In deze regels wordt verstaan onder:
1.1 het plan:
het bestemmingsplan ‘Buitengebied Hardenberg, De Korte Slagenweg 6, Lutten’ van
de gemeente Hardenberg
1.2 bestemmingsplan:
de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand
NL.IMRO.0160.0000BP00338-VG01 met de bijbehorende regels (en eventuele
bijlagen);
1.3 aan-huis-gebonden beroep:
administratieve, juridische, medische, therapeutische, kunstzinnige, vastgesteldtechnische
en daarmee gelijk te stellen beroepen, die door hun beperkte omvang in een
wooneenheid en daarbij behorende gebouwen, met behoud van de woonfunctie kunnen
worden uitgeoefend en die een ruimtelijke uitwerking of uitstraling hebben die met de
woonfunctie in overeenstemming is;
1.4 aanduiding:
een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar
ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het
bebouwen van deze gronden;
1.5 aanduidingsgrens:
de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;
1.6 ander bouwwerk:
een bouwwerk, geen gebouw en geen windturbine zijnde;
1.7 archeologisch onderzoek:
in een schriftelijke rapportage vastgelegd bureau- en/of veldonderzoek naar de
materiële neerslag van menselijke aanwezigheid en menselijk handelen in het
verleden;
1.8 archeologische monumentenzorg:
zorg die zich richt op het optimaal beheer van de bodem als unieke bron van informatie
over de geschiedenis van Nederland;
1.9 archeologische waarde:
de aan een gebied toegekende waarden in verband met de kennis en studie van de in
dat gebied voorkomende overblijfselen van menselijke aanwezigheid of activiteit in het
verleden, ten minste ouder dan 50 jaar;
1.10 bebouwing:
een of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde;
1.11 bebouwingspercentage:
de oppervlakte van de bebouwing binnen het bouwvlak of het bestemmingsvlak indien
daarin geen bouwvlak voorkomt, uitgedrukt in een percentage van de oppervlakte van
dat bouwvlak respectievelijk bestemmingsvlak;
1.12 bed and breakfast:
het tegen betaling aanbieden van toeristisch en kortdurend verblijf en ontbijt.
Permanente bewoning van een bed and breakfast in een bijgebouw of bedrijfsgebouw
is niet toegestaan;
1.13 bestaand(e) aantal, afmeting, afstand, bedrijf, bouwhoogte, bouwwerk,
goothoogte, inhoud, inrichting, object, oppervlakte, plaats, situatie en vorm:
aantal, afmeting, afstand, bedrijf, bouwhoogte, bouwwerk, goothoogte, inhoud,
inrichting, object, oppervlakte, plaats, situatie of vorm, zoals dat of die rechtens bestaat
op het tijdstip van terinzagelegging van het vastgesteld van het plan, dan wel nadien
krachtens een omgevingsvergunning, waarvoor de aanvraag is ingediend voor dat
tijdstip, kan worden gerealiseerd;
1.14 bestemmingsgrens:
de grens van een bestemmingsvlak;
1.15 bestemmingsvlak:
een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;
1.16 bijbehorend bouwwerk:
een uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde
perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd
gebouw, of een ander bouwwerk, met een dak;
1.17 bijgebouw:
een gebouw dat in ruimtelijk opzicht ondergeschikt is aan een op hetzelfde bouwperceel
gelegen hoofdgebouw;
1.18 boerderijkamer:
(een deel van) een (voorheen) agrarisch gebruikt gebouw dat blijvend wordt gebruikt
voor recreatief nachtverblijf in kamers, al dan niet in combinatie met een dagverblijf. De
oppervlakte van een zelfstandige boerderijkamer mag niet meer bedragen dan 50 m2
en van de boerderijkamers in totaal niet meer dan 200 m2. Het aantal slaapplaatsen
mag niet meer bedragen dan 15, vrijstaande appartementen c.q. huisjes zijn niet
toegestaan;
1.19 bouwen:
het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het
vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen
of veranderen van een standplaats;
1.20 bouwperceel:
een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar
behorende bebouwing is toegelaten;
1.21 bouwvlak:
een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de
regels bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen gebouw zijnde, zijn toegestaan;
1.22 bouwwerk:
elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij
direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of
op de grond;
1.23 brutovloeroppervlakte:
de vloeroppervlakte van alle voor mensen toegankelijke ruimten binnen een gebouw;
1.24 erf:
al dan niet bebouwd perceel, of een gedeelte daarvan, dat direct is gelegen bij een
hoofdgebouw en dat in feitelijk opzicht is ingericht ten dienste van het gebruik van dat
gebouw;
1.25 gebouw:
elk bouwwerk, met uitzondering van windturbines, dat een voor mensen toegankelijke,
overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;
1.26 hoofdgebouw:
een gebouw, of gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de
geldende of toekomstige bestemming van een perceel en, indien meer gebouwen op het
perceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming het belangrijkst is;
1.27 hoofdverblijf:
een gebouw of een gedeelte van een gebouw, dat naar constructie en inrichting geschikt
is voor de permanente huisvesting van één persoon, een gezin of een hiermee gelijk te
stellen groep personen;
1.28 huishouden:
één of meer personen die op hetzelfde adres wonen en een economisch-consumptieve
eenheid vormen;
1.29 omgevingsvergunning:
een vergunning als bedoeld in de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo);
1.30 opgraving:
archeologische maatregel waarbij een aangetroffen en gewaardeerde vindplaats ex situ
wordt behouden;
1.31 overkapping:
een bouwwerk, geen gebouw zijnde, dat dient ter overdekking en niet, of slechts met
één wand is omgeven;
1.32 peil:
- voor een bouwwerk waarvan de hoofdtoegang direct aan een weg grenst: de hoogte van die weg ter plaatse van die hoofdtoegang;
- voor een bouwwerk op een perceel, waarvan de hoofdtoegang niet direct aan de weg grenst: de gemiddelde hoogte van het aan het bouwwerk aansluitende afgewerkte terrein;
- het peil zoals door of namens burgemeester en wethouders is bepaald;
1.33 permanente bewoning:
bewoning van een ruimte als hoofdverblijf, waarbij door betrokkene(n) niet aannemelijk
is of kan worden gemaakt dat elders daadwerkelijk over een hoofdverblijf wordt beschikt;
1.34 ruimtelijk kwaliteitsplan:
een plan dat beschrijft op welke wijze het erf landschappelijk gezien is ingepast in zijn
omgeving, hoe de sterke gebiedskenmerken worden doorvertaald in de inrichting van
het erf en hoe de nieuwe ontwikkeling op het erf en waar nodig compenserende
maatregelen elders, bijdragen aan het versterken van de ruimtelijke kwaliteit in de
omgeving;
voor het bepalen van de sterke gebiedskenmerken moet gebruik gemaakt worden van
de tabellen in de Landschap Identiteit Kaarten (LIK's), waarin de sterke
gebiedskenmerken per (deel)gebied zijn beschreven; de relevante LIK maakt als bijlage
2 onderdeel uit van de regels;
1.35 ruimtelijke kwaliteit:
het resultaat van menselijk handelen en natuurlijke processen dat de ruimte geschikt
maakt en houdt voor wat voor mens, plant en dier belangrijk is;
1.36 statische opslag:
opslag van goederen en producten die geen regelmatige verplaatsing behoeven, zonder
dat deze ter plaatse bewerkt, verwerkt, gerepareerd of verhandeld worden; uitgezonderd
de opslag van gevaarlijke stoffen;
1.37 voorgevel:
de naar de weg gekeerde of aan de voorzijde van een gebouw gelegen gevel of, indien
het een gebouw betreft met meerdere zodanige gevels, de gevel die kennelijk als
zodanig moet worden aangemerkt;
1.38 voorgevelrooilijn:
de lijn die horizontaal loopt door het buitenwerks vlak van de voorgevel van het
hoofdgebouw, tot aan de perceelsgrenzen.
1.39 waarde archeologie 3, 4 en 5:
door burgemeester en wethouders aangewezen terrein waarvan op grond van
historische gegevens of door archeologische vondsten en onderzoek vermoed wordt dat
het van algemeen belang is wegens zijn betekenis voor de archeologische
monumentenzorg;
1.40 waterpeil:
de hoogte (het niveau) van de waterspiegel gemeten naar NAP op het moment van
aanvraag van de vergunning of bestemmingswijziging. Dit kan betrekking hebben op
zowel oppervlaktewater als grondwater;
1.41 wooneenheid:
een complex van ruimten volgens aard en indeling geschikt en bestemd voor de
huisvesting van een afzonderlijk huishouden;