorden ervan. Deze delen van de ruimtelijke structuur brengen op fraaie wijze een visuele relatie tot stand tussen dorp en essen. Hoewel wellicht wat minder helder aanwezig kan hetzelfde gezegd worden van de relatie tussen dorp en Reggedal.
Dit aspect, de doorzichten naar het buitengebied, is naast die van de eerder genoemde groengebieden in het dorp, een van de belangrijkste ruimtelijke kwaliteiten van het dorp.
Daarnaast is er een aantal meer door bebouwing gevormde ruimtes die het vermelden waard zijn. Enerzijds door de kwaliteit van de aangelegen bebouwing en anderzijds door de vorm van de ruimte. De Dorpsstraat, de Koestraat en de Jacob Kapteynstraat zijn daarvan goede voorbeelden.
Opmerkelijk in de ruimtelijke structuur is het stelsel van paden die de “Geuren” met het omliggende openbare gebied verbinden. De ruimtelijke kwaliteit is soms zeer hoog te noemen door de smalle maat geklemd tussen stevige hagen.
ESSEN
Aan de westzijde van het dorp wordt middels een aantal groenplekken, een verweving tot stand gebracht tussen de bebouwingsrand en de fraaie ruimtes van de omzoomde essen. Ter plaatse van de Hilgenboschweg, de Kluversweg en de Van Corbachstraat wordt deze verweving versterkt door de doorlopende structuur van het dorp over de essen richting de Hellendoornse berg. Dorp en essen zijn daarmee in ruimtelijke zin sterk met elkaar verbonden. Het instandhouden van deze kwaliteiten dient een hoge prioriteit te hebben. Dit betekent onder andere dat de genoemde overgangsgebiedjes in de bebouwingsrand gevrijwaard dienen te blijven van bebouwing.
Belangrijk voor het beeld is dat de essen als open agrarische gebiedjes ook in de toekomst als zodanig in stand worden gehouden. Dit betekent dat er, behalve met opstallen, ook zeer terughoudend dient te worden omgegaan met hoge en opvallende afrasteringen en buitenbakken. Ook het gebruik als volkstuinen en dergelijke moet zoveel mogelijk worden voorkomen.
REGGEDAL
Het waardevolle open gebied van het Reggedal wordt op een aantal plaatsen ruimtelijk met het dorp verweven. Het sterkst gebeurt dit ter plaatse van het sportterrein. Het open karakter van het Reggedal wordt van oorsprong ondersteund door de kleinschalige agrarische bebouwing die er voorkwam. De waarde van dit aspect wordt zwaar op de proef gesteld door de aanwezigheid van de ijsfabriek. In de bebouwingsrand van het dorp zelf overtreft de schaal van het zorgcentrum De Blenke eveneens verre die van de rest van de dorpsbebouwing. Komende vanuit de richting Hulsen over de Reggeweg heeft het complex een omvang en een architectonische uitstraling die een andere gebouwde context doet vermoeden dan van een dorp als Hellendoorn.
Het Reggedal wordt meer zichtbaar door de herinrichting van het gebied Koemaste, waarin ook ruimte is gegeven aan de Regge voor hermeandering. Langs het Reggedal ligt tussen de ijsfabriek en de Ommerweg de nieuwe rondweg (Haersingel).
DE NOORDZIJDE VAN HET DORP
Komende vanuit de richting Ommen wordt het buitengebied ten noorden van Hellendoorn gekenmerkt door de omsloten Hellendoornsche es aan de westzijde en een voornamelijk open overgangsgebied naar het Reggedal aan de oostzijde. Het overgangsgebied naar het Reggedal bevindt zich tussen de Ommerweg en de Schuilenburgerweg.
De woningbouw van Hellendoorn heeft zich in de afgelopen jaren uitgebreid in noordelijke richting, aan de oostzijde van de Ommerweg.
BEBOUWING
Het zuidelijke gedeelte van deze wijk bestaat uit 60 woningen, met vrijstaande, 2-onder-1-kap woningen en rijtjeswoningen gelegen tussen de Ommerweg en de Elerweg/Isakke. Ten noorden daarvan ligt de Dierenkliniek Hellendoorn Nijverdal.
Langs de Ommerweg staan verspreide huizen. Aan De Isakke is een groothandel gevestigd en een woning. Beide zijn locaties van voormalige agrarische bedrijven.
PLANGEBIEDEN
Het plangebied wordt begrensd door de Ommerweg aan de westzijde, de Haersingel, Schuilenburgerweg aan de zuidzijde, Höftediek en de Elerweg.
Het gebied komt grotendeels overeen met het plangebied van het bestemmingsplan Hellendoorn Noord van 2006 (zie fig.1, blz. 3).
3.2 Functies
INLEIDING
Deze paragraaf geeft een uiteenzetting van de in het plangebied voorkomende functies.
WONEN
Het gebied van Hellendoorn Noord is 2006 als bestemd als de uitbreiding voor woningbouw van Hellendoorn. Tussen de Elerweg en de dierenkliniek zijn de afgelopen jaren 60 woningen gerealiseerd. Het merendeel op basis van projectontwikkeling, maar ook vrije kavels.
In het gebied ten noorden van de dierenkliniek is ruimte voor circa 85 woningen.
BEDRIJVEN
Aan de Ommerweg ligt de dierenkliniek Hellendoorn Nijverdal. Deze is daar sinds eind jaren '90 gevestigd.
Aan De Isakke 4 is een groothandel/importeur voor landbouwmechanisatiebedrijven en opslag van kleinere onderdelen gevestigd
VERKEER
Langs de oostzijde is in 2016/2017 een noordzuidverbindingweg (Haersingel) aangelegd vanaf de Reggeweg naar de Ommerweg met name voor het doorgaande verkeer (noord-zuidroute). De Ommerweg krijgt daarmee de functie van een weg voor bestemmingsverkeer van Hellendoorn Noord.
De Werminkserve is de toegangsweg naar het dorp vanaf de noordzuidverbinding. Buiten het plangebied kan het dorp vanaf de Haersingel ook bereikt worden via de Schuilenburgerweg en de Reggeweg.
GROEN
De groenstructuren in het gebied zijn met name als afscherming langs de wegen, maar ook het groen dat belangrijk is voor de (nieuwe) woonwijk.
AGRARISCH
Een deel van het gebied heeft een agrarische functie.
HOOFDSTUK 4 Beleidskader
4.1 Inleiding
In dit hoofdstuk is het ruimtelijk beleid op provinciaal en gemeentelijk niveau belicht. Voor de provincie Overijssel is het op 13 december 2002 vastgestelde Streekplan Overijssel 2000+ richtinggevend. De structuurvisie 'Ruimte voor de mensen van morgen' is het voornaamste beleidskader vanuit de gemeente bezien.
4.2 Rijksbeleid
4.2.1 Algemeen
De Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte is op 13 maart 2012 vastgesteld. De Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) geeft een totaalbeeld van het ruimtelijk- en mobiliteitsbeleid op rijks niveau en vervangt de Nota Ruimte, de Structuurvisie Randstad 2040, de Nota Mobiliteit, de Mobiliteitsaanpak en de Structuurvisie voor de Snelweg omgeving. Tevens vervangt het een aantal ruimtelijke doelen en uitspraken in onder andere de Agenda Landschap en de Agenda Vitaal Platteland. Daarmee wordt de SVIR het kader voor thematische of gebiedsgerichte uitwerkingen van rijks beleid met ruimtelijke consequenties.
4.2.2 Opgaven van nationaal belang
In de SVIR heeft het Rijk drie rijksdoelen om Nederland concurrerend, bereikbaar, leefbaar en veilig te houden voor de middellange termijn (2028):
Het vergroten van de concurrentiekracht van Nederland door het versterken van de ruimtelijk-economische structuur van Nederland.
Het verbeteren, instandhouden en ruimtelijk zeker stellen van de bereikbaarheid waarbij de gebruiker voorop staat.
Het waarborgen van een leefbare en veilige omgeving waarin unieke natuurlijke en cultuurhistorische waarden behouden zijn.
Voor de drie rijksdoelen worden 13 onderwerpen van nationaal belang benoemd. Hiermee geeft het Rijk aan waarvoor het verantwoordelijk is en waarop het r resultaten wil boeken. Buiten deze nationale belangen hebben decentrale overheden beleidsvrijheid.
De drie hoofd doelen van het ruimtelijk- en mobiliteitsbeleid kennen nationale opgaven die regionaal neerslaan. Opgaven van nationaal belang in Oost-Nederland (de provincies Gelderland en Overijssel) zijn:
Het waar nodig verbeteren van de internationale achterlandverbindingen (wegen, spoor- en vaarwegen) die door Oost Nederland lopen. Dit onder andere ten behoeve van de mainports Rotterdam en Schiphol;
Het formuleren van een integrale strategie voor het totale rivierengebied van Maas en Rijn takken (Waal, Nederrijn, Lek en de IJssel, deelprogramma rivieren van het Delta programma) en de IJssel vecht delta (deelprogramma’s zoetwater en rivieren) voor water veiligheid in combinatie met bereikbaarheid, ruimtelijke kwaliteit, natuur, economische ontwikkeling en woningbouw;
Het tot stand brengen en beschermen van de (herijkte) EHS (=Ecologische HoofdStructuur), inclusief de Natura 2000-gebieden (zoals de Veluwe);
Het robuust en compleet maken van het hoofdenergienetwerk (380 kV), onder andere door het aanwijzen van het tracé voor aansluiting op het Duitse hoogspanningsnet.
4.2.3 Ladder voor duurzame verstedelijking
In de SVIR wordt de ladder voor duurzame verstedelijking geïntroduceerd. Deze ladder is per 1 oktober 2012 als motiveringseis in het Besluit ruimtelijke ordening (artikel 3.1.6, lid 2 Bro) opgenomen. Doel van de ladder voor duurzame verstedelijking is een goede ruimtelijke ordening door een optimale benutting van de ruimte in stedelijke gebieden. Hierbij dient de behoefte aan een stedelijke ontwikkeling te worden aangetoond. Op 1 juli 2017 is er een wijziging in werking getreden van het Besluit ruimtelijke ordening. Daarin zijn de 'treden' losgelaten en is het woord 'regionaal' vervallen. In de praktijk blijft overeind dat de behoefte moet worden aangetoond en afhankelijk van de ontwikkeling en de locatie, kan het gebied dat daarbij moet worden betrokken, kleiner of groter zijn. Het uitgangspunt dat gebouwd wordt in bestaand stedelijk gebied, blijft overeind.
Bestaand stedelijk gebied
De ruimtevraag moet bij voorkeur worden opgevangen in het bestaand stedelijk gebied. Op basis van gebiedsspecifieke situatie dient bepaald te worden wat wordt ervaren als stedelijk gebied.
In de Bro is in artikel 1.1.1 een definitie opgenomen voor bestaand stedelijk gebied. De definitie luidt: ‘bestaand stedenbouwkundig samenstel van bebouwing ten behoeve van wonen, dienstverlening, bedrijvigheid, detailhandel of horeca, alsmede de daarbij behorende openbare of sociaal culturele voorzieningen, stedelijk groen en infrastructuur’.
4.2.4 Toetsing aan de uitgangspunten van het rijks beleid
Het geldende bestemmingsplan uit 2006 biedt de mogelijkheid woningen te bouwen in het gebied ten noorden van de dierenkliniek. Dat is hetzelfde gebied waarvoor dit bestemmingsplan de mogelijkheid biedt woningen te bouwen en rechtstreeks is bestemd.
Uit jurisprudentie blijkt dat onder bestaand stedelijk gebied ook wordt verstaan, nog onbebouwd gebied dat deze bebouwing wel mogelijk maakt.
Er is dus feitelijk geen sprake van een nieuwe stedelijke ontwikkeling. Er is daarmee dus ook geen sprake van strijd met de ladder voor duurzame verstedelijking. Geconcludeerd wordt dat er geen sprake is van strijd met het rijksbeleid.
4.3 Provinciaal beleid
Het provinciaal beleid is verwoord in tal van plannen. Het belangrijkste plan betreft de Omgevingsvisie
Overijssel en de daarbij behorende Omgevingsverordening Overijssel. Op 12 april 2017 zijn de nieuwe
omgevingsvisie en –verordening door Provinciale Staten vastgesteld. Deze plannen zijn op 1 mei 2017 in werking getreden.
4.3.1 Omgevingsvisie Overijssel (2017)
De Omgevingsvisie Overijssel is het integrale provinciale beleidsplan voor de fysieke leefomgeving van Overijssel. De hoofdambitie van de Omgevingsvisie is een toekomstvaste groei van welvaart en welzijn met een verantwoord beslag op de beschikbare natuurlijke hulpbronnen en voorraden. Enkele belangrijke beleidskeuzes waarmee de provincie haar ambities wil realiseren zijn:
goed en plezierig wonen, nu en in de toekomst door een passend en flexibel aanbod van woonmilieus (typen woningen en woonomgeving) die voorzien in de vraag (kwantitatief en kwalitatief);
versterken complementariteit van bruisende steden en vitaal platteland als ruimtelijke, cultureel,
sociaal en economisch samenhangend geheel. Dit door behoud en versterking van leefbaarheid en
diversiteit van het landelijk gebied, stedelijke netwerken versterken, behoud en versterken van
cultureel erfgoed als drager van identiteit;
investeren in een hoofdinfrastructuur voor wegverkeer, trein, fiets en waarbij veiligheid en
doorstroming centraal staan;
beter benutten van ruimte, bestaande bebouwing en infrastructuur door multifunctioneel en
complementair ruimtegebruik (zowel- boven als ondergronds), hergebruik en herbestemming en het
concentreren van ontwikkelingen rond bestaande infrastructuurknooppunten;
ruimtelijke plannen ontwikkelen aan de hand van gebiedskenmerken en keuzes voor duurzaamheid
4.3.2 Omgevingsverordening Overijssel (2017)
De provincie beschikt over een palet aan instrumenten waarmee zij haar ambities realiseert. Het gaat er daarbij om steeds de meest optimale mix van instrumenten toe te passen, zodat effectief en efficiënt resultaat wordt geboekt voor alle ambities en doelstellingen van de Omgevingsvisie Overijssel. De keuze voor inzet van deze instrumenten is bepaald aan de hand van een aantal criteria. In de Omgevingsvisie is bij elke beleidsambitie een realisatieschema opgenomen waarin is aangegeven welke instrumenten de provincie zal inzetten om de verschillende onderwerpen van provinciaal belang te realiseren.
Eén van de instrumenten om het beleid uit de Omgevingsvisie Overijssel te laten doorwerken is de Omgevingsverordening Overijssel. De Omgevingsverordening is het provinciaal juridisch instrument dat wordt ingezet voor die onderwerpen waarvoor de provincie eraan hecht dat de doorwerking van het beleid van de Omgevingsvisie juridisch geborgd is.
4.3.3 Uitvoeringsmodel Omgevingsvisie Overijssel
Om te bepalen of een initiatief bijdraagt aan de provinciale ambities wordt gebruik gemaak van het
'Uitvoeringsmodel Omgevingsvisie Overijssel'. In dit uitvoeringsmodel staan de stappen of, waar en hoe centraal. Bij een initiatief voor bijvoorbeeld woningbouw, een nieuwe bedrijfslocatie, toeristisch-recreatieve voorzieningen, natuurontwikkeling, etcetera kun je aan de hand van deze drie stappen bepalen of een initiatief
binnen de geschetste visie voor Overijssel mogelijk is, waar het past en hoe het uitgevoerd kan worden.
De eerste stap, het bepalen van de of-vraag, lijkt in strijd met de wens zoveel mogelijk ruimte te willen geven aan nieuwe initiatieven. Met het faciliteren van initiatieven moet echter wel gekeken worden naar de (wettelijke) verantwoordelijkheden zoals veiligheid of gezondheid. Het uitvoeringsmodel maakt helder wat kan en wat niet kan.
Om een goed evenwicht te vinden tussen het bieden van ruimte aan initiatieven en het waarborgen van publieke belangen, varieert de provinciale sturing: soms normstellend, maar meestal richtinggevend of inspirerend.
Uitvoeringsmodel Omgevingsvisie Overijssel (Bron: provincie Overijssel)
Hierna worden de lagen nader toegelicht.
Of - generieke beleidskeuzes
Maatschappelijke opgaven zijn leidend in ons handelen. Allereerst is het dan ook de vraag of er een
maatschappelijke opgave is. Of een initiatief mogelijk is, wordt onder andere bepaald door generieke
beleidkeuzes van EU, Rijk of provincie. Denk hierbij aan beleidskeuzes om basiskwaliteiten als schoon drinkwater en droge voeten te garanderen. Maar ook aan beleidskeuzes om overaanbod van bijvoorbeeld woningbouw- en kantorenlocaties – en daarmee grote financiële en maatschappelijke kosten – te voorkomen.
In de omgevingsvisie zijn de provinciale beleidskeuzes hieromtrent vastgelegd.
De generieke beleidskeuzes zijn vaak normstellend. Dit betekent dat ze opgevolgd moeten worden: het zijn randvoorwaarden waarmee iedereen rekening moet houden vanwege zwaarwegende publieke belangen. De normstellende beleidskeuzes zijn vastgelegd in de omgevingsverordening.
Waar - ontwikkelingsperspectieven
Na het beantwoorden van de of-vraag, is de vraag waar het initiatief past of ontwikkeld kan worden. In de omgevingsvisie op de toekomst van Overijssel onderscheid de provincie zes ontwikkelingsperspectieven. Deze ontwikkelingsperspectieven schetsen een ruimtelijk perspectief voor een combinatie van functies en geven aan welke beleids- en kwaliteitsambities leidend zijn. De ontwikkelingsperspectieven geven zo richting aan waar wat ontwikkeld zou kunnen worden.
De ontwikkelingsperspectieven zijn richtinggevend. Dit betekent dat er ruimte is voor lokale afweging: een gemeente kan vanwege maatschappelijke en/of sociaal-economische redenen in haar Omgevingsvisie en bestemmings- of omgevingsplan een andere invulling kiezen. Die dient dan wel te passen binnen de – voordat ontwikkelingsperspectief – geldende kwaliteitsambities. Daarbij dienen de nieuwe ontwikkelingen verbonden te worden met de bestaande kenmerken van het gebied, conform de Catalogus Gebiedskenmerken (de derde stap in het uitvoeringsmodel). Naast ruimte voor een lokale afweging t.a.v. functies en ruimtegebruik, is er ruimte voor een lokale invulling van de begrenzing: de grenzen van de ontwikkelingsperspectieven zijn signaleringsgrenzen.
Hoe - gebiedskenmerken
Tenslotte is de vraag hoe het initiatief ingepast kan worden in het landschap. De gebiedskenmerken spelen een belangrijke rol bij deze vraag. Onder gebiedskenmerken worden verstaan de ruimtelijke kenmerken van een gebied of gebiedstype die bepalend zijn voor de karakteristiek en kwaliteit van dat gebied of gebiedstype. Voor alle gebiedstypen in Overijssel is de Catalogus Gebiedskenmerken beschreven welke kwaliteiten en kenmerken van provinciaal belang zijn en behouden, versterkt of ontwikkeld moeten worden.
De gebiedskenmerken zijn soms normstellend, maar meestal richtinggevend of inspirerend. Voor de normerende uitspraken geldt dat deze opgevolgd dienen te worden; ze zijn dan ook in de omgevingsverordening geregeld. De richtinggevende uitspraken zijn randvoorwaarden waarmee in principe rekening gehouden moet worden. Hier kan gemotiveerd van worden afgeweken, mits aannemelijk is gemaakt dat met het alternatief de kwaliteitsambities even goed of zelfs beter gerealiseerd kunnen worden. De inspirerende uitspraken bieden een wenkend perspectief: het zijn voorbeelden van de wijze waarop ruimtelijke kwaliteitsambities ingevuld kunnen worden. Initiatiefnemers kunnen zich hierdoor laten inspireren, maar dit hoeft niet.
4.3.4 Toetsing van het initiatief aan het Uitvoeringsmodel Omgevingsvisie Overijssel
Indien het concrete initiatief wordt getoetst aan het Uitvoeringsmodel van de Omgevingsvisie Overijssel ontstaat globaal het volgende beeld:
4.3.4.1 Of – generieke beleidskeuzes
Bij de afwegingen in de eerste fase 'Of - generieke beleidskeuzes' zijn artikel 2.1.3 (Zuinig en zorgvuldig ruimtegebruik), artikel 2.2.2 (Realisatie nieuwe woningen) en artikel 2.13.3 uit de Omgevingsverordening Overijssel van belang. Hierna wordt nader op de artikelen ingegaan.
Artikel 2.1.3 Zuinig en zorgvuldig ruimtegebruik
lid 1:
Bestemmingsplannen voorzien uitsluitend in stedelijke ontwikkelingen die een extra ruimtebeslag door bouwen en verharden leggen op de groene omgeving wanneer aannemelijk is gemaakt:
1. dat er voor deze opgave in redelijkheid geen ruimte beschikbaar is binnen het bestaande bebouw gebied en de ruimte binnen het bestaand bebouwd gebied ook niet geschikt te maken is door herstructurering en/of transformatie;
2. dat mogelijkheden voor meervoudig ruimtegebruik binnen het bestaand bebouwd gebied optimaal zijn benut.
In de Omgevingsverordening Overijssel is het begrip “groene omgeving” nader gedefinieerd als: de gronden die niet vallen onder bestaand bebouwd gebied.
In de Omgevingsverordening Overijssel is het begrip “bestaand bebouwd gebied” nader gedefinieerd als: de gronden binnen steden en dorpen die benut kunnen worden voor stedelijke functies op grond van geldende bestemmingsplannen en op grond van voorontwerp-bestemmingsplannen voor zover de provinciale diensten daarover schriftelijk een positief advies hebben uitgebracht in het kader van het vooroverleg als bedoeld in artikel 3.1.1 Bro;
Toetsing van het initiatief aan artikel 2.1.3 van de Omgevingsverordening Overijssel
De ontwikkeling ligt in de kern Hellendoorn en betreft een bestaand bebouwd gebied. Het gebied is in 2006 bestemd voor woningbouw. Vanwege de keuze voor andere verkaveling, beter aansluitend op het omliggend gebied en meer toekomstbestendig, is een herziening nodig van het bestemmingsplan.
De ontwikkeling is vanuit ruimtelijk en functioneel oogpunt aanvaardbaar op deze locatie.
Artikel 2.2.2 Realisatie nieuwe woningen
1. Bestemmingsplannen en omgevingsvergunningen als bedoeld in artikel 2.1 lid 1 onder c van de Wabo, voorzien uitsluitend in de mogelijkheid tot realiseren van nieuwe woningen als de behoefte daaraan is aangetoond door middel van een actueel onderzoek woningbouw.
2. De behoefte aan nieuwe woningen zoals bedoeld in lid 1 wordt in ieder geval geacht te zijn aangetoond als realisatie daarvan past binnen de geldende woonafspraken zoals die zijn gemaakt tussen gemeente en provincie op basis van regionale afstemming.
Toetsing van het initiatief aan artikel 2.2.2 van de Omgevingsverordening Overijssel
Op 29 januari 2016 zijn gezamenlijke woonafspraken Twente 2016-2020 ondertekend door 13 Twentse gemeenten. De gemeente Hellendoorn heeft op 13 juli 2016 dit woonakkoord ondertekend. Aan de woonafspraken ligt een RWP (Regionaal WoonProgrammering Twente) document ten grondslag. Het realiseren van het voornemen past kwantitatief binnen de woningbouwprogrammering.
Het plan is in overeenstemming met artikel 2.2.2 van de Omgevingsverordening. Voor een nadere toelichting wordt verwezen naar paragraaf 4.4 waar nader wordt ingegaan op de gemaakte woonafspraken.
4.3.4.2 Waar - Ontwikkelingsperspectieven
Op de kaart zou de nieuwe wijk aangeduid moeten zijn als "structuurvisie-gebied Woon- en werklocaties buiten stedelijke netwerken". Dat is echter niet het geval.
Gemeente Hellendoorn heeft een zienswijze tegen de Omgevingsvisie ingediend om de nieuwe wijk binnen deze aanduiding te laten vallen. Provincie Overijssel heeft toegezegd de begrenzing aan te passen. Dit is echter abusievelijk niet op de kaart verwerkt. Dit gebeurt op een later moment.
De ontwikkelingsperspectieven zijn richtinggevend en niet exact op kavelniveau terug te vinden. Uitgegaan wordt van het kenmerk "structuurvisie-gebied Woon- en werklocaties buiten stedelijke netwerken".
De steden en dorpen buiten de stedelijke netwerken mogen altijd bouwen voor de lokale behoefte aan wonen, werken en voorzieningen, inclusief lokaal gewortelde bedrijvigheid, mits onderbouwd en regionaal afgestemd. Herstructurering en transformatie van de woon-, werk-, voorzieningen- en mixmilieus moeten deze vitaal en aantrekkelijk houden en de diversiteit aan milieus versterken. Herstructurering en transformatie bieden kansen om te anticiperen op klimaatverandering (bijvoorbeeld door ruimte voor groen, natuur en water te reserveren). Van belang is de stedelijke ontwikkeling altijd af te stemmen op de kenmerken van het watersysteem, bijvoorbeeld in laaggelegen gebieden bij bouw- en evacuatieplannen rekening houden met risico’s op overstroming of wateroverlast. Herstructurering en transformatie kunnen ook bijdragen aan de energietransitie (door het nemen van energie-efficiënte maatregelen en/of het opwekken van duurzame energie door bijvoorbeeld het aanwezige dakoppervlak te benutten).
4.3.4.3 Hoe - Gebiedskenmerken
]
4.4 Gemeentelijk beleid
Op 20 februari 2014 heeft de gemeenteraad de "Omgevingsvisie Hellendoorn "Natuurlijk Avontuurlijk" vastgesteld.
Met de Omgevingsvisie wordt een ruimtelijke visie voor de gemeentelijke toekomst neergelegd met een doorkijk naar 2030.
De visie wordt gepresenteerd in 3 lagen:
De identiteit, gericht op versterken van de kwaliteit van een gebied:
Deze geeft niet aan welke ontwikkelingen waar mogelijk zijn, maar meer binnen welke identiteit een bepaalde ontwikkeling moet worden uitgewerkt/vormgegeven.
De contextkaart geeft de functionele opgave weer;
Dit vanuit het huidige programma: wonen, werken, natuur en verkeer.
De kernvisie
De kernvisie geeft aan op welke ontwikkelingen de focus ligt en welke dwarsverbanden kunnen worden gelegd.
De visie richt zich onder andere op het versterken en verbinden van de natuur, het toerisme en de economie met de dorpskernen.
Het plangebied in Hellendoorn is onderdeel van de gebieden/kernen, deze zijn aangegeven als "sterke kernen" binnen de Identiteitskaart.
De woongebieden zijn op de Contextkaart verdeeld in "Woongebied - te beheren", "Woongebied - in ontwikkeling" en "Woongebied-zoek gebied". Het plangebied hoort bij de "Woongebied - in ontwikkeling". Daarover staat in de Omgevingsvisie dat deze gebieden al in ontwikkeling zijn of in een bestemmingsplan als woongebied bestemd zijn. Verdere ontwikkeling is afhankelijk van de behoefte.
WONEN
De Woonvisie voor de gemeente Hellendoorn is op 3 juli 2012 door gemeenteraad vastgesteld.
In 2015 heeft een monitoring van deze Woonvisie plaatsgevonden.
De gemeente streeft er naar door woningbouw zowel kwalitatief als kwantitatief te kunnen voorzien in de opvang van de woningbehoefte van eigen inwoners en de sociaal-economisch gebondenen. De locaties voor toekomstige woningbouw worden zo gekozen dat deze de grootst mogelijke ruimtelijke en functionele meerwaarde opleveren. Bij het ontwikkelen van nieuwe woongebieden legt de gemeente een sterke nadruk op duurzaam bouwen. Uitgangspunt is dat het milieu zoveel mogelijk wordt gespaard en het energieverbruik wordt beperkt. Het integreren van watersystemen in woon- en werkgebieden is daarvan een onderdeel.
Woonafspraken tussen de provincie Overijssel en de gemeente Hellendoorn.
Op 29 januari 2016 zijn gezamenlijke woonafspraken Twente 2016-2020 ondertekend door 13 van de 14 Twentse gemeenten. De gemeente Hellendoorn heeft op 13 juli 2016 dit woonakkoord ondertekend.
Aan de woonafspraken ligt een RWP-document (=Regionaal Woon Programmering Twente) ten grondslag. Dit document is als bijlage bij de woonafspraken gevoegd. In dit RWP-document ligt vast welke afspraken er binnen Twente zijn over de (regionale) woonprogrammering.
Met dit programmeringsdocument:
Weten gemeenten welk kader er is voor hun woonprogrammering;
Is duidelijk wanneer de provincie het eens is met een woonplan van gemeenten;
Kunnen gemeenten hun onderbouwingen voor de Ladder voor duurzame verstedelijking voor een belangrijk deel hierop baseren.
In het RWP-document is vastgelegd dat iedere gemeente maximaal 100% van de eigen vraag naar woningen als harde plancapaciteit beschikbaar maakt. Dat is in lijn met de Ladder voor duurzame verstedelijking en de visie van provincie. Alleen in uitzonderingssituaties – als er inhoudelijk
markttechnisch een onderbouwing voor is én de andere gemeenten daarmee instemmen - kunnen gemeenten een deel van de behoefte van andere gemeenten in Twente vervullen.
Gemeenten met overcapaciteit stellen een plan van aanpak vast om te komen tot een programmering van maximaal 100% van de lokale behoefte in harde plannen binnen een periode van 3 jaar.
In Hellendoorn is sprake van overcapaciteit in bestemmingsplannen ten opzichte van de woningbehoefte voor de komende 10 jaar. De raad van de gemeente Hellendoorn heeft daarom op 11 juli 2016, onder nummer 16int01943, ingestemd met een Plan van Aanpak om de bestemmingsplancapaciteit voor woningbouw, binnen drie jaar terug te brengen tot maximaal 100% van de feitelijke behoefte aan woningen.
Aan dit raadsbesluit is een werkdocument gekoppeld waarin staat welke plannen de komende jaren worden gerealiseerd om in de 100% behoefte te kunnen voorzien en welke (over)capaciteit er geschrapt gaat worden. Bij de ondertekening van de woonafspraken is het Plan van Aanpak aangeboden aan de provincie Overijssel.
In dit bestemmingsplan wordt het gebied ten noorden van de dierenkliniek opnieuw bestemd voor woningbouw, met ruimte voor een andere verkaveling en eenzelfde aantal woningen.
Met betrekking tot de kwaliteit van woningen, kan worden gesteld dat fase 1 zal voorzien in verschillende typen woningen (vrijstaand, twee-onder-een-kap, rijtjeswoningen). De wijk is toekomstbestendig ingericht: opvang water, inrichting speel in op het omliggende landschap, duurzaam bouwen is mogelijk. De verkaveling is flexibel, zodat mensen bij de kavels kunnen kiezen voor een bredere of smallere kavel.
Locatie
In 2006 bij de vaststelling van het bestemmingsplan was de volgorde van de te ontwikkelen woningbouwgebieden vastgelegd. Het gebied tussen De Isakke en de Ommerweg zou als eerste worden ontwikkeld: fase 1. De redenen hiervoor hebben te maken met het agrarisch bedrijf dat aan de Elerweg 7 / 18 is gevestigd. Het realiseren van woningen in deel van fase 2 en fase 3 zou voor de woningen teveel belastend zijn vanuit milieuhygiënisch oogpunt en dus omgekeerd beperkend werken op het bedrijf.
Daarom is vastgelegd in het bestemmingsplan uit 2006 dat pas medewerking kan worden verleend aan een uitwerkingsplan voor onder andere fase 3 wanneer de milieucirkel/milieubelasting van de agrarische bedrijven Elerweg 7 en 18 geen beperking meer geeft voor woningbouw. Ook geluid, bodem en luchtkwaliteit spelen een rol.
In de toetsing met betrekking tot de geurbelasting voor het plangebied, blijkt dat bijna het gehele gebied van fase 3 (tussen de Höftediek en Haersingel) boven de geurnorm van 3 odeur komt. De norm die wordt gehanteerd voor woningbouw. In het gebied van fase 1 is dit niet het geval.
WERKEN
Aangegeven wordt in de Omgevingsvisie dat het aantal bedrijfsvestigingen in de dienstverlenende sector lager is dan het landelijk gemiddelde. In de landbouw en in de nijverheid relatief gezien juist een groter aantal. Behalve op bedrijventerreinen komen de bedrijven verspreid in dorpen en het buitengebied voor. De bedrijventerreinen zijn ook in drie gebieden verdeeld, vergelijkbaar met de woningbouw: te beheren, in ontwikkeling en zoekgebied.
In de Bedrijventerreinen visie 2010 - 2020 "Ruimte voor Bedrijvigheid" is de ruimtelijke visie voor bedrijventerreinen nader verwoord.
In het plangebied zijn de twee bestaande bedrijven bestemd, de dierenkliniek aan de Ommerweg en een groothandel aan De Isakke. De beide bedrijven hadden deze bestemming al.
Dat is passend binnen beleid.
RECREATIE EN TOERISME
De gemeente profileert zich in toenemende mate als onderdeel van "Twente, landgoed van Nederland". De bestaande landschappelijke kwaliteiten zijn aangevuld met landschappelijke kwaliteiten langs de Regge via de Regge-herstel-projecten. Het beekdal van de Regge en de Sallandse Heuvelrug vormen met de door agrarisch gebruik gedomineerde buitengebied, een aantrekkelijk gebied om in te recreëren. Op de Sallandse Heuvelrug bevindt zich een aantal grote publiekstrekkende attracties.
Vooral op het vlak van recreatie en toerisme ziet de gemeente kansen om ontwikkelingen te stimuleren.
VOORZIENINGEN
Als het gaat om voorzieningen, kan een onderscheid worden gemaakt tussen maatschappelijke voorzieningen (denk aan welzijn en zorg), winkels en onderwijs-, cultuur- en sportvoorzieningen.
De gemeente Hellendoorn streeft naar een veilige, leefbare en vitale samenleving. Daarvoor is in 2011 een integrale beleidsvisie opgesteld wonen, welzijn en zorg. Het op peil houden van het voorzieningen niveau in de dorpen, de kleine kernen en in de buurtschappen is het streven. Voor alle dorpen, maar met name in de kleine kernen Haarle, Daarle, Daarlerveen en de buurtschappen Egede, Elen en Rhaan, Marle en Hancate geldt dat op niveau houden van voorzieningen vooral in multifunctionele oplossingen moet worden gezocht.
Hellendoorn houdt als toeristische plaats het voorzieningenniveau van de winkels redelijk op peil.
Wat betreft onderwijs-, cultuur- en sportvoorzieningen zet de gemeente in op het functioneel en/of ruimtelijk combineren van verschillende functies. Ook de koppeling tussen sportvoorzieningen en welzijn is een speerpunt van de gemeente.
Onderdeel van de beleidsvisie is de indeling in 5 woonservicegebieden. Door de indeling van de gemeente in kleinere gebieden kunnen voorzieningen en dienstverlening op gebied van wonen, welzijn en zorg beter worden afgestemd op de bewoners.
De gemeente wil mogelijkheden voor ouderen en mensen met beperkingen om zo lang mogelijk zelfstandig te blijven wonen, optimaliseren.
VERKEER EN VERVOER
In het Hellendoorns Mobiliteitsplan 2009-2020 (oktober 2009) is beschreven hoe het beste in de mobiliteitsbehoefte van de komende jaren kan worden voorzien. Een groeiende en veranderende mobiliteitsbehoefte ontstaat door de ruimtelijke en economische ontwikkelingen in de gemeente (zoals Combiplan, centrumplan Nijverdal, sport zorgcentrum, woningbouw).
In het Mobiliteitsplan zijn beleidskeuzes gemaakt. De meest relevante worden hier genoemd.
Hellendoorn in de regio:
opwaarderen van de N35 tot stroomweg met 2x2 rijstroken en een snelheidsregime van 100 km/uur;
optimaliseren van de route naar de A1 via Rijssen;
doorgaand verkeer afwikkelen via het hoofdwegennet (stroomwegen en gebiedsontsluitingswegen);
opwaarderen van de spoorlijn Zwolle - Almelo tot intercity verbinding.
Inmiddels is een deel van de Noordzuidverbinding gerealiseerd. De tweede fase van de Noord-Zuidverbinding (Haersingel) vanaf de Ola (Unilever)IJsfabriek naar de Ommerweg is in maart 2017 opengesteld voor een ieder.
In de Omgevingsvisie Hellendoorn "Natuurlijk Avontuurlijk" is de bestaande verkeersstructuur weergegeven en ook de gewenste verkeersstructuur. De belangrijkste opgaven voor verbetering van de verkeersstructuur zijn:
de opwaardering van de N35;
het realiseren van een fietsfly-over over de N35 bij de Paarse Poort;
het realiseren van een ongelijkvloerse aansluitingen op de N35 bij de aansluiting van de Noordzuidverbinding;
het voltooien van de gehele Noordzuidverbinding.
PARKEREN
Het parkeerbeleid van de gemeente Hellendoorn is uitgewerkt in het "Parkeerbeleidsplan Nijverdal" dat op 22 juni 2009 is vastgesteld door de gemeenteraad.
Het betaald parkeren in het centrum van Nijverdal is op 1 oktober 2011 ingevoerd. Met ingang van 1 januari 2017 is het betaald parkeren weer afgeschaft, met uitzondering van de parkeergarage onder het Henri Dunantplein. In plaats daarvan is het gebied met een "blauwe zone" uitgebreid; in die gebieden mag - met gebruikmaking van een parkeerschijf - maximaal twee uren aaneengesloten worden geparkeerd.
De raad heeft de "Nota Parkeernormen" vastgesteld (11 december 2012), waarin de parkeernormen zijn geregeld voor stedelijk gebied en het overige gebied.
Deze normen zijn rechtstreeks aan de regels van het bestemmingsplan gekoppeld. Daarmee wordt ook uitvoering gegeven aan de reparatiewet over vervallen van deze bepalingen over parkeren uit de bouwverordening.
GROEN
De raad heeft het Groenbeleidsplan Hellendoorn 2015-2025 vastgesteld (13-4-2015). Het plan biedt uitgangspunten voor inrichting, beheer en uitvoering, zowel intern als extern.
De gemeenteraad heeft een nieuwe kapverordening vastgesteld die op 2 juni 2012 in werking is getreden. Hierin is bepaald dat voor niet-gemeentelijke bomen binnen de bebouwde kom, geen vergunning meer nodig is voor het vellen van houtopstanden, tenzij de houtopstand voorkomt op de lijst en kaart met waardevolle boom beplanting. Buiten de bebouwde kom blijft het vellen van niet-gemeentelijke bomen met een diameter van 30 cm of meer (te meten op 1.30 meter boven maaiveld) vergunningplichtig.
Het vellen van gemeentelijke bomen met een diameter van 30 cm of meer (te meten op 1.30 meter boven maaiveld) blijft, zowel binnen als buiten de bebouwde kom, vergunningplichtig.
HOOFDSTUK 5 Uitgangspunten bestemmingsregeling
5.1 Algemeen
Ieder bestemmingsplan moet voldoen aan de regels gesteld in het Besluit ruimtelijke ordening.
Een bestemmingsplan bestaat uit regels en een verbeelding. Bij een bestemmingsplan hoort een toelichting. De regels moeten worden gelezen in samenhang met de verbeelding. De verbeelding geeft veel informatie, in die zin dat hierop direct kan worden afgelezen waar kan worden gebouwd. In de regels wordt de informatie nader toegelicht, uitgewerkt en juridisch vastgelegd. Met dat laatste wordt bedoeld dat de regels uiteindelijk bepalen op welke wijze de informatie op de verbeelding moet worden geïnterpreteerd.
De verbeelding is opgemaakt conform het Informatiemodel Ruimtelijke Ordening (IMRO). Het IMRO is een gestandaardiseerd uitwisselingsformaat, waarmee een kaart digitaal raadpleegbaar kan worden gemaakt.
Het bestemmingsplan is opgezet overeenkomstig de Standaard Vergelijkbare BestemmingsPlannen 2012 (SVBP 2012). De standaard heeft betrekking op de presentatie van de verbeelding en de hoofdopzet van de regels. Alle bestemmingen zijn bij deze systematiek in alfabetische volgorde opgenomen.
5.2 Opzet van de verbeelding
De verbeelding maakt onderscheid tussen bestemmingen, aanduidingen en verklaringen. De bestemmingen hebben betrekking op de bestemmingsregels (de artikelen). Bestemmingen hebben, met uitzondering van dubbelbestemmingen, een eigen code en kleur.
Het bestemmingsprincipe voor Wonen gaat uit van een globaler beeld dan in voorgaande plannen. Er zijn geen bouwstroken aangegeven, maar bouwvlakken die vrijwel de gehele percelen bestrijken. Binnen de ruime bouwvlakken dienen ook alle bijgebouwen te worden gebouwd. Met betrekking tot het wonen zijn meerdere groepen (van woningtypen) te onderscheiden, waarvoor afzonderlijke bestemmingen met een specifieke regeling zijn geïntroduceerd, te weten:
Wonen-1, woningen met een lage goot-/bouwhoogte;
Wonen-2, woningen met een hoge goot-/bouwhoogte
In de bestemmingen Wonen-1, Wonen-2 zijn bouwregels als goot- en bouwhoogte en dakhelling in de regels opgenomen.
Behalve de regeling voor hoogtematen en dergelijke is in de verschillende woonbestemmingen ook de bouwdiepte voor hoofdgebouwen opgenomen. Hierbij is het in de voorgaande plannen gebruikelijke onderscheid voor de verschillende woningsoorten gehanteerd, dat wil zeggen 10 m bouwdiepte voor rijenwoningen, 12 m voor dubbele woningen en vrijstaande woningen en 15 m diepte voor vrijstaande woningen die een perceelbreedte hebben van minimaal 20 m.
De aanduidingen verwijzen naar een bijzonderheid in de regels. Dit kan zijn een bouwhoogte, een dakhelling of de bestemmingsgrens die redelijk vanzelf spreekt, maar ook een aanduiding waarvoor eerst nader in de regels moet worden gelezen wat hiermee wordt bedoeld.
Verklaringen hebben betrekking op bijvoorbeeld de bestaande situatie, zoals de topografische ondergrond, de plangrens en dergelijke.
5.3 Opzet van de regels
Zoals vermeld, is bij de opzet van de regels aangesloten op de nieuwe wettelijke regelingen, namelijk de Wet ruimtelijke ordening en het Besluit ruimtelijke ordening, die in juli 2008 in werking zijn getreden. Tevens sluiten de regels aan bij de nieuwe eisen conform Standaard Vergelijkbare BestemmingsPlannen 2012 (SVBP 2012). Dit heeft de volgende consequenties.
De inleidende regels (begrippen en wijze van meten) sluiten aan bij de eisen van het nieuwe Bro. Dit geldt tevens voor de opzet van de algemene regels (anti-dubbeltelbepaling, algemene gebruiksregels, algemene afwijkingsregels) en het overgangsrecht.
Het bestemmingsplan is overeenkomstig het Bro vervat in:
een geometrische plaatsbepaling van het plangebied en van de daarin aangewezen bestemmingen;
een beschrijving van die bestemmingen, waarbij per bestemming het doel of de doeleinden worden aangegeven.
Afstemming op andere wetten en verordeningen
Met het oog op de duidelijkheid, dan wel om een dubbel vergunningstelsel te voorkomen, is ten aanzien van het welstandsbeleid aangegeven hoe het gemeentebestuur bij de toepassing van de daarin opgenomen regelingen rekening houdt met het ruimtelijk beleid, zoals dat met het bestemmingsplan wordt nagestreefd.
Bestemmingsregels
In het plan zijn circa 8 bestemmingen opgenomen. De verschillende bestemmingen hebben een vaste opbouw en volgorde:
bestemmingsomschrijving;
bouwregels;
en voorzover nodig:
nadere eisen;
ontheffing van de bouwregels;
specifieke gebruiksregels;
ontheffing van de gebruiksregels;
aanlegvergunning;
sloopvergunning (karakteristieke panden);
wijzigingsbevoegdheid.
In het hoofdstuk Planopzet is de inhoud van de afzonderlijke bestemmingen omschreven.
Algemene regels
Naast de bestemmingsregels, de begrippen en de wijze van meten, zijn nog algemene gebruiks- en afwijkingsregels, overige regels en overgangs- en slotregels opgenomen.
HOOFDSTUK 6 Planopzet
In dit hoofdstuk wordt ingegaan op de belangrijkste toekomstige ontwikkelingen, gevolgd door een uiteenzetting van de inhoud van de verschillende in het plan opgenomen bestemmingen.
6.1 Ontwikkelingen
WONINGBOUWLOCATIES
De woningbouwlocatie tussen de Elerweg en de dierenkliniek is inmiddels vol gebouwd.
Het gebied dat ligt tussen de Ommerweg en De Isakke heeft een directe bouwtitel. Dat betekent dat het bestemmingsplan geen belemmering is voor het verlenen van de vergunning.
Nu de raad heeft besloten (juli 2016) om fase 2 en 3 (tussen De Isakke/Höftediek en Haersingel) niet te realiseren, is fase 1 tussen Ommerweg en De Isakke een eigen gebied dat direct grenst aan agrarisch gebied.
Dat was aanleiding om te bekijken of de verkaveling zoals deze in 2006 was opgezet, nog actueel en gewenst is.
Tevens speelt er de (politieke en ambtelijke) wens om de nieuwbouwwijk een duurzame wijk te maken en te bekijken of deze gasloos kan worden. Voor dit traject is het bureau Loo ingeschakeld.
Met inschakeling van een stedenbouwkundige is een nieuwe verkaveling gemaakt. Daarin is meegenomen de woningbehoefte, het type woningen waaraan behoefte is, de opvang van water en eisen voor inrichting openbare ruimte, maar zeker ook passend in en aansluitend op de omgeving (landschap) en de mogelijkheid voor flexibel verkavelen. In het Gemeentelijk Rioleringsplan (GRP4) is aangegeven dat het hemelwater in het eigen plangebied opgevangen moet worden. In het plan uit 2006 dat onderdeel was van een groter plangebied, wordt het water via de straat opgevangen buiten het plangebied. Dat past niet meer in het gemeentelijk beleid en het plangebied is kleiner geworden.
Omdat het traject van de duurzaamheid tegelijk speelde, is dit er ook bij betrokken.
De stedenbouwkundige opzet voorziet in een toekomstbestendige opzet van de wijk, waarbij het water wordt opgevangen in de wijk zelf. De ruimte voor de wateropvang wordt gevonden in het groen tussen de straten. Bij extreme situaties is er overloop aan de andere zijde van De Isakke. De bestaande bomen blijven staan. Bij de verkaveling is gekeken naar aansluiting bij het omliggende landschap. De indeling sluit aan bij de (agrarische) percelen tussen De Isakke en de Haersingel. Vanuit de woonstraten loopt het zicht door naar de weiden en de houtwallen in het aansluitende gebied.
De verkaveling is zodanig dat gebruik van zonnepanelen goed inpasbaar is.
Daaruit is een nieuwe schets voor een stedenbouwkundige verkaveling ontstaan:
Deze schets is later geoptimaliseerd.
De verkaveling is zodanig gemaakt, dat er flexibiliteit binnen de woonvlakken is. Waar nu halfvrijstaande woningen zijn ingetekend, kunnen ook vrijstaande of een rij woningen worden gebouwd en omgekeerd. Er is wel een maximum aantal woningen aangegeven binnen een bouwvlak.
De structuur van het gebied blijft echter overeind.
VERKEER
In het bestemmingsplan is de noordzuidverbinding vanaf de Ommerweg tot de Schuilenburgerweg opgenomen. Het gedeelte van de noordzuidverbinding tussen Ben & Jerry's en de Ommerweg (Haersingel) is sinds mei 2017 in gebruik.
Waar de Schuilenburgerweg en de Haersingel elkaar kruisen, is in het plan ruimte opgenomen voor het eventueel aanleggen van een rotonde, een wens vanuit de bevolking.
De basis voor de planopzet is enerzijds de ruimtelijke en functionele analyse en anderzijds de in het voorgaande uiteengezette uitgangspunten voor de bestemmingsregeling.
6.2 Bestemmingen
ALGEMEEN
Behalve uitbreidings- respectievelijk ontwikkelingsmogelijkheden voor bestaande functies, zijn nieuwe ontwikkelingen beperkt tot de op dit moment min of meer concrete initiatieven.
Behoud van cultuurhistorische en landschappelijke waarden, zoals blijkt uit de beschrijving van de ruimtelijke karakteristiek, is daarbij een belangrijk uitgangspunt voor de planvorming.
Het navolgende geeft voor alle aspecten een beschrijving van de wijze waarop de algemene uitgangspunten in het bestemmingsplan tot uitdrukking zijn gebracht.
AGRARISCH MET WAARDEN
In dit agrarische gebied met waarden, is het ophogen en verlagen van de gronden vergunningplichtig. Dat geldt ook voor het beplanten of vellen/rooien van beplanting.
BEDRIJF
De bedrijfsbestemmingen laten bedrijven toe uit de categorieën 1 en 2 van de bij de regels behorende Staat van bedrijven. In het algemeen zijn bedrijven in de categorieën 1 en 2 qua hinder (en schaal) inpasbaar in de nabijheid van woningen.
De dierenkliniek valt onder categorie 3 en heeft op de verbeelding een specifieke aanduiding, zodat niet alle categorie 3-bedrijven worden toegestaan, maar alleen het huidige bedrijf. De groothandel aan de Isakke is categorie 2 bedrijf.
MAATSCHAPPELIJK
Aan de Ommerweg ligt de Joodse begraafplaats. Deze heeft de bestemming 'maatschappelijk' gekregen. De begraafplaats is een monument, ligt in het groen en is ook ingepast in het plan samen met het omliggende groen.
GROEN
Over het algemeen worden de belangrijkste groenvoorzieningen onder deze bestemming gebracht. Binnen de groenbestemming is het aanleggen van een speelterrein ook mogelijk. In dit plan zijn kleinere groengebieden als 'groen' bestemd, omdat ze vanwege de stedenbouwkundige uitstraling belangrijk zijn en groen dienen te blijven, structuurgroen.
VERKEER-VERBLIJF
Overeenkomstig de functie van gebiedsontsluitingswegen en erftoegangswegen is voor alle straten, paden en dergelijke gekozen voor de bestemming Verkeer - verblijf. Met uitzondering van de meest waardevolle groene ruimtes en beplantingen zijn ook de groenvoorzieningen onder deze bestemming gebracht. Een voordeel hiervan is dat zonder ingrijpende procedures ondergeschikte wijzigingen kunnen worden aangebracht in het stratenbeloop, parkeersituaties en dergelijke.
WONEN
De regeling is, zoals eerder weergegeven, in belangrijke mate gerelateerd aan de gebruikelijke bestemmingen. Het wonen is in twee bestemmingen nader onderscheiden. Een en ander is in hoofstuk 5 uiteengezet.
REGELING WOONBEBOUWING
De woonbebouwing is door middel van bouwvlakken waarbinnen zowel hoofdgebouwen als bijgebouwen moeten worden gebouwd. In elke situatie heeft een afweging plaatsgehad van enerzijds handhaving van de ruimtelijke kwaliteit en anderzijds de mogelijkheden voor uitbreiding van de hoofd- en bijgebouwen.
Zoals eerder vermeld, is de bouwstrookdiepte afhankelijk van de soort woning met de daaraan gerelateerde ruimtebehoefte en in de regels verwoord.
Zoals vermeld, is ervoor gekozen om verschillende woningcategorieën onder te brengen in afzonderlijke bestemmingen W1, W2 et cetera (zie het voorgaande hoofdstuk).
De toegestane bouw- en goothoogte en de dakhelling zijn voor elk van deze bestemmingen in de regels opgenomen. De regels kennen een aantal algemene bouwregels, waaronder de zijdelingse perceelgrensafstand (3 m) voor hoofdgebouwen.
BIJGEBOUWEN EN AAN- EN UITBOUWEN
In het algemeen geldt dat aan-, uit- en bijgebouwen op het gehele achtererf binnen het bouwvlak mogen worden gebouwd, gerekend vanaf een afstand van 3 m achter de voorgevel.
AAN HUIS VERBONDEN BEROEPEN
Het betreft hier met name dienstverlenende beroepen, waarbij veel denkwerk moet worden verricht en die over het algemeen in Nederland vanuit huis worden uitgeoefend. Duidelijk is dat het om het beroep gaat van degene die daar ook woont. Een praktijk met meerdere werknemers is alleen in zeer beperkte mate mogelijk. Het gaat dan om ondersteuning ter uitoefening van het beroep, zoals de assistente bij een tandarts. Een praktijk met meerdere advocaten of artsen is dus geen aan huis verbonden beroep. Wil men dit wel en zijn er geen ruimtelijke argumenten tegen een kleinschalige praktijk, dan kan hiervoor vrijstelling worden verleend. Er wordt dan gesproken van een bedrijf. Ook andere soorten bedrijven kunnen naast de woonfunctie met vrijstelling worden toegestaan, mits de woonfunctie blijft gehandhaafd en een gedegen afweging is gemaakt, waaruit blijkt dat de bedrijfsuitoefening geen nadelige gevolgen heeft voor de omgeving. Dat zal afhangen van de grootte van het perceel en de bebouwing, de ligging in een echte woonwijk of in een meer gemengd gebied et cetera.
HOOFDSTUK 7 Milieutechnische en ruimtelijke aandachtspunten
In dit hoofdstuk wordt onder andere ingegaan op wegverkeerslawaai, hinder van bedrijven en andere functies, mogelijke bodemverontreiniging, externe veiligheid, water, ecologie en archeologie.
7.1 Wegverkeerslawaai
Het bestemmingsplan biedt de mogelijkheid tot het realiseren van ruim 80 woningen in het gebied tussen de Ommerweg en De Isakke.
De Ommerweg wordt een 30 km/u-weg, daarvoor is geen onderzoek nodig. De Isakke is voor een deel verhard en voor het overige een zandweg.
In het kader van dit bestemmingsplan is akoestisch onderzoek verricht naar de eventuele gevolgen van de snelheid op de Haersingel op de nieuwe woningen. Dit is onderdeel van een breder onderzoek over de Haersingel.
Het akoestische onderzoek "Hellendoorn Noord, Noordzuidverbinding" (projectnummer 20176070.R01.V01 d.d. 9 augustus 2017) is opgenomen als bijlage bij de toelichting.
Uit het onderzoek komt naar voren:
Op locatie Hellendoorn-Noord is de gemeente voornemens om woonbestemmingen te creëren .
De geluidsbelasting over het plangebied wordt veroorzaakt door wegverkeerslawaai van de
nieuwe Noordzuidverbinding en door de gewijzigde (doodlopende) Ommerweg. Gerekend is met
de verkeersgegevens voor peiljaar 2030.
Op basis van de ligging van de contouren kan het verkavelingsplan worden opgesteld.
Aan de noordzijde van het plan zal een geluidsscherm worden opgenomen. De hoogte van het
scherm bedraagt maximaal 3 meter. In onderstaand figuur wordt het plangebied en het scherm
weergegeven. Het scherm wordt akoestisch absorberend uitgevoerd.
De geluidscontouren over het plangebied zijn bepaald voor een beoordelingshoogte van
1,5 meter (1ste bouwlaag), 5 meter (2de bouwlaag) en 7,5 meter (3de bouwlaag) boven het lokaal
maaiveld. In bijlage 5 worden de geluidscontouren gepresenteerd.
Uit de rekenresultaten blijkt dat met een scherm, de voorkeursgrenswaarde van 48 dB bij de woningen op de 1ste bouwlaag niet wordt overschreden. De voorkeursgrenswaarde wordt op de 2de en 3de bouwlaag voor een gedeelte van het plangebied overschreden. De 48 dB geluidscontouren bevindt zich voor beoordelingshoogte:
- 5,0 meter op circa 55 meter uit de wegas;
- 7,5 meter op circa 75 meter uit de wegas.
In het bestemmingsplan worden regels opgenomen voor het aanleggen van geluidsschermen en regels voor de woningen grenzend aan het geluidsscherm, een zogenaamde dove gevel moeten hebben op de 1e verdieping.
7.2 Bedrijven
Bedrijven worden ingedeeld in categorieën met behulp van de publicatie 'Bedrijven en Milieuzonering' van de VNG. Deze publicatie biedt een handreiking voor de afstemming tussen ruimtelijke ordening en milieu op lokaal niveau. Het geeft informatie over de milieukenmerken van verschillende typen bedrijven en instellingen. Op basis van deze milieukenmerken wordt een indicatie van de afstanden gegeven die moeten worden aangehouden ten opzichte van rustige woonwijken. De afstanden hebben uitdrukkelijk niet het karakter van een norm of richtlijn, maar zijn aandachtsgebieden. Binnen bepaalde bedrijfstypen kunnen zich grote verschillen voordoen, de afstanden zijn gerelateerd aan rustige woonwijken (bij andere gebiedsfuncties kunnen dus andere afstanden mogelijk zijn), maatregelen bij de bron, bij de overdracht of bij de ontvanger kunnen een kortere afstand mogelijk maken. Bedrijven in de categorieën 1 en 2 van de VNG-lijst (2009) zijn in het algemeen toelaatbaar in de omgeving van woningen.
BEDRIJVEN IN HET PLANGEBIED
In het plangebied liggen twee bedrijven: de dierenkliniek aan de Ommerweg en een groothandel aan De Isakke.
Het bedrijf aan De Isakke is een groothandel die, onder andere frontheffingen, levert aan landbouwmechanisatiebedrijven. Deze handel vindt grotendeels (ca. 85%) online plaats. Er zal 1-2 keer per week een vrachtwagen komen voor het leveren/ophalen van producten.
Dit bedrijf wordt niet specifiek benoemd in de VNG-brochure "Bedrijven en miliezonering". Gelet op de combinatie van een groothandel in machines (categorie 3) en een handelskantoor (categorie 1), wordt dit bedrijf ingeschaald op een categorie 2-bedrijf. Dit vanwege het feit dat de handel grotendeels via internet plaatsvindt en de geringe verkeersbewegingen. Hiervoor geldt een afstand van 30 meter.
Aan de andere zijde van De Isakke, aan de zuidwestkant, ook nieuwe woningbouwkavels
gepland. De dichtstbijzijnde woningbouwkavel ligt, gemeten vanaf de grens van de inrichting
en ook de oprit, binnen 30 meter. Omdat het maar om enkele verkeersbewegingen gaat
(1-2 vrachtwagens per week) die overdag plaatsvinden, en het hier piekwaarden in geluid
betreft, wordt deze situatie aanvaardbaar geacht
De dierenkliniek is niet direct in te delen in een categorie van de VNG-brochure "Bedrijven en milieuzonering". Het bedrijf is te vergelijken met een KI-station waarvoor een afstand geldt van 30 meter. De Staat van inrichtingen die onderdeel is van het bestemmingsplan, is afgeleid van de genoemde VNG-brochure. In deze Staat, wordt een dierenkliniek niet genoemd. De kliniek krijgt daarom een specifieke aanduiding op de verbeelding.
Voor dit bedrijf is een akoestisch onderzoek uitgevoerd om het geluid afkomstig van het bedrijf te kunnen bepalen. Dat gaat om geluid van onder andere over het laden en lossen van paarden, paardenkeuring en verkeersbewegingen. Uit het akoestisch onderzoek volgt dat er een geluidscherm nodig is van 5 m hoog, zodat de geluidbelasting op de gevels van de (geplande) woningen binnen de norm blijft. Dit scherm is ook nodig om te voldoen in de bestaande situatie. Het bestemmingsplan uit 2006 met de mogelijkheid voor woningbouw, wordt meegenomen bij de bestaande situatie, ook al zijn de woningen nog niet gebouwd.
Een scherm van 5 m hoog is stedenbouwkundig niet wenselijk. Het terrein van de dierenkliniek ligt circa 0,5 m hoger. Door het scherm op het hogere terrein te bouwen, kan worden volstaan met een scherm van 3 m in combinatie met een zogenaamde "dove gevel" voor de 1e verdieping van de woningen. Deze berekening is opgenomen in het akoestische onderzoek.
Het akoestisch onderzoek "Dierenkliniek - Hellendoorn Noord te Hellendoorn" (20165757.R02.V01 d.d. 21 december 2017) is opgenomen in de bijlagen bij deze toelichting.
BEDRIJVEN BUITEN HET PLANGEBIED
Buiten de plangrens zijn enkele agrarische bedrijven gevestigd en een café aan de Ommerweg.
Het agrarische bedrijf aan de Elerweg 7 en 18 brengt een geurcontour met zich mee, maar de bestaande woningen in de Höfte liggen dichterbij en zijn daardoor de beperkende factor.
Het café ligt op een afstand dat deze geen belemmering vormt voor de nieuwe woningen.
7.3 Externe veiligheid
Externe meligheid is een beleidsveld dat is gericht op het beheersen van risico's die ontstaan voor de omgeving bij de productie, de opslag, de verlading, het gebruik en transport van gevaarlijke stoffen. Per 1 januari 2020 moet worden voldaan aan strikte risicogrenzen. Een en ander brengt met zich mee dat nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen moeten worden getoetst aan wet- en regelgeving op het gebied van externe veiligheid. Concreet gaat het om risicovolle bedrijven, vervoer gevaarlijke stoffen per weg, spoor en water en om transport van gevaarlijke stoffen via buisleidingen. Op de diverse aspecten van externe veiligheid is afzonderlijke wetgeving van toepassing. Voor risicovolle bedrijven gelden onder meer:
1. het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi);
2. de Regeling externe veiligheid (Revi);
3. het Registratiebesluit externe veiligheid;
4. het Besluit risico's Zware Ongevallen (Brzo);
5. het Vuurwerkbesluit.
Zoals bij inrichtingen het Bevi voorwaarden stelt aan de omgeving met externe veiligheid, zo zijn bij vervoer van gevaarlijke stoffen deze voorwaarden opgenomen in het Besluit transportroutes externe veiligheid (Btev), met als uitvloeisel het zogeheten Basisnet voor de beoordeling van de risico's vanwege transport van gevaarlijke stoffen.
In de gemeente Hellendoorn is alleen de Burgemeester H. Boersingel aangewezen als route gevaarlijke stoffen. De route gaat via de Burgemeester H. Boersingel, Wierdensestraat richting Wierden en sluit aan op de aangewezen routes van de naburige gemeente Rijssen-Holten en Wierden. De betreffende route ligt buiten het plangebied en heeft geen gevolgen voor de woningbouwlocatie.
Op transport van gevaarlijke stoffen via buisleidingen is het Besluit externe veiligheid buisleidingen van toepassing. Het doel van het "Besluit externe veiligheid inrichtingen" is om de risico's waaraan burgers in hun leefomgeving worden blootgesteld vanwege risicovolle inrichtingen en activiteiten, tot een aanvaardbaar minimum te beperken.
Het externe veiligheidsbeleid gemeente Hellendoorn is op 11 december 2012 (nr. 12INT02213) door de gemeenteraad. Doel van het externe veiligheidsbeleid is om een transparant toetsingskader te hebben voor het omgaan met huidige, maar ook eventueel toekomstige, externe veiligheidssituaties.
Situatie in het plangebied
Aan de hand van de Risicokaart Overijssel is een inventarisatie verricht van risicobronnen in en rond het plangebied. Op de Risicokaart Overijssel staan meer soorten risico's, zoals ongevallen brandbare, explosieve en giftige stoffen, grote branden of verstoring van de openbare orde. In totaal worden op de Risicokaart dertien soorten rampen weergegeven.
Uit de Risicokaart blijkt dat geen van bovengenoemde situaties van invloed zijn op dit plangebied.
7.4 Bodemkwaliteit
In het softwareprogramma iBis is aangegeven op welke locaties bodemonderzoek is gedaan.
Uit de onderzoeken in het plangebied, zijn geen locaties naar voren gekomen die verontreinigd zijn en een belemmering vormen voor het realiseren van het bestemmingsplan.
Op het kaartje zijn de onderzochte locaties aangegeven.
De al uitgevoerde onderzoeken betroffen niet het te ontwikkelen woongebied. Daarom is voor het woongebied, inclusief fietspad langs de Ommerweg en de Isakke een milieutechnisch bodem-, fundatie-, asfalt- en AP-04 onderzoek uitgevoerd (nr. 170748/sh/lvh, 2 januari 2018). Dit onderzoek is opgenomen in de bijlagen bij deze toelichting.
Op basis van de onderzoeksresultaten is de actuele bodemkwaliteit en de kwaliteit van de vrijkomende bouwstoffen afdoende vastgelegd en bestaan, vanuit milieuhygiënisch oogpunt, geen bezwaren voor de herinrichting van het plangebied.
Geadviseerd wordt om de humeuse bovengrond op het noordelijk terreindeel, nadat de diverse depots zijn verwijderd, AP-04 in te keuren. Dit gedeelte zal over enkele jaren worden bouwrijp gemaakt.
7.5 Water
Op grond van een afspraak uit de Startovereenkomst Waterbeleid 21e eeuw, dienen decentrale overheden in de toelichting op ruimtelijke plannen een waterparagraaf op te nemen. In die paragraaf dient te worden uiteengezet wat voor gevolgen het plan in kwestie heeft voor de waterhuishouding, dat wil zeggen het grondwater en het oppervlaktewater. Het is de schriftelijke weerslag van de zogenaamde watertoets: het hele proces van vroegtijdig informeren, adviseren (door de waterbeheerder), afwegen en beoordelen van waterhuishoudkundige aspecten in ruimtelijke plannen en besluiten.
7.5.1 Beleidskader
Het kader voor de watertoets is het vigerend beleid (Vierde Nota waterhuishouding, Waterbeleid 21e eeuw, Europese Kaderrichtlijn water en de beleidslijn Ruimte voor de Rivier). De watertoets wordt uitgevoerd binnen de bestaande wet- en regelgeving op het gebied van ruimtelijke ordening en water, op basis van het commitment van de betrokken partijen blijkend uit de Startovereenkomst Waterbeleid 21e eeuw. Een aantal relevante beleidsdocumenten wordt in het navolgende kort besproken.
7.5.2 Rijksbeleid
Vierde Nota Waterhuishouding
De Vierde Nota Waterhuishouding van december 1998 verwoordt de regeringsbeslissing. Een van de speerpunten is een duurzaam stedelijk waterbeheer, met als belangrijke elementen:
waterbesparende maatregelen in de woning;
het afkoppelen van verhard oppervlak van de riolering;
het vasthouden van regenwater in vijvers en in de bodem;
herwaardering van watersystemen bij de ruimtelijke inrichting van (nieuwe) woongebieden.
Waterbeleid 21e eeuw
Met het Waterbeleid 21e eeuw wordt ingespeeld op toekomstige ontwikkelingen die hogere eisen stellen aan het waterbeheer. Het gaat hierbij om onder andere de klimaatverandering, bodemdaling en zeespiegelrijzing. Het Waterbeleid 21e eeuw heeft twee principes voor duurzaam waterbeheer geïntroduceerd. Dit zijn de tritsen:
vasthouden, bergen en afvoeren;
schoonhouden, scheiden en zuiveren.
De trits 'vasthouden, bergen en afvoeren' houdt in dat overtollig water zoveel mogelijk bovenstrooms wordt vastgehouden in de bodem en in het oppervlaktewater. Vervolgens wordt het water tijdelijk geborgen in bergingsgebieden en daarna wordt het water afgevoerd.
Bij de trits 'schoonhouden, scheiden en zuiveren' gaat het erom dat het water zoveel mogelijk wordt schoongehouden. Vervolgens worden schoon en vuil water zoveel mogelijk gescheiden en als laatste wanneer schoonhouden en scheiden niet mogelijk is, komt het zuiveren van verontreinigd water aan bod.
7.5.3 Provinciaal beleid
De functie van water in het stedelijk gebied wordt door de provincie onderkend in het Streekplan Overijssel 2000+. Bij het ontwikkelen van nieuwe woon- en werkgebieden en bij het herinrichten van bestaand stedelijk gebied dient aandacht te worden besteed aan het duurzaamheidsaspect water.
Het verbeteren van de watersituatie in stedelijk gebied vraagt om lokaal maatwerk dat in goede samenwerking tussen de gemeente en het waterschap tot stand moet komen.
7.5.4 Beleid Waterschap
Het waterschap Vechtstromen en het waterschap Drents Overijsselse Delta hebben samen met de waterschappen Rijn en IJssel en Reest en Wieden een gezamenlijk beleid op hoofdlijnen opgesteld voor stedelijk waterbeheer onder de titel “Water raakt”.
Water is een belangrijk onderdeel van de kwaliteit van de leefomgeving in stedelijk gebied. Het is een maatschappelijk belang dat water in stedelijk gebied op orde is en blijft, dat inwoners het water kunnen beleven en ervan kunnen genieten en dat we nu en in de toekomst droge voeten houden- door te anticiperen op klimaatverandering.
De stedelijke wateropgaven zijn maatschappelijke opgaven waarvoor niet één partij de sleutel in handen heeft. De waterschappen hebben hier een rol in, maar doen dit in nauwe samenspraak met gemeenten, corporaties, belangengroepen, private partijen, inwoners en andere betrokkenen. Samenwerken is een voorwaarde om ambities te realiseren. Dat vraagt eigenaarschap, verantwoordelijkheid en vertrouwen. Dit betekent voor de waterschappen dat we maatschappelijke doelen centraal stellen in plaats van technische normen. “Water Raakt” is een uitnodiging om samen met de waterschappen te werken aan water.
De waterschappen richten zich hierbij primair op de gemeente omdat de gemeente de natuurlijke partner is in het stedelijk gebied en bovendien het meest logische aanspreekpunt voor inwoners. Samen met de gemeente zijn de waterschappen verantwoordelijk voor een goed stedelijk waterbeheer, nu en in de toekomst. De beleidsnotitie biedt aanknopingspunten om deze samenwerking met de gemeente in te vullen, zowel op visie- als op beleids- en maatregelenniveau.
In “Water raakt” wordt de rol-en taakopvatting in het stedelijk waterbeheer van de waterschappen in Rijn-Oost verhelderd. De beleidsnotitie is ook het resultaat van samenwerking van vier waterschappen om meer eenduidigheid op de inhoud te krijgen. Deze beleidsafstemming zorgt ervoor dat (inwoners van) gemeenten die nu met meerdere waterschappen te maken hebben, niet langer met verschillende opvattingen worden geconfronteerd.
In de beleidsnotitie zijn de volgende onderwerpen uitgewerkt:
een visie op samenwerking in het stedelijk waterbeheer;
de verantwoordelijkheid voor het beheer en onderhoud van (stedelijk) oppervlaktewater;
bescherming van inwoners tegen overstromingen;
de wijze waarop geanticipeerd kan worden op klimaatverandering;
de verantwoordelijkheid voor de kwaliteit van (stedelijk) oppervlaktewater;
optimalisatie van de afvalwaterketen;
grondwaterbeheer in stedelijk gebied;
beïnvloeding van de beleving van de openbare door de betekenis van water te benadrukken;
financiering.
Waterkwaliteitsspoor
De vijf waterschappen in Rijn-Oost hebben een concept document opgesteld over hoe men in de toekomst om wil gaan met het waterkwaliteitsspoor. Uitgangspunt is een gezamenlijke visie op het waterkwaliteitsspoor.
In de gezamenlijke visie voor het waterkwaliteitsspoor is de kern het ‘op orde’ krijgen van de waterkwaliteit in het stedelijk gebied. Met ‘op orde’ wordt bedoeld dat door het waterschap en de gemeente gezamenlijk geconstateerde knelpunten in het oppervlaktewater zijn opgelost.
Uitgangspunten daarbij zijn:
de stedelijke oppervlaktewaterkwaliteit is in 2027 ‘op orde’;
gemeenten en waterschappen trekken in de aanpak gezamenlijk op;
relevante invloeden worden meegenomen, alle emissies op het stedelijke oppervlaktewater (afvalwaterketen en andere emissies) gebruik, inrichting, beheer en onderhoud;
de doelen uit de visie voor 2027 betreffende de chemische waterkwaliteit en gezamenlijke streefbeelden ten aanzien van beleving en/of gebruik van water worden meegenomen in de afwegingen voor een maatregelenpakket;
maatregelen zijn haalbaar en betaalbaar.
Specifiek beleid Drents Overijsselse Delta
Het actuele beleid van het waterschap Drents Overijsselse Delta in relatie tot riolering is vastgelegd in de strategische nota rioleringsbeleid 2007.
Specifiek beleid Waterschap Vechtstromen
Het Waterschap Regge en Dinkel (inmiddels gefuseerd met het Waterschap Velt en Vecht tot het Waterschap Vechtstromen) heeft in oktober 2002 de nota Afkoppelen vastgesteld.
In het Waterdocument Rijssen-Holten en Hellendoorn (2004) heeft het Waterschap Regge en Dinkel de volgende uitgangspunten/randvoorwaarden geformuleerd.
Reggedalgebied ter hoogte van Nijverdal is aangewezen als ecologische verbindingszone in het kader van het provinciale natuurbeleid.
Ontwikkeling van een zo natuurlijk mogelijk functionerende nevengeul langs de Regge.
Afkoppelen verhard oppervlak Nijverdal-Noord.
7.5.5 Gemeentelijk beleid
Gemeentelijk Rioleringsplan 2016-2020 (GRP4).
In het GRP4 is aangegeven op welke wijze we de komende jaren, met een doorkijk naar de toekomst, invulling gaan geven aan de zorgplichten rondom afval-, hemel- en grondwater. Vanuit de Wet milieubeheer zijn we als gemeente verplicht een GRP4 voor deze zorgplichten op te stellen. Het GRP4 geeft antwoord op de wijze waarop we de aankomende jaren omgaan met het beheer en onderhoud van de rioleringsvoorzieningen en welke investeringen we gaan doen in het kader van de zorgplichten. Het GRP4 laat ook zien hoe we inspelen op een veranderend klimaat. Navolgende uitsnede geeft de essentie aan van het beleid voor de drie wettelijke zorgplichten.
Afvalwaterzorgplicht.
De gemeentelijke zorgplicht voor inzameling van stedelijk afvalwater beperkt zich overwegend tot huishoudelijk afvalwater en afvalwater dat qua samenstelling daarmee overeen komt. Dit houdt in dat bedrijfsafvalwater, waarbij geen sprake is van bovengenoemde herkomst, in beginsel niet door de gemeente ingezameld en getransporteerd behoeft te worden. In de praktijk zal de gemeente overigens het bedrijfsafvalwater dat al is aangesloten op een openbaar vuilwaterriool blijven inzamelen en transporteren, mist de samenstelling van dit afvalwater voldoet aan wettelijke eisen en de goede werking van het rioolstelsel en rioolwaterzuivering niet belemmert.
Hemelwaterzorgplicht.
De gemeente Hellendoorn streeft naar een zo duurzaam mogelijke en doelmatige inzameling en afvoer van hemelwater waarbij hemelwater op een zo natuurlijk mogelijke manier wordt verwerkt. Gestreefd wordt dit te doen tegen zo laag mogelijke maatschappelijke kosten waarbij het hemelwater vanuit hygiënisch oogpunt (volksgezondheid) adequaat wordt ingezameld en afgevoerd. Verontreiniging van bodem, lucht en oppervlaktewater worden zoveel mogelijk voorkomen en wateroverlast voor burgers zoveel mogelijk beperkt. De gemeente tracht, conform de opzet van de wetgeving, het initiatief voor de verwerking van hemelwater dat afkomstig is van particuliere terreinen zoveel mogelijk bij de burgers neer te leggen binnen de grenzen van redelijkheid en doelmatigheid.
Het hemelwater aan de achterzijde van de woningen, moet op eigen terrein worden opgevangen. Het hemelwater aan de voorzijde van de woningen en in het openbaar gebied wordt opgevangen in het groen tussen de wegen. Dit groen is tevens een wadi. Bij grote hoeveelheden water, kan dit water afstromen naar de wadi's die aan weerszijden van De Isakke worden aangelegd.
Grondwaterzorgplicht.
De gemeente draagt zorg voor het in het openbaar gebied treffen van maatregelen teneinde structureel nadelige gevolgen van de grondwaterstand voor de aan de grond gegeven bestemming zoveel mogelijk te voorkomen of te beperken. Dit voor zover het treffen van die maatregelen doelmatig is en niet tot de zorg van de particulier, het waterschap of de provincie behoren.
In het GRP4 is de navolgende voorkeursvolgorde voor het omgaan met waterstromen opgenomen.
Voorkeursvolgorde:
Het ontstaan van afvalwater voorkomen of beperken.
Verontreiniging van water voorkomen of beperken.
Waterstromen gescheiden houden, tenzij niet scheiden geen nadelige gevolgen heeft.
Huishoudelijk afvalwater en vergelijkbaar afvalwater gaan naar de RZWI.
Andere waterstromen zoals schoon hemelwater na retentie en zuivering bij de bron hergebruiken.
Andere waterstromen zoals schoon hemelwater na retentie en zuivering lokaal in het milieu brengen.
In deze wijk zal het hemelwater op eigen terrein opgevangen worden. In de achtertuin zal een voorziening moeten worden gemaakt om het hemelwater op te vangen. Aan de voorzijde kan het hemelwater via het openbaar gebied naar de wadi's stromen. De wadi's worden voorzien van een overloop dat als er veel regen in een keer valt, het water naar een andere wadi kan stromen. Voor extreme situaties worden er aan de andere kant van De Isakke nog extra wateropvang gerealiseerd.
7.5.6 Watertoets
Digitale watertoets
Voor het plangebied is op 29 juni 2017een digitale watertoets uitgevoerd via de website www.dewatertoets.nl, waardoor het Waterschap Vechtstromen/Drentse Overijsselse Delta is geïnformeerd over deze planherziening.
Uit de beantwoording van de vragen van deze toets (dossiercode .20170629-63-15568) volgt dat een normale procedure moet worden gevolgd.
7.6 Archeologie
Ingeval van nieuwe ontwikkelingen dient rekening te worden gehouden met het bodemarchief. Nederland heeft zich hiertoe middels het ondertekenen van het Verdrag van Malta verplicht.
Van de in dit hoofdstuk opgenomen 'Kaart archeologische waarde' is af te lezen dat de helft van het woongebied een hoge verwachtingskans heeft en een deel middelhoog. Het andere gebied heeft een lage verwachtingswaarde.
Op advies van de Rijksdienst voor Archeologie, Cultuurlandschap en Monumenten dient de meest nabijgelegen verwachtingswaarde te worden doorgetrokken. Het betreft in het plangebied zowel een hoge, middelhoge als een lage trefkans.
In 2005 heeft RAAP al tijdig voor het geldende bestemmingsplan een archeologisch vooronderzoek verricht.
De resultaten van het onderzoek tonen aan dat een groot deel van het plangebied is verstoord. Er zijn wel archeologische vondsten gedaan, maar dat betreft fragmenten van aardewerk uit de 18e eeuw, 19e en 20e eeuw en delen van kleipijpen uit de 17e eeuw. Daarnaast is één boring houtskool gevonden en in één boring is mogelijk een grondspoor of greppel aangeboord, maar daarvan is geen datering te geven. Geen van de vondsten duidt op de aanwezigheid van een vindplaats. Op basis van deze gegevens is de aanbeveling van RAAP om geen vervolgonderzoek uit te voeren.
Het Oversticht heeft op 23 februari 2005 een selectiebesluit archeologie genomen. Een selectiebesluit is een gemotiveerd besluit tot het al dan niet behouden van bepaalde archeologische waarden.
Het Oversticht heeft besloten dat het plangebied Hellendoorn Noord vanuit archeologisch opzicht niet interessant is en wordt vrijgegeven voor verdere ontwikkeling.
In de jaren erna is het gebied overeenkomstig het bestaande gebruik, overwegend agrarisch. Inherent aan archeologische waarden is dat het de geschiedenis betreft, en daarin is de afgelopen jaren (na 2005) uiteraard geen verandering gekomen.
7.7 Ecologie
De natuurwetgeving en het -beleid in Nederland kent twee sporen: de soortenbescherming en de gebiedsbescherming.
GEBIEDSBESCHERMING
Kern van de gebiedsbescherming wordt gevormd door het netwerk van Natura 2000-gebieden die strikt zijn beschermd. Daarnaast zijn er onder andere ook nog de Nationale Parken en de Ecologische Hoofdstructuur.
De Natuurbeschermingswet 1998 legt de bescherming van de Natura 2000-gebieden in nationale wetgeving vast. Om schade aan de natuurwaarden waarvoor Natura 2000-gebieden zijn aangewezen, te voorkomen, bepaalt deze wet dat projecten en andere handelingen die de kwaliteit van de habitatten kunnen verslechteren of die een verstorend effect kunnen hebben op de soorten, niet mogen plaatsvinden zonder vergunning.
De Provinciale Ecologische Hoofdstructuur is een belangrijk sturend, ruimtelijk concept voor het herstellen, in stand houden en ontwikkelen van de natuur in Overijssel. De Provinciale Ecologische Hoofdstructuur moet in 2018 zijn ontwikkeld tot een ruimtelijk samenhangend, stabiel en duurzaam te behouden ecologisch systeem. Waar mogelijk wil de provincie ook de ecologische functie van de natuurgebieden binnen de Ecologische Hoofdstructuur combineren met recreatief medegebruik. Andere natuurdoelen uit het streekplan zijn:
ontwikkelen van grotere eenheden natuur en meer aaneengesloten natuur;
versterken van de interne samenhang van bestaande natuur- en bosgebieden;
realiseren van ecologische verbindingszones die kwalitatief hoogwaardige natuurgebieden en natuurlandschappen verbinden, resulterend in een samenhangend netwerk: de Provinciale Ecologische Hoofdstructuur;
scheppen van gunstige milieu- en wateromstandigheden;
verminderen van versnippering en verstoring.
SOORTENBESCHERMING
De soortenbescherming kent naast de wettelijke bescherming van de Flora- en faunawet een actieve soortenbescherming via onder andere de Rode lijsten. In de Flora- en faunawet is de soortenbescherming van de Habitatrichtlijn en Vogelrichtlijn geïmplementeerd.
Voor verschillende onderdelen van het plangebied is recentelijk ecologisch onderzoek ingesteld. In het navolgende wordt hiervan een korte weergave gegeven.
7.8 Vogel- en Habitatrichtlijn
Met de Vogel- en Habitatrichtlijngebieden levert Nederland een bijdrage aan een Europees netwerk van beschermde natuurgebieden. De Vogelrichtlijn is gericht op het beschermen van de in het wild levende vogelsoorten en op de instandhouding van de habitatten die het leefmilieu voor deze soorten vormen. De Habitatrichtlijn is gericht op het in stand houden van natuurlijke en halfnatuurlijke habitatten en bescherming van wilde flora en fauna.
Vorengenoemde gebieden worden ten westen van het plangebied aangetroffen. Rekening dient te worden gehouden met het afwegingskader dat op deze gebieden van toepassing is. Dit afwegingskader is namelijk niet alleen van toepassing op activiteiten binnen de richtlijngebieden, maar ook op activiteiten in de nabijheid hiervan (als deze gevolgen kunnen hebben voor de richtlijngebieden). Gesproken wordt van de externe werking.
Dit betekent in algemene zin dat bij nieuwe ontwikkelingen in of nabij de aangewezen gebieden wordt getoetst of de ingrepen significante gevolgen hebben op de waarden waarvoor het betreffende gebied is aangewezen. De afstand tot het dichtstbijzijnde Natura 2000-gebied is circa 4,5 km, dat is het Wierdense Veld. Daar zijn geen aanwezen faunasoorten. DIt gebied is aangewezen vanwege het veen.
Eelerwoude heeft het flora- en faunaonderzoek uitgevoerd voor Hellendoorn Noord, voor het gebied waar woningbouw gaat plaatsvinden. In het andere deel van het plangebied vinden geen wijzigingen plaats door dit bestemmingsplannen en is daarom niet onderzocht.
In het onderzoek (nr. P8102 d.d. 25-09-2017)
Uit het onderzoek is naar voren gekomen dat het plangebied onderdeel uitmaakt van het leefgebied van diverse zwaarder beschermde soorten, namelijk vleermuizen en huismus.
Als gevolg van de geplande werkzaamheden worden tijdelijke negatieve effecten verwacht en treedt verstoring op voor de gewone dwergvleermuis en huismus. Maatregelen zijn noodzakelijk om negatieve effecten te voorkomen of te beperken en om te allen tijde een verblijfplaats voor de beschermde soorten aan te bieden. Met de voorgenomen werkzaamheden wordt dan ook niet verwacht dat de gunstige staat van instandhouding van de gewone dwergvleermuis en huismus in het geding komt, vooral niet na het nemen van enkele maatregelen. Het verstoren van verblijfplaatsen van gewone dwergvleermuizen en huismus is wel ontheffing plichtig. Hiervoor dient een ontheffing aangevraagd te worden
Om een ontheffing te verkrijgen voor soorten waarvan de verblijfplaats jaarrond beschermd is moet:
- de gunstige staat van instandhouding gegarandeerd blijven
- invulling gegeven worden aan de zorgplicht
- voldaan worden aan een bij de wet genoemd belang
- er mogen geen alternatieven zijn.
Ten aanzien van de alternatieven is vooraf het volgende overwogen. Met dit bestemmingsplan wordt bereikt dat de voor Hellendoorn benodigde bebouwing, naar de huidige best mogelijke verkenning (Woonvisie), zich door efficiënt ruimtegebruik naar verwachting kan beperken tot alleen fase 1. Dat brengt met zich mee dat de gemeente Hellendoorn als uitgangspunt hanteert dat de aanvankelijk beoogde vervolgfasen (oostelijk Isakke/Höftediek) in principe niet meer van agrarische grond worden omgevormd naar stedelijk gebied. Die zone blijft daarmee kleinschalig agrarisch gebied met een enkele VAB-gerelateerde bedrijvigheid. Dat is ook een gunstige ontwikkeling voor de flora en faunawaarden. De vernieuwing die daarbij op en rond dat erf speelt, wordt in de context van de natuur en landschapswaarden waarop het onderzoek (P8102 betrekking heeft), gecombineerd met het aanbrengen van de nodige nest- en verblijfsruimte voor vogels en vleermuizen en het herstellen van oorspronkelijke maten- en flierenlandschap. Via herstel van de karakteristieke struweelbeplanting langs diverse weideperceelsgrenzen oostelijk van De Isakke. Deze samenhangende maatregelen zijn al eerder mede opgezet om ook van positieve invloed te zijn op de gunstige staat van de huismus en de vleermuizen.
Het efficiënte ruimtegebruik, waardoor nu alleen het gebied ten westen van de Isakke wordt bebouwd, brengt met zich mee dat één bestaande woning niet op verantwoorde wijze in de voorgenomen verkaveling te sparen is. Inderdaad speelt daarin een van de verblijfplaatsen voor vleermuizen en die van de huismus. Vanuit het beleidsveld natuur & landschap is echter afgewogen dat de toestand van deze woning, bij instandhouding, naar de huidige isolatiemaatstaven, toe is aan een grondige renovatie. Met in rede als een van de eerste maatregelen spouw- en dakisolatie, waarbij direct ook de onderhavige flora- en faunawaarden in het geding zullen komen.
Reden waarom het verantwoord veel beter wordt geacht om de gemeentelijke regie die samenhangt met onderhavige plangebied in te zetten voor de gunstige staat van instandhouding van de vleermuizen en de huismus. Daar komt bij dat de bestaande woningen aan de westzijde van de Ommerweg behouden blijven, die ook bijdragen in de gunstige instandhouding.
Dit zijn de redenen waarom het alternatief, handhaven van de bestaande woning, als de minst beste wordt gezien.
Deze gegevens moeten worden uitgewerkt in een projectplan. In het projectplan staat concreet welke werkzaamheden, wanneer, en op welke wijze worden uitgevoerd. Dit wordt aangevuld met een onderbouwing van de noodzaak van het project.
Een ontheffingsaanvraag moet worden ingediend bij de provincie Overijssel. Maximaal achttien weken na het indienen van de aanvraag wordt er een besluit genomen. Op dat besluit kunnen belanghebbenden nog bezwaar maken.
Concrete maatregelen die genomen moeten worden tijdens de werkzaamheden dienen vastgelegd te worden in een ecologisch werkprotocol. Hierin dienen eveneens de aanvullende voorwaarden verwerkt te worden die voortvloeien uit de ontheffingsaanvraag.
Stikstof
Er is een verkennende berekening uitgevoerd vanwege extra verkeersbewegingen op het gedeelte Ommerweg tussen de dierenkliniek en de Haersingel met de Aerius-calculator. Hieruit blijkt dat er geen natuurgebieden op zodanig korte afstand dat dit leidt tot rekenresultaten die hoger dan de drempelwaarde zijn. De stikstofbelasting op de omliggende natuurgebieden (Sallandse heuvelrug en Wierdense veld) is lager dan 0,05 mol stikstof per hectare.
7.9 Luchtkwaliteit
In Europees verband zijn normen vastgelegd voor de maximum concentratie van een aantal stoffen in de buitenlucht. Deze normen zijn voor de Nederlandse situatie sinds 15 november 2007 vastgelegd in de Wet luchtkwaliteit (voorheen het Besluit luchtkwaliteit 2005).
Deze wetgeving is vastgelegd in de Wet milieubeheer welke gelijktijdig is aangepast. Het doel van de luchtwetgeving is om mensen te beschermen tegen risico's van luchtverontreiniging. Het bevat luchtkwaliteitsnormen voor zwavel- en stikstofdioxide, stikstofoxiden, fijn stof, lood, koolmonoxide en benzeen.
De wet geeft aan op welke termijn de normen gelden en moeten worden gehaald en welke bestuursorganen verantwoordelijk zijn voor het halen van die normen. In Nederland dient elke ruimtelijke ontwikkeling te worden getoetst aan de luchtwetgeving.
Op basis van de nieuwe wetgeving is er een Algemene Maatregel van Bestuur vastgesteld die aangeeft welke ontwikkelingen als 'niet in betekenende mate' kunnen worden gezien zodat verdere toetsing aan de normen niet hoeft plaats te vinden. Zo is aangegeven dat de ontwikkeling van een woonwijk met maximaal 500 woningen zonder meer toelaatbaar wordt geacht. In dit plan worden 80-90 woningen toegevoegd.
De luchtwetgeving staat daarom de planologische procedure niet in de weg.
7.10 Duurzaamheid
Het (politieke) streven is het realiseren van een duurzame en aardgasloze wijk.
Op termijn zal wettelijk worden geregeld dat een gasaansluiting niet meer verplicht is. Er is een wet in voorbereiding die verplicht een woning aardgasloos te bouwen. Vanaf 2020 zal de EPC-norm waarschijnlijk 0 moeten zijn (nu 0,4). Dit heeft te maken met efficiënt omgaan van de energie in de woning.
De raad heeft in november 2016 een motie aangenomen om te onderzoeken of (een deel van) de woonwijk in Hellendoorn Noord duurzaam kan worden aangelegd en of het gasloos kan worden aangelegd. Ook is uitgesproken dat 'nul-op-de-meter-woningen zo goed mogelijk moeten worden gefaciliteerd.
Voor het onderzoeken van de duurzaamheidsmogelijkheden is bureau Loo ingeschakeld. Daarbij was het belangrijk om te bekijken wat er mogelijk is en de volgende stap: wat wil de gemeente Hellendoorn als ambtitieniveau. Daarbij is belangrijk wat er past bij Hellendoorn.
landschappelijke inpassing
Er zijn verschillende mogelijkheden met verschil in ambitie:
- een basisambitie, waarbij wordt voldaan aan wettelijke normen
- een Klimaat-ready ambitie: de wijk wordt zoveel mogelijk gasloos en energieneutraal ontwikkeld. Er wordt geanticipeerd op wet- en regelgeving. De bewoners worden gestimuleerd om toekomstbestendige woningen te bouwen.
- een Voorbeeldwijk: een maximale duurzame voorbeeldwijk, waarbij de energie maar ook de materialen, het groen, wateradaptatie veel aandacht krijgen.
Het eindrapport (zie bijlage 1) geeft inzicht in de mogelijkheden, ambities en gevolgen met betrekking tot duurzaamheid. In het rapport zijn mogelijkheden en maatregelen opgenomen, bv. het gebruik van overstekken aan een woning i.v.m. energieverbruik, het benutten van hemelwater, aanleg van groen in de wijk.
De gemeente Hellendoorn heeft gekozen voor de Klimaat-ready ambitie.
Paragraaf 6.1 ging in op de stedenbouwkundige schets en bekeken is of de verkaveling uit 2006 nog actueel en wenselijk is. Mede vanuit het traject van duurzaamheid is het stedenbouwkundige plan opnieuw beoordeeld, waarbij alle disciplines zijn bekeken. Gekeken is naar het inpassen van de nieuwe wijk in het landschap, het behoud van bestaande bomen, de opvang van hemelwater in de wijk, de ligging van de kavels voor het kunnen gebruiken van zonnepanelen.
Vanuit de keuze voor de Klimaat-ready ambitie kunnen alle randvoorwaarden voor een toekomstbestendige wijk worden gerealiseerd en de bewoners hebben de keuze hoe ze omgaan met de duurzaamheid. Deze ambitie is passend bij Hellendoorn. Duurzaamheid is belangrijk, maar ook de eigen verantwoordelijkheid van de inwoners. Bewoners zullen worden gestimuleerd duurzame maatregelen te treffen in en om het huis.
Het uitgangspunt het scheppen van voorwaarden voor toekomstbestendige/ duurzame woningen. De gemeente geeft daarin het goede voorbeeld.
Het stedenbouwkundige plan biedt de randvoorwaarden voor de toekomstige bewoners om een energieneutrale woning te bouwen.
De gemeente zal een actieve rol vervullen in informatievoorziening over het realiseren van een duurzame woning.
7.11 Overige aspecten
De overige belastende en gevoelige functies genoemd in de Inspectiewijzer bestemmingsplannen:
luchtverkeer;
spoorweglawaai;
bedrijven/bedrijfsterreinen: lucht;
specifieke bedrijven met inspectierichtlijnen;
niet-agrarische bedrijvigheid in het buitengebied;
veehouderij: verzuring;
glastuinbouw, fruitkwekerijen en vollegrondtuinbouw;
lawaaisporten;
hogedruk aardgastransportleidingen;
brandstofleidingen;
RWZI's, AVI's en stortlocaties;
windturbines;
milieubeschermingsgebieden;
kwaliteit van het aanlegvergunningenstelsel;
mobiliteit;
zijn niet van toepassing en ontbreken derhalve in deze toelichting.
HOOFDSTUK 8 Economische uitvoerbaarheid
Dit plan heeft in de eerste plaats met name tot doel de bestaande situatie te actualiseren. De kosten voor het opstellen van dit plan komen voor rekening van de gemeente.
De kosten voor het ontwikkelen van deze wijk zijn voor rekening van de gemeente Hellendoorn.
PLANSCHADEOVEREENKOMST
De enige kosten die verder uit dit plan kunnen voortvloeien, zijn planschadekosten. Deze zijn op voorhand niet uit te sluiten. De gemeente zal daarom bij iedere aanvraag bezien of planschade mogelijk is. Indien dit het geval kan zijn, zal met de belanghebbende aanvrager een overeenkomst worden gesloten, zoals bedoeld in artikel 6.4a van de Wet ruimtelijke ordening (Wro). Daarmee kan worden voorkomen dat de gemeenschap voor de planschadekosten moet opdraaien die worden gemaakt in het belang van de aanvrager.
GEEN EXPLOITATIEPLAN
Een exploitatieplan is voor dit bestemmingsplan niet nodig. Mochten zich in de toekomst toch ontwikkelingen voordoen waarbij de gemeente kosten moet maken, dan zullen die uitsluitend onder de wijzigingsbevoegdheden vallen. Er zal dan eerst worden bezien of een kostenverhaalsovereenkomst kan worden gesloten. In het uiterste geval kan worden overwogen om bij wijzigingsbevoegdheden een exploitatieplan vast te stellen. Dat is geen uitgangspunt en gezien de ontwikkelingsmogelijkheden niet de verwachting.
HOOFDSTUK 9 Inspraak en overleg
In het "Eindverslag inspraakreacties en reacties vooroverleg (art. 3.1.1 Bro) Voorontwerpbestemmingsplan Hellendoorn Noord 2017" zijn de resultaten van de inspraak en het wettelijk overleg vastgelegd.